zondag 8 januari 2012

Het einde van de wil 1: geen triomftocht, maar een begrafenis

Soms zou ik willen dat alle sprekers in de kerk en alle christelijke schrijvers een keer een burn out hadden doorgemaakt, of een keer overspannen waren geweest. Niet dat ik het iemand toewens natuurlijk. Dat zou wreed zijn. Maar wie het een keer heeft meegemaakt, wie een keer op de bodem is terechtgekomen, wie de grenzen van zijn eigen wilskracht en doorzettingsvermogen heeft bereikt, weet dat hij (of zij) niet meer een beroep kan doen op de wil en discipline van zijn toehoorders om zichzelf te veranderen. Die weet dat hij niet meer schuldgevoel en plicht kan inzetten om het gedrag van mensen te veranderen. Die weet dat hij volledig en geheel, zowel voor zijn redding als voor zijn leven, afhankelijk is van de liefde en genade van God. Dat geldt vooral voor mensen die overspannen zijn geworden door de eisen en lasten die hen werden opgelegd door het geloof.
Maar de meeste sprekers en schrijvers hebben de grenzen van hun eigen kunnen (nog) niet bereikt. En omdat ze nog steeds zichzelf kunnen opjagen, omdat ze nog steeds hun eigen leven onder controle hebben, denken ze dat dit voor alle andere mensen ook geldt. En dat de enige reden dat sommigen onder hun publiek zich niet voor de volle honderd procent inzetten voor de kerk, of een heilig en zuiver leven leiden, is omdat ze het niet willen, omdat ze niet bereid zijn er voor te gaan. Dat deze toehoorders misschien hun grenzen bereikt hebben en de energie gewoon niet meer hebben om zichzelf tot daden aan te zetten, zal niet bij ze opkomen. Dat behoort niet tot hun ervaringswereld. En daardoor jagen ze meer mensen naar een overspannenheid toe. Want hoe energierijk de spreker ook is - ook aan zijn wilskracht komt vroeg of laat een einde. En dan blijkt dat onze middelen te allen tijde tekort schieten om onszelf te veranderen. Dat een christelijk leven niet tot stand komt door onze eigen kracht en discipline, dat onze heiligheid en onze vrucht in het koninkrijk niet door ons karakter of ons doorzettingsvermogen worden voortgebracht. Dat deze sprekers en schrijvers beweren van wel, is niet iets dat ik ze verwijt (ze zijn immers niet overspannen geweest), de meeste hebben de beste bedoelingen en in de volgende paragrafen noem ik mensen van wie ik veel heb geleerd en nog steeds veel leer. Maar soms moet je - net als de rijke jongeman uit Markus 10 - met de grenzen van je eigen kunnen geconfronteerd worden. Je moet het einde van je wil bereiken, om te kunnen accepteren dat onze enige hoop in het leven is, dat ‘wat voor mensen onmogelijk is, mogelijk is bij God’.

Voor de lezers van mijn blog en mijn boek (Indrukwekkende Vrijheid - ik ben zo vrij er nog een keertje naar te verwijzen) is het geen verrassing dat ik overspannen ben geweest. En niet een keer, maar meerdere keren. De eerste keer was in 1998 in het vierde jaar van mijn studie. Een niet geheel bij mij passende stage in het laboratorium had zeker een bijdrage, maar de voornaamste reden van mijn overspannenheid was mijn religieuze gedrevenheid. Ik las elke dag vijf hoofdstukken uit de bijbel, deed bijbelstudie, memoriseerde bijbelteksten, bad minstens een half uur en deed mijn uiterste best om heilig te leven. Maar ik werd gemotiveerd door schuld en plicht, door schaamte en verantwoordelijkheid. En hoewel ik het jaren volhield bleek mijn wilskracht het toch niet aan te kunnen. Ik ging steeds slechter slapen, tot ik acht tot tien keer per nacht wakker werd en ‘s ochtends gebroken uit bed kwam. Ik werd emotioneel prikkelbaar, maar had tegelijk geen energie meer om ook maar iets te doen. Uiteindelijk liep ik een jaar studieachterstand op, omdat ik het al een hele prestatie vond om een enkel wetenschappelijk artikel per dag te lezen. En jaren lang las ik niet uit de bijbel. Nog langer heb ik niet gebeden (ik vind beide nog steeds moeilijk). Sindsdien heb ik vaker slaapproblemen gehad.
Mijn tweede overspannenheid was bijna zeven jaar geleden, op mijn vorige baan. Weer een gestoorde slaap, extreme vermoeidheid, lusteloosheid en prikkelbaarheid. Ik was weer over mijn grenzen heengegaan. En dit jaar kwam het ook weer terug. Nu niet omdat ik vond dat ik moest bidden, maar omdat ik vond dat ik een volle agenda moest hebben. En dat terwijl mijn werk ook veel stressvoller was geworden en eigenlijk al mijn aandacht nodig had.
Ik had de signalen dit keer gelukkig wat eerder opgemerkt en door radicaal mijn agenda leeg te maken wist ik het tij te keren. Ik ging daarna gelukkig ook weer beter slapen. Het was echter wel een goede waarschuwing, dat ik niet kan vertrouwen op mijn eigen kracht om mijn leven te organiseren. Maar sinds mijn eerste overspannenheid schuif ik in de kerk, en bij het lezen van heel wat boeken, ongemakkelijk op mijn stoel heen en weer, omdat de sprekers en de schrijvers nu juist wel een beroep doen op mijn eigen wil en discipline om een nieuw leven te leiden.

Jammer genoeg zijn dit niet alleen de sprekers van de oude stempel, de ‘oude broeders’ uit de kerk waar ik opgroeide, en strenge schrijvers die zo’n boodschap brengen. Maar ook heel wat ‘jonge’ schrijvers en sprekers brengen een boodschap die er uiteindelijk op neerkomt dat ik met mijn eigen wilskracht moet proberen te veranderen. Ik geniet van boeken van N.T. Wright (vooral zijn boek Surprised by Hope heeft me heel erg geinspireerd - deze komt aan bod in het volgende deel in mijn serie over levensveranderende boeken), en van Dallas Willard, met name The Divine Conspiracy (zie mijn vorige deel over levensveranderende boeken). Beide rekenen af met oude ideeen over het Koninkrijk van God en een evangelie van ‘zondemanagement’, en schetsen een inspirerend (en volgens mij ook bijbels) beeld van het herstel van de Aarde en de opstanding uit de dood. Willard laat zien dat de bergrede niet een toespraak van Jezus is waarin hij ons een schuldgevoel probeert aan te spreken, maar een beschrijving van het leven in dat Koninkrijk, dat ooit komt, maar nu al realiteit is. Een verademing om te lezen. Maar vervolgens meent hij dat het er in het leven als christen om gaat om een leerschool te volgen in discipelschap, en een programma te volgen van geestelijke disciplines om te leven op de manier van het koninkrijk - ‘A curriculum of christlikeness’. Natuurlijk is het God die ons volgens hem verandert, maar God verandert ons doordat wij ons aan de disciplines houden. En Wright komt in zijn boek Virtue Reborn tot de conclusie dat alleen geloven niet genoeg is. We moeten als christenen daarnaast wel degelijk een ‘deugdzaam’ leven moeten leiden, dat wij mensen worden die in het koninkrijk thuis horen door ons aan deze deugden te houden.
De moed zonk me -hoe inspirerend beide schrijvers ook waren - prompt weer in de schoenen. Want ik kan het gewoon niet. Ik kan me niet aan een nieuw programma houden. Ik kan mezelf niet verbeteren. Ik kan niet een nieuwe regel gaan volgen. Ik kan me niet weer schuldig voelen als ik niet aan mezelf werk, of een minder goed christen als ik niet vast of bid. Ik weet waar dat pad heen leidt en die kant wil ik niet op. Ik geloof ook niet dat het mogelijk is. Ik geloof niet dat we door onze eigen wilskracht en doorzettingsvermogen koninkrijksburgers kunnen worden. We zijn niet sterk genoeg om ons te houden aan een ‘curriculum van Christusgelijkvormigheid’. En al zouden sommigen van sterk genoeg zijn om zich daar aan te houden, dan zou dat nog niks te maken hebben met hun geestelijke status of deugdzaamheid. Het zou alleen betekenen dat ze geboren zijn met meer ‘ego’ dan anderen.

Ons ego - of wilskracht - is een aanduiding voor de energie die we hebben om iets te doen wat we niet willen, of iets niet te doen wat we wel verlangen. Sommigen hebben er vanaf hun geboorte meer van, anderen minder. En iedereen heeft er een beperkte hoeveelheid van, die ook kan opraken tijdens de dag. Als ik een zware dag heb gehad op kantoor en moeilijke telefoontjes heb moeten plegen, lukt het me daarna niet meer om op het station de verleiding van een ijsbeker bij de Swirl’s te weerstaan (en al helemaal niet om ‘nee’ te zeggen als de verkoper zegt: ‘Wilt u er ook slagroom bij?’). En het lukt me dan ook niet om weerstand te biden tegen andere verleidingen. Mijn wilskracht is opgeraakt. Ik ben dan ook weer heel wat kilo’s aangekomen het afgelopen jaar. De extra verantwoordelijkheid op het werk maakte het me onmogelijk om me aan mijn dieet te houden.
De wetenschappelijke term hiervoor is ‘ego depletion’. Afgelopen week stond er een groot artikel over in de Pers. In wetenschappelijke studies werden mensen in een ruimte gebracht waar een schaal koekjes stond. De ene groep mocht ervan eten. De andere groep mocht niet eten van de koekjes, maar alleen van de radijsjes in de schaal ernaast. Vervolgens moesten mensen uit beide groepen aan een puzzel werken. De personen uit de tweede groep gaven het veel sneller op - ze hadden al een deel van hun wilskracht besteed aan het weerstaan van de verleiding, en konden die dus niet meer inzetten om te puzzelen. Het ego raakt uitgeput. Dieten is daarom zo moeilijk omdat voor de wilskracht, het ‘ego’ om ‘nee’ te zeggen tegen suiker energie nodig is. En die krijg je door suiker te eten. Nota bene - zelfs het trainen van de wilskracht waar het artikel over spreekt, vergt wilskracht!

Soms krijgen mensen die falen in het leven, die zich niet aan disciplines houden, die niet productief zijn, te horen dat het aan hen zelf te wijten is, dat het hun eigen zwakte is, en dat ze het wel zouden kunnen ‘als ze het maar zouden willen’. Zoals een stukje dat ik jaren geleden in de krant las van een cabaretier (volgens mij Dolf Jansen), die er geen probleem in zag dikke mensen belachelijk te maken. Die hadden hun overgewicht aan zichzelf te wijten, vond hij. Als ze het maar zouden willen, zouden ze mager kunnen zijn. Hijzelf was immers ook mager. De wil wordt gezien als een onuitputtelijke bron, waar je altijd over kunt beschikken. Maakte een Duitse filmmaker in opdracht van Hitler niet een film met de titel: ‘De Triomf van de Wil’? Het is een houding die is geinspireerd door de filosoof Nietzche. De wil kan volgens deze mensen alles. Wie zwak is, heeft het aan zichzelf te wijten. En veel christenen denken net zo - ze verwijten de falende, tekort schietende mensen dat ze zwak zijn, dat het hun eigen schuld is, dat ze wel zouden kunnen leven als goede christenen als ze het maar zouden willen. Hun lukt het immers toch wel om zich aan de regels te houden, gedisciplineerd te zijn en de verleiding te weerstaan? Ze doen me denken aan de Farizeeer in de gelijkenis van Jezus die in de tempel bad: "God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af." (Lucas 18:11).
Uit het onderzoek, beschreven in de Pers, blijkt echter dat de wil niet ongelimiteerd is, als lucht of water, maar eerder een zeldzame grondstof, waar een keer een einde aan komt (net als met de olie en zeldzame metalen), en dat het niet iets is dat je zomaar op elk moment kunt oproepen. Je hebt het of je hebt het niet. De cabaretier die de dikke mensen verweet dat ze dik waren, was waarschijnlijk overactief, had een ADHD-achtig temperament, en zou dus niet dik ‘kunnen’ worden, zelfs al zou hij het willen. De christenen die anderen opjagen om te veranderen hebben meer ‘ego’, of hebben een makkelijk leven gehad, of hebben gewoon nog niet zoveel wilskracht moeten spenderen aan het weerstaan van verleidingen. De Farizeeer in de gelijkenis was inderdaad sterker dan de tollenaar, het koste hem daardoor gewoon minder moeite om zich aan de regels te houden en zijn plicht te doen.
Maar dat maakte hem niet een beter mens en bracht hem op geen enkele manier dichter bij God. Paulus constateerde al dat hij niet wilde roemen op zijn kracht, maar veel eerder in zijn zwakheden. “Want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.” (2 Korintiers 12:9) En de tollenaar, die aan het eind van zijn wil was gekomen, die realiseerde dat hij zichzelf niet kon verbeteren, die tegenover God erkende dat hij een zondaar was en afhankelijk van genade, ging als een rechtvaardige naar huis. Het enige dat hij deed, was zeggen: "God, wees mij zondaar genadig." De wil moet dus afzien van zijn triomftocht. De wil wordt in plaats daarvan ten grave gedragen.
De wil kan niets bijdragen aan ons bestaan als christen. Lees wat Robert Farrar Capon hierover schrijft in Kingdom, Grace, Judgment: “Let me set you an excercise. Take the publican back to the temple one week later. And have him go back there with nothing in his life reformed: walk him in this week as he walked in last - after seven full days of skimming, wenching and hig-priced Scotch. Put him through the same routine: eyes down, breast smitten, God be mercifull and all that. Now then, I trust you see that on the basis of the parable as told, God will not mend his divine ways any more than the publican did his wiched ones. He will do this week exactly what he did last: God, in short, will send him down to his house justified.” En ook als hij de week erna weer niet veranderd is. En de week erna ook niet. Hij blijft gerechtvaardigd. En zelfs al zou de man wel een beetje zijn veranderd en iets minder hebben gedronken, dat zou niet de reden zijn dat God hem rechtvaardigt. God kijkt zelfs niet in zijn hart, of hij in elk geval de goede intentie heeft om te veranderen. Nee - het is allemaal genade. Dit komt op ons oneerlijk over - er moet toch meer zijn? We moeten toch iets doen? Voor wie nog op zijn wil vertrouwt, zoals de Farizeeer, is het moeilijk te accepteren. “As long as you are struggling like the Pharisee to be alive in your own eyes - and to the precise degree that your struggles are for what is holy, just and good - you will resent the apparent indifference to your pains that God shows in making the effortlessness of death [het einde van de wil] the touchstone of your justification. Only when you are finally able, with the publican, to admit that you are dead will you be able to stop balking at grace.”

Wat ik heb ontdekt door mijn herhaalde overspannenheid, is dat ik niet op mijn wilskracht kan vertrouwen. De voorraad ervan blijkt steeds kleiner te zijn dan ik denk. Het is nauwelijks genoeg om mijn werk aan te kunnen, laat staan om ook nog heilig te leven of ‘de wereld te winnen voor Jezus’. Ik ben aan het einde van mijn wil gekomen. Maar dit is precies waar God mij wil hebben. Want alleen dan kan hij doen wat voor mij onmogelijk is. Alleen dan sta ik open voor zijn genade. Dat besef is wat ik meer mensen toewens, en vooral degenen die de vermoeide en zwakke mensen zonder wilskracht toespreken en aanschrijven. Maar hopelijk komen ze tot dat besef zonder zelf overspannen te raken.

Wordt vervolgd ...