In een discussie bij een van mijn recente berichten over de wilskracht (een onderwerp dat een belangrijke rol speelt in deze film trouwens!) kwam het gesprek op de ‘geestelijke oefeningen’ oftewel ‘disciplines’ en hun rol in de verandering van mensenlevens. Schrijvers als Dallas Willard en Richard Foster zien disciplines als activiteiten ‘die zijn ontworpen om lichamelijke wezens zoals wij steeds gevoeliger en ontvankelijker te maken voor het koninkrijk van de hemel, dat tot ons komt in Christus, zelfs terwijl we leven in een wereld die tegen God ingaat’ (Dallas Willard, The Spirit of the Disciplines). Het zijn oefeningen waarmee we de ‘ik-gerichte’ heldenverhalen waar we onze identiteit aan ontlenen opzij zetten en ons openstellen voor de aanwezigheid van God en zijn genade, die ons van binnenuit veranderen. Ze zijn kanalen voor de genade, in het midden van de natuurlijke, menselijke wereld. Ze zijn geen doel op zichzelf, maar een middel.
Nu heb ik zelf in het verleden deze activiteiten op een verkeerde manier gebruikt (als doel, en niet als middel). Ik dacht dat ik van God moest bijbellezen, en dat het een verplichting was om te bidden. Ik dacht dat het overslaan van een kerkdienst een zonde was. Ik verrichtte deze disciplines dus als taken - als uitingen van mijn eigen wilskracht. Ik maakte van mijn vele bijbellezen en bidden en trouwe kerkbezoek een eigen ‘heldenverhaal’, een nieuwe bron voor mijn identiteit. En daardoor sloot ik als het ware deze kanalen voor Gods genade - zolang ik bezig was met het vervullen van een verplichting, stond ik niet open voor de vrije, onvoorwaardelijke aanwezigheid van Gods liefde.
Mede daardoor vind ik het nu moeilijk om deze activiteiten op een andere manier te beoefenen - ze blijven voor mij geassocieerd met het ‘heldenverhaal’ dat ze zo lang voor mij waren, en de verleiding blijft bestaan om daar weer mijn toevlucht toe te nemen. Maar in mijn frustratie met het bidden en bijbellezen maak ik dezelfde vergissing als voor mijn overspannenheid: ik richt me op de activiteiten als zodanig, ik zie ze nog steeds als doel, niet als middel. Misschien is het ook mogelijk om anders te kijken naar de ‘geestelijke oefeningen’.
Waar het om draait is immers de liefde van God, die voortdurend tot ons komt, die overal om ons heen aanwezig is, die ons altijd draagt. De liefde die de basis is van het universum. De liefde die er altijd al gewoon IS en niet door ons hoeft te worden opgeroepen. Wat ons doet opbloeien, wat ons vrij maakt, is het ervaren van deze als geschenk aangeboden liefde en niet de manier waarop. Er zijn talloze manieren waarop God tot ons komt, oneindig veel situaties en handelingen waarin en waarmee we ons ervoor kunnen openstellen. (De in de boeken beschreven ‘disciplines’ zijn manieren die door christenen in de kerkgeschiedenis (en zelfs door gelovigen in andere godsdiensten) succesvol zijn bevonden, en geen wetten! Ze zijn er voor de mens, de mens is er niet voor de disciplines). Eigenlijk is het enige dat vereist is om God te ontmoeten een opmerkzaamheid, een openheid voor de wereld buiten jezelf. Of het is in de discipline van de liefdadigheid (gericht zijn op de ander als waardevol kind van God) of in de discipline van het lezen (een discipline die ik WEL met veel vreugde beoefen trouwens!) - het kenmerk is opmerkzaamheid, openheid, aandacht voor de realiteit buiten jezelf.
God spreekt op velerlei manieren tot de mens, zei Job al. Ik geloof daarom dat we hem ontmoeten in al het goede, mooie, liefdevolle waar we aandacht voor hebben. In de woorden van Paulus in Filippenzen 4:8: “Schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, ales wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.” Dat betekent dat film kijken ook een geestelijke oefening kan zijn. (Ik ben trouwens niet de enige die er zo over denkt ) Juist filmkijken, zou ik willen zeggen. Ik heb het al eerder gehad over het levensveranderende effect van verhalen, en juist films maken van het verhaal een beleving voor alle zintuigen en niet alleen woorden. Maar dan moet je wel aandacht hebben voor de film. Elke ‘geestelijke oefening’ is een activiteit die je bewust uitvoert om je open te stellen voor het goede, het ware, het liefdevolle. Als je een film maar over je heen laat komen, en je verbeelding erbij uitschakelt, wordt je er niet door veranderd. Maar het wordt anders als je kijkt met het oog voor het Grote Verhaal.
‘Looking Closer’ - dat is de zinspreuk van christelijk filmcriticus Jeffrey Overstreet, en ook de titel van zijn boek over films. Dat is de kern. Wie met aandacht kijkt naar een grassprietje of een besje of cirkels in het ijs ontmoet daarin de Schepper. Wie met aandacht kijkt naar een film, ziet wat daarin waar, goed en liefdevol is, wat een beeld is van de genade van God, en is vervolgens niet meer dezelfde. Dit is in feite een houding van nederigheid, van het afstand nemen van je eigen ‘heldenverhaal’ en een andere werkelijkheid tot je laten spreken. En dat is nu juist wat de disciplines beogen. Voor mij is filmkijken meer dan alleen maar vermaak - anders zou ik ook geen filmbesprekingen schrijven van tweeduizend woorden of meer ...
De bovenstaande paragrafen beschrijven niet alleen waarom The Tree of Life voor mij een spirituele ervaring was, een ontmoeting met God, durf ik wel te stellen, maar zijn in zichzelf ook een bespreking van de thematiek van de film (die nu juist gaat over de vraag hoe we God kunnen blijven ontmoeten in een wereld die lijkt te worden geregeerd door harde wilskracht). Dat suggereert al dat het een film is met een rijke thematiek. Maar niet alleen dat: ook beelden van een uitzonderlijke schoonheid (kijk deze film op blu ray in High Definition!), vleugjes magisch realisme, herkenbare emoties uit de kindertijd, metaforen voor spirituele ervaringen, begeleid door prachtige muziek. En dinosaurussen! De film is samengesteld uit flarden van beelden, waarvan de samenhang aanvankelijk niet duidelijk is. Maar deze impressies nodigen je uit je aandacht erbij te houden. Uiteindelijk doemt er uit de flarden een verhaal op, maar misschien nog meer een ervaring. Een ervaring die je bij zal blijven. Ik kan met een gerust hart beweren dat dit de meest indrukwekkende filmervaring was van de afgelopen jaren. Ik zal niet zeggen dat iedereen de film moet kijken - zo werkt het niet. Wat voor mij heel betekenisvol is, hoeft dat niet te zijn voor jou. Maar ik wil je in elk geval aanraden deze film een kans te geven en hem te kijken met de aandacht van een ‘geestelijke oefening’. Wie weet verandert hij je leven.
De hoofdfiguur in deze geschiedenis is Jack O’Brien. Als architect van middelbare leeftijd worstelt hij met depressie en frustratie. De wortel ervan ligt in zijn jeugd. Hij groeide op een Amerikaanse buitenwijk. Zijn moeder was vriendelijk en zorgzaam, genoot van wat het leven haar bracht en liet haar kinderen lachen. Zijn vader was streng en onpersoonlijk, met arbitraire regels en harde straffen. En hoewel hij zichzelf eerst thuis weet in de onschuldige tegenwoordigheid van zijn moeder, begint hij steeds meer op zijn vader te lijken. De volwassen Jack vraagt zich af waarom God die verandering toeliet, waarom Hij liet gebeuren dat Jack zijn hart verhardde. Hij verlangt naar verzoening.
Op basis van mijn korte samenvatting van het verhaal zou je het misschien niet geloven, maar dit is een hele rijke film. Het is ook onmogelijk om in mijn bespreking elk aspect ervan voor het voetlicht te brengen. Waarschijnlijk zal ik hem nog wel vaker kijken en misschien schrijf ik er dan nog wel een recensie over. De film begint met een citaat uit Job, en een prediker citeert woorden van de filosoof Kierkegaard over dit bijbelboek. Het is daarmee makkelijk de film te zien als een zoektocht naar de betekenis van het lijden, en de rol van God daarin. Maar ik denk dat de filmmaker zijn doelen hoger heeft gesteld. Volgens mij laat deze film zien hoe de heilsgeschiedenis (schepping, zonde, verlossing) zich herhaalt in het leven van elk individu. Misschien is dat ook wel het enige afdoende antwoord op de vraag naar het lijden.
Jack is wat men noemt een ‘everyman character’ - iemand die symbool staat voor ieder mens. Hij heeft een algemene naam, en woont in de buitenwijken, zoals heel veel mensen. De gefilmde ervaringen uit zijn jeugd zijn ook van een algemeen karakter. We hebben dan wel niet precies hetzelfde meegemaakt als hij, maar wel dezelfde soort dingen. Ik in elk geval wel. De film bracht herinneringen boven aan mijn eigen jeugd, mogelijk omdat de scenes zo fragmentarisch zijn, zoals herinneringen. De ontwikkeling die Jack doormaakt kan dan ook worden gezien als de ontwikkeling die elk individu in zijn leven doormaakt, het verhaal van elk mens.
Tegelijk is er het lange segment waarin de geschiedenis van het heelal wordt getoond, van de oerknal tot het afkoelen van de Aarde, van de eerste bacteriën tot de dinosauriërs. Van de meteorietinslag aan het einde van het Krijt tot het einde van alle dingen. Dit gedeelte wordt duidelijk neergezet als het scheppende handelen van God. En in het verhaal komen alle belangrijke thema’s voor: schepping, lijden, genade, dood. Dezelfde thema’s zien we vervolgens terugkomen in het leven van Jack. In mijn serie ‘Terug naar de basis’ schreef ik over het concept van de fractal - een afbeelding waarin op elk niveau van uitvergroting dezelfde vorm terugkeert. Hetzelfde patroon van het totaal, herhaalt zich op de kleinere schaal, tot op de kleinste schaal. Zo is het ook met het Verhaal van het Heelal, het verhaal van God, het herhaalt zich op elke schaal in de werkelijkheid. Het herhaalt zich ook in onze individuele levens. Wat zich op kosmische schaal afspeelde, wordt ook zichtbaar in ons, en is dan net zo reeel en relevant als het was op kosmische schaal.
Zo zien we in deze film hoe Jack aanvankelijk opgroeit in onschuld. Zijn moeder heeft hem lief en hij is dicht bij God. Hij eet van de boom van het leven - het leven dat hij ontvangt als een geschenk, oftewel genade. Maar dan introduceert de film de boom ‘van de kennis van goed en kwaad’. Het is de weg die de vader van Jack gaat. In de film wordt dit de weg van de natuur genoemd, maar het is niet de natuur als de organische schepping van God. Juist niet. Jack’s moeder wordt steeds getoond in het midden van de natuur, in het gras, in het bos, in de woestijn. Zij IS gewoon, zoals Gods schepping ‘gewoon’ bestaat. Jacks vader wordt steeds getoond in mechanische omgevingen, in fabrieken, tussen glas. Hij bevindt zich steeds in omgevingen die door de mens zijn gedomineerd, die aan de wil van de mens zijn onderworpen. De natuur waar het hier over gaat is niet de natuur als schepping van God, maar de schepping van de mens onafhankelijk van God. De mens die zijn eigen betekenis schept, die alleen vertrouwt op zijn eigen kunnen. “You make yourself what you are”, zegt Mr. O’Brien, “You have control over your own destiny.” Jacks’ vader heeft de beste bedoelingen, maar dat is niet waar het om gaat. Of hij denkt goed te doen, of slecht: hij doet het uit eigen kracht. Hij volgt zijn eigen heldenverhaal. En dat leidt tot de dood.
Jack volgt in de voetsporen van zijn vader. Hij legt zijn wil op aan de omgeving: gooit ruiten in, bindt een kikker aan een vuurpijl. Daarmee verliest hij zijn onschuld. Zoals Adam de God die IS niet meer onder ogen durfde komen, ontloopt Jack zijn moeder. “I can’t talk to you ...”, zegt hij tegen haar. “Don’t look at me.” Zijn moeder kan hem niets doen, ze kiest niet voor macht of controle, ze is in feite zwak (zoals God ervoor kiest naar ons toe zwak te zijn). Maar toch is Jack zich bewust dat hij iets is kwijtgeraakt. Hij merkt dat hij steeds verder afglijdt, tot hij zelfs zijn jongere broer pijn doet. Hij realiseert zich dat hij dat eigenlijk niet wilde en roept uit in de woorden van Romeinen 7: “What I want to do I can’t do, I do what I hate!” En dit tekent de rest van zijn leven. Niet voor niets is de volwassen Jack architect geworden: hij legt nog steeds zijn menselijke wil op aan de omgeving. Hij wordt (net als zijn vader) getoond te midden van spiegelende ruiten en gebouwen. Hij ervaart de afwezigheid van God. Maar God heeft hem niet kwijtgeraakt, hij heeft zichzelf van God afgewend. Net als zijn vader heeft hij niet langer oog voor de glorie van God.
Maar dan herinnert Jack zich het gesprek met zijn broer nadat hij hem pijn had gedaan. Hij gaf zijn broer de kans het hem betaald te zetten, maar dat deed hij niet. Jacks broer koos de weg van de zwakheid, het afzien van de eigen macht, de weg van vergeving. En dat opent voor de volwassen Jack de deur naar de verzoening. Hij wil als het ware weer worden als een kind, het kind dat hij ooit was, voor hij de weg van de eigen wil volgde. En over deze scene klinkt het in koor: “Agnus dei, qui tollis peccata mundi!” Het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt!
In denk dat de muziekkeuze in deze film niet aan het toeval is overgelaten. Sommige christelijke recensenten zeiden dat deze film niet kon worden beschouwd als ‘christelijke’ film, omdat de dood en opstanding van Jezus erin ontbraken. Maar: ‘wie oren heeft, die hore!’. De verzoening die Jack ervaart is alleen mogelijk omdat het lam van God zich heeft geïdentificeerd met de mensen en alle gevolgen van de zonde (het gevolg van hun ego, het vertrouwen op hun wilskracht) heeft ondergaan. Zoals Jacks broer de pijn op zich nam zonder Jack terug te straffen en zo de relatie herstelde, herstelde Jezus de onschuld van de mensheid. Het kruis heeft wel degelijk een plek gekregen in dit verhaal, en het moet in het leven van elk van ons dezelfde plek krijgen. Als wij ons op dezelfde manier zwak opstellen als Jack, zal hetzelfde verhaal zich afspelen in ons leven, het verhaal dat zich op grote schaal afspeelt in het heelal, en dat zich afspeelde in het leven van Jack, wordt ook ons verhaal. Dat is het goede nieuws van het Christelijke geloof.
En daarna volgt een opstanding: we zien Jack weer terug. Hij staat nog steeds tussen de gebouwen. Maar nu is daarin de schepping weerspiegeld: groene bomen en witte wolken. Hij ziet opnieuw de aanwezigheid van God, te midden van zijn menselijke natuur, en heeft opnieuw oog gekregen voor Gods glorie - Gods glorie die hij niet kan manipuleren, die hij niet met zijn eigen wilskracht onder controle kan brengen, maar die hij alleen kan ontvangen als geschenk, als genade.
Nu heb ik zelf in het verleden deze activiteiten op een verkeerde manier gebruikt (als doel, en niet als middel). Ik dacht dat ik van God moest bijbellezen, en dat het een verplichting was om te bidden. Ik dacht dat het overslaan van een kerkdienst een zonde was. Ik verrichtte deze disciplines dus als taken - als uitingen van mijn eigen wilskracht. Ik maakte van mijn vele bijbellezen en bidden en trouwe kerkbezoek een eigen ‘heldenverhaal’, een nieuwe bron voor mijn identiteit. En daardoor sloot ik als het ware deze kanalen voor Gods genade - zolang ik bezig was met het vervullen van een verplichting, stond ik niet open voor de vrije, onvoorwaardelijke aanwezigheid van Gods liefde.
Mede daardoor vind ik het nu moeilijk om deze activiteiten op een andere manier te beoefenen - ze blijven voor mij geassocieerd met het ‘heldenverhaal’ dat ze zo lang voor mij waren, en de verleiding blijft bestaan om daar weer mijn toevlucht toe te nemen. Maar in mijn frustratie met het bidden en bijbellezen maak ik dezelfde vergissing als voor mijn overspannenheid: ik richt me op de activiteiten als zodanig, ik zie ze nog steeds als doel, niet als middel. Misschien is het ook mogelijk om anders te kijken naar de ‘geestelijke oefeningen’.
Waar het om draait is immers de liefde van God, die voortdurend tot ons komt, die overal om ons heen aanwezig is, die ons altijd draagt. De liefde die de basis is van het universum. De liefde die er altijd al gewoon IS en niet door ons hoeft te worden opgeroepen. Wat ons doet opbloeien, wat ons vrij maakt, is het ervaren van deze als geschenk aangeboden liefde en niet de manier waarop. Er zijn talloze manieren waarop God tot ons komt, oneindig veel situaties en handelingen waarin en waarmee we ons ervoor kunnen openstellen. (De in de boeken beschreven ‘disciplines’ zijn manieren die door christenen in de kerkgeschiedenis (en zelfs door gelovigen in andere godsdiensten) succesvol zijn bevonden, en geen wetten! Ze zijn er voor de mens, de mens is er niet voor de disciplines). Eigenlijk is het enige dat vereist is om God te ontmoeten een opmerkzaamheid, een openheid voor de wereld buiten jezelf. Of het is in de discipline van de liefdadigheid (gericht zijn op de ander als waardevol kind van God) of in de discipline van het lezen (een discipline die ik WEL met veel vreugde beoefen trouwens!) - het kenmerk is opmerkzaamheid, openheid, aandacht voor de realiteit buiten jezelf.
God spreekt op velerlei manieren tot de mens, zei Job al. Ik geloof daarom dat we hem ontmoeten in al het goede, mooie, liefdevolle waar we aandacht voor hebben. In de woorden van Paulus in Filippenzen 4:8: “Schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, ales wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.” Dat betekent dat film kijken ook een geestelijke oefening kan zijn. (Ik ben trouwens niet de enige die er zo over denkt ) Juist filmkijken, zou ik willen zeggen. Ik heb het al eerder gehad over het levensveranderende effect van verhalen, en juist films maken van het verhaal een beleving voor alle zintuigen en niet alleen woorden. Maar dan moet je wel aandacht hebben voor de film. Elke ‘geestelijke oefening’ is een activiteit die je bewust uitvoert om je open te stellen voor het goede, het ware, het liefdevolle. Als je een film maar over je heen laat komen, en je verbeelding erbij uitschakelt, wordt je er niet door veranderd. Maar het wordt anders als je kijkt met het oog voor het Grote Verhaal.
‘Looking Closer’ - dat is de zinspreuk van christelijk filmcriticus Jeffrey Overstreet, en ook de titel van zijn boek over films. Dat is de kern. Wie met aandacht kijkt naar een grassprietje of een besje of cirkels in het ijs ontmoet daarin de Schepper. Wie met aandacht kijkt naar een film, ziet wat daarin waar, goed en liefdevol is, wat een beeld is van de genade van God, en is vervolgens niet meer dezelfde. Dit is in feite een houding van nederigheid, van het afstand nemen van je eigen ‘heldenverhaal’ en een andere werkelijkheid tot je laten spreken. En dat is nu juist wat de disciplines beogen. Voor mij is filmkijken meer dan alleen maar vermaak - anders zou ik ook geen filmbesprekingen schrijven van tweeduizend woorden of meer ...
De bovenstaande paragrafen beschrijven niet alleen waarom The Tree of Life voor mij een spirituele ervaring was, een ontmoeting met God, durf ik wel te stellen, maar zijn in zichzelf ook een bespreking van de thematiek van de film (die nu juist gaat over de vraag hoe we God kunnen blijven ontmoeten in een wereld die lijkt te worden geregeerd door harde wilskracht). Dat suggereert al dat het een film is met een rijke thematiek. Maar niet alleen dat: ook beelden van een uitzonderlijke schoonheid (kijk deze film op blu ray in High Definition!), vleugjes magisch realisme, herkenbare emoties uit de kindertijd, metaforen voor spirituele ervaringen, begeleid door prachtige muziek. En dinosaurussen! De film is samengesteld uit flarden van beelden, waarvan de samenhang aanvankelijk niet duidelijk is. Maar deze impressies nodigen je uit je aandacht erbij te houden. Uiteindelijk doemt er uit de flarden een verhaal op, maar misschien nog meer een ervaring. Een ervaring die je bij zal blijven. Ik kan met een gerust hart beweren dat dit de meest indrukwekkende filmervaring was van de afgelopen jaren. Ik zal niet zeggen dat iedereen de film moet kijken - zo werkt het niet. Wat voor mij heel betekenisvol is, hoeft dat niet te zijn voor jou. Maar ik wil je in elk geval aanraden deze film een kans te geven en hem te kijken met de aandacht van een ‘geestelijke oefening’. Wie weet verandert hij je leven.
De hoofdfiguur in deze geschiedenis is Jack O’Brien. Als architect van middelbare leeftijd worstelt hij met depressie en frustratie. De wortel ervan ligt in zijn jeugd. Hij groeide op een Amerikaanse buitenwijk. Zijn moeder was vriendelijk en zorgzaam, genoot van wat het leven haar bracht en liet haar kinderen lachen. Zijn vader was streng en onpersoonlijk, met arbitraire regels en harde straffen. En hoewel hij zichzelf eerst thuis weet in de onschuldige tegenwoordigheid van zijn moeder, begint hij steeds meer op zijn vader te lijken. De volwassen Jack vraagt zich af waarom God die verandering toeliet, waarom Hij liet gebeuren dat Jack zijn hart verhardde. Hij verlangt naar verzoening.
Op basis van mijn korte samenvatting van het verhaal zou je het misschien niet geloven, maar dit is een hele rijke film. Het is ook onmogelijk om in mijn bespreking elk aspect ervan voor het voetlicht te brengen. Waarschijnlijk zal ik hem nog wel vaker kijken en misschien schrijf ik er dan nog wel een recensie over. De film begint met een citaat uit Job, en een prediker citeert woorden van de filosoof Kierkegaard over dit bijbelboek. Het is daarmee makkelijk de film te zien als een zoektocht naar de betekenis van het lijden, en de rol van God daarin. Maar ik denk dat de filmmaker zijn doelen hoger heeft gesteld. Volgens mij laat deze film zien hoe de heilsgeschiedenis (schepping, zonde, verlossing) zich herhaalt in het leven van elk individu. Misschien is dat ook wel het enige afdoende antwoord op de vraag naar het lijden.
Jack is wat men noemt een ‘everyman character’ - iemand die symbool staat voor ieder mens. Hij heeft een algemene naam, en woont in de buitenwijken, zoals heel veel mensen. De gefilmde ervaringen uit zijn jeugd zijn ook van een algemeen karakter. We hebben dan wel niet precies hetzelfde meegemaakt als hij, maar wel dezelfde soort dingen. Ik in elk geval wel. De film bracht herinneringen boven aan mijn eigen jeugd, mogelijk omdat de scenes zo fragmentarisch zijn, zoals herinneringen. De ontwikkeling die Jack doormaakt kan dan ook worden gezien als de ontwikkeling die elk individu in zijn leven doormaakt, het verhaal van elk mens.
Tegelijk is er het lange segment waarin de geschiedenis van het heelal wordt getoond, van de oerknal tot het afkoelen van de Aarde, van de eerste bacteriën tot de dinosauriërs. Van de meteorietinslag aan het einde van het Krijt tot het einde van alle dingen. Dit gedeelte wordt duidelijk neergezet als het scheppende handelen van God. En in het verhaal komen alle belangrijke thema’s voor: schepping, lijden, genade, dood. Dezelfde thema’s zien we vervolgens terugkomen in het leven van Jack. In mijn serie ‘Terug naar de basis’ schreef ik over het concept van de fractal - een afbeelding waarin op elk niveau van uitvergroting dezelfde vorm terugkeert. Hetzelfde patroon van het totaal, herhaalt zich op de kleinere schaal, tot op de kleinste schaal. Zo is het ook met het Verhaal van het Heelal, het verhaal van God, het herhaalt zich op elke schaal in de werkelijkheid. Het herhaalt zich ook in onze individuele levens. Wat zich op kosmische schaal afspeelde, wordt ook zichtbaar in ons, en is dan net zo reeel en relevant als het was op kosmische schaal.
Zo zien we in deze film hoe Jack aanvankelijk opgroeit in onschuld. Zijn moeder heeft hem lief en hij is dicht bij God. Hij eet van de boom van het leven - het leven dat hij ontvangt als een geschenk, oftewel genade. Maar dan introduceert de film de boom ‘van de kennis van goed en kwaad’. Het is de weg die de vader van Jack gaat. In de film wordt dit de weg van de natuur genoemd, maar het is niet de natuur als de organische schepping van God. Juist niet. Jack’s moeder wordt steeds getoond in het midden van de natuur, in het gras, in het bos, in de woestijn. Zij IS gewoon, zoals Gods schepping ‘gewoon’ bestaat. Jacks vader wordt steeds getoond in mechanische omgevingen, in fabrieken, tussen glas. Hij bevindt zich steeds in omgevingen die door de mens zijn gedomineerd, die aan de wil van de mens zijn onderworpen. De natuur waar het hier over gaat is niet de natuur als schepping van God, maar de schepping van de mens onafhankelijk van God. De mens die zijn eigen betekenis schept, die alleen vertrouwt op zijn eigen kunnen. “You make yourself what you are”, zegt Mr. O’Brien, “You have control over your own destiny.” Jacks’ vader heeft de beste bedoelingen, maar dat is niet waar het om gaat. Of hij denkt goed te doen, of slecht: hij doet het uit eigen kracht. Hij volgt zijn eigen heldenverhaal. En dat leidt tot de dood.
Jack volgt in de voetsporen van zijn vader. Hij legt zijn wil op aan de omgeving: gooit ruiten in, bindt een kikker aan een vuurpijl. Daarmee verliest hij zijn onschuld. Zoals Adam de God die IS niet meer onder ogen durfde komen, ontloopt Jack zijn moeder. “I can’t talk to you ...”, zegt hij tegen haar. “Don’t look at me.” Zijn moeder kan hem niets doen, ze kiest niet voor macht of controle, ze is in feite zwak (zoals God ervoor kiest naar ons toe zwak te zijn). Maar toch is Jack zich bewust dat hij iets is kwijtgeraakt. Hij merkt dat hij steeds verder afglijdt, tot hij zelfs zijn jongere broer pijn doet. Hij realiseert zich dat hij dat eigenlijk niet wilde en roept uit in de woorden van Romeinen 7: “What I want to do I can’t do, I do what I hate!” En dit tekent de rest van zijn leven. Niet voor niets is de volwassen Jack architect geworden: hij legt nog steeds zijn menselijke wil op aan de omgeving. Hij wordt (net als zijn vader) getoond te midden van spiegelende ruiten en gebouwen. Hij ervaart de afwezigheid van God. Maar God heeft hem niet kwijtgeraakt, hij heeft zichzelf van God afgewend. Net als zijn vader heeft hij niet langer oog voor de glorie van God.
Maar dan herinnert Jack zich het gesprek met zijn broer nadat hij hem pijn had gedaan. Hij gaf zijn broer de kans het hem betaald te zetten, maar dat deed hij niet. Jacks broer koos de weg van de zwakheid, het afzien van de eigen macht, de weg van vergeving. En dat opent voor de volwassen Jack de deur naar de verzoening. Hij wil als het ware weer worden als een kind, het kind dat hij ooit was, voor hij de weg van de eigen wil volgde. En over deze scene klinkt het in koor: “Agnus dei, qui tollis peccata mundi!” Het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt!
In denk dat de muziekkeuze in deze film niet aan het toeval is overgelaten. Sommige christelijke recensenten zeiden dat deze film niet kon worden beschouwd als ‘christelijke’ film, omdat de dood en opstanding van Jezus erin ontbraken. Maar: ‘wie oren heeft, die hore!’. De verzoening die Jack ervaart is alleen mogelijk omdat het lam van God zich heeft geïdentificeerd met de mensen en alle gevolgen van de zonde (het gevolg van hun ego, het vertrouwen op hun wilskracht) heeft ondergaan. Zoals Jacks broer de pijn op zich nam zonder Jack terug te straffen en zo de relatie herstelde, herstelde Jezus de onschuld van de mensheid. Het kruis heeft wel degelijk een plek gekregen in dit verhaal, en het moet in het leven van elk van ons dezelfde plek krijgen. Als wij ons op dezelfde manier zwak opstellen als Jack, zal hetzelfde verhaal zich afspelen in ons leven, het verhaal dat zich op grote schaal afspeelt in het heelal, en dat zich afspeelde in het leven van Jack, wordt ook ons verhaal. Dat is het goede nieuws van het Christelijke geloof.
En daarna volgt een opstanding: we zien Jack weer terug. Hij staat nog steeds tussen de gebouwen. Maar nu is daarin de schepping weerspiegeld: groene bomen en witte wolken. Hij ziet opnieuw de aanwezigheid van God, te midden van zijn menselijke natuur, en heeft opnieuw oog gekregen voor Gods glorie - Gods glorie die hij niet kan manipuleren, die hij niet met zijn eigen wilskracht onder controle kan brengen, maar die hij alleen kan ontvangen als geschenk, als genade.