Het was weer eens zo'n week op het werk. Ik vermoed dat iedereen die wel eens heeft. Niet dat het een slechte week was, helemaal niet. Ik heb nog nooit zoveel geschreven in de trein en de lunchpauze, en met mijn collega's was het gezellig, en ik hoefde niet eens zoveel te telefoneren.
Maar dinsdag gebeurde iets waardoor ik de neiging kreeg me ziek te melden. Mijn collega kreeg een boos telefoontje van een dierenarts met betrekking tot de coverfoto van de laatste editie van ons tijdschrift. Die afbeelding kon namelijk echt niet! En de betreffende dierenarts was zelfs bereid er zijn lidmaatschap om op te zeggen! Toen mijn collega dat vertelde voelde ik de grond onder me wegzinken. Die foto was namelijk door mij uitgekozen, om op de voorkant te zetten. Het was mijn beslissing . En nu bleek het een verkeerde keuze te zijn geweest. En het bleef niet bij deze ene. Mijn collega kreeg er nog een, die een ingezonden brief zou gaan schrijven. En nog een mailtje van een ge-ergerde lezer. Ik voelde me dieper en dieper wegzinken. De volgende dag zou ik namelijk alleen op kantoor zijn, en als er nog telefoontjes kwamen zou ik ze zelf moeten beantwoorden. Ik zou aan deze boze dierenartsen moeten uitleggen dat ik die foto had gekozen waar ze zo van geschokt waren. Ze zouden hun gram op mij spuien. Ik zou door het stof moeten kruipen. "Laat het van je rug glijden", zei mijn collega. "Gewoon toegeven dat het inderdaad niet klopt en zeggen dat we een rectificatie plaatsen. Je zult zien dat ze dan wel kalmeren." Ze had natuurlijk gelijk. Waarom vond ik het dan zo moeilijk om de volgende dag naar mijn werk te moeten gaan? Waarom raakte ik in paniek om geconfronteerd te worden met een vergissing?
Het gaat me natuurlijk niet om dit specifieke geval alleen, en ik heb ook niets tegen die mensen die boos werden. De foto schaadde in hun ogen het beeld van de diergeneeskunde en het is begrijpelijk dat ze er opgewonden over raakten. Het gaat me nu om mijn eigen reactie. Ik heb er die avond nog eens goed over nagedacht. (Daar had ik alle tijd voor: de treinen tussen Rotterdam en Den Haag reden niet dus ik deed er nog eens anderhalf uur langer over om thuis te komen ook. Maar dat is een ander verhaal). En ik realiseerde me dat ik een dergelijke reactie vaker heb. Ik ben als de dood om iets fout te doen, om een vergissing te maken. En als mensen boos op mij worden, als ze me aanvallen om iets dat ik gedaan heb, raakt dat me persoonlijk. Dat ik een fout heb gemaakt (niet eens dat ik bewust iets verkeerds heb gedaan, of een regel heb overtreden) zegt kennelijk iets over mij, namelijk dat ik een 'loser' ben, een mislukkeling, dat ik tekortschiet. Dat anderen boos op mij worden, ervaar ik als een afwijzing. Ik raak mijn gevoel van eigenwaarde kwijt en zink in dat 'gat', waar ik het over had: een gevoel van wanhoop. Ik heb zo mijn best gedaan alles 'goed' te doen, ik heb naar eer en geweten volgens de kennis die ik had een foto uitgekozen waarvan ik dacht dat die bij de inhoud van het tijdschrift paste, en het blijkt mensen aanstoot te geven. Mijn keuze leidt ertoe dat mensen boos worden. Ik ben dus veroordeling waard.
In die redenering zit natuurlijk een fout. Namelijk dat ik alleen goed over mezelf kan denken zolang niemand aanstoot aan mij kan nemen, zolang ik doe wat 'goed' is. Ik laat mijn eigenwaarde afhangen van de juistheid, de kloppendheid van mijn daden. En dus wordt ik daardoor gecontroleerd. Of mijn daden overeenstemmen met de norm, of ik niemand kwaad maak of beledig, bepaalt hoe ik mij gedraag, en hoe ik als mens in het leven sta. En de bijbel zegt al ergens: 'Waar men door beheerst wordt, daarvan is men slaaf.' (2 Petrus 2:19). Ik ben dus een slaaf van mijn behoefte te doen wat 'goed' is, wat overeenstemt met wat moet, dat met de norm overeen komt. Ik laat mezelf bepalen door de heersende normen en de mate waarin het mij lukt daaraan te voldoen. Zolang dat goed gaat, zolang ik geen vergissingen bega, of fouten maak, kan ik mij goed voelen over mezelf. Maar zodra ik me vergis, verlies ik alle zekerheid en eigenwaarde die ik aan mijn eigen perfectie ontleende, en voel ik me een wrak.
Ik kan theorieen ophangen om welke reden ik zo in elkaar zit. Dat is niet de bedoeling van dit bericht. Belangrijker is wat je doet als je dit bij jezelf herkend hebt. Op dezelfde dag dat de eerste boze dierenartsen opbelden, twitterde (tweete) Frank Viola het volgende: "Criticism & rejection are God's tools to liberate His servants from human control & the desire to please men." (En een goede vriend van mij mailde dat hij dit ook naar mij toe wilde sturen). De situatie had in mij een zwakheid aan het licht gebracht, namelijk dat ik nog steeds mijn eigenwaarde ontleende aan iets dat feilbaar is. Een afgod dus. En dit was een gelegenheid om daarvan bevrijd te worden.
Dit was dus niet het moment om bij de pakken te gaan neerzitten en in zelfbeklag te vluchten. Het was ook niet het moment om te vluchten en me ziek te melden (hoewel ik wel met dat idee speelde). Ik kon het ook niet aan een collega overlaten (het was mijn verantwoordelijkheid, ik had die keuze gemaakt). Ik kon ook niet boos worden of geirriteerd om die dierenartsen (zij hadden gelijk). Wat ik kon doen, was deze ervaring zien als een leermoment, door te gaan staan in wat ik geloof dat waar is en daaruit te handelen. Ik geloof namelijk dat mijn waarde niet wordt bepaald door de mate waarin ik doe wat 'goed' is, de mate waarin ik doe wat overeenstemt met wat 'hoort'. En mijn waarde wordt dus ook niet verminderd door mijn fouten of vergissingen. Ik ben niet minder waardevol als ik me niet honderd procent aan de norm houd. Ik ben waardevol en belangrijk omdat ik Gods schepsel ben en omdat Hij van mijn houdt. Dat is het belangrijkste. En als ik dat echt geloof, kan ik dierenartsen aanhoren als ze me vertellen hoe die foto hen gekwetst heeft. Dan kan ik hen mijn excuses aanbieden, mijn verantwoordelijkheid claimen en vragen hoe de situatie voor hen opgelost kan worden. Dan kan ik in relatie met hen blijven, zonder tegelijk mezelf te kwellen. Dan ben ik vrij.
Dus dat was wat ik de volgende dag deed. Ik ging gewoon naar mijn werk, ook al was ik bang voor wat zou komen. De stortvloed van telefoontjes die ik had gevreesd bleef uit (gelukkig). Aan het eind van de middag was er eentje. En het lukte mij om de dierenarts in kwestie vriendelijk te woord te staan, te vertellen wat er was gebeurd, om naar haar verhaal te luisteren en mijn excuses aan te bieden. En te horen dat zij daardoor tevreden was gesteld. En te merken dat ik mezelf niet afgewezen of veroordeeld voelde. Toen ik de hoorn op de haak legde was ik opgelucht. Ik had de moeilijke weg gekozen, maar daardoor was ik vrijer geworden dan ik tot nu toe was. En dat deed me denken aan wat iemand mij juist afgelopen zondag na de kerkdienst verteld had. Het was een woord voor mij. Namelijk dat ik loop in een berglandschap. Als ik op een top sta, kan ik heel vrij om me heen kijken. Maar om verder te komen moet ik steeds nieuwe bergen beklimmen. Steeds opnieuw die steile weg naar de top. Het uitzicht wordt echter steeds mooier en wijdser. En dat is die moeite waard.
Ik geloof dat dit waar is. Makkelijke keuzes maken, voor uitvluchten kiezen, is veilig, maar maakt je niet vrij. De moeilijke weg gaan, doen wat zwaar voelt, je angst onder ogen zien. Dat leidt tot groei. Zo wordt je de persoon die je bent. Zo vindt je de vrijheid.
Deze gebeurtenis met de foto was training.