Ik vul niet alleen zelf een blog (met vrij lange bijdrages over het algemeen), ik volg er ook meerdere. Een ervan is de Internetmonkblog - na de dood van initiator Michael Spencer overgenomen door een team enthousiaste auteurs. Michael Spencer was een open, eerlijke schrijver, niet alleen kritisch naar de evangelische wereld, maar ook naar zichzelf. En bovendien keerde hij altijd terug naar het thema van de onvoorwaardelijke liefde van God, zoals die in Jezus werd geopenbaard. Ik zal hem voor altijd dankbaar blijven voor zijn eigen stukken over genade, maar ook voor zijn enthousiasme over de boeken van Robert Farrar Capon (waar trouwe lezers de afgelopen maanden heel wat citaten voorbij hebben zien komen). Zijn nadruk op deze onderwerpen en zijn weigering om het gezag van sprekers en schrijvers zomaar te accepteren, leidde tot nogal wat kritiek van vooral calvinistische bloggers en schrijvers.
Na zijn dood hield zijn blog gelukkig dezelfde nadruk op genade (wat de reden is dat ik er graag langssurf om mee te lezen). Maar ook de kritiek is gebleven. Zo was de blog de afgelopen week geheel gewijd aan genade (gebaseerd op het boek Three Free Sins van Steve Brown). Een verademing - tot je sommige van de commentaren onder de artikelen las (gelukkig lang niet alle!). Een heel aantal van de reageerders ageerden namelijk tegen de stelling dat genade ons absoluut vrij maakt. Dat is gevaarlijk, vonden ze. Als dat gepredikt werd zouden mensen alleen maar gaan zondigen. Er moest ook worden gesproken over de noodzaak om te veranderen en je leven te beteren.
Ik slaakte een diepe zucht. Ik geloof - net als deze respondenten - dat God ons heeft geschapen om Hem, onze medemensen, de schepping en onszelf lief te hebben, en dat er manieren van leven zijn waarmee we onszelf, onze wereld, en onze naasten de vrijheid ontnemen en beschadigen, en daarmee ook God verdriet doen. Over beide aspecten spreekt de bijbel, en ook christenen mogen en moeten elkaar daarop wijzen. Ik weet zeker dat alle schrijvers van de Internetmonkblog dit zouden beamen. Maar wat mij frustreerde, was dat deze schrijvers de noodzaak voelden de veranderde manier van leven aan anderen op te leggen. En niet alleen zelf dat te doen, maar ook andere sprekers wilden ze overtuigen om niet over de onvoorwaardelijke genade te spreken, maar te benadrukken dat het wel degelijk ging over levensheiliging en rechtvaardigheid. Niemand hield hen tegen om zich met woord en daad in te zetten voor een heilig leven. En op de Internetmonkblog is ook niemand te vinden die er maar op los leeft. Waarom dan toch zo fel? Waarom niet accepteren dat God mensen liefheeft en daar in vrijheid naar leven? Waarom zo’n nadruk op gedrag, inspanning en de aanname dat genade niet goedkoop kan zijn? Als genade niet goedkoop was, kon niemand haar betalen!
Deze commentatoren verraadden een groot vertrouwen op de menselijke wilskracht - niet alleen wat betreft het veranderen van het eigen gedrag, maar ook wat betreft het veranderen van het gedrag van anderen. De leider in de gemeente, de prediker, is volgens hen verantwoordelijk voor het al dan niet morele gedrag van de gemeenteleden. Hij moet zijn gezag gebruiken om hen tot een juiste manier van leven te brengen. Eigenlijk is deze visie niet anders dan in de gemiddelde evangelische kerk wordt gepredikt. Denk aan de preken met oproepen om meer te bidden, meer uit de bijbel te lezen, meer te evangeliseren en meer naar de kerk te komen (want als er meer mensen naar de bidstonden komen, komt de kerk tot leven). Het idee is dat de predikers het gedrag van de toehoorders kunnen veranderen.
Ik heb het dan nog niet eens over het ‘bedekkings’-idee uit de meer charismatische kerken, dat kerkleiders werkelijk verantwoordelijk maakt voor hun gemeenteleden - wie onder de ‘bedekking’ van een kerkleider valt, wordt gezegend, wie niet onder een ‘bedekking’ hoort, mist Gods zegen. Dit leidt daar tot een hele structuur van leiders, die zich zelfs in een afspiegeling van de katholieke hiërarchie bisschoppen en aartsbisschoppen noemen. De hoogste autoriteit moet zonder aarzelen worden gevolgd - ‘touch not the Lord’s anointed’ - want hij is verantwoordelijk voor iedereen onder zich. Omdat hij macht heeft, heeft hij gelijk. Might makes right.
En als de leiders niet denken dat ze de mensen in hun kerk kunnen veranderen, geloven ze wel dat ze met hun kerk de wereld (en de mensen in de wereld) kunnen veranderen. Ze kunnen ‘Nederland winnen voor Jezus’, ze kunnen beslissingen van de overheid terugdraaien. Ze kunnen voorkomen dat de Harry-Potterboeken worden gelezen in de klaslokalen, of ze kunnen zorgen voor een opwekking in landen ver weg, met duizenden bekeringen en genezingen van blinden. En dat allemaal door hun inspiratie en hun durf om hun dromen te volgen. Alleen daarom al moeten mensen hen volgen, want zij krijgen in elk geval iets voor elkaar!
Het is niet dat ik deze manier van denken niet begrijp. Het is namelijk een heel menselijke gedachte. Daarom zien we structuren van autoriteit en leiderschap overal in de wereld terug, in organisaties, in bedrijven, in de politiek. En ja, in kerken! Maar juist het feit dat we het overal om ons heen zien in de wereld (en ook waar het toe leidt: oorlog, uitbuiting en onderdrukking) zou ons te denken mogen geven. Het is ook niet dat ik geloof dat alle leiders slechte bedoelingen hebben. Verre van dat! Maar, zoals in de film Jurassic Park III werd opgemerkt: “Some of the worst things imaginable have been done with the best intentions.” Je eigen overtuiging dat je goed of rechtvaardig bent, garandeert niet dat jouw gebruik van macht over anderen ook goede of rechtvaardige resultaten teweegbrengt. Eerder het tegenovergestelde.
Dat ik eraan twijfel of we met behulp van onze wilskracht onszelf kunnen veranderen, zal de lezers van deze blog ondertussen duidelijk zijn. Maar ik geloof daarnaast dat wij met onze macht niet werkelijk andere mensen kunnen veranderen. We kunnen ze alleen maar hun vrijheid ontnemen, minder zichzelf maken, want onze macht over anderen is voor hen een externe motiverende factor. Elke gedragsverandering die door onze macht over anderen tot stand komt, is niet een verandering die uit het hart komt, een verandering waar de ander werkelijk naar verlangt, maar een verandering die de ander wordt opgelegd. En dat geldt voor de mensen in de kerk, en voor de mensen buiten de kerk. Geen wonder dat die zo afgeven op het opgeheven vingertje van christenen. Niemand vindt het prettig als een partij van buitenaf zijn eigen macht beperkt.
Als we macht uitoefenen, komt dat uiteindelijk nooit de ander ten goede, maar altijd onszelf. De filosoof Nietzche noemde het principe hierachter de ‘Will to power’ (der Wille zur Macht). Ik citeer van Wikipedia (ik geef toe dat ik slechts amateurfilosoof ben): “My idea is that every specific body strives to become master over all space and to extend its force (its will to power) and to thrust back all that resists its extension. But it continually encounters similar efforts on the part of other bodies and ends by coming to an arrangement ("union") with those of them that are sufficiently related to it: thus they then conspire together for power. And the process goes on ...the will of life is bent upon power, its total goal: creating greater units of power.”
Hier zijn we ons natuurlijk lang niet altijd van bewust - onze ‘will to power’ gaat vaak verborgen achter religieuze termen, het werk dat we doen voor de Heer, het goed dat we doen voor anderen. We rechtvaardigen onszelf, wat we doen is immers altijd ‘goed’, in elk geval volgens onze definities. Ik denk dat Nietzche daarom aan een van zijn publicaties de titel ‘Beyond Good and Evil’ meegaf. Hij doorzag dat ons spreken over moraliteit vooral een goedpraten is van ons eigen ‘heldenverhaal’, het veiligstellen van onze eigen machtspositie of gevoel van eigenwaarde. “This includes both such apparently harmful acts as physical violence, lying, and domination, on one hand, and such apparently non-harmful acts as gift-giving, love and praise on the other— In Beyond Good And Evil, Nietzche claims that philosophers' "will to truth" is actually nothing more than a manifestation of their will to power; this will can be life-affirming or a manifestation of nihilism, but it is the will to power all the same.”
De Nazi’s namen Nietzches ideeën serieus. Hun verheerlijking van de wil - de ‘Triomf van de wil’ - wist een groot deel van Europa te winnen. Zelfs veel kerken en gelovigen schijnen Hitler niet als gevaar te hebben gezien en zelfs actief te hebben ondersteund. Misschien omdat zij net zo goed als hij ten enenmale werden gedreven door de ‘will to power’ en in zijn ideologie een kans zagen hun eigen machtspositie te versterken.
Hoewel Nietzsche volgens mij de menselijke natuur helder doorzag, was zijn conclusie dat onze drang naar macht, betekenis en invloed boven de moraal verheven was, niet correct. De verwijzing naar Nazi-Duitsland maakt dat wel duidelijk, vermoed ik. Macht is niet a-moreel, het is iets immoreels. Niet voor niets haalde ik zojuist een citaat aan uit een film geproduceerd door Steven Spielberg. Spielberg kiest heel vaak voor nazi’s als de ‘slechterikken’ in zijn films - soms op een kartooneske manier (zoals in de Indiana Jones-films), soms op een meer doordachte manier (zoals in Schindler’s List). Dit is niet (of niet alleen) omdat zijn verbeelding werd gevormd door oorlogsfilms. Ook niet omdat hij zelf van Joodse afkomst is. Het komt ook voort uit zijn filosofie.
Ik keek laatst een interessante serie video’s over de thema’s uit de films van Spielberg. Daarin werd het volgende gezegd: “In Spielberg’s movies, evil, such as it is, always comes back to the use or abuse of power. The relative good or evil of people in a Spielberg film can be discerned by looking at how they use whatever authority they have in a given situation – how they tap into, and apply, power. This is how morality is measured. It is how good or evil is measured.” De tegenstanders in zijn films zijn geen psychopaten die plezier beleven aan het kwaad. Anders gezegd: het kwaad is voor hen geen doel in zichzelf. Wat hen tot ‘slechterikken’ maakt is dat ze zich hebben onderworpen aan het systeem van macht, de ‘will to power’.
In de film Jurassic Park zie je dat in de Tyrannosaurus rex - die niet zelf ‘slecht’ is, maar zijn natuur volgt. De T. rex wordt bij uitstek gedreven door de ‘will to power’. En toevallig is hij de machtigste in het dinosauruspark. Maar daarnaast bevat de film het karakter van John Hammond, de exploitant van het park. Hij lijkt een vriendelijke opa, zonder enig ‘kwaad’ in zijn systeem. Maar hij wil geld verdienen met een niet geevenaarde attractie, en zijn lust naar meer geld brengt hem ertoe risico’s te nemen die leiden tot de dood van tientallen individuen. Nog duidelijker is het bij het hoofd van de ‘pre crime’ in de film Minority Report, Lamar Burgess. Zijn organisatie heeft het misdaadcijfer laten dalen, en hij wil het systeem over het hele land uitrollen. Voor dat ‘goede doel’ (maar in feite voor zijn eigen machtspositie) is hij bereid individuen hun keuzevrijheid te ontnemen. Niet alleen de hoofdpersoon van de film, maar ook alle potentiele misdadigers die worden opgepakt voor ze iets hebben kunnen doen. “The antagonists in Spielberg's films are in with the power structure set out by society; even though they’re just individuals, in another sense they ARE authority.”
Dit maakt autoriteit zelf in de Spielbergfilms tot de ware vijand. De uitoefening van macht over anderen is slecht. De gezichtsloze machtsstructuren zelf zijn de tegenstander (zoals de politieagenten in ET of Close Encounters of the Third Kind). “It is often society’s authority that is the true enemy in the Spielberg canon. Many of Spielberg’s antagonists are but human extensions of it.” Een mooi voorbeeld is de film Munich, waar Spielberg op een meesterlijke manier de rollen omdraait. Hier is de vijand niet Nazi-duitsland, maar de staat van Israel. Het is namelijk niet zo dat Duitsland slecht is en Israel a priori goed. Het lijkt aanvankelijk misschien of de Israelische geheime dienst het recht aan haar kant heeft, maar haar gebruik van macht is net zo destructief als dat van hun tegenstanders. Of de macht wordt ‘goedgepraat’ maakt niet uit: door met hun autoriteit hun wil aan het individu op te leggen laten beide machten zien uit hetzelfde hout gesneden te zijn. “The true evil in Munich is that the state of Israel feels entitled to do anything it feels is necessary to avenge the murder of its athletes by Palestinian terrorists. It’s yet another example in Spielberg’s films of authority slowly clenching its iron fist around the individual. Nobody in Munich is evil – not the assassins, not their handlers, not the PLO targets they’re hunting. But they all are collectively responsible for evil acts.”
Ik denk veel over dit thema sinds het lezen van het fantasyboek A Game of Thrones. Ik heb er in mijn recensie ook over geschreven, maar ik kan aan de statistieken zien dat niet al mijn trouwe volgers deze hebben gelezen, waarschijnlijk omdat ze het boek niet kennen. Het punt uit mijn recensie wordt ook gemaakt door Jason Morehead, die schrijft: “The books’ heroes find their ethics compromised, either because they give into lust for power or because they’re forced to take extraordinary measures to survive. In either case, Martin’s point is clear: power corrupts, and it oftentimes corrupts the noblest the most easily.” Juist het idee dat je ‘goed’ bent, je eergevoel en eerlijkheid, verblinden je voor het gevaar van de macht zelf en maken dat je zonder het misschien te willen individuen onderdrukt en onschuldigen in gevaar brengt. Ik citeer in mijn recensie Richard Beck van Experimental Theology, die concludeert: “That which makes life worth living--our cultural hero system and the self-esteem it provides--is the very source of evil.”
Daarom denk ik dat het er in de het verhaal van God niet om gaat dat wij ‘goed’ zijn in plaats van ‘slecht’, maar dat wij ‘zwak’ durven zijn in plaats van ‘sterk’. Dat wij ons durven openstellen voor Gods genade, in plaats van te verlangen naar macht. Ook al is het de macht om ‘goed’ te doen. Hierin is de boodschap van Jezus werkelijk subversief. Wat het christelijke verhaal suggereert over leiderschap is dan ook anders dan wat de wereld suggereert, en dan wat in veel kerken in praktijk wordt gebracht.
Meer daarover in mijn volgende blogbericht (ik heb me weer eens door mijn enthousiasme laten meeslepen ...).
Na zijn dood hield zijn blog gelukkig dezelfde nadruk op genade (wat de reden is dat ik er graag langssurf om mee te lezen). Maar ook de kritiek is gebleven. Zo was de blog de afgelopen week geheel gewijd aan genade (gebaseerd op het boek Three Free Sins van Steve Brown). Een verademing - tot je sommige van de commentaren onder de artikelen las (gelukkig lang niet alle!). Een heel aantal van de reageerders ageerden namelijk tegen de stelling dat genade ons absoluut vrij maakt. Dat is gevaarlijk, vonden ze. Als dat gepredikt werd zouden mensen alleen maar gaan zondigen. Er moest ook worden gesproken over de noodzaak om te veranderen en je leven te beteren.
Ik slaakte een diepe zucht. Ik geloof - net als deze respondenten - dat God ons heeft geschapen om Hem, onze medemensen, de schepping en onszelf lief te hebben, en dat er manieren van leven zijn waarmee we onszelf, onze wereld, en onze naasten de vrijheid ontnemen en beschadigen, en daarmee ook God verdriet doen. Over beide aspecten spreekt de bijbel, en ook christenen mogen en moeten elkaar daarop wijzen. Ik weet zeker dat alle schrijvers van de Internetmonkblog dit zouden beamen. Maar wat mij frustreerde, was dat deze schrijvers de noodzaak voelden de veranderde manier van leven aan anderen op te leggen. En niet alleen zelf dat te doen, maar ook andere sprekers wilden ze overtuigen om niet over de onvoorwaardelijke genade te spreken, maar te benadrukken dat het wel degelijk ging over levensheiliging en rechtvaardigheid. Niemand hield hen tegen om zich met woord en daad in te zetten voor een heilig leven. En op de Internetmonkblog is ook niemand te vinden die er maar op los leeft. Waarom dan toch zo fel? Waarom niet accepteren dat God mensen liefheeft en daar in vrijheid naar leven? Waarom zo’n nadruk op gedrag, inspanning en de aanname dat genade niet goedkoop kan zijn? Als genade niet goedkoop was, kon niemand haar betalen!
Deze commentatoren verraadden een groot vertrouwen op de menselijke wilskracht - niet alleen wat betreft het veranderen van het eigen gedrag, maar ook wat betreft het veranderen van het gedrag van anderen. De leider in de gemeente, de prediker, is volgens hen verantwoordelijk voor het al dan niet morele gedrag van de gemeenteleden. Hij moet zijn gezag gebruiken om hen tot een juiste manier van leven te brengen. Eigenlijk is deze visie niet anders dan in de gemiddelde evangelische kerk wordt gepredikt. Denk aan de preken met oproepen om meer te bidden, meer uit de bijbel te lezen, meer te evangeliseren en meer naar de kerk te komen (want als er meer mensen naar de bidstonden komen, komt de kerk tot leven). Het idee is dat de predikers het gedrag van de toehoorders kunnen veranderen.
Ik heb het dan nog niet eens over het ‘bedekkings’-idee uit de meer charismatische kerken, dat kerkleiders werkelijk verantwoordelijk maakt voor hun gemeenteleden - wie onder de ‘bedekking’ van een kerkleider valt, wordt gezegend, wie niet onder een ‘bedekking’ hoort, mist Gods zegen. Dit leidt daar tot een hele structuur van leiders, die zich zelfs in een afspiegeling van de katholieke hiërarchie bisschoppen en aartsbisschoppen noemen. De hoogste autoriteit moet zonder aarzelen worden gevolgd - ‘touch not the Lord’s anointed’ - want hij is verantwoordelijk voor iedereen onder zich. Omdat hij macht heeft, heeft hij gelijk. Might makes right.
En als de leiders niet denken dat ze de mensen in hun kerk kunnen veranderen, geloven ze wel dat ze met hun kerk de wereld (en de mensen in de wereld) kunnen veranderen. Ze kunnen ‘Nederland winnen voor Jezus’, ze kunnen beslissingen van de overheid terugdraaien. Ze kunnen voorkomen dat de Harry-Potterboeken worden gelezen in de klaslokalen, of ze kunnen zorgen voor een opwekking in landen ver weg, met duizenden bekeringen en genezingen van blinden. En dat allemaal door hun inspiratie en hun durf om hun dromen te volgen. Alleen daarom al moeten mensen hen volgen, want zij krijgen in elk geval iets voor elkaar!
Het is niet dat ik deze manier van denken niet begrijp. Het is namelijk een heel menselijke gedachte. Daarom zien we structuren van autoriteit en leiderschap overal in de wereld terug, in organisaties, in bedrijven, in de politiek. En ja, in kerken! Maar juist het feit dat we het overal om ons heen zien in de wereld (en ook waar het toe leidt: oorlog, uitbuiting en onderdrukking) zou ons te denken mogen geven. Het is ook niet dat ik geloof dat alle leiders slechte bedoelingen hebben. Verre van dat! Maar, zoals in de film Jurassic Park III werd opgemerkt: “Some of the worst things imaginable have been done with the best intentions.” Je eigen overtuiging dat je goed of rechtvaardig bent, garandeert niet dat jouw gebruik van macht over anderen ook goede of rechtvaardige resultaten teweegbrengt. Eerder het tegenovergestelde.
Dat ik eraan twijfel of we met behulp van onze wilskracht onszelf kunnen veranderen, zal de lezers van deze blog ondertussen duidelijk zijn. Maar ik geloof daarnaast dat wij met onze macht niet werkelijk andere mensen kunnen veranderen. We kunnen ze alleen maar hun vrijheid ontnemen, minder zichzelf maken, want onze macht over anderen is voor hen een externe motiverende factor. Elke gedragsverandering die door onze macht over anderen tot stand komt, is niet een verandering die uit het hart komt, een verandering waar de ander werkelijk naar verlangt, maar een verandering die de ander wordt opgelegd. En dat geldt voor de mensen in de kerk, en voor de mensen buiten de kerk. Geen wonder dat die zo afgeven op het opgeheven vingertje van christenen. Niemand vindt het prettig als een partij van buitenaf zijn eigen macht beperkt.
Als we macht uitoefenen, komt dat uiteindelijk nooit de ander ten goede, maar altijd onszelf. De filosoof Nietzche noemde het principe hierachter de ‘Will to power’ (der Wille zur Macht). Ik citeer van Wikipedia (ik geef toe dat ik slechts amateurfilosoof ben): “My idea is that every specific body strives to become master over all space and to extend its force (its will to power) and to thrust back all that resists its extension. But it continually encounters similar efforts on the part of other bodies and ends by coming to an arrangement ("union") with those of them that are sufficiently related to it: thus they then conspire together for power. And the process goes on ...the will of life is bent upon power, its total goal: creating greater units of power.”
Hier zijn we ons natuurlijk lang niet altijd van bewust - onze ‘will to power’ gaat vaak verborgen achter religieuze termen, het werk dat we doen voor de Heer, het goed dat we doen voor anderen. We rechtvaardigen onszelf, wat we doen is immers altijd ‘goed’, in elk geval volgens onze definities. Ik denk dat Nietzche daarom aan een van zijn publicaties de titel ‘Beyond Good and Evil’ meegaf. Hij doorzag dat ons spreken over moraliteit vooral een goedpraten is van ons eigen ‘heldenverhaal’, het veiligstellen van onze eigen machtspositie of gevoel van eigenwaarde. “This includes both such apparently harmful acts as physical violence, lying, and domination, on one hand, and such apparently non-harmful acts as gift-giving, love and praise on the other— In Beyond Good And Evil, Nietzche claims that philosophers' "will to truth" is actually nothing more than a manifestation of their will to power; this will can be life-affirming or a manifestation of nihilism, but it is the will to power all the same.”
De Nazi’s namen Nietzches ideeën serieus. Hun verheerlijking van de wil - de ‘Triomf van de wil’ - wist een groot deel van Europa te winnen. Zelfs veel kerken en gelovigen schijnen Hitler niet als gevaar te hebben gezien en zelfs actief te hebben ondersteund. Misschien omdat zij net zo goed als hij ten enenmale werden gedreven door de ‘will to power’ en in zijn ideologie een kans zagen hun eigen machtspositie te versterken.
Hoewel Nietzsche volgens mij de menselijke natuur helder doorzag, was zijn conclusie dat onze drang naar macht, betekenis en invloed boven de moraal verheven was, niet correct. De verwijzing naar Nazi-Duitsland maakt dat wel duidelijk, vermoed ik. Macht is niet a-moreel, het is iets immoreels. Niet voor niets haalde ik zojuist een citaat aan uit een film geproduceerd door Steven Spielberg. Spielberg kiest heel vaak voor nazi’s als de ‘slechterikken’ in zijn films - soms op een kartooneske manier (zoals in de Indiana Jones-films), soms op een meer doordachte manier (zoals in Schindler’s List). Dit is niet (of niet alleen) omdat zijn verbeelding werd gevormd door oorlogsfilms. Ook niet omdat hij zelf van Joodse afkomst is. Het komt ook voort uit zijn filosofie.
Ik keek laatst een interessante serie video’s over de thema’s uit de films van Spielberg. Daarin werd het volgende gezegd: “In Spielberg’s movies, evil, such as it is, always comes back to the use or abuse of power. The relative good or evil of people in a Spielberg film can be discerned by looking at how they use whatever authority they have in a given situation – how they tap into, and apply, power. This is how morality is measured. It is how good or evil is measured.” De tegenstanders in zijn films zijn geen psychopaten die plezier beleven aan het kwaad. Anders gezegd: het kwaad is voor hen geen doel in zichzelf. Wat hen tot ‘slechterikken’ maakt is dat ze zich hebben onderworpen aan het systeem van macht, de ‘will to power’.
In de film Jurassic Park zie je dat in de Tyrannosaurus rex - die niet zelf ‘slecht’ is, maar zijn natuur volgt. De T. rex wordt bij uitstek gedreven door de ‘will to power’. En toevallig is hij de machtigste in het dinosauruspark. Maar daarnaast bevat de film het karakter van John Hammond, de exploitant van het park. Hij lijkt een vriendelijke opa, zonder enig ‘kwaad’ in zijn systeem. Maar hij wil geld verdienen met een niet geevenaarde attractie, en zijn lust naar meer geld brengt hem ertoe risico’s te nemen die leiden tot de dood van tientallen individuen. Nog duidelijker is het bij het hoofd van de ‘pre crime’ in de film Minority Report, Lamar Burgess. Zijn organisatie heeft het misdaadcijfer laten dalen, en hij wil het systeem over het hele land uitrollen. Voor dat ‘goede doel’ (maar in feite voor zijn eigen machtspositie) is hij bereid individuen hun keuzevrijheid te ontnemen. Niet alleen de hoofdpersoon van de film, maar ook alle potentiele misdadigers die worden opgepakt voor ze iets hebben kunnen doen. “The antagonists in Spielberg's films are in with the power structure set out by society; even though they’re just individuals, in another sense they ARE authority.”
Dit maakt autoriteit zelf in de Spielbergfilms tot de ware vijand. De uitoefening van macht over anderen is slecht. De gezichtsloze machtsstructuren zelf zijn de tegenstander (zoals de politieagenten in ET of Close Encounters of the Third Kind). “It is often society’s authority that is the true enemy in the Spielberg canon. Many of Spielberg’s antagonists are but human extensions of it.” Een mooi voorbeeld is de film Munich, waar Spielberg op een meesterlijke manier de rollen omdraait. Hier is de vijand niet Nazi-duitsland, maar de staat van Israel. Het is namelijk niet zo dat Duitsland slecht is en Israel a priori goed. Het lijkt aanvankelijk misschien of de Israelische geheime dienst het recht aan haar kant heeft, maar haar gebruik van macht is net zo destructief als dat van hun tegenstanders. Of de macht wordt ‘goedgepraat’ maakt niet uit: door met hun autoriteit hun wil aan het individu op te leggen laten beide machten zien uit hetzelfde hout gesneden te zijn. “The true evil in Munich is that the state of Israel feels entitled to do anything it feels is necessary to avenge the murder of its athletes by Palestinian terrorists. It’s yet another example in Spielberg’s films of authority slowly clenching its iron fist around the individual. Nobody in Munich is evil – not the assassins, not their handlers, not the PLO targets they’re hunting. But they all are collectively responsible for evil acts.”
Ik denk veel over dit thema sinds het lezen van het fantasyboek A Game of Thrones. Ik heb er in mijn recensie ook over geschreven, maar ik kan aan de statistieken zien dat niet al mijn trouwe volgers deze hebben gelezen, waarschijnlijk omdat ze het boek niet kennen. Het punt uit mijn recensie wordt ook gemaakt door Jason Morehead, die schrijft: “The books’ heroes find their ethics compromised, either because they give into lust for power or because they’re forced to take extraordinary measures to survive. In either case, Martin’s point is clear: power corrupts, and it oftentimes corrupts the noblest the most easily.” Juist het idee dat je ‘goed’ bent, je eergevoel en eerlijkheid, verblinden je voor het gevaar van de macht zelf en maken dat je zonder het misschien te willen individuen onderdrukt en onschuldigen in gevaar brengt. Ik citeer in mijn recensie Richard Beck van Experimental Theology, die concludeert: “That which makes life worth living--our cultural hero system and the self-esteem it provides--is the very source of evil.”
Daarom denk ik dat het er in de het verhaal van God niet om gaat dat wij ‘goed’ zijn in plaats van ‘slecht’, maar dat wij ‘zwak’ durven zijn in plaats van ‘sterk’. Dat wij ons durven openstellen voor Gods genade, in plaats van te verlangen naar macht. Ook al is het de macht om ‘goed’ te doen. Hierin is de boodschap van Jezus werkelijk subversief. Wat het christelijke verhaal suggereert over leiderschap is dan ook anders dan wat de wereld suggereert, en dan wat in veel kerken in praktijk wordt gebracht.
Meer daarover in mijn volgende blogbericht (ik heb me weer eens door mijn enthousiasme laten meeslepen ...).