Of een verhaal een goed verhaal is, hangt in grote mate af van het einde. De dialogen kunnen nog zo goed zijn, de actie spannend, de karakters realistisch - als het einde niet ‘klopt’ stelt dat allemaal weinig voor. Dan loopt de filmkijker teleurgesteld de bioscoop uit, en legt de lezer teleurgesteld zijn boek weg. In het einde van een verhaal komen de lijnen in het plot tot hun conclusie, het mysterie wordt opgelost, het kwaad wordt bestraft, het complot wordt ongedaan gemaakt, de geliefden vallen elkaar in de armen. De spanning die in het plot is opgebouwd - waar de dialogen, de actie en de karakters deel van uitmaken - wordt opgelost. En vaak op een verrassende manier, die de lezer of kijker niet had kunnen voorspellen. Dit wordt ‘denouement’ genoemd. Dan Allender schrijft in To Be Told: ‘Denouement is the rest that comes when all the disparate plot lines of a story, gnarled and taut, have been untied, and an order comes has come about that brings a new moment of shalom ...”
Een goed verhaal kan niet zonder denouement. Als ik een verhaal schrijf, verzin ik daarom eerst het einde. Sterker nog, het eerste idee dat ik heb voor een verhaal, is vaak de ontknoping. Het enige dat ik dan nog hoef te verzinnen is hoe ik die ontknoping inleidt. Als ik schrijf werk ik toe naar dat moment dat ik mijn eerste idee kan uitwerken, als mijn karakters op het punt zijn dat ik ze eindelijk kan laten meemaken wat mijn oorspronkelijke bedoeling voor ze was. Ik vind dat eigenlijk een van de leukste momenten van het schrijven - ik kijk er echt naar uit. Het is leuk om ook echt te kunnen opschrijven wat je altijd al van plan was. Een goed einde maakt een verhaal niet alleen de moeite waard om te lezen, maar ook om te schrijven.
Dat geldt natuurlijk ook voor de verhalen waar wij in leven: ons persoonlijke verhaal, het verhaal van Jezus, en het Verhaal van de Werkelijkheid. Eerder in deze serie beschreef ik dat deze drie verhalen eigenlijk een enkel geheel vormen. Zoals bij de wiskundige figuur van de fractal kun je op verschillende niveau’s kijken, en toch dezelfde vorm herkennen. De Bijbel zegt bijvoorbeeld dat de Goddelijke Volheid in Jezus aanwezig was (Kolossenzen 1:19). Het Grote Verhaal kwam volledig tot expressie in hem, wie Hem zag had de Vader gezien. Maar de Bijbel zegt ook dat Jezus in ons aanwezig is. Zijn verhaal komt tot expressie in ons, het is zijn leven in ons dat ons verandert en ons vrucht doet dragen. En andersom: de Bijbel zegt dat wij samen het lichaam van Christus zijn - dat wij Jezus zichtbaar maken in de wereld, dat wij zijn handen en voeten zijn. Dat door ons heen zijn bedoeling werkelijkheid wordt. En een stap hoger: dat door Jezus’ dood en opstanding het Koninkrijk van God verschijnt, dat zijn leven het begin is van de verwerkelijking van Gods Verhaal, dat alle dingen zijn in Hem, door Hem en tot Hem. Kortom - het is een en hetzelfde verhaal. En ook dit verhaal staat of valt met het einde.
Wat het einde is van Gods verhaal, blijkt uit de verhalen die Jezus daar over vertelt: het is de volledige verschijning van Gods koninkrijk - waarin alle mensen en alle dingen van God hun ware naam ontvangen, en uitleven welke betekenis ze van God hebben gekregen. Het is de tijd van de wederoprichting van alle dingen, de vernieuwing waar de profeten al over spraken, waarbij alles zijn oorspronkelijke plek terugkrijgt. De plek waartoe het bedoeld was als schepsel, namelijk een positie als geliefde van God. Scheppen is immers liefhebben, en bestaan is geliefd zijn door God. En God heeft alles en iedereen op een unieke manier lief. Daaraan ontlenen wij onze identiteit. En omdat Gods liefde eeuwig is, zal ook onze identiteit eeuwig zijn. We zullen zijn geliefden zijn, voor eeuwig en altijd. Elke smet die op ons lag, elke leugen waardoor we Gods liefde betwijfelden, elke vorm van haat en zelfzucht waarmee we ons eigen verhaal centraal stelden, zal oplossen als sneeuw voor de zon. Alleen het ware, het echte zal overblijven. Voor de namaakglorie van alternatieve verhalen zal geen plek zijn. Het is niet afhankelijk van onze inspanning of onze prestaties. God zal alles zijn en in allen.
Deze kosmische overwinning van de waarheid op de leugen, van het licht op de duisternis, van glorie door zwakheid heen, wordt zichtbaar in het verhaal van Jezus. Zijn opstanding is - in een enkel persoon, op een enkele plek in de wereld, in een specifieke tijd - een expressie van het einde van het verhaal dat in God al ‘ja en amen’ is. Hij onderging de gevolgen van het kwaad tot het uiterste, en accepteerde de vernedering tot in de dood. Maar op dat duisterste moment werd hij gered door de God in wie hij vertrouwde. Op het punt waar hij zelf niets meer kon bijdragen aan zijn toekomst, waar hij geen enkele invloed meer kon uitoefenen, waarbij alleen verval en afbraak nog mogelijk waren, blies God hem nieuw leven in. Hij had tijdens zijn leven afgezien van het gebruik van zijn macht ten gunste van zichzelf, hij zag daar ook in de dood van af. Hij stond niet uit het graf op door eigen kracht, zoals we bij ons in de kerk wel eens zongen (‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem ...’), maar door de kracht van God. Hij kon het nieuwe leven alleen maar als geschenk ontvangen.
En het einde van Jezus’ verhaal, zijn opstanding en verheerlijking, blijkt vervolgens ook het einde te zijn van onze levensverhalen. Als we toegeven dat wij dood zijn in onze overtredingen en misdaden, als we erkennen dat we uit eigen kracht niets kunnen bijdragen aan de voltooiing van Gods bedoeling in de wereld, zullen we met Jezus uit de dood opstaan. Volgens de kerkvaders roofde Jezus de hel leeg. Doordat Jezus mens werd, en zich met ons identificeerde, tot in de dood, werden wij voor eens en altijd met hem verbonden. Hij nam onze levensverhalen op in het zijne. En wat God voor Hem deed door hem nieuw leven te geven, doet God ook voor ons. We worden hersteld. We worden wie God al voor de eeuwigheid had gezegd dat we zouden zijn. We leven, ook al sterven we. We bevinden ons nu nog voor het einde van het verhaal, en de donkerste dalen, de zwaarste strijd en de moeilijkste beproeving moeten misschien nog komen. Maar omdat het Verhaal van Jezus nu ook ons verhaal is geworden, weten we waar we naar uit kunnen kijken. Dit is de belofte van de opstanding, de zekerheid dat ons verhaal niet eindigt in een tragedie, maar in een ‘eucatastrofe’ - een plotselinge wending ten goede, die niet door ons tot stand kon worden gebracht. En soms zien we al hier en nu glimpjes van dat ‘happy end’. Alles waar we nu van genieten, elk voorbeeld van schoonheid, intimiteit en avontuur dat nu op ons pad komt, is een voorproefje van de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.
Ook voor ons geldt echter dat wij het einde van het verhaal alleen als geschenk kunnen ontvangen. Het hangt niet van ons af. Het ‘happy end’ komt er - daar kunnen wij niets aan veranderen. Het is namelijk niet ons verhaal, maar Gods verhaal. God speelt geen rol in ons verhaal. Hij is er zelfs niet de regisseur van. Wij zijn opgenomen in het verhaal van God. Hij is de held, hij behaalt de overwinning. Wij zijn bijrolspelers. Wij zijn de geliefde van de held, die zich alleen maar hoeft te laten redden. Die niet anders kan dan haar hand uitsteken en zich uit het moeras te laten trekken. Die niet zelf de vijand hoeft te verslaan, maar aan het eind zich opgelucht in de armen van haar redder kan storten. En met hem de zonsopgang tegemoet kan rijden, zonder zich ooit nog zorgen te maken over haar levensonderhoud en haar veiligheid. Ons leven is ten diepste een liefdesverhaal. Zoals G.K. Chesterton zegt: ‘Romance is the deepest thing in life; romance is deeper even than reality’. Wij zullen door de held worden gered. Hij zal ons het hof maken, ons voor zich winnen. Hij achtervolgt ons, ook als wij hem afwijzen. Hij geeft alles wat hij heeft, zelfs zijn eigen leven, om ons te overtuigen van zijn liefde. Hij bekleedt ons met de witte klederen van de gerechtigheid, als we alleen nog maar gescheurde vodden droegen. En hij neemt ons mee naar het huis van zijn vader, met de vele woningen, dat hij voor ons heeft toebereid. En ze leefden nog lang en gelukkig. Niet alleen wij kijken naar dit gelukkige einde uit - de hele schepping is als in barensweeen, terwijl ze uitkijkt naar de openbaring van de kinderen van God in al hun vrijheid en luister. De Vader, de Zoon en de Geest begeren vurig om het paasmaal te delen met hun geliefden. De held zelf verlangt naar de bruiloft aan het eind van de tijd, het huwelijk van het lam. Het einde van het verhaal wordt, zoals dat van de beste verhalen, gekenmerkt door de vreugde van de bruidegom. Aan dit glorieuze feest zal nooit meer een einde komen. Het zal zo mooi zijn dat het al onze verhalen, hoe grimmig ook, uiteindelijk de moeite van het leven waard maakt.
Er is voor ons dus niets om bang voor te zijn. Ik las vroeger wel eens zogenaamde evangelisatietraktaatjes waarin werd betoogd dat wij uiteindelijk de film van ons leven te zien zouden krijgen. Dan zou tot in detail zichtbaar worden op welke punten we tekortschoten, waar we toegaven aan verleiding, op welke punten we niet Gods plan voor ons leven vervulden. Alle fouten, alle schijnheiligheid zou openbaar worden gemaakt. En niet alleen voor ons, de film zou publiekelijk worden vertoond. Onze diepste zwarte geheimen zouden voor iedereen bloot komen te liggen. De gedachte erachter was dat we nu dus ons best moesten doen om goed te leven, zodat we ons in de eeuwigheid niet zouden hoeven schamen. Maar tegen de tijd dat ik die foldertjes las, was ik me al genoeg bewust van mijn tekortkomingen, om te weten dat mijn verhaal een teleurstellende vertoning zou worden. Ik zou mijn handen voor mijn ogen moeten slaan en zou de hele eeuwigheid lang niemand meer onder ogen durven komen. Als het verhaal van mijn leven van mij afhangt, is het een tragedie.
Maar de schrijvers van dit evangelisatiemateriaal hadden het bij het verkeerde eind. De film die in de eeuwigheid vertoond zal worden is niet die van ons leven. Het gaat niet om ons verhaal. Wat op het hemelse bioscoopscherm te zien zal zijn, is het Verhaal van de Held. Het is het verhaal van Christus, die grote, epische romance, waar onze verhalen stuk voor stuk in zijn opgenomen. En dat verandert de zaak. Want van dat verhaal weten we dat het goed afloopt. We weten dat het een glorieus einde heeft, dat alle losse draden op een bevredigende manier bij elkaar brengt, en dat de held en zijn geliefde bij elkaar brengt in een bruiloft. En onze verhalen, ongeacht onze fouten, onze tekortkomingen, onze schaamte, zullen aan dat gelukkige einde bijdragen. Hoe dan ook. Ons falen zal alleen maar het succes van de held indrukwekkender maken. Ons ongeduld zal alleen maar laten zien hoe geduldig de hoofdpersoon is. Ons verraad illustreert alleen maar hoe vergevingsgezind de bruidegom is. Onze zwakheid biedt onze redder alleen de gelegenheid zijn zorgzaamheid te laten zien. En onze ontrouw stelt de vergevingsgezindheid van Jezus alleen maar in een sterker daglicht.
Ik moet denken aan de verfilming van The Fellowship of the Ring, die deze winter tien jaar geleden uitkwam. In de film bezwijkt Boromir voor de verleiding van de ene ring. Maar het verraad van Boromir maakt de film niet slechter. Dat komt omdat Boromir niet de held is. De toekomstige koning Aragorn is de held. En waar het verhaal om draait is dat hij Boromir vergeving schenkt, in een van de prachtigste scenes uit de trilogie. Het verraad van Boromir laat het karakter van Aragorn nog beter uitkomen. Sterker nog, zonder deze duistere episode zou het een veel oppervlakkigere film zijn geweest. Het einde, dat moment van vergeving, geeft het falen van de bijrolspeler een heel andere betekenis. Wat eens slecht, duister en beschamend leek, werd een bron van glorie. Hetzelfde geldt voor onze levens. Het einde van het Verhaal van Jezus, de heilige romance, is wat onze levens betekenis geeft. Het is niet ons falen, onze zwakheid, onze mislukking, dat de betekenis van ons leven bepaalt. Gelukkig niet. Wij zijn niet de held. Jezus is de held. De film die tot in eeuwigheid getoond zal worden, is de zijne. Dat betekent niet alleen dat wij ons dan niet zullen hoeven schamen, nergens voor, het betekent dat wij ons nu ook al niet hoeven schamen. Onze betekenis wordt ons nu al, op dit moment, gegeven door het Grote Verhaal waarin we leven. Het Verhaal van God. Dus kunnen we met Paulus zeggen: “Ik laat mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk” (2 Korintiers 12:9,10).
Is dit niet het beste einde dat mogelijk is? Is dit niet een slot om naar uit te kijken? Is dit niet een verhaal om in te willen leven? In het laatste deel van deze serie wil ik terugkomen op het thema van het verlangen.
Een goed verhaal kan niet zonder denouement. Als ik een verhaal schrijf, verzin ik daarom eerst het einde. Sterker nog, het eerste idee dat ik heb voor een verhaal, is vaak de ontknoping. Het enige dat ik dan nog hoef te verzinnen is hoe ik die ontknoping inleidt. Als ik schrijf werk ik toe naar dat moment dat ik mijn eerste idee kan uitwerken, als mijn karakters op het punt zijn dat ik ze eindelijk kan laten meemaken wat mijn oorspronkelijke bedoeling voor ze was. Ik vind dat eigenlijk een van de leukste momenten van het schrijven - ik kijk er echt naar uit. Het is leuk om ook echt te kunnen opschrijven wat je altijd al van plan was. Een goed einde maakt een verhaal niet alleen de moeite waard om te lezen, maar ook om te schrijven.
Dat geldt natuurlijk ook voor de verhalen waar wij in leven: ons persoonlijke verhaal, het verhaal van Jezus, en het Verhaal van de Werkelijkheid. Eerder in deze serie beschreef ik dat deze drie verhalen eigenlijk een enkel geheel vormen. Zoals bij de wiskundige figuur van de fractal kun je op verschillende niveau’s kijken, en toch dezelfde vorm herkennen. De Bijbel zegt bijvoorbeeld dat de Goddelijke Volheid in Jezus aanwezig was (Kolossenzen 1:19). Het Grote Verhaal kwam volledig tot expressie in hem, wie Hem zag had de Vader gezien. Maar de Bijbel zegt ook dat Jezus in ons aanwezig is. Zijn verhaal komt tot expressie in ons, het is zijn leven in ons dat ons verandert en ons vrucht doet dragen. En andersom: de Bijbel zegt dat wij samen het lichaam van Christus zijn - dat wij Jezus zichtbaar maken in de wereld, dat wij zijn handen en voeten zijn. Dat door ons heen zijn bedoeling werkelijkheid wordt. En een stap hoger: dat door Jezus’ dood en opstanding het Koninkrijk van God verschijnt, dat zijn leven het begin is van de verwerkelijking van Gods Verhaal, dat alle dingen zijn in Hem, door Hem en tot Hem. Kortom - het is een en hetzelfde verhaal. En ook dit verhaal staat of valt met het einde.
Wat het einde is van Gods verhaal, blijkt uit de verhalen die Jezus daar over vertelt: het is de volledige verschijning van Gods koninkrijk - waarin alle mensen en alle dingen van God hun ware naam ontvangen, en uitleven welke betekenis ze van God hebben gekregen. Het is de tijd van de wederoprichting van alle dingen, de vernieuwing waar de profeten al over spraken, waarbij alles zijn oorspronkelijke plek terugkrijgt. De plek waartoe het bedoeld was als schepsel, namelijk een positie als geliefde van God. Scheppen is immers liefhebben, en bestaan is geliefd zijn door God. En God heeft alles en iedereen op een unieke manier lief. Daaraan ontlenen wij onze identiteit. En omdat Gods liefde eeuwig is, zal ook onze identiteit eeuwig zijn. We zullen zijn geliefden zijn, voor eeuwig en altijd. Elke smet die op ons lag, elke leugen waardoor we Gods liefde betwijfelden, elke vorm van haat en zelfzucht waarmee we ons eigen verhaal centraal stelden, zal oplossen als sneeuw voor de zon. Alleen het ware, het echte zal overblijven. Voor de namaakglorie van alternatieve verhalen zal geen plek zijn. Het is niet afhankelijk van onze inspanning of onze prestaties. God zal alles zijn en in allen.
Deze kosmische overwinning van de waarheid op de leugen, van het licht op de duisternis, van glorie door zwakheid heen, wordt zichtbaar in het verhaal van Jezus. Zijn opstanding is - in een enkel persoon, op een enkele plek in de wereld, in een specifieke tijd - een expressie van het einde van het verhaal dat in God al ‘ja en amen’ is. Hij onderging de gevolgen van het kwaad tot het uiterste, en accepteerde de vernedering tot in de dood. Maar op dat duisterste moment werd hij gered door de God in wie hij vertrouwde. Op het punt waar hij zelf niets meer kon bijdragen aan zijn toekomst, waar hij geen enkele invloed meer kon uitoefenen, waarbij alleen verval en afbraak nog mogelijk waren, blies God hem nieuw leven in. Hij had tijdens zijn leven afgezien van het gebruik van zijn macht ten gunste van zichzelf, hij zag daar ook in de dood van af. Hij stond niet uit het graf op door eigen kracht, zoals we bij ons in de kerk wel eens zongen (‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem ...’), maar door de kracht van God. Hij kon het nieuwe leven alleen maar als geschenk ontvangen.
En het einde van Jezus’ verhaal, zijn opstanding en verheerlijking, blijkt vervolgens ook het einde te zijn van onze levensverhalen. Als we toegeven dat wij dood zijn in onze overtredingen en misdaden, als we erkennen dat we uit eigen kracht niets kunnen bijdragen aan de voltooiing van Gods bedoeling in de wereld, zullen we met Jezus uit de dood opstaan. Volgens de kerkvaders roofde Jezus de hel leeg. Doordat Jezus mens werd, en zich met ons identificeerde, tot in de dood, werden wij voor eens en altijd met hem verbonden. Hij nam onze levensverhalen op in het zijne. En wat God voor Hem deed door hem nieuw leven te geven, doet God ook voor ons. We worden hersteld. We worden wie God al voor de eeuwigheid had gezegd dat we zouden zijn. We leven, ook al sterven we. We bevinden ons nu nog voor het einde van het verhaal, en de donkerste dalen, de zwaarste strijd en de moeilijkste beproeving moeten misschien nog komen. Maar omdat het Verhaal van Jezus nu ook ons verhaal is geworden, weten we waar we naar uit kunnen kijken. Dit is de belofte van de opstanding, de zekerheid dat ons verhaal niet eindigt in een tragedie, maar in een ‘eucatastrofe’ - een plotselinge wending ten goede, die niet door ons tot stand kon worden gebracht. En soms zien we al hier en nu glimpjes van dat ‘happy end’. Alles waar we nu van genieten, elk voorbeeld van schoonheid, intimiteit en avontuur dat nu op ons pad komt, is een voorproefje van de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden.
Ook voor ons geldt echter dat wij het einde van het verhaal alleen als geschenk kunnen ontvangen. Het hangt niet van ons af. Het ‘happy end’ komt er - daar kunnen wij niets aan veranderen. Het is namelijk niet ons verhaal, maar Gods verhaal. God speelt geen rol in ons verhaal. Hij is er zelfs niet de regisseur van. Wij zijn opgenomen in het verhaal van God. Hij is de held, hij behaalt de overwinning. Wij zijn bijrolspelers. Wij zijn de geliefde van de held, die zich alleen maar hoeft te laten redden. Die niet anders kan dan haar hand uitsteken en zich uit het moeras te laten trekken. Die niet zelf de vijand hoeft te verslaan, maar aan het eind zich opgelucht in de armen van haar redder kan storten. En met hem de zonsopgang tegemoet kan rijden, zonder zich ooit nog zorgen te maken over haar levensonderhoud en haar veiligheid. Ons leven is ten diepste een liefdesverhaal. Zoals G.K. Chesterton zegt: ‘Romance is the deepest thing in life; romance is deeper even than reality’. Wij zullen door de held worden gered. Hij zal ons het hof maken, ons voor zich winnen. Hij achtervolgt ons, ook als wij hem afwijzen. Hij geeft alles wat hij heeft, zelfs zijn eigen leven, om ons te overtuigen van zijn liefde. Hij bekleedt ons met de witte klederen van de gerechtigheid, als we alleen nog maar gescheurde vodden droegen. En hij neemt ons mee naar het huis van zijn vader, met de vele woningen, dat hij voor ons heeft toebereid. En ze leefden nog lang en gelukkig. Niet alleen wij kijken naar dit gelukkige einde uit - de hele schepping is als in barensweeen, terwijl ze uitkijkt naar de openbaring van de kinderen van God in al hun vrijheid en luister. De Vader, de Zoon en de Geest begeren vurig om het paasmaal te delen met hun geliefden. De held zelf verlangt naar de bruiloft aan het eind van de tijd, het huwelijk van het lam. Het einde van het verhaal wordt, zoals dat van de beste verhalen, gekenmerkt door de vreugde van de bruidegom. Aan dit glorieuze feest zal nooit meer een einde komen. Het zal zo mooi zijn dat het al onze verhalen, hoe grimmig ook, uiteindelijk de moeite van het leven waard maakt.
Er is voor ons dus niets om bang voor te zijn. Ik las vroeger wel eens zogenaamde evangelisatietraktaatjes waarin werd betoogd dat wij uiteindelijk de film van ons leven te zien zouden krijgen. Dan zou tot in detail zichtbaar worden op welke punten we tekortschoten, waar we toegaven aan verleiding, op welke punten we niet Gods plan voor ons leven vervulden. Alle fouten, alle schijnheiligheid zou openbaar worden gemaakt. En niet alleen voor ons, de film zou publiekelijk worden vertoond. Onze diepste zwarte geheimen zouden voor iedereen bloot komen te liggen. De gedachte erachter was dat we nu dus ons best moesten doen om goed te leven, zodat we ons in de eeuwigheid niet zouden hoeven schamen. Maar tegen de tijd dat ik die foldertjes las, was ik me al genoeg bewust van mijn tekortkomingen, om te weten dat mijn verhaal een teleurstellende vertoning zou worden. Ik zou mijn handen voor mijn ogen moeten slaan en zou de hele eeuwigheid lang niemand meer onder ogen durven komen. Als het verhaal van mijn leven van mij afhangt, is het een tragedie.
Maar de schrijvers van dit evangelisatiemateriaal hadden het bij het verkeerde eind. De film die in de eeuwigheid vertoond zal worden is niet die van ons leven. Het gaat niet om ons verhaal. Wat op het hemelse bioscoopscherm te zien zal zijn, is het Verhaal van de Held. Het is het verhaal van Christus, die grote, epische romance, waar onze verhalen stuk voor stuk in zijn opgenomen. En dat verandert de zaak. Want van dat verhaal weten we dat het goed afloopt. We weten dat het een glorieus einde heeft, dat alle losse draden op een bevredigende manier bij elkaar brengt, en dat de held en zijn geliefde bij elkaar brengt in een bruiloft. En onze verhalen, ongeacht onze fouten, onze tekortkomingen, onze schaamte, zullen aan dat gelukkige einde bijdragen. Hoe dan ook. Ons falen zal alleen maar het succes van de held indrukwekkender maken. Ons ongeduld zal alleen maar laten zien hoe geduldig de hoofdpersoon is. Ons verraad illustreert alleen maar hoe vergevingsgezind de bruidegom is. Onze zwakheid biedt onze redder alleen de gelegenheid zijn zorgzaamheid te laten zien. En onze ontrouw stelt de vergevingsgezindheid van Jezus alleen maar in een sterker daglicht.
Ik moet denken aan de verfilming van The Fellowship of the Ring, die deze winter tien jaar geleden uitkwam. In de film bezwijkt Boromir voor de verleiding van de ene ring. Maar het verraad van Boromir maakt de film niet slechter. Dat komt omdat Boromir niet de held is. De toekomstige koning Aragorn is de held. En waar het verhaal om draait is dat hij Boromir vergeving schenkt, in een van de prachtigste scenes uit de trilogie. Het verraad van Boromir laat het karakter van Aragorn nog beter uitkomen. Sterker nog, zonder deze duistere episode zou het een veel oppervlakkigere film zijn geweest. Het einde, dat moment van vergeving, geeft het falen van de bijrolspeler een heel andere betekenis. Wat eens slecht, duister en beschamend leek, werd een bron van glorie. Hetzelfde geldt voor onze levens. Het einde van het Verhaal van Jezus, de heilige romance, is wat onze levens betekenis geeft. Het is niet ons falen, onze zwakheid, onze mislukking, dat de betekenis van ons leven bepaalt. Gelukkig niet. Wij zijn niet de held. Jezus is de held. De film die tot in eeuwigheid getoond zal worden, is de zijne. Dat betekent niet alleen dat wij ons dan niet zullen hoeven schamen, nergens voor, het betekent dat wij ons nu ook al niet hoeven schamen. Onze betekenis wordt ons nu al, op dit moment, gegeven door het Grote Verhaal waarin we leven. Het Verhaal van God. Dus kunnen we met Paulus zeggen: “Ik laat mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt. Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk” (2 Korintiers 12:9,10).
Is dit niet het beste einde dat mogelijk is? Is dit niet een slot om naar uit te kijken? Is dit niet een verhaal om in te willen leven? In het laatste deel van deze serie wil ik terugkomen op het thema van het verlangen.