Verhalen kunnen levens veranderen. Je kunt al jarenlang argumenten horen, zonder er ooit daadwerkelijk naar te handelen. Je kunt discussieren, beleefd knikken dat je het met de ander eens bent, en verder leven zonder je ook maar het gesprek te herinneren. Je kunt op de hoogte zijn van dogma’s en filosofieen, en geen daarvan maakt een verschil in de praktijk. Cognitieve dissonantie, is de officiele term. Met onze ratio geloven we het een, maar met ons gedrag doen we het andere.
Dit is het probleem waar ik over schrijf in mijn artikelen van de laatste maanden. Met ons verstand stemmen we in met de wet van God, maar in ons dagelijks leven zien we een andere wet: “Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft” (Romeinen 7:22,23). Iedereen die je ernaar vraagt weet dat snoepen ongezond is, toch doen we het. Als mensen zijn we niet zo rationeel als we zouden willen. Onze wil volgt namelijk niet ons ‘hoofd’. Natuurlijk kunnen we ons tot activiteiten zetten waar we eigenlijk niet zoveel zin in hebben (zoals gezond eten omdat we weten dat het verstandig is), maar dat kost energie. Er treedt ‘ego depletion’ op. En de volgende verleiding is prompt veel moeilijker te weerstaan.
Zeggen dat we iets willen, is zeggen dat we het verlangen. En ons verlangen komt voort uit ons ‘hart’. Niet uit het orgaan van spieren en bloed in onze borstholte natuurlijk. Wat ik omschrijf als ‘hart’ bevindt zicn net als het ‘hoofd’ in de hersenen. Het is het ‘pre-rationele’ deel van wie we zijn - de plek waar onze voorkeuren, onze waarde-oordelen, uit voortkomen. Het is de plek waar we beelden hebben gekoppeld aan personen en objecten, aan onszelf, God, het heelal. Die beelden bepalen waar we naar verlangen. Hebben we bij bijvoorbeeld een vette snack het beeld dat die ons gelukkig maakt, goede herinneringen aan mooie momenten, een goed gevoel, dan kunnen we nog zo goed weten dat die niet gezond is, maar eten zullen we hem. We zullen pas stoppen met verlangen naar die snack als de beelden die we ermee hebben geassocieerd veranderen, als we onszelf er een ander verhaal over vertellen, als we het niet langer als iets goeds ervaren.
Onze ‘beeldenwereld’ verandert door onze ervaringen - anders gezegd: door onze verhalen. Want onze ervaringen vertellen we (aan onszelf en aan anderen) in de vorm van verhalen - verhalen die ook altijd een waarde-oordeel bevatten en niet ‘wetenschappelijk-objectief’ zijn, anders zouden ze ook niet onze beelden bepalen). Als we een verhaal lezen of zien (een boek of een film) nemen we die niet tot ons met ons verstand alleen, maar we worden ook in het verhaal opgenomen. We ervaren het verhaal ook werkelijk. De associaties in onze beeldenwereld worden dus ook veranderd. J.R.R. Tolkien noemde dit ‘elfenmagie’. Filosoof Peter Kreeft verwoordt het zo in The Philosophy of Tolkien: ‘Literatuur is de vleeswording van de filosofie… Zoals een lach niet alleen blijdschap uitdrukt (dat doen de tien letters van het woord ook), maar haar daadwerkelijk bevat, bevat of incarneert literatuur daadwerkelijk filosofische waarheden (of leugens).’
In een verhaal wordt de waarheid voor ons werkelijkheid (het is ook met hersenscans aangetoond dat bij het verbeelden van een ervaring dezelfde gebieden activeren die actief zouden worden bij het echt beleven ervan!). Daarom vertelt Jezus verhalen om mensen te laten beleven wat de nieuwe werkelijkheid is van zijn koninkrijk. En nog een stap verder: daarom worden wij niet gered door wat Jezus leerde, zijn wijsheid of zijn filosofie, maar door het verhaal van zijn leven: zijn geboorte, dood en opstanding. Niet het aannemen van waarheden redt ons, maar opgenomen worden in Zijn verhaal, in zijn leven. En omdat het Grote verhaal van Christus wordt gereflecteerd in onze kleinere verhalen en mythes, kunnen ook die onze verbeelding ‘dopen’ en ons laten verlangen naar het leven zoals Jezus dat voorleefde.
Dit alles om uit te leggen waarom ik tijdens het kijken van War Horse besloot om geen vlees uit de bio-industrie meer te nuttigen, maar alleen biologisch vlees (of anders geen).
War Horse is de nieuwste film van Steven Spielberg, waarschijnlijk mijn favoriete regisseur. Zoals bij alle Spielberg-films bevat deze film mooi gecomponeerde beelden en sympathieke karakters, dompelt de film je onder in een overtuigende andere wereld, en bespeelt de film je gevoelens. En net als alle Spielberg-films heeft deze film een gelukkig einde, dat door sommigen als ‘sentimenteel’ wordt bestempeld en door anderen juist weer als sprookjesachtig of hoopvol.
De film is een oorlogsfilm, en laat de gruwelen van de oorlog goed zien, maar zonder zelf gruwelijk te zijn: de shots zijn precies zo opgezet dat de gruwel zelf niet in beeld komt. Dit is een andere tactiek dan bijvoorbeeld in Saving Private Ryan, van dezelfde regisseur, maar mijns inziens net zo effectief. Aanvankelijk matigde ik mij het oordeel aan dat dit een van de mindere films van Spielberg moest zijn. Waarschijnlijk was dit door de keuze van de hoofdpersoon, die zelf weinig emoties kan uiten en waar de kijker zelf zijn eigen emotie op moet projecteren. Maar uiteindelijk werd ik toch het verhaal in getrokken en er ook werkelijk door geraakt. Ik denk nog steeds niet dat het de beste Spielbergfilm ooit is, maar een middelmatige film van Spielberg behoort nog steeds tot de top van de productie van Hollywood.
De hoofdpersoon van deze film is een paard, Joey, dat aan het begin van de vorige eeuw wordt geboren in een dorp in Devonshire, Engeland. Als veulen wordt hij van zijn moeder gescheiden en verkocht op een veemarkt. Degene die hem koopt, is een boer, die eigenlijk het geld er niet voor heeft. De landeigenaar zet hem dan ook flink onder druk en de toekomst van zowel het paard als de boerderij is in gevaar. Maar dat is buiten de zoon des huizes, Albert, gerekend. Hij zocht het paard al op toen het een veulen was, en begint Joey nu te trainen. Hij weet hem zelfs zo ver te krijgen het land beneden de boerderij te ploegen, tot grote verbazing van de omwonenden. Albert en Joey lijken een mooie toekomst tegemoet te gaan. Maar de omstandigheden werpen roet in het eten. Een boodschapper meldt dat Engeland de oorlog heeft verklaard aan Duitsland. Jongens schrijven zich in als soldaat, en Joey wordt verkocht aan een officier. Het paard wordt verscheept naar Frankrijk, waar de cavalerie een aanval op een Duits kamp voorbereidt. Met getrokken zwaard stormen de soldaten op de vijand af. De Eerste Wereldoorlog is echter niet als de oorlogen ervoor. Dit is een oorlog niet van mensen, maar van techniek. Een machinale oorlog. De bestorming loopt dan ook anders af dan de officieren van te voren verwachtten. Joey wisselt opnieuw van eigenaar. Hij belandt diep in het door oorlog verscheurde land, een plek waar geen paard het kan overleven.
Deze film laat op een wel heel bijzondere manier zien hoe onmenselijk een oorlog is. In andere oorlogsfilms, ook al zijn die nog zo ‘realistisch’, wordt het conflict van slechts een kant in beeld gebracht. De kijker leeft met een enkele partij mee, de kant van de hoofdpersonen. Dat zijn eigenlijk voor de kijker automatisch de ‘goeien’. En dat maakt van de mensen aan de andere kant van het slagveld de ‘slechten’. Zelfs al zouden sommigen van hen sympathiek in beeld worden gebracht, je hoopt op de overwinning van de hoofdpersoon, en als dat betekent dat de gezichtsloze tegenstander op gruwelijke wijze aan zijn eind komt, doet dat ons niet zoveel. Om in de terminologie van Richard Beck (Experimental Theology) te spreken: we identificeren ons niet alleen met de mensen aan een bepaalde kant van het conflict, maar ook met hun ‘heldenverhaal’, het verhaal dat hen betekenis geeft, waar zij voor willen vechten, het verhaal dat hen heldenmoed geeft geconfronteerd met de dood. De tegenstander wordt daardoor de ‘ideologische ander’ - degene die een ander ‘heldenverhaal’ vertelt, zijn betekenis aan iets anders ontleend, en dus een bedreiging vormt (want ons verhaal geeft ons betekenis, en alleen al het bestaan van een ander verhaal ondermijnt onze betekenis). We demoniseren de ander, om onszelf en ons wereldbeeld te beschermen. Dat doen we niet alleen als vechter, maar ook als kijker.
In deze film is de hoofdpersoon echter niet een mens, maar een paard. En een paard is zich niet bewust van zijn sterfelijkheid en is niet op zoek naar een heldenverhaal dat hem betekenis kan geven. Hij leeft gewoon. Hij kiest in deze strijd geen partij, hij kan ook geen partij kiezen. En daarmee ontmaskert hij de oorlog als iets onmenselijks. Er is geen glorie in de strijd, want er is voor het paard geen ‘ideologische ander’: er zijn alleen maar mensen. Mensen die wreed zijn voor dieren, of mensen die dieren aardig behandelen - ongeacht hun nationaliteit, geloof, geslacht of enig ander ‘heldenverhaal’. Als bioscoopbezoeker zien wij (omdat we meeleven met Joey) plotseling ook alleen maar mensen. We zien niet langer ‘Duitsers’ of ‘Engelsen’. We zien dierenvrienden, broers, boeren. Mensen die gewoon willen leven. Maar die gevangen zijn in een conflict dat hun levens met een mechanische efficientie uitblust. Het is opeens niet de ‘ideologische ander’ die het leven laat, het is een uniek, levend, ademend individu, dat nooit meer vervangen kan worden. De wereld zal nooit meer iemand als deze man of vrouw bevatten.
De oorlog blijkt zo een ‘oorlogsmachine’ te zijn, een macht die boven mensen, boven individuen uitstijgt. Een onpersoonlijke macht, sterker nog: een anti-persoonlijke macht, die van de soldaten al voordat ze sterven radertjes in een machine probeert te maken. In zijn aard is de oorlog dus demonisch.
Ik realiseerde me tijdens het kijken opeens dat oorlog niet valt goed te praten. Nooit. Ik denk dat christenen die hun geloof serieus overdenken niet anders kunnen dan pacifist zijn. Jezus heeft al duidelijk gemaakt dat het beter is om het slachtoffer te worden van het ‘heldenverhaal’ van iemand anders, dan gewelddadig je eigen ‘heldenverhaal’ aan de ‘ideologische ander’ op te dringen. Daarom zei hij tegen zijn volgelingen dat ze hun vijanden moesten liefhebben, en bidden voor wie hen vervolgden (in plaats van zelf het zwaard tegen hen op te nemen). Nog meer: daarom liet hij zich kruisigen. Als een lam werd hij naar de slachtbank geleid, zegt de bijbel. Als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open (zie: Jesaja 53:7, Handelingen 8:32).
En daardoor ontmaskerde hij de ‘heldenverhalen’ van alle betrokken partijen als demonisch - zowel het religieuze verhaal van de Farizeeen als het politieke verhaal van de Romeinen. Beiden lieten op het moment van de kruisiging zien hun eigen gelijk boven het leven van het individu te stellen, en daarmee anti-menselijk te zijn. Zelfs al dachten ze allebei dat ze gelijk hadden, of zelfs dat ze godsdienstig waren. Als Jezus God is, wat ik geloof, liet hij zien dat zelfs God niet gehecht is aan zijn eigen verhaal. Zelfs God legt liever zijn leven af dan een mens als ‘ideologisch ander’ te beschouwen en uit naam van het eigen ‘heldenverhaal’ als minder dan persoon te behandelen. Hij laat met zich sollen, liever dan zijn kracht te gebruiken om anderen hun individualiteit te ontnemen. Dat is radicaal! God kiest in een confrontatie van ‘heldenverhalen’ voor de weg van de zwakheid.
En hij vraagt ons dezelfde weg te gaan. Dit is een van de betekenissen van Jezus’ oproep aan ons om zijn kruis te dragen. Als we in hem geloven moeten we ons geloof in hem niet zien als een ‘heldenverhaal’ waar we voor moeten strijden. De betekenis van mensen hangt niet af van ons of van wat wij doen, zelfs niet van wat wij geloven. Betekenis wordt ons en iedereen gegeven. Het enige dat wij moeten is die betekenis als geschenk ontvangen. En vervolgens andere mensen op dezelfde manier betekenis toekennen als God dat met ons doet. En nooit, nooit, de ander als minder dan individu behandelen. Dit is de weg van de zwakheid.
Het is interessant dat Jezus aan het kruis wordt vergeleken met een dier: een schaap in het bijbelvers hier boven. Een dier bovendien dat zich niet verzet tegen zijn scheerders, een lam dat niet in opstand komt tegen de slachters. In deze film is Joey wel de hoofdpersoon, maar hij maakt geen beslissingen die het plot voortstuwen. Hij reageert alleen maar op wat hem overkomt. Hij wisselt van eigenaar, door de een wordt hij voorzichtig behandeld, door de ander wordt hij opgedreven. De een gebruikt hem om te deserteren uit het leger, de ander om hem kanonnen te laten trekken. Het paard is subject, geen object. Hij is geen dader in dit conflict. Hij is slachtoffer. Hij gaat ten onder in de demonische oorlogsmachine, tot hij uiteindelijk letterlijk geen kant meer op kan. Hij kan zijn hoofd niet eens meer optillen. En hierin is Joey een beeld van Jezus, die in de hele lijdensgeschiedenis ook ‘subject’ was, niet ‘object’, die door de ideologisch gedreven machten werd gereduceerd tot een positie waarin hij zich niet meer kon bewegen.
Maar er zijn mensen die Joey opzoeken als hij tot zijn positie van ultieme zwakte is teruggebracht. Mensen die hun eigen leven riskeren en hun veilige positie verlaten om zich bij hem te voegen. Die dus eigenlijk ook zwak willen zijn. En als ze dat doen, verliezen ze de identiteit die hun werd gegeven door hun ‘heldenverhaal’. Ze zijn opeens geen ‘Engelsman’ of ‘Duitser’ meer, ze zijn opeens niet meer voor elkaar de ‘ideologische ander’. Plotseling worden ze weer zichzelf, individuen. En ze kunnen elkaar behandelen als individuen. Terwijl ze zich om de beurt bemoeien met het stilliggende, nog steeds als ‘subject’ dienende paard, vragen ze elkaar naar hun naam, naar hun leven. Ze leren elkaar kennen. Ze durven met elkaar te lachen. Ze worden echt mensen.
Hierin ligt de kern van de boodschap van Jezus. We worden pas werkelijk mens, als we Hem opzoeken in zijn zwakheid, in zijn nederigheid. We vinden onze identiteit als we -om in bijbelse termen te spreken- de legerplaats verlaten om ons bij Hem te voegen. We worden onszelf als we zwak durven zijn, net als Hij. Als we onze ‘heldenverhalen’ durven loslaten en de zwakke durven liefhebben. Als we niet meer geven om onze eigen betekenis in het oog van de dood, maar we betekenis vinden in het dienen van het offerlam van God.
Maar waar ontmoeten we Jezus, het offerlam, het subject? In de zwakken, zieken, gebrokenen om ons heen. In degenen die zichzelf niet kunnen helpen, die zichzelf niet kunnen verlossen. In de machteloze ‘subjecten’ van deze wereld. Hoe we omgaan met de zwakken is wat ons identificeert als onderdanen van Gods koninkrijk, volgelingen van de Zwakke. Jezus zei het zelf in de gelijkenis van de Schapen en de Geiten die ik eerder aanhaalde: ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Mattheus 25:40). Dit is het goede nieuws: als we ons bij de zwakken voegen, als we zelf ons ‘heldenverhaal’ opgeven en kiezen voor de ander, zijn we bij Jezus en zullen we altijd bij Hem blijven.
En tijdens het kijken van de film realiseerde ik me plotseling dat dieren (zoals Joey) ook zulke zwakken zijn waar Jezus over spreekt. Ik besefte me dat dieren zich niet kunnen verdedigen. Dat ze ‘subject’ zijn. En dat de manier waarop we als mensen omgaan met dieren dus niet waardevrij is. Dat hakte er diep in bij mij. Hoe je als mens dieren behandelt, verraadt volgens mij hoe je ‘de Zwakke’ ziet. En in de bio-industrie worden dieren zonder respect behandeld. De dag na het bioscoopbezoek zag ik een film waarin beelden uit een slachthuis werden getoond. Varkens liepen op eigen poten naar binnen, in groepen tegelijk, zonder te weten wat hen te wachten stond. Ze kwamen op een lopende band terecht, en werden opgeslokt door de machine. Volledig geautomatiseerd werden ze verwerkt tot slavinken en hamblokjes. Ik moest denken aan de oorlogsmachine uit War Horse, en realiseerde me dat dit geen respectvolle manier van omgaan met het zwakke is. De bio-industrie is op dezelfde manier ‘demonisch’ als oorlog dat is. Nu ben ik niet opeens sentimenteel geworden ten aanzien van dieren - ik zie ze niet als mensen. Maar ik geloof dat dit het nog belangrijker maakt dat we ze met respect behandelen. Daarom heb ik besloten om voortaan alleen nog biologisch vlees te eten, en als dat niet beschikbaar is vegetarisch te eten. Dit is voor mij een manier om me te identificeren met het zwakke. Mijn leven is veranderd door het verhaal.
Dit is het probleem waar ik over schrijf in mijn artikelen van de laatste maanden. Met ons verstand stemmen we in met de wet van God, maar in ons dagelijks leven zien we een andere wet: “Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft” (Romeinen 7:22,23). Iedereen die je ernaar vraagt weet dat snoepen ongezond is, toch doen we het. Als mensen zijn we niet zo rationeel als we zouden willen. Onze wil volgt namelijk niet ons ‘hoofd’. Natuurlijk kunnen we ons tot activiteiten zetten waar we eigenlijk niet zoveel zin in hebben (zoals gezond eten omdat we weten dat het verstandig is), maar dat kost energie. Er treedt ‘ego depletion’ op. En de volgende verleiding is prompt veel moeilijker te weerstaan.
Zeggen dat we iets willen, is zeggen dat we het verlangen. En ons verlangen komt voort uit ons ‘hart’. Niet uit het orgaan van spieren en bloed in onze borstholte natuurlijk. Wat ik omschrijf als ‘hart’ bevindt zicn net als het ‘hoofd’ in de hersenen. Het is het ‘pre-rationele’ deel van wie we zijn - de plek waar onze voorkeuren, onze waarde-oordelen, uit voortkomen. Het is de plek waar we beelden hebben gekoppeld aan personen en objecten, aan onszelf, God, het heelal. Die beelden bepalen waar we naar verlangen. Hebben we bij bijvoorbeeld een vette snack het beeld dat die ons gelukkig maakt, goede herinneringen aan mooie momenten, een goed gevoel, dan kunnen we nog zo goed weten dat die niet gezond is, maar eten zullen we hem. We zullen pas stoppen met verlangen naar die snack als de beelden die we ermee hebben geassocieerd veranderen, als we onszelf er een ander verhaal over vertellen, als we het niet langer als iets goeds ervaren.
Onze ‘beeldenwereld’ verandert door onze ervaringen - anders gezegd: door onze verhalen. Want onze ervaringen vertellen we (aan onszelf en aan anderen) in de vorm van verhalen - verhalen die ook altijd een waarde-oordeel bevatten en niet ‘wetenschappelijk-objectief’ zijn, anders zouden ze ook niet onze beelden bepalen). Als we een verhaal lezen of zien (een boek of een film) nemen we die niet tot ons met ons verstand alleen, maar we worden ook in het verhaal opgenomen. We ervaren het verhaal ook werkelijk. De associaties in onze beeldenwereld worden dus ook veranderd. J.R.R. Tolkien noemde dit ‘elfenmagie’. Filosoof Peter Kreeft verwoordt het zo in The Philosophy of Tolkien: ‘Literatuur is de vleeswording van de filosofie… Zoals een lach niet alleen blijdschap uitdrukt (dat doen de tien letters van het woord ook), maar haar daadwerkelijk bevat, bevat of incarneert literatuur daadwerkelijk filosofische waarheden (of leugens).’
In een verhaal wordt de waarheid voor ons werkelijkheid (het is ook met hersenscans aangetoond dat bij het verbeelden van een ervaring dezelfde gebieden activeren die actief zouden worden bij het echt beleven ervan!). Daarom vertelt Jezus verhalen om mensen te laten beleven wat de nieuwe werkelijkheid is van zijn koninkrijk. En nog een stap verder: daarom worden wij niet gered door wat Jezus leerde, zijn wijsheid of zijn filosofie, maar door het verhaal van zijn leven: zijn geboorte, dood en opstanding. Niet het aannemen van waarheden redt ons, maar opgenomen worden in Zijn verhaal, in zijn leven. En omdat het Grote verhaal van Christus wordt gereflecteerd in onze kleinere verhalen en mythes, kunnen ook die onze verbeelding ‘dopen’ en ons laten verlangen naar het leven zoals Jezus dat voorleefde.
Dit alles om uit te leggen waarom ik tijdens het kijken van War Horse besloot om geen vlees uit de bio-industrie meer te nuttigen, maar alleen biologisch vlees (of anders geen).
War Horse is de nieuwste film van Steven Spielberg, waarschijnlijk mijn favoriete regisseur. Zoals bij alle Spielberg-films bevat deze film mooi gecomponeerde beelden en sympathieke karakters, dompelt de film je onder in een overtuigende andere wereld, en bespeelt de film je gevoelens. En net als alle Spielberg-films heeft deze film een gelukkig einde, dat door sommigen als ‘sentimenteel’ wordt bestempeld en door anderen juist weer als sprookjesachtig of hoopvol.
De film is een oorlogsfilm, en laat de gruwelen van de oorlog goed zien, maar zonder zelf gruwelijk te zijn: de shots zijn precies zo opgezet dat de gruwel zelf niet in beeld komt. Dit is een andere tactiek dan bijvoorbeeld in Saving Private Ryan, van dezelfde regisseur, maar mijns inziens net zo effectief. Aanvankelijk matigde ik mij het oordeel aan dat dit een van de mindere films van Spielberg moest zijn. Waarschijnlijk was dit door de keuze van de hoofdpersoon, die zelf weinig emoties kan uiten en waar de kijker zelf zijn eigen emotie op moet projecteren. Maar uiteindelijk werd ik toch het verhaal in getrokken en er ook werkelijk door geraakt. Ik denk nog steeds niet dat het de beste Spielbergfilm ooit is, maar een middelmatige film van Spielberg behoort nog steeds tot de top van de productie van Hollywood.
De hoofdpersoon van deze film is een paard, Joey, dat aan het begin van de vorige eeuw wordt geboren in een dorp in Devonshire, Engeland. Als veulen wordt hij van zijn moeder gescheiden en verkocht op een veemarkt. Degene die hem koopt, is een boer, die eigenlijk het geld er niet voor heeft. De landeigenaar zet hem dan ook flink onder druk en de toekomst van zowel het paard als de boerderij is in gevaar. Maar dat is buiten de zoon des huizes, Albert, gerekend. Hij zocht het paard al op toen het een veulen was, en begint Joey nu te trainen. Hij weet hem zelfs zo ver te krijgen het land beneden de boerderij te ploegen, tot grote verbazing van de omwonenden. Albert en Joey lijken een mooie toekomst tegemoet te gaan. Maar de omstandigheden werpen roet in het eten. Een boodschapper meldt dat Engeland de oorlog heeft verklaard aan Duitsland. Jongens schrijven zich in als soldaat, en Joey wordt verkocht aan een officier. Het paard wordt verscheept naar Frankrijk, waar de cavalerie een aanval op een Duits kamp voorbereidt. Met getrokken zwaard stormen de soldaten op de vijand af. De Eerste Wereldoorlog is echter niet als de oorlogen ervoor. Dit is een oorlog niet van mensen, maar van techniek. Een machinale oorlog. De bestorming loopt dan ook anders af dan de officieren van te voren verwachtten. Joey wisselt opnieuw van eigenaar. Hij belandt diep in het door oorlog verscheurde land, een plek waar geen paard het kan overleven.
Deze film laat op een wel heel bijzondere manier zien hoe onmenselijk een oorlog is. In andere oorlogsfilms, ook al zijn die nog zo ‘realistisch’, wordt het conflict van slechts een kant in beeld gebracht. De kijker leeft met een enkele partij mee, de kant van de hoofdpersonen. Dat zijn eigenlijk voor de kijker automatisch de ‘goeien’. En dat maakt van de mensen aan de andere kant van het slagveld de ‘slechten’. Zelfs al zouden sommigen van hen sympathiek in beeld worden gebracht, je hoopt op de overwinning van de hoofdpersoon, en als dat betekent dat de gezichtsloze tegenstander op gruwelijke wijze aan zijn eind komt, doet dat ons niet zoveel. Om in de terminologie van Richard Beck (Experimental Theology) te spreken: we identificeren ons niet alleen met de mensen aan een bepaalde kant van het conflict, maar ook met hun ‘heldenverhaal’, het verhaal dat hen betekenis geeft, waar zij voor willen vechten, het verhaal dat hen heldenmoed geeft geconfronteerd met de dood. De tegenstander wordt daardoor de ‘ideologische ander’ - degene die een ander ‘heldenverhaal’ vertelt, zijn betekenis aan iets anders ontleend, en dus een bedreiging vormt (want ons verhaal geeft ons betekenis, en alleen al het bestaan van een ander verhaal ondermijnt onze betekenis). We demoniseren de ander, om onszelf en ons wereldbeeld te beschermen. Dat doen we niet alleen als vechter, maar ook als kijker.
In deze film is de hoofdpersoon echter niet een mens, maar een paard. En een paard is zich niet bewust van zijn sterfelijkheid en is niet op zoek naar een heldenverhaal dat hem betekenis kan geven. Hij leeft gewoon. Hij kiest in deze strijd geen partij, hij kan ook geen partij kiezen. En daarmee ontmaskert hij de oorlog als iets onmenselijks. Er is geen glorie in de strijd, want er is voor het paard geen ‘ideologische ander’: er zijn alleen maar mensen. Mensen die wreed zijn voor dieren, of mensen die dieren aardig behandelen - ongeacht hun nationaliteit, geloof, geslacht of enig ander ‘heldenverhaal’. Als bioscoopbezoeker zien wij (omdat we meeleven met Joey) plotseling ook alleen maar mensen. We zien niet langer ‘Duitsers’ of ‘Engelsen’. We zien dierenvrienden, broers, boeren. Mensen die gewoon willen leven. Maar die gevangen zijn in een conflict dat hun levens met een mechanische efficientie uitblust. Het is opeens niet de ‘ideologische ander’ die het leven laat, het is een uniek, levend, ademend individu, dat nooit meer vervangen kan worden. De wereld zal nooit meer iemand als deze man of vrouw bevatten.
De oorlog blijkt zo een ‘oorlogsmachine’ te zijn, een macht die boven mensen, boven individuen uitstijgt. Een onpersoonlijke macht, sterker nog: een anti-persoonlijke macht, die van de soldaten al voordat ze sterven radertjes in een machine probeert te maken. In zijn aard is de oorlog dus demonisch.
Ik realiseerde me tijdens het kijken opeens dat oorlog niet valt goed te praten. Nooit. Ik denk dat christenen die hun geloof serieus overdenken niet anders kunnen dan pacifist zijn. Jezus heeft al duidelijk gemaakt dat het beter is om het slachtoffer te worden van het ‘heldenverhaal’ van iemand anders, dan gewelddadig je eigen ‘heldenverhaal’ aan de ‘ideologische ander’ op te dringen. Daarom zei hij tegen zijn volgelingen dat ze hun vijanden moesten liefhebben, en bidden voor wie hen vervolgden (in plaats van zelf het zwaard tegen hen op te nemen). Nog meer: daarom liet hij zich kruisigen. Als een lam werd hij naar de slachtbank geleid, zegt de bijbel. Als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open (zie: Jesaja 53:7, Handelingen 8:32).
En daardoor ontmaskerde hij de ‘heldenverhalen’ van alle betrokken partijen als demonisch - zowel het religieuze verhaal van de Farizeeen als het politieke verhaal van de Romeinen. Beiden lieten op het moment van de kruisiging zien hun eigen gelijk boven het leven van het individu te stellen, en daarmee anti-menselijk te zijn. Zelfs al dachten ze allebei dat ze gelijk hadden, of zelfs dat ze godsdienstig waren. Als Jezus God is, wat ik geloof, liet hij zien dat zelfs God niet gehecht is aan zijn eigen verhaal. Zelfs God legt liever zijn leven af dan een mens als ‘ideologisch ander’ te beschouwen en uit naam van het eigen ‘heldenverhaal’ als minder dan persoon te behandelen. Hij laat met zich sollen, liever dan zijn kracht te gebruiken om anderen hun individualiteit te ontnemen. Dat is radicaal! God kiest in een confrontatie van ‘heldenverhalen’ voor de weg van de zwakheid.
En hij vraagt ons dezelfde weg te gaan. Dit is een van de betekenissen van Jezus’ oproep aan ons om zijn kruis te dragen. Als we in hem geloven moeten we ons geloof in hem niet zien als een ‘heldenverhaal’ waar we voor moeten strijden. De betekenis van mensen hangt niet af van ons of van wat wij doen, zelfs niet van wat wij geloven. Betekenis wordt ons en iedereen gegeven. Het enige dat wij moeten is die betekenis als geschenk ontvangen. En vervolgens andere mensen op dezelfde manier betekenis toekennen als God dat met ons doet. En nooit, nooit, de ander als minder dan individu behandelen. Dit is de weg van de zwakheid.
Het is interessant dat Jezus aan het kruis wordt vergeleken met een dier: een schaap in het bijbelvers hier boven. Een dier bovendien dat zich niet verzet tegen zijn scheerders, een lam dat niet in opstand komt tegen de slachters. In deze film is Joey wel de hoofdpersoon, maar hij maakt geen beslissingen die het plot voortstuwen. Hij reageert alleen maar op wat hem overkomt. Hij wisselt van eigenaar, door de een wordt hij voorzichtig behandeld, door de ander wordt hij opgedreven. De een gebruikt hem om te deserteren uit het leger, de ander om hem kanonnen te laten trekken. Het paard is subject, geen object. Hij is geen dader in dit conflict. Hij is slachtoffer. Hij gaat ten onder in de demonische oorlogsmachine, tot hij uiteindelijk letterlijk geen kant meer op kan. Hij kan zijn hoofd niet eens meer optillen. En hierin is Joey een beeld van Jezus, die in de hele lijdensgeschiedenis ook ‘subject’ was, niet ‘object’, die door de ideologisch gedreven machten werd gereduceerd tot een positie waarin hij zich niet meer kon bewegen.
Maar er zijn mensen die Joey opzoeken als hij tot zijn positie van ultieme zwakte is teruggebracht. Mensen die hun eigen leven riskeren en hun veilige positie verlaten om zich bij hem te voegen. Die dus eigenlijk ook zwak willen zijn. En als ze dat doen, verliezen ze de identiteit die hun werd gegeven door hun ‘heldenverhaal’. Ze zijn opeens geen ‘Engelsman’ of ‘Duitser’ meer, ze zijn opeens niet meer voor elkaar de ‘ideologische ander’. Plotseling worden ze weer zichzelf, individuen. En ze kunnen elkaar behandelen als individuen. Terwijl ze zich om de beurt bemoeien met het stilliggende, nog steeds als ‘subject’ dienende paard, vragen ze elkaar naar hun naam, naar hun leven. Ze leren elkaar kennen. Ze durven met elkaar te lachen. Ze worden echt mensen.
Hierin ligt de kern van de boodschap van Jezus. We worden pas werkelijk mens, als we Hem opzoeken in zijn zwakheid, in zijn nederigheid. We vinden onze identiteit als we -om in bijbelse termen te spreken- de legerplaats verlaten om ons bij Hem te voegen. We worden onszelf als we zwak durven zijn, net als Hij. Als we onze ‘heldenverhalen’ durven loslaten en de zwakke durven liefhebben. Als we niet meer geven om onze eigen betekenis in het oog van de dood, maar we betekenis vinden in het dienen van het offerlam van God.
Maar waar ontmoeten we Jezus, het offerlam, het subject? In de zwakken, zieken, gebrokenen om ons heen. In degenen die zichzelf niet kunnen helpen, die zichzelf niet kunnen verlossen. In de machteloze ‘subjecten’ van deze wereld. Hoe we omgaan met de zwakken is wat ons identificeert als onderdanen van Gods koninkrijk, volgelingen van de Zwakke. Jezus zei het zelf in de gelijkenis van de Schapen en de Geiten die ik eerder aanhaalde: ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Mattheus 25:40). Dit is het goede nieuws: als we ons bij de zwakken voegen, als we zelf ons ‘heldenverhaal’ opgeven en kiezen voor de ander, zijn we bij Jezus en zullen we altijd bij Hem blijven.
En tijdens het kijken van de film realiseerde ik me plotseling dat dieren (zoals Joey) ook zulke zwakken zijn waar Jezus over spreekt. Ik besefte me dat dieren zich niet kunnen verdedigen. Dat ze ‘subject’ zijn. En dat de manier waarop we als mensen omgaan met dieren dus niet waardevrij is. Dat hakte er diep in bij mij. Hoe je als mens dieren behandelt, verraadt volgens mij hoe je ‘de Zwakke’ ziet. En in de bio-industrie worden dieren zonder respect behandeld. De dag na het bioscoopbezoek zag ik een film waarin beelden uit een slachthuis werden getoond. Varkens liepen op eigen poten naar binnen, in groepen tegelijk, zonder te weten wat hen te wachten stond. Ze kwamen op een lopende band terecht, en werden opgeslokt door de machine. Volledig geautomatiseerd werden ze verwerkt tot slavinken en hamblokjes. Ik moest denken aan de oorlogsmachine uit War Horse, en realiseerde me dat dit geen respectvolle manier van omgaan met het zwakke is. De bio-industrie is op dezelfde manier ‘demonisch’ als oorlog dat is. Nu ben ik niet opeens sentimenteel geworden ten aanzien van dieren - ik zie ze niet als mensen. Maar ik geloof dat dit het nog belangrijker maakt dat we ze met respect behandelen. Daarom heb ik besloten om voortaan alleen nog biologisch vlees te eten, en als dat niet beschikbaar is vegetarisch te eten. Dit is voor mij een manier om me te identificeren met het zwakke. Mijn leven is veranderd door het verhaal.