Het is me altijd bijgebleven wat Willem de Vink een paar jaar geleden zei toen hij bij ons in de kerk sprak. Hij citeerde psychiaters die zeiden dat van de mensen die met overspanningsklachten of depressie in therapie kwamen, een groot deel bij christelijke organisaties werkte. Christenen zouden verhoudingsgewijs vaker overspannen of depressief zijn dan niet-christenen. Hij was zelf ook overspannen geweest. Ik weet nog hoe opgelucht ik me voelde toen hij dat zei: “He he, eindelijk iemand die het begrijpt!” Hij sprak over de genade op een manier zoals volgens mij alleen gebroken mensen dat kunnen - over genade als realiteit, genade die van levensbelang is: niet alleen om in de hemel te komen, maar ook om het dagelijks leven vol te houden.
Ik keek er steeds naar uit als Willem de Vink kwam spreken. Twee jaar geleden besloten de oudsten van de kerk echter dat hij niet meer bij ons mocht voorgaan. Hij zou betrokken zijn bij de genadeleer van Joseph Prince (N.B. ik sta daar niet achter. Ik geloof niet dat God al in dit leven de gevolgen van de zonde volledig opheft, zodat we geen ziekte of armoede zouden hoeven ondergaan. Dat is een vorm van welvaartsevangelie die ten diepste wettisch is - omdat er toch een voorwaarde wordt gesteld aan Gods zegen, namelijk ons geloof). Dat was voor mij een grote domper: nu was er niemand meer die sprak over de levensveranderende genade en de onvoorwaardelijke liefde van God. Het meest wordt er gesproken over wat wij allemaal zouden moeten doen of laten. Ik kan me daarom levendig voorstellen dat het inderdaad christenen zijn die het vaakst overspannen worden, of depressief raken.
Zo was ik een tijdje geleden bij een doopdienst. De preek zou gaan over Kolossenzen. Ik ging rechtop zitten. Deze brief van Paulus gaat namelijk over de grootheid van Jezus en hoe wij worden veranderd doordat we met Hem uit de dood zijn opgewekt. De spreker begon met op basis van hoofdstuk 2 te zeggen dat het in het christelijk geloof niet gaat om religie, om regels die wij moeten houden om voor God aanvaardbaar te zijn - dat zijn ‘menselijke voorschriften en principes die door het gebruik vergaan -zelfbedachte godsdienst, zelfvernedering en verachting van het lichaam’ (v22,23). Ik begon enthousiast te worden. Maar mijn hoop werd de grond ingeboord. Want vervolgens ging het toch over wat we allemaal wel en niet moesten doen. Zo stelde de spreker onder andere dat wij op onze taal moeten letten en niet vloeken, ‘zodat andere mensen aan je zien dat je een christen bent’. En dat we ons moeten inspannen voor de kerk ‘door op zondag naar de samenkomst te komen en door taken te doen in de gemeente’. Wat me vooral verbaasde, was dat de beste man niet de tegenstrijdigheid in zijn woorden zag. Want wat hij verkondigde was precies religie.
Het gaat me er niet om dat hij zei dat we niet moesten vloeken en schelden, dat we medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld moeten vertonen en elkaar vergeven en dat vrouwen hun man en mannen hun vrouw zouden moeten liefhebben. Dat staat er duidelijk. Een christen vertoont in zijn leven verandering, groei en heiligheid - hij zal niet dezelfde kunnen blijven. Een levend geloof gaat samen met een vernieuwd leven. Jakobus heeft dat zoals bekend vrij stellig betoogd in zijn brief. Maar waar ik tegen protesteer is de motivatie waar het gedrag uit voortkomt. Gebruiken we ons ego, onze wilskracht om onze taal te kuisen, om door anderen als goede christenen te worden beschouwd? (Ze zullen heus niet tot geloof komen door onze nette woordkeuze, maar ons hooguit zien als mensen die denken beter te zijn dan zij). Gebruiken we ons ego, onze wilskracht om de kerk op te bouwen? (Alsof dat systeem, het instituut, enige waarde heeft boven de individuen waar het lichaam uit bestaat, alsof we niet eigenlijk hopen door het systeem bevestigd te worden in onze betekenis). Doen we al die dingen omdat we geloven dat we alleen dan waardevolle mensen zijn? Of geloven we dat we door God vernieuwde mensen zijn, en betekent dit dat we op een andere manier gaan leven? Dat laatste is de motivatie die in Kolossenzen wordt gegeven voor het nieuwe leven. Van alles wat we doen op basis van die eerste motivatie - ook als het goede dingen zijn, zoals een net woordgebruik en werk in de kerk - zegt Paulus: “Het heeft geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging” (v23).
Op zijn blog Experimental Theology schrijft Richard Beck dat wij allemaal ‘slaaf zijn van onze levenslange angst voor de dood’ (Hebreeen 2:15). Hoewel we ons hier niet dagelijks van bewust zijn, is dit wel onze motivatie voor ons harde werken. We weten dat de dood een einde aan ons leven zal maken en ons alle betekenis zal ontnemen. Maar we willen een bijdrage leveren, we willen betekenisvol zijn, we willen een gevoel van eigenwaarde bezitten. Daarom moeten we iets doen waardoor we (symbolisch) de dood overstijgen. Dat wil zeggen dat we onszelf en wat we doen vergelijken met de waardesystemen van onze culturen (een bedrijf, een land of een kerk). Maar ons zelfbeeld, onze eigenwaarde, is ten diepste een verdedigingsmechanisme waarmee we ons bewustzijn van de dood onderdrukken.
“Think about everything you use to pat yourself on the back,” schrijft Richard Beck. “All those things that make you feel good about yourself, or special, or better than others. Maybe you're good at your job. Or your kids are talented. Maybe you have a great marriage. Perhaps you are good looking or are in really good shape. Maybe you're really smart. Maybe your blog gets a lot of page views. Maybe a lot of people "liked" your quip on Facebook. Think about all those things, all those things that make us feel that our lives are "important" or "unique." Then read Ecclesiastes.” Prediker zegt namelijk dat alles zinloos is, of ijdelheid, of ‘lucht en leegte’ (1:2). Dat werkt ontnuchterend. Geen wonder dat veel christenen dit bijbelboek snel relativeren, wegzetten als cynisch of als het wereldbeeld van een niet gelovige. Maar de schrijver ervan heeft gelijk! ‘Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven, al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?’ Hij zal toch sterven en kan niets meenemen in het graf - ook niet zijn zelfbeeld dat hij met al zijn wilskracht en inspanningen heeft opgebouwd.
Daarom is alles wat ons goed over onszelf laat denken, zijn al onze inspanningen en eigenschappen waardoor we onszelf succesvol, zelfingenomen, belangrijk, ‘cool’, waardevol, onderscheidend of bewonderenswaardig voelen, niets anders dan een leugen. “A death-denying lie. But a lie we will spend our lives anxiously chasing.” En we raken erdoor verstrikt. Richard Beck heeft bijvoorbeeld een boek geschreven: “If I get any self-esteem from the book I get trapped in a host of sinful practices. Pride. Jealously. Even depression if no one buys the book. My feelings about the book and its reception make me defensive. Why? Because I need the book. The book makes me feel heroic. And I need that heroism to make me feel that my life counts in the face of death.”
Ik herken dit alles helaas maar al te goed. Ik heb namelijk ook een boek geschreven. En ik hoorde laatst dat het uit de handel zou worden genomen. Ik schoot toch even in een dip! Want mijn zelfbeeld bleek af te hangen van het aantal lezers. Maar ik herken het ook in kleinere dingen - zoals in mijn mentale onrust als ik een blog heb geschreven en niemand reageert of niemand ‘retweet’ de link ernaar - mijn zelfbeeld hangt af van mijn blog. En laatst nog, toen iemand in een reactie op een blog suggereerde dat ik wel veel nieuwe boeken las en geen boeken die zichzelf al zouden hebben bewezen. Ik had direct de neiging mezelf te verdedigen. Kennelijk ontleen ik mijn zelfbeeld zelfs aan hoe anderen mijn leesgedrag zien!
Maar het heeft geen zin om mijn boekenkeuze te verdedigen. Het heeft geen zin steeds weer bezorgd te zijn over het aantal lezers van mijn blog. En het heeft geen zin mijn zelfbeeld van het aantal verkochte exemplaren van mijn boek te laten afhangen. Omdat de dood uiteindelijk onverzadigbaar is, is niets wat wij doen of laten in staat om daar tegenop te wegen. We moeten altijd meer doen om de leugen in stand te houden. Het boek van Richard Beck (en alles wat ik doe - mijn boek, mijn blogs, mijn leesgedrag) kan ons namelijk niet onsterfelijk maken! Daarom blijf ik dus mijn leven lang een slaaf van de angst voor de dood. Terugkijkend zie ik hierin de motivatie van mijn fanatieke bijbelstudie, gebed en kerkbezoek waar ik overspannen van werd - ik ontleende er mijn zelfbeeld aan. En ik vermoed dat dit ook ligt achter heel veel preken die christenen oproepen iets te doen of iets te laten.
Als mensen inderdaad in de slavernij zijn van de angst voor de dood, is het heel makkelijk ze tot bepaald gedrag aan te zetten. Je hoeft ze alleen maar onzekerder te maken over hun zelfbeeld of hun eigenwaarde. (‘Als je niet netjes praat, zien andere mensen niet dat je een goed christen bent’). Of je stelt ze een taak of instantie voor die hun zelfbeeld of eigenwaarde kan vergroten (‘Je bent een goed christen als je naar de diensten komt en een taak uitoefent in de kerk’). Straf en beloning - dat zijn de instrumenten die de wereldsystemen gebruikt om mensen te controleren, om mensen ertoe te brengen iets te doen dat ze eigenlijk niet willen, om hun doelen te bereiken.
God gebruikt deze instrumenten echter niet. God is liefde. Hij heeft ons niet lief zodat we iets voor hem gaan doen of bepaalde resultaten halen. Zijn liefde kent geen ‘desired outcomes’- Hij heeft ons eenvoudig lief. Niet om wat we voor hem kunnen doen met hulp van onze wilskracht, niet om onze creativiteit, onze hulpvaardigheid of ons doorzettingsvermogen, maar omdat dat is wie Hij is. En omdat hij zonder enige voorwaarde te stellen, ons liefheeft met een eeuwige, vurige, onuitblusbare liefde, geeft Hij ons wat Hij te geven heeft: leven uit de dood, dat wil zeggen: een eeuwige, ondeelbare betekenis. Alles waar we naar verlangen en waar we ons zo voor inspannen. En helemaal gratis. Het is niet iets dat wij kunnen verdienen, niet iets waar wij recht op kunnen laten gelden. De enige voorwaarde om door God opgewekt te worden, is dood te zijn. Jezus heeft zich vereenzelvigd met alles wat dood is, en alles wat dood is, is met Hem opgewekt toen hij het graf verliet. En ieder mens gaat dood. Dus wordt ook ieder mens tot leven gebracht. Op die manier heeft Jezus door zijn dood definitief afgerekend met de heerser over de dood, de duivel, en allen (!) bevrijd - die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood, of ze zich daar nu van bewust waren of niet. De aankondiging van dit feit, deze overwinning, namelijk dat God ons ‘samen met Christus heeft levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold’ (Kolossenzen 2:13) is het goede nieuws. Dit is wat Paulus beschrijft in zijn brief aan de Kolossenzen. En dit is wat leidt tot een veranderd leven en geestelijke groei.
Als het namelijk zeker is dat ik ooit zal sterven - en dat al mijn inspanningen en pogingen om mijn eigenwaarde op te krikken dit lot niet kunnen afwenden - dan kan ik mijzelf ook nu, op dit moment, al zien als ‘dood’. Ik stop ermee vast te houden aan de leugen dat ik mijn leven eeuwig kan laten duren en laat alle manieren los waarmee ik mijn eigenwaarde probeer op te krikken. Robert Farrar Capon beschrijft dit idee in zijn in mijn ogen briljante boek Kingdom, Grace, Judgment: “Our so-called lives and our vaunted successes cannot be saved. They are nothing but suits of obsolete armor, ineffective moral and spiritual contraptions we have climbed into to avoid facint the one thing that can seave us: our vulnerability ... Jesus does not save you or me as we dress ourselves up at high noon on a good day; he saves us only as we stumble naked and uncombed form lumpy mattress to cold shower after a long, hard night - as, that is, we limp in faith from the bed of our death, through the blood of the cross, to the joy of his resurrection ... the only thing salvation needs is the one thing everybody has, namely, death. Not life. Not success. And certainly not the ability to draw to some moral inside straight. Just the cojones to admit the truth that they’re dead, and to trust Jesus to take care of everything else.” En daardoor word ik vrij van de personen en instanties die mij met behulp van straf of beloning voor hun eigen doelen laten werken. Zoals Paulus zegt in Kolossenzen 2:20: “Als u met Christus dood bent voor de machten van de wereld, waarom laat u zich dan geboden opleggen alsof u nog in de wereld leeft?”
Maar zoals we onszelf nu al moeten zien als mensen die dood zijn - en dus niet vertrouwen op ons ‘ego’ of onze wilskracht om onszelf betekenis te geven - mogen we onszelf ook zien als mensen die delen in het eeuwigheidsleven van Jezus. Dat is namelijk net zo goed een realiteit voor ieder mens als de dood dat is. We zijn met Christus uit de dood opgewekt (Kolossenzen 3:1). We zijn nieuwe mensen, die worden vernieuwd naar het beeld van hun schepper (v10), we zijn Gods heiligen, die hij liefheeft met dezelfde liefde waarmee hij Jezus liefheeft (v12). God heeft ons een nieuwe identiteit gegeven. Hij noemt ons zijn geliefde kinderen - en dat geeft ons alle betekenis die we ooit nodig zouden kunnen hebben. We hoeven niets te doen om dat te worden. We hoeven alleen maar te accepteren dat we Gods geliefden ZIJN. Wayne Jacobsen noemt dit in zijn boek He Loves Me: ‘Living loved’ - dat is het enige waar het leven als christen uit bestaat. En daar komt ook ons nieuwe leven uit voort. Als we Gods geliefden ZIJN, gaan we ook doen wat daarbij past. We gaan ernaar verlangen God lief te hebben boven alles, en onze naaste als onszelf. Niet omdat het moet, maar omdat het voortkomt uit onze identiteit. Het is een vrucht, geen prestatie.
Net als Robert Farrar Capon geloof ik dat ons gedrag niets te maken heeft met onze redding, maar dat we onze redding alleen maar in geloof hoeven accepteren. Maar net als Capon beweer ik niet dat dit geen consequenties heeft voor ons leven. Geloof is namelijk geen intellectuele aanname, het is een keuze. Een keuze die we steeds opnieuw maken, om onszelf te zien als ‘dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God’ (Romeinen 6:11). Dat wil zeggen: geloof is iets dat we doen. Want we doen altijd wat we willen. Wat verandert is waarom we het willen doen. “If faith were only something in our heads, then we might well conclude that it had no implications for what we might do with our hands or our feet or with any of our other members or faculties. But since nothing is simply in our heads - since we will always, as long as we live, be doing something - that is a false conclusion. If he has already done it all for me already, why shouldn’t I live as if I trusted him? If he has made me a member of the Wedding of the Lamb, why shouldn’t I act as if I am at the party? If he has already reconciled both my wayward self and my equally difficult brother-in-law, or children, or wife, why shouldn’t I at least try to act as if I trust Him to have done just that and to let his reconciliation govern my actions in those relationships ... Since he has already made me new - since there really isn’t any of the old me around to get in my way any more - why should I be so stupid as to try to go on living in terms of something that isn’t even there? Faith, you see, is simply taking his word about what really is and trying our best to get all the unreal nonsense out of our lives. It inexorably leads us to try to stop contradicting what he has done.”
Dat is de reden waarom mensen die het evangelie geloven niet mensen willen uitschelden of God willen beledigen. Dat is de reden waarom gelovigen elkaar willen opzoeken en bemoedigen en samen God grootmaken. Om de levens van mensen te veranderen hoeven we in de kerk niet meer op het ‘ego’ van mensen in te spelen. We hoeven alleen maar het goede nieuws te brengen, namelijk dat we met Christus gestorven zijn ‘en [ons] leven ligt met Christus verborgen in God. En wanneer Christus [ons] leven verschijnt, [zullen ook wij], samen met hem, in luister verschijnen’ (Kolossenzen 3:4). Dan zullen christenen niet de mensen zijn die het vaakst overspannen zijn, maar de mensen die het meest ontspannen, vrij en vreugdevol zijn.
Ik keek er steeds naar uit als Willem de Vink kwam spreken. Twee jaar geleden besloten de oudsten van de kerk echter dat hij niet meer bij ons mocht voorgaan. Hij zou betrokken zijn bij de genadeleer van Joseph Prince (N.B. ik sta daar niet achter. Ik geloof niet dat God al in dit leven de gevolgen van de zonde volledig opheft, zodat we geen ziekte of armoede zouden hoeven ondergaan. Dat is een vorm van welvaartsevangelie die ten diepste wettisch is - omdat er toch een voorwaarde wordt gesteld aan Gods zegen, namelijk ons geloof). Dat was voor mij een grote domper: nu was er niemand meer die sprak over de levensveranderende genade en de onvoorwaardelijke liefde van God. Het meest wordt er gesproken over wat wij allemaal zouden moeten doen of laten. Ik kan me daarom levendig voorstellen dat het inderdaad christenen zijn die het vaakst overspannen worden, of depressief raken.
Zo was ik een tijdje geleden bij een doopdienst. De preek zou gaan over Kolossenzen. Ik ging rechtop zitten. Deze brief van Paulus gaat namelijk over de grootheid van Jezus en hoe wij worden veranderd doordat we met Hem uit de dood zijn opgewekt. De spreker begon met op basis van hoofdstuk 2 te zeggen dat het in het christelijk geloof niet gaat om religie, om regels die wij moeten houden om voor God aanvaardbaar te zijn - dat zijn ‘menselijke voorschriften en principes die door het gebruik vergaan -zelfbedachte godsdienst, zelfvernedering en verachting van het lichaam’ (v22,23). Ik begon enthousiast te worden. Maar mijn hoop werd de grond ingeboord. Want vervolgens ging het toch over wat we allemaal wel en niet moesten doen. Zo stelde de spreker onder andere dat wij op onze taal moeten letten en niet vloeken, ‘zodat andere mensen aan je zien dat je een christen bent’. En dat we ons moeten inspannen voor de kerk ‘door op zondag naar de samenkomst te komen en door taken te doen in de gemeente’. Wat me vooral verbaasde, was dat de beste man niet de tegenstrijdigheid in zijn woorden zag. Want wat hij verkondigde was precies religie.
Het gaat me er niet om dat hij zei dat we niet moesten vloeken en schelden, dat we medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld moeten vertonen en elkaar vergeven en dat vrouwen hun man en mannen hun vrouw zouden moeten liefhebben. Dat staat er duidelijk. Een christen vertoont in zijn leven verandering, groei en heiligheid - hij zal niet dezelfde kunnen blijven. Een levend geloof gaat samen met een vernieuwd leven. Jakobus heeft dat zoals bekend vrij stellig betoogd in zijn brief. Maar waar ik tegen protesteer is de motivatie waar het gedrag uit voortkomt. Gebruiken we ons ego, onze wilskracht om onze taal te kuisen, om door anderen als goede christenen te worden beschouwd? (Ze zullen heus niet tot geloof komen door onze nette woordkeuze, maar ons hooguit zien als mensen die denken beter te zijn dan zij). Gebruiken we ons ego, onze wilskracht om de kerk op te bouwen? (Alsof dat systeem, het instituut, enige waarde heeft boven de individuen waar het lichaam uit bestaat, alsof we niet eigenlijk hopen door het systeem bevestigd te worden in onze betekenis). Doen we al die dingen omdat we geloven dat we alleen dan waardevolle mensen zijn? Of geloven we dat we door God vernieuwde mensen zijn, en betekent dit dat we op een andere manier gaan leven? Dat laatste is de motivatie die in Kolossenzen wordt gegeven voor het nieuwe leven. Van alles wat we doen op basis van die eerste motivatie - ook als het goede dingen zijn, zoals een net woordgebruik en werk in de kerk - zegt Paulus: “Het heeft geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging” (v23).
Op zijn blog Experimental Theology schrijft Richard Beck dat wij allemaal ‘slaaf zijn van onze levenslange angst voor de dood’ (Hebreeen 2:15). Hoewel we ons hier niet dagelijks van bewust zijn, is dit wel onze motivatie voor ons harde werken. We weten dat de dood een einde aan ons leven zal maken en ons alle betekenis zal ontnemen. Maar we willen een bijdrage leveren, we willen betekenisvol zijn, we willen een gevoel van eigenwaarde bezitten. Daarom moeten we iets doen waardoor we (symbolisch) de dood overstijgen. Dat wil zeggen dat we onszelf en wat we doen vergelijken met de waardesystemen van onze culturen (een bedrijf, een land of een kerk). Maar ons zelfbeeld, onze eigenwaarde, is ten diepste een verdedigingsmechanisme waarmee we ons bewustzijn van de dood onderdrukken.
“Think about everything you use to pat yourself on the back,” schrijft Richard Beck. “All those things that make you feel good about yourself, or special, or better than others. Maybe you're good at your job. Or your kids are talented. Maybe you have a great marriage. Perhaps you are good looking or are in really good shape. Maybe you're really smart. Maybe your blog gets a lot of page views. Maybe a lot of people "liked" your quip on Facebook. Think about all those things, all those things that make us feel that our lives are "important" or "unique." Then read Ecclesiastes.” Prediker zegt namelijk dat alles zinloos is, of ijdelheid, of ‘lucht en leegte’ (1:2). Dat werkt ontnuchterend. Geen wonder dat veel christenen dit bijbelboek snel relativeren, wegzetten als cynisch of als het wereldbeeld van een niet gelovige. Maar de schrijver ervan heeft gelijk! ‘Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven, al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?’ Hij zal toch sterven en kan niets meenemen in het graf - ook niet zijn zelfbeeld dat hij met al zijn wilskracht en inspanningen heeft opgebouwd.
Daarom is alles wat ons goed over onszelf laat denken, zijn al onze inspanningen en eigenschappen waardoor we onszelf succesvol, zelfingenomen, belangrijk, ‘cool’, waardevol, onderscheidend of bewonderenswaardig voelen, niets anders dan een leugen. “A death-denying lie. But a lie we will spend our lives anxiously chasing.” En we raken erdoor verstrikt. Richard Beck heeft bijvoorbeeld een boek geschreven: “If I get any self-esteem from the book I get trapped in a host of sinful practices. Pride. Jealously. Even depression if no one buys the book. My feelings about the book and its reception make me defensive. Why? Because I need the book. The book makes me feel heroic. And I need that heroism to make me feel that my life counts in the face of death.”
Ik herken dit alles helaas maar al te goed. Ik heb namelijk ook een boek geschreven. En ik hoorde laatst dat het uit de handel zou worden genomen. Ik schoot toch even in een dip! Want mijn zelfbeeld bleek af te hangen van het aantal lezers. Maar ik herken het ook in kleinere dingen - zoals in mijn mentale onrust als ik een blog heb geschreven en niemand reageert of niemand ‘retweet’ de link ernaar - mijn zelfbeeld hangt af van mijn blog. En laatst nog, toen iemand in een reactie op een blog suggereerde dat ik wel veel nieuwe boeken las en geen boeken die zichzelf al zouden hebben bewezen. Ik had direct de neiging mezelf te verdedigen. Kennelijk ontleen ik mijn zelfbeeld zelfs aan hoe anderen mijn leesgedrag zien!
Maar het heeft geen zin om mijn boekenkeuze te verdedigen. Het heeft geen zin steeds weer bezorgd te zijn over het aantal lezers van mijn blog. En het heeft geen zin mijn zelfbeeld van het aantal verkochte exemplaren van mijn boek te laten afhangen. Omdat de dood uiteindelijk onverzadigbaar is, is niets wat wij doen of laten in staat om daar tegenop te wegen. We moeten altijd meer doen om de leugen in stand te houden. Het boek van Richard Beck (en alles wat ik doe - mijn boek, mijn blogs, mijn leesgedrag) kan ons namelijk niet onsterfelijk maken! Daarom blijf ik dus mijn leven lang een slaaf van de angst voor de dood. Terugkijkend zie ik hierin de motivatie van mijn fanatieke bijbelstudie, gebed en kerkbezoek waar ik overspannen van werd - ik ontleende er mijn zelfbeeld aan. En ik vermoed dat dit ook ligt achter heel veel preken die christenen oproepen iets te doen of iets te laten.
Als mensen inderdaad in de slavernij zijn van de angst voor de dood, is het heel makkelijk ze tot bepaald gedrag aan te zetten. Je hoeft ze alleen maar onzekerder te maken over hun zelfbeeld of hun eigenwaarde. (‘Als je niet netjes praat, zien andere mensen niet dat je een goed christen bent’). Of je stelt ze een taak of instantie voor die hun zelfbeeld of eigenwaarde kan vergroten (‘Je bent een goed christen als je naar de diensten komt en een taak uitoefent in de kerk’). Straf en beloning - dat zijn de instrumenten die de wereldsystemen gebruikt om mensen te controleren, om mensen ertoe te brengen iets te doen dat ze eigenlijk niet willen, om hun doelen te bereiken.
God gebruikt deze instrumenten echter niet. God is liefde. Hij heeft ons niet lief zodat we iets voor hem gaan doen of bepaalde resultaten halen. Zijn liefde kent geen ‘desired outcomes’- Hij heeft ons eenvoudig lief. Niet om wat we voor hem kunnen doen met hulp van onze wilskracht, niet om onze creativiteit, onze hulpvaardigheid of ons doorzettingsvermogen, maar omdat dat is wie Hij is. En omdat hij zonder enige voorwaarde te stellen, ons liefheeft met een eeuwige, vurige, onuitblusbare liefde, geeft Hij ons wat Hij te geven heeft: leven uit de dood, dat wil zeggen: een eeuwige, ondeelbare betekenis. Alles waar we naar verlangen en waar we ons zo voor inspannen. En helemaal gratis. Het is niet iets dat wij kunnen verdienen, niet iets waar wij recht op kunnen laten gelden. De enige voorwaarde om door God opgewekt te worden, is dood te zijn. Jezus heeft zich vereenzelvigd met alles wat dood is, en alles wat dood is, is met Hem opgewekt toen hij het graf verliet. En ieder mens gaat dood. Dus wordt ook ieder mens tot leven gebracht. Op die manier heeft Jezus door zijn dood definitief afgerekend met de heerser over de dood, de duivel, en allen (!) bevrijd - die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood, of ze zich daar nu van bewust waren of niet. De aankondiging van dit feit, deze overwinning, namelijk dat God ons ‘samen met Christus heeft levend gemaakt toen hij ons al onze zonden kwijtschold’ (Kolossenzen 2:13) is het goede nieuws. Dit is wat Paulus beschrijft in zijn brief aan de Kolossenzen. En dit is wat leidt tot een veranderd leven en geestelijke groei.
Als het namelijk zeker is dat ik ooit zal sterven - en dat al mijn inspanningen en pogingen om mijn eigenwaarde op te krikken dit lot niet kunnen afwenden - dan kan ik mijzelf ook nu, op dit moment, al zien als ‘dood’. Ik stop ermee vast te houden aan de leugen dat ik mijn leven eeuwig kan laten duren en laat alle manieren los waarmee ik mijn eigenwaarde probeer op te krikken. Robert Farrar Capon beschrijft dit idee in zijn in mijn ogen briljante boek Kingdom, Grace, Judgment: “Our so-called lives and our vaunted successes cannot be saved. They are nothing but suits of obsolete armor, ineffective moral and spiritual contraptions we have climbed into to avoid facint the one thing that can seave us: our vulnerability ... Jesus does not save you or me as we dress ourselves up at high noon on a good day; he saves us only as we stumble naked and uncombed form lumpy mattress to cold shower after a long, hard night - as, that is, we limp in faith from the bed of our death, through the blood of the cross, to the joy of his resurrection ... the only thing salvation needs is the one thing everybody has, namely, death. Not life. Not success. And certainly not the ability to draw to some moral inside straight. Just the cojones to admit the truth that they’re dead, and to trust Jesus to take care of everything else.” En daardoor word ik vrij van de personen en instanties die mij met behulp van straf of beloning voor hun eigen doelen laten werken. Zoals Paulus zegt in Kolossenzen 2:20: “Als u met Christus dood bent voor de machten van de wereld, waarom laat u zich dan geboden opleggen alsof u nog in de wereld leeft?”
Maar zoals we onszelf nu al moeten zien als mensen die dood zijn - en dus niet vertrouwen op ons ‘ego’ of onze wilskracht om onszelf betekenis te geven - mogen we onszelf ook zien als mensen die delen in het eeuwigheidsleven van Jezus. Dat is namelijk net zo goed een realiteit voor ieder mens als de dood dat is. We zijn met Christus uit de dood opgewekt (Kolossenzen 3:1). We zijn nieuwe mensen, die worden vernieuwd naar het beeld van hun schepper (v10), we zijn Gods heiligen, die hij liefheeft met dezelfde liefde waarmee hij Jezus liefheeft (v12). God heeft ons een nieuwe identiteit gegeven. Hij noemt ons zijn geliefde kinderen - en dat geeft ons alle betekenis die we ooit nodig zouden kunnen hebben. We hoeven niets te doen om dat te worden. We hoeven alleen maar te accepteren dat we Gods geliefden ZIJN. Wayne Jacobsen noemt dit in zijn boek He Loves Me: ‘Living loved’ - dat is het enige waar het leven als christen uit bestaat. En daar komt ook ons nieuwe leven uit voort. Als we Gods geliefden ZIJN, gaan we ook doen wat daarbij past. We gaan ernaar verlangen God lief te hebben boven alles, en onze naaste als onszelf. Niet omdat het moet, maar omdat het voortkomt uit onze identiteit. Het is een vrucht, geen prestatie.
Net als Robert Farrar Capon geloof ik dat ons gedrag niets te maken heeft met onze redding, maar dat we onze redding alleen maar in geloof hoeven accepteren. Maar net als Capon beweer ik niet dat dit geen consequenties heeft voor ons leven. Geloof is namelijk geen intellectuele aanname, het is een keuze. Een keuze die we steeds opnieuw maken, om onszelf te zien als ‘dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God’ (Romeinen 6:11). Dat wil zeggen: geloof is iets dat we doen. Want we doen altijd wat we willen. Wat verandert is waarom we het willen doen. “If faith were only something in our heads, then we might well conclude that it had no implications for what we might do with our hands or our feet or with any of our other members or faculties. But since nothing is simply in our heads - since we will always, as long as we live, be doing something - that is a false conclusion. If he has already done it all for me already, why shouldn’t I live as if I trusted him? If he has made me a member of the Wedding of the Lamb, why shouldn’t I act as if I am at the party? If he has already reconciled both my wayward self and my equally difficult brother-in-law, or children, or wife, why shouldn’t I at least try to act as if I trust Him to have done just that and to let his reconciliation govern my actions in those relationships ... Since he has already made me new - since there really isn’t any of the old me around to get in my way any more - why should I be so stupid as to try to go on living in terms of something that isn’t even there? Faith, you see, is simply taking his word about what really is and trying our best to get all the unreal nonsense out of our lives. It inexorably leads us to try to stop contradicting what he has done.”
Dat is de reden waarom mensen die het evangelie geloven niet mensen willen uitschelden of God willen beledigen. Dat is de reden waarom gelovigen elkaar willen opzoeken en bemoedigen en samen God grootmaken. Om de levens van mensen te veranderen hoeven we in de kerk niet meer op het ‘ego’ van mensen in te spelen. We hoeven alleen maar het goede nieuws te brengen, namelijk dat we met Christus gestorven zijn ‘en [ons] leven ligt met Christus verborgen in God. En wanneer Christus [ons] leven verschijnt, [zullen ook wij], samen met hem, in luister verschijnen’ (Kolossenzen 3:4). Dan zullen christenen niet de mensen zijn die het vaakst overspannen zijn, maar de mensen die het meest ontspannen, vrij en vreugdevol zijn.