zaterdag 31 juli 2010
Het evangelie van zonde-management 3: de omgekeerde wereld
Ik schreef in de vorige twee afleveringen van deze serie hoe we ons als christenen vaak bezighouden met gedragsverandering - heiliger leven, minder zondigen- in de woorden van Dallas Willard: ‘zonde-management’. Hiervoor gebruiken we de technieken van straf en beloning, externe motivatiemethodes die in onze maatschappij op alle niveau’s gangbaar zijn. We wegen onze woorden en daden in de weegschaal. Slaat hij aan de ene kant uit, dan verdienen we straf, slaat hij aan de andere kant uit, dan hebben we recht op beloning.
We nemen deze manieren van jongs af aan in onszelf op en uiteindelijk weten we geen andere methode om onszelf in het gareel te houden, om te voorkomen dat we mislukken of te zorgen dat we slagen. Maar uiteindelijk snijden we ons op deze manier in onze vingers, want deze technieken bereiken niet het juiste effect. Zelfs als we onszelf zo onder controle hebben dat we bepaalde dingen doen (of niet doen), doen we het niet uit de juiste motieven. We zijn goed voor de ander uit angst voor straf, of omdat we voor onze goede daden beloond willen worden, en niet omdat we van de ander houden. En als we 1 Korintiers 13 mogen geloven, zijn onze goede daden als ze niet uit liefde gedaan worden zonder betekenis. Sterker: we worden er alleen maar trots van, gaan naast onze schoenen lopen, en komen vervolgens ten val (kijk maar naar die Amerikaanse TV-dominees die de een na de ander in zedenschandalen verwikkeld raken). Of we raken overspannen en gooien het bijltje erbij neer.
Maar waarom komen veel van de boodschappen die we horen in de kerk dan toch neer op ‘zonde-management’? Waarom voelen we ons veroordeeld als we afwijken van het ideaal? Waarom hebben we het gevoel dat we ons moeten schamen als we toegeven aan verleiding? En waarom voelen we ons boven anderen verheven omdat we het juiste geloven? Waarom vinden we het nodig ons met anderen te vergelijken? Ik geloof dat we een verkeerd beeld hebben van God en wat God in Jezus Christus voor ons gedaan heeft, een verkeerd uitgangspunt, een verkeerd ‘paradigma’. Laat ik hier heel helder over zijn: kerken en gemeenschappen die straf en beloning prediken, die zich concentreren op gedragsverandering, brengen niet het goede nieuws van Jezus Christus. En ze zijn dus ook geen echte kerken, maar religieuze gemeenschappen die de naam van Jezus en van God voeren, maar verder niet te onderscheiden zijn van andere godsdiensten en spirituele programma’s. Lid zijn van zo’n kerk is niet gelijk aan het volgen van Jezus, en het is heel goed mogelijk Jezus te volgen en tegelijk afstand te nemen van zo’n kerk (hoewel er ook in deze kerken veel oprechte volgelingen van Jezus zijn, laat ik dat er direct bij stellen). De schrijfster Anne Rice heeft kort geleden laten weten zich niet meer verbonden te weten met het christendom, hoewel ze wel een volgeling van Jezus wil blijven. Sommige mensen vinden dat heiligschennis, omdat je volgens hen niet van Jezus kunt houden zonder ook van de kerk te houden. Ik heb daarentegen veel sympathie voor haar beslissing, want wat veel mensen ‘de kerk’ noemen heeft weinig te maken met Jezus en het goede nieuws.
De (impliciete of expliciete) theologie van veel christenen is gebaseerd op een systeem van straf en beloning. We stellen eerst dat de mens een bepaalde regel heeft overtreden. Dit is een juridische wet, waar ook God zich aan te houden heeft. Hij moet ons dus wel straffen. Ons idee is dat God boos op ons is, omdat wij niet gehoorzaam waren. En niet alleen maar boos: God heeft een afkeer van ons en wil eigenlijk niets anders dan dat wij voor altijd in de buitenste duisternis worden geworpen. (Onze nog wat middeleeuwse verbeelding ziet de hel als plek waar mensen met goedkeuring van God voor eeuwig worden gestraft door rode duivels met hooivorken.)
Maar, stellen Christenen, Jezus kwam voor de mens tussenbeide. Hij stelde voor om in onze plaats de straf van God te ondergaan. Het beeld dat wij hiervan hebben is dat van een rechtszaak, waarbij de advocaat voorstelt zelf de gevangenis in te gaan in plaats van de aangeklaagde. (Wij zongen bij ons in de kerk een lied met de volgende tekst: ‘Gerechtigheid drong aan op straf, genade vroeg om vrijgeleide, toen kwam Gods wijsheid tussenbeide’. De suggestie daarvan is dat God innerlijk verdeeld is. Dat hij als Jezus er niet was geweest, ons had willen vernietigen.) Als wij precies het juiste geloven, worden we in juridisch opzicht vrijgesproken, maar het verandert niets aan het feit dat God boos is over onze overtreding van de regels (de rechter weet ten slotte dat niet de juiste persoon gestraft is). We zijn als het ware met de hakken over de sloot in de hemel binnengekomen, we mogen in onze handen wrijven dat God ons in zijn aanwezigheid toelaat, maar het ging wat God betrof niet van harte. Hij blijft als het ware wantrouwig. Dus is het nu aan ons om God niet tegen ons in het harnas te jagen (er voor te zorgen dat we niet opnieuw in het aangeklaagdebankje komen te staan). In een ander voorbeeld: een vriend uit een ‘upper class’ milieu heeft een goed woordje voor je gedaan bij zijn strenge vader, waardoor je toch op bezoek mag komen. En nu doe jij je uiterste best om je netjes te gedragen en geen onvertogen woord te laten vallen, anders zou je weer de deur uit worden gegooid.
In onze beleving is de manier waarop God over ons denkt nog steeds gekoppeld aan ons gedrag. We mogen naar de hemel omdat we precies het juiste geloven over onszelf en over God. Gods aanvaarding van ons is dus een beloning. Vervolgens stellen we ook nog dat de mensen met het heiligste gedrag en de grootste toewijding in de hemel de grootste heerlijkheid zullen krijgen. En ondertussen weten we ons nog steeds veroordeeld als we niet aan het (onhaalbare) ideaalbeeld voldoen. Als we naar God kijken, zien we dat hij eigenlijk boos op ons is, hoe goed we ook ons best doen. En dus moeten we uiteindelijk uit schaamte om vergeving vragen. We kijken op naar mensen die uiterlijk gezien heiliger zijn dan wij, en kijken neer op mensen die zondiger zijn, want bij hen steken we ten minste gunstig af. Dit is helaas geen overdreven beeld van wat veel christenen geloven. Niet alleen werd het zo gebracht bij ons in de kerk (als wij zondigden, zorgden we ervoor dat de pijn die Jezus aan het kruis leed groter werd, dus we moesten ons nog meer schuldig voelen), maar ik hoor het ook van anderen. Hoe ze in een kerk opgroeiden waar werd gepredikt dat alleen die kerk het juiste beeld van het evangelie had, en dat andere christenen eigenlijk niet gered waren. Hoe vragen stellen werd ontmoedigd, en werd gezien als teken van ongeloof. Hoe mensen die van mening veranderden werden zwartgemaakt. Ik word daar moe en treurig van.
Wat nou als het goede nieuws van Jezus Christus niets te maken heeft met ons gedrag? Wat nou als de val van de mens in Genesis 3 niets te maken had met zonde en straf, maar met oorzaak en gevolg? Wat nou als Gods houding naar de mens toe er totaal niet door veranderde, wat als God de mens altijd en overal evenveel bleef liefhebben? Wat als het de mens was die zich van God afkeerde en het leven zocht buiten de leven-gevende relatie met de Schepper? Wat als het schepsel zelf als God wilde zijn en zo minder werd dan hij eigenlijk was? Wat als dit leven ‘in een voortdurende poging het leven te vinden’, zoals Greg Boyd het noemt, leidt tot angst en dus tot onvrijheid, verlies van het zelf en de dood?
En wat als God het initiatief nam om mensen weer in relatie met Hem te brengen? Wat als Hij zelf afdaalde in deze wereld, die vol was van de gevolgen van onze zelfzucht? Wat als Hij bereid was die volledig te ervaren, om ons zo te overtuigen van zijn liefde? Wat als Jezus’ dood aan het kruis geen juridische plaatsvervanging was, maar een teken van Gods liefde die alle consequenties op zich neemt van onze opstandigheid? Wat als Jezus’ opstanding uit de dood laat zien dat onze gebondenheid door angst en controle voor eens en altijd gebroken is, en dat de wil van God nu kan plaatsvinden in ons leven, op Aarde, zoals in de hemel? Wat als Jezus’ dood en opstanding als het ware de uitnodigende hand van God zijn, die naar ons werd uitgestoken ‘toen wij nog zondaars waren’ (Romeinen 5)? Wat als God ons in Jezus duidelijk maakt dat onze zonden er niet meer toe doen, dat niets ons meer van Hem kan scheiden en dat er geen veroordeling is voor hen die in Jezus Christus zijn (Romeinen 8)? Wat als de liefde van God realiteit is, en dat we die alleen maar hoeven accepteren? Wat als het goede nieuws een aankondiging is van de waarheid, en niet meer een contract of overeenkomst waar wij iets voor moeten doen? Wat als de hele dynamiek van straf en beloning (de wet) door het kruis totaal machteloos is gemaakt, wat als de weegschaal in de prullenbak is gegooid?
Wat als het Gods belofte is dat alles zal worden hersteld en wij een heerlijke toekomst tegemoet gaan? En wat als wij daar niets aan kunnen veranderen? Wat als Hij van ons houdt met dezelfde liefde waarmee hij houdt van Jezus? Wat als Hij altijd zo van ons gehouden heeft, ondanks wat wij deden of geloofden of zeiden, en wat als Hij altijd zo van ons zal houden, wat we ook zouden doen, geloven of zeggen? Wat als we ons eenvoudig gaan openstellen voor deze liefde, zoals die in Jezus geopenbaard is, en onze positie weer innemen als zijn geliefde kinderen? Wat als we niet meer over onszelf of over anderen oordelen? Wat als we gaan leven in deze realiteit, uit deze waarheid, zonder ons druk te maken over goed en fout gedrag, zonder ons aan een uitwendige maatstaf af te meten? Wat als we vrij zijn om lief te hebben, en er op vertrouwen dat we zo doen wat God van ons vraagt? Is dat geen ‘goed nieuws’?
Het ‘evangelie van zonde-management’ is slecht nieuws. Het is een leven dat beheerst wordt door de dood, stelt Paulus in Romeinen 7. Wie kan hem ervan verlossen? Zijn antwoord is: ‘God zij gedankt, door Jezus Christus, onze Heer’. Heel Romeinen 8 is een lofzang op het goede nieuws van Jezus. ‘Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij? Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons. Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? Er staat geschreven: “Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.” Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus onze Heer.’ Dit leidt tot een hele andere manier van leven, niet gebaseerd op angst, maar op liefde. Daarover meer in het slot van deze serie.
Labels:
bijbel,
genade,
theologie,
wetticisme
vrijdag 30 juli 2010
Ik ben nog niet jarig ...
Maar ik ben het net geweest. Gisteren om precies te zijn. Ik bereikte toen de heugelijke leeftijd van 34 jaar. Nee, echt! Zo lang waar ik dus al rond op deze aardbol. En de redelijke verwachting is dat er nog wel heel wat jaren zullen bijkomen.
Een verjaardag is altijd een interessant moment om eens terug te kijken. Ik betrap mezelf er soms op dat ik klaag over het feit dat ik zo weinig verander, en dat ik nog steeds dezelfde ben als een jaar of vijf jaar geleden, maar de realiteit is dat er wel degelijk heel veel in mijn leven gebeurt, en dat ik er dus redelijkerwijs van uit mag gaan dat er nog heel wat in mijn leven zal blijven gebeuren.
Neem nou mijn afgelopen levensjaar:
- In november verscheen het boek Hete Hangijzers, waar ik een paar bijdrages aan heb geleverd. En een paar maanden later kwam mijn eigen boek uit: Indrukwekkende Vrijheid.
- Ik ben begonnen met een blog (deze), ben gaan twitteren (en heb al meer dan 1250 tweets getweet), en heb een LinkedIn-pagina. Opeens zit ik volop op het wereldwijde web. En nee, ik heb nog steeds geen mobiele telefoon.
- Ik heb vier korte (nou ja, kort. Kort-ish is een betere omschrijving) SF-verhalen geschreven en merkte dat mijn creativiteit weer even helemaal terugkwam. Mijn verhalenbundel kwam helaas nog niet af, maar ik ben al wel een eind op weg.
- Ik heb weer een paar liedteksten/gedichten geschreven, waar mijn broer Marten muziek bij maakt, en probeer ook daar ook af en toe meer tijd voor in te ruimen. Verder ben ik wat serieuzer gaan fotograferen.
- Ik ben voor het eerst op reis geweest naar een niet-westerse cultuur. Mijn twee weken in India waren een onvergetelijke ervaring. Daarna nog een paar dagen Doha vanwege de IJslandse vulkaanuitbarsting, maar ik bleek me ook daar te kunnen redden. Helaas crashte mijn laptop, en verloor ik mijn foto's, maar ik heb tijdens de reis een dagboek bijgehouden.
- Ik ben nat gaan scheren.
- Ik heb de Nausicaa-stripverhalen van Hayao Miyazaki gelezen (mijn eerste 'manga'). En verder nog veel andere goede boeken gelezen, en goede films gezien. Zoals Avatar in de bioscoop. Mijn liefde voor verhalen in alle vormen wordt er gelukkig niet minder op! Ik merkte dit jaar wel dat ik wat uitgekeken raak op de gemiddelde actiefilm/thriller en af en toe wel een wat uitdagendere film wil kijken.
- Ik heb het initiatief genomen om leuke dingen te doen, zoals wandelingen maken, naar het museum gaan of naar de dierentuin (of de Delftse botanische tuin), boeken kopen in Amsterdam, spellen spelen met vrienden en terrasjes pakken.
- Ik ben voor het eerst in het Delftse biercafe Locus Publicus geweest (en in Leiden in een Engelse pub).
- Ik heb met nieuwe mensen contact gemaakt, goede e-mailuitwisselingen gehad, herkenning gevonden.
- Ik heb na drie jaar eindelijk mijn keuken geschilderd (with a little help from my friends) en heb ontdekt dat het organiseren daarvan me prima lukte. Ook een aantal andere dingen die ik steeds maar uitstelde heb ik kunnen afronden.
- Op mijn werk heb ik behoorlijk wat stress meegemaakt, ook vanwege het ontslag van een collega en moest ik regelmatig strijden tegen cynisme. Maar ik merk wel dat ik eindelijk van mezelf begin te geloven dat ik meer in mijn mars heb dan bureauredacteur te zijn.
- Ik heb de keuze gemaakt om niet meer op zondag naar de kerkdienst te gaan. Niet omdat ik niet meer zou geloven, maar omdat ik wil zoeken naar een manier van het samen volgen van Jezus waarbij genade vooraan blijft staan. Ik ben in dit opzicht gaan handelen naar een overtuiging die ik al enkele jaren koester, en tot nu toe is het een ervaring waar ik veel van leer.
- Ik heb een diepere overtuiging gekregen van Gods onvoorwaardelijke liefde voor mij. Dat begon in augustus vorig jaar op het Flevo-festival (ik zal er binnenkort op deze blog over schrijven, wees maar gerust), ging door tijdens mijn India-reis en nog steeds ben ik daarover aan het leren. Er waren zware periodes met slaapproblemen en vermoeidheid, maar mijn ervaring is dat die mij steeds terugwerpen op het besef dat ik nu al de geliefde van God ben, en bovendien kom ik er ook steeds weer uit.
- In Utrecht en Leiden zijn Starbucks-vestigigingen geopend en dus heb ik meer plekken om te zitten, te lezen en te schrijven en koffie te drinken! Yes! Bovendien kan ik nu mijn eigen koffiebonen malen, en dat levert ook erg lekkere koffie op.
- Ik kwam er achter dat ik 'sick and tired' ben 'of being sick and tired' en dat ik assertiever in het leven wil staan. Dat leidde ertoe dat ik ging doen wat ik al lang uitstelde, dat ik assertiviteitsoefeningen ging doen en dat ik keuzes ging maken die overeenstemden met wat ik geloof. Dat ik eigenlijk eindelijk echt volwassen wil zijn. Ik wil geen 'mr. Nice Guy' meer zijn. Ik ontdek nu wel dat ik dat niet uit eigen kracht kan (niet op basis van beloning en straf), maar het verlangen blijft. Ik weet ook dat ik voor het eerst geloof dat ik ook daadwerkelijk op dit gebied kan veranderen. Misschien gaat het langzaam, maar het gebeurt.
Veel om dankbaar voor te zijn, dus. Van mijn lijstje met verwachtingen dat ik begin 2010 publiceerde, is eigenlijk nog maar een enkel punt niet uitgekomen. Het jaar is echter nog niet voorbij! Zelfs op dat gebied koester ik hoop.
Een verjaardag is altijd een interessant moment om eens terug te kijken. Ik betrap mezelf er soms op dat ik klaag over het feit dat ik zo weinig verander, en dat ik nog steeds dezelfde ben als een jaar of vijf jaar geleden, maar de realiteit is dat er wel degelijk heel veel in mijn leven gebeurt, en dat ik er dus redelijkerwijs van uit mag gaan dat er nog heel wat in mijn leven zal blijven gebeuren.
Neem nou mijn afgelopen levensjaar:
- In november verscheen het boek Hete Hangijzers, waar ik een paar bijdrages aan heb geleverd. En een paar maanden later kwam mijn eigen boek uit: Indrukwekkende Vrijheid.
- Ik ben begonnen met een blog (deze), ben gaan twitteren (en heb al meer dan 1250 tweets getweet), en heb een LinkedIn-pagina. Opeens zit ik volop op het wereldwijde web. En nee, ik heb nog steeds geen mobiele telefoon.
- Ik heb vier korte (nou ja, kort. Kort-ish is een betere omschrijving) SF-verhalen geschreven en merkte dat mijn creativiteit weer even helemaal terugkwam. Mijn verhalenbundel kwam helaas nog niet af, maar ik ben al wel een eind op weg.
- Ik heb weer een paar liedteksten/gedichten geschreven, waar mijn broer Marten muziek bij maakt, en probeer ook daar ook af en toe meer tijd voor in te ruimen. Verder ben ik wat serieuzer gaan fotograferen.
- Ik ben voor het eerst op reis geweest naar een niet-westerse cultuur. Mijn twee weken in India waren een onvergetelijke ervaring. Daarna nog een paar dagen Doha vanwege de IJslandse vulkaanuitbarsting, maar ik bleek me ook daar te kunnen redden. Helaas crashte mijn laptop, en verloor ik mijn foto's, maar ik heb tijdens de reis een dagboek bijgehouden.
- Ik ben nat gaan scheren.
- Ik heb de Nausicaa-stripverhalen van Hayao Miyazaki gelezen (mijn eerste 'manga'). En verder nog veel andere goede boeken gelezen, en goede films gezien. Zoals Avatar in de bioscoop. Mijn liefde voor verhalen in alle vormen wordt er gelukkig niet minder op! Ik merkte dit jaar wel dat ik wat uitgekeken raak op de gemiddelde actiefilm/thriller en af en toe wel een wat uitdagendere film wil kijken.
- Ik heb het initiatief genomen om leuke dingen te doen, zoals wandelingen maken, naar het museum gaan of naar de dierentuin (of de Delftse botanische tuin), boeken kopen in Amsterdam, spellen spelen met vrienden en terrasjes pakken.
- Ik ben voor het eerst in het Delftse biercafe Locus Publicus geweest (en in Leiden in een Engelse pub).
- Ik heb met nieuwe mensen contact gemaakt, goede e-mailuitwisselingen gehad, herkenning gevonden.
- Ik heb na drie jaar eindelijk mijn keuken geschilderd (with a little help from my friends) en heb ontdekt dat het organiseren daarvan me prima lukte. Ook een aantal andere dingen die ik steeds maar uitstelde heb ik kunnen afronden.
- Op mijn werk heb ik behoorlijk wat stress meegemaakt, ook vanwege het ontslag van een collega en moest ik regelmatig strijden tegen cynisme. Maar ik merk wel dat ik eindelijk van mezelf begin te geloven dat ik meer in mijn mars heb dan bureauredacteur te zijn.
- Ik heb de keuze gemaakt om niet meer op zondag naar de kerkdienst te gaan. Niet omdat ik niet meer zou geloven, maar omdat ik wil zoeken naar een manier van het samen volgen van Jezus waarbij genade vooraan blijft staan. Ik ben in dit opzicht gaan handelen naar een overtuiging die ik al enkele jaren koester, en tot nu toe is het een ervaring waar ik veel van leer.
- Ik heb een diepere overtuiging gekregen van Gods onvoorwaardelijke liefde voor mij. Dat begon in augustus vorig jaar op het Flevo-festival (ik zal er binnenkort op deze blog over schrijven, wees maar gerust), ging door tijdens mijn India-reis en nog steeds ben ik daarover aan het leren. Er waren zware periodes met slaapproblemen en vermoeidheid, maar mijn ervaring is dat die mij steeds terugwerpen op het besef dat ik nu al de geliefde van God ben, en bovendien kom ik er ook steeds weer uit.
- In Utrecht en Leiden zijn Starbucks-vestigigingen geopend en dus heb ik meer plekken om te zitten, te lezen en te schrijven en koffie te drinken! Yes! Bovendien kan ik nu mijn eigen koffiebonen malen, en dat levert ook erg lekkere koffie op.
- Ik kwam er achter dat ik 'sick and tired' ben 'of being sick and tired' en dat ik assertiever in het leven wil staan. Dat leidde ertoe dat ik ging doen wat ik al lang uitstelde, dat ik assertiviteitsoefeningen ging doen en dat ik keuzes ging maken die overeenstemden met wat ik geloof. Dat ik eigenlijk eindelijk echt volwassen wil zijn. Ik wil geen 'mr. Nice Guy' meer zijn. Ik ontdek nu wel dat ik dat niet uit eigen kracht kan (niet op basis van beloning en straf), maar het verlangen blijft. Ik weet ook dat ik voor het eerst geloof dat ik ook daadwerkelijk op dit gebied kan veranderen. Misschien gaat het langzaam, maar het gebeurt.
Veel om dankbaar voor te zijn, dus. Van mijn lijstje met verwachtingen dat ik begin 2010 publiceerde, is eigenlijk nog maar een enkel punt niet uitgekomen. Het jaar is echter nog niet voorbij! Zelfs op dat gebied koester ik hoop.
Labels:
Privé
donderdag 29 juli 2010
Schoonheid te midden van techniek
Een paar weken geleden kwam ik erachter dat Delft een eigen botanische tuin heeft. Okee, eigenlijk wist ik dat wel langer, maar ik was me er niet daadwerkelijk van bewust. Ik kwam er langs met de bus, maar het drong niet echt tot me door. En dat terwijl ik een liefhebber ben van alles wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit. Toen ik er laatst weer voorbij kwam, nam ik me voor na zes jaar eindelijk een kijkje te gaan nemen. Ik vond de tuin mooier en uitgebreider dan ik had verwacht. En ik heb natuurlijk weer heel wat foto's gemaakt. Zoals de volgende ...
Toen ik zonnedauw ontdekte, werd ik helemaal enthousiast! Een vleesetende plant!
En niet de enige. Dit is de bloem van het blaasjeskruid.
We konden een regenbui niet ontlopen, maar het gaf niet: het zorgde alleen voor nieuwe fotogelegenheden.
P.S. Het is vandaag mijn verjaardag, maar mijn officiële verjaardagspost komt pas morgen!
Labels:
foto's,
schoonheid
woensdag 28 juli 2010
Het evangelie van zonde-management 2: de krukken van straf en beloning
We leven in een omgeving, zowel binnen als buiten de kerk, die is gericht op het veranderen van ons gedrag. We moeten bepaalde dingen meer doen (meer werken, meer geven, meer bidden) en bepaalde dingen minder (luieren, zondigen, et cetera). We moeten voldoen aan een bepaald ideaalbeeld. Om dat te bereiken moeten deze personen en organisaties onze keuzes van buitenaf beïnvloeden. En de enige manier die ze daarvoor kennen bestaat uit straf en beloning. Als we iets doen dat ongewenst is, wordt ons iets ontnomen. Als we iets doen dat gewenst is, krijgen we iets. Zo werkt het al bij het trainen van dieren. Een hond die een kunstje kan, krijgt een koekje. Een hond die te veel blaft, krijgt een schop. De hond doet geen kunstjes omdat hij een kunstenaar is, maar omdat hij koekjes wil. De hond is niet stil omdat hij niets te melden heeft, maar omdat hij pijn uit de weg wil gaan.
Ouders gebruiken dezelfde technieken bij de opvoeding van kinderen. Ze worden boos als kinderen (met of zonder opzet) een verkeerde keuze maken, en in hun boosheid tasten ze het zelfbeeld van hun kinderen aan. Ze zijn lovend en enthousiast als hun kinderen meehelpen of iets heel goed doen, en die leren dat ze perfect moeten zijn om als waardevol te worden beschouwd. Het zijn de methodes van Sinterklaas: 'Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.' Maar als dit er al toe leidt dat kinderen zich de laatste weken van November beter gedragen, dan in elk geval niet omdat ze dat graag willen (wat mooi wordt geïllustreerd in de stripverhalen van Casper en Hobbes, waar het jongetje Casper voortdurend probeert onder de eisen van de Kerstman uit te komen ...)
Scholen doen niets anders. Niets is waardevrij, aan alle activiteiten wordt een beoordeling gehangen. Wie een onvoldoende haalt, moet zich schamen. Wie een hoog cijfer haalt, krijgt een stickertje. Het bedrijfsleven maakt hiervan ook gebruik. Bij ons is dit jaar het functiewaarderingsssyteem ingevoerd: wie goed presteert krijgt meer salaris, wie meerdere jaren achter elkaar slecht zijn best doet, moet oppassen dat hij zijn baan niet verliest. Ik schreef er al eerder over hoe mij dat tegen de borst stuit. En morgen hebben we een bijeenkomst waar zal worden verteld dat we allemaal moeten gaan tijdschrijven. Weer een manier om mensen te beoordelen en op hun prestaties af te rekenen. Bovendien is het ondertussen uit wetenschappelijk onderzoek bekend dat een hogere beloning alleen motiveert bij klusjes waar men niet bij hoeft na te denken. Als het gaat om uitdagend werk, werkt het beloningssysteem juist averechts (zie deze video). Hoe meer je vertrouwt op beloning en straf, hoe minder motivatie mensen hebben en hoe minder ze produceren. Ik zag hetzelfde principe geillustreerd in de film Hellboy 2 - The Golden Army (een prachtige, fantasievolle en zelfs humoristische fantasyfilm). De geheime organisatie voor paranormaal onderzoek en verdediging doet haar best de rebelse wildebras Hellboy (een rode demon met een staart en afgevijlde hoorns) onder controle te houden. Hij wil zich namelijk aan het publiek tonen en dat mag natuurlijk niet. De bureaucratische directeur van de organisatie probeert van alles. Hij leest Hellboy de les, dreigt zijn privileges in te trekken, en belooft hem sigaren als hij zich gedeisd houdt. Maar het werkt allemaal niet. Hoewel Hellboy belooft onopvallend te werk te gaan, maakt hij gebruik van de eerste de beste gelegenheid toch in de openbaarheid te komen. Zijn baas krijgt er hoofdpijn van, en laat een harde kerel komen vanuit Washington, die 'Hellboy' wel aan zou kunnen ... Echte verandering komt echter pas wanneer Hellboy zich uit zichzelf anders WIL gedragen.
De externe motivatietechnieken van straf en beloning leiden tot onvrijheid. Ze zorgen ervoor dat we niet kunnen doen wat we willen (omdat we bang zijn voor straf), en dat we doen wat we niet willen (omdat we niet de beloning willen mislopen). In elk geval kunnen we niet onszelf zijn. We wijzen onszelf af als we tekort komen aan het ideaal, of we accepteren onszelf alleen als we het ideaal halen. Uiteindelijk leidt dat of tot depressie, passiviteit, wanhoop en overspannenheid, of tot trots, hoogmoed, afkeer van mensen die minder zijn dan jij en huichelarij. Of we geven de moed helemaal op en doen niets meer en laten alles toe, of we gaan op in een systeem van regels en wetten die we onszelf opleggen. En we kunnen niets anders, omdat we nooit een andere manier hebben geleerd om naar ons gedrag te kijken. Straf en beloning vormen de enige motivatie die we kennen. En dus zijn het de enige technieken die we op onszelf kunnen toepassen. Dus blijven we onszelf afwijzen als we falen, blijven we onszelf veroordelen, blijven we onszelf het goede ontzeggen als we in onszelf teleurgesteld zijn. En we blijven ons vastklampen aan onze prestaties om ons goed te kunnen voelen, we blijven zoeken naar complimenten en lof van anderen, omdat we alleen daardoor onszelf kunnen aanvaarden.
Deze patronen zijn diep ingesleten. Ik moet denken aan de hond van kringgenoten van mij. Die was vroeger door zijn baasje met een stok geslagen. En heel wat jaren later schrok hij nog steeds van mannen met een wandelstok, en vluchtte ervan weg. Ik las gisteren een vergelijkbaar voorbeeld in het boek A Scandalous Freedom van Steve Brown, die zelf een mishandelde hond heeft verzorgd. De hond bleef zich voortdurend gedragen alsof hij straf verdiende. Hij zag zichzelf als een 'stoute hond'.
Maar mensen reageren niet anders. Mijn ouders werden bijvoorbeeld boos toen ik op de middelbare school lage cijfers haalde. Ze dreigden me van het gymnasium af te halen als ik op mijn laatste rapport van het jaar nog steeds onvoldoendes had. Tegelijk beloofden ze me een vijfgangendiner als ik mijn opleiding zou afmaken. Vervolgens ging ik inderdaad meer huiswerk maken, maar niet omdat ik graag wilde leren. Nee, alleen omdat ik bang was voor mijn ouders (en van eten hield). Ik zag mezelf als een mislukking als ik ondanks het leren toch een laag cijfer haalde, en dacht alleen positief over mezelf bij een hoge voldoende. Tijdens mijn studie raakte ik zelfs een keer in een dip omdat ik een zeven haalde in plaats van de gebruikelijke achten en negens. Ik was een perfectionist geworden. Ik heb vaker gezegd dat ik 'gelukkig' overspannen werd.
Maar het patroon van het perfectionisme zit er bij mij nog steeds diep in. Zo zat ik de afgelopen week niet zo lekker in mijn vel. Ik sliep een paar nachten achter elkaar slecht. Bovendien viel ik voor een verleiding waar ik al maanden lang, meer dan een jaar zelfs, niet meer door gebonden was geweest. Ik raakte in een negatieve spiraal. Pas eergisteren realiseerde ik me dat deze beide dingen (mijn slechte slapen en mijn toegeven aan verleiding) samenhingen met het feit dat mijn neiging tot controle weer de overhand had gekregen. Ik had een afvinklijstje gemaakt met alles wat ik aan het uitstellen was, en probeerde alles te doen wat op het lijstje stond, maar daardoor stond mijn agenda nu al wel twee maanden in het voren vol. En ik had ook ontdekt dat ik veel dingen waarin ik vond dat ik moest veranderen, niet zo snel voor elkaar kon krijgen als ik hoopte. Ik was teleurgesteld in mezelf. En dus strafte ik mezelf, en zocht afleiding van mijn pijn in verkeerde 'pijnstillers'. Een vriend van mij legde maandag de vinger op de zere plek. Ik luisterde naar de 'aanklager'.
Mijn vriend stelde ook een indringende vraag. Hij vroeg me wat de 'ziektewinst' was van mijn zelfveroordeling. Welk voordeel leverde het mij op dat ik mezelf zo strafte? Wat deed mij steeds weer terugvallen op deze technieken? (Ik nam zijn vraag extra serieus omdat ik net een paar dagen eerder van een vriend iets vergelijkbaars had gehoord. Die had twee psychologen afgeluisterd in een cafe, waar ze spraken over het feit dat een neurose, of een situatie zoals passiviteit, altijd een voordeel biedt voor degene die passief of neurotisch is. Er is iets in de ziektetoestand die ertoe leidt dat je er vaker in terug wilt komen. Als ik in korte tijd van twee mensen hetzelfde hoor, spits ik mijn oren!). Om de een of andere reden kies ik er toch steeds voor om mezelf te straffen met schuldgevoelens en afwijzing als ik tekortschiet, of om mijn prestaties (het vullen van een afvinklijstje) te gebruiken om me goed over mezelf te voelen. Ik vermoed dat het is omdat ik bang ben dat ik anders zou mislukken. Ik zou toegeven aan elke verleiding, en mijn leven verpesten. Deze technieken zijn de enige die ik ken om me daartegen te beschermen. Ze zijn de enige technieken die ik heb om iets van mijn leven te maken. Straf en beloning zijn mijn krukken waarmee ik staande blijf.
Maar ze voldoen niet, dat bleek afgelopen week maar weer. Ik heb iets anders nodig. Een intrinsieke motivatie. Maar ook moet de motivatie van buitenaf zijn invloed op mij verliezen. Ik ken maar EEN ding dat voor beiden kan zorgen. De film Hellboy 2 geeft daarvan een voorproefje. Hellboy ligt op sterven. Zijn vriendin Liz krijgt de vraag of ze wil dat hij in leven blijft. Zelfs als in de sterren geschreven staat dat Hellboy bestemd is om de wereld te vernietigen. Dat wil ze. Vervolgens geeft ze hem een reden om te leven: hij wordt vader. Haar onvoorwaardelijke liefde voor Hellboy nam de kracht van externe motivatie weg. Zijn onvoorwaardelijke vaderliefde, werd nu zijn motivatie van binnenuit. Dat betekent echter niet dat Hellboy nu het gedrag gaat vertonen dat zijn werkgever van hem eist, dat hij zich houdt aan de regeltjes van de organisatie. Nee, hij onttrekt zich aan het systeem, levert zijn badge in, en kiest voor zijn vriendin en zijn toekomstige kinderen. Hij is vrij. En zijn voorbeeld inspireert anderen om hetzelfde te doen. Zien jullie daar net als ik iets in van het goede nieuws van Jezus?
Ouders gebruiken dezelfde technieken bij de opvoeding van kinderen. Ze worden boos als kinderen (met of zonder opzet) een verkeerde keuze maken, en in hun boosheid tasten ze het zelfbeeld van hun kinderen aan. Ze zijn lovend en enthousiast als hun kinderen meehelpen of iets heel goed doen, en die leren dat ze perfect moeten zijn om als waardevol te worden beschouwd. Het zijn de methodes van Sinterklaas: 'Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.' Maar als dit er al toe leidt dat kinderen zich de laatste weken van November beter gedragen, dan in elk geval niet omdat ze dat graag willen (wat mooi wordt geïllustreerd in de stripverhalen van Casper en Hobbes, waar het jongetje Casper voortdurend probeert onder de eisen van de Kerstman uit te komen ...)
Scholen doen niets anders. Niets is waardevrij, aan alle activiteiten wordt een beoordeling gehangen. Wie een onvoldoende haalt, moet zich schamen. Wie een hoog cijfer haalt, krijgt een stickertje. Het bedrijfsleven maakt hiervan ook gebruik. Bij ons is dit jaar het functiewaarderingsssyteem ingevoerd: wie goed presteert krijgt meer salaris, wie meerdere jaren achter elkaar slecht zijn best doet, moet oppassen dat hij zijn baan niet verliest. Ik schreef er al eerder over hoe mij dat tegen de borst stuit. En morgen hebben we een bijeenkomst waar zal worden verteld dat we allemaal moeten gaan tijdschrijven. Weer een manier om mensen te beoordelen en op hun prestaties af te rekenen. Bovendien is het ondertussen uit wetenschappelijk onderzoek bekend dat een hogere beloning alleen motiveert bij klusjes waar men niet bij hoeft na te denken. Als het gaat om uitdagend werk, werkt het beloningssysteem juist averechts (zie deze video). Hoe meer je vertrouwt op beloning en straf, hoe minder motivatie mensen hebben en hoe minder ze produceren. Ik zag hetzelfde principe geillustreerd in de film Hellboy 2 - The Golden Army (een prachtige, fantasievolle en zelfs humoristische fantasyfilm). De geheime organisatie voor paranormaal onderzoek en verdediging doet haar best de rebelse wildebras Hellboy (een rode demon met een staart en afgevijlde hoorns) onder controle te houden. Hij wil zich namelijk aan het publiek tonen en dat mag natuurlijk niet. De bureaucratische directeur van de organisatie probeert van alles. Hij leest Hellboy de les, dreigt zijn privileges in te trekken, en belooft hem sigaren als hij zich gedeisd houdt. Maar het werkt allemaal niet. Hoewel Hellboy belooft onopvallend te werk te gaan, maakt hij gebruik van de eerste de beste gelegenheid toch in de openbaarheid te komen. Zijn baas krijgt er hoofdpijn van, en laat een harde kerel komen vanuit Washington, die 'Hellboy' wel aan zou kunnen ... Echte verandering komt echter pas wanneer Hellboy zich uit zichzelf anders WIL gedragen.
De externe motivatietechnieken van straf en beloning leiden tot onvrijheid. Ze zorgen ervoor dat we niet kunnen doen wat we willen (omdat we bang zijn voor straf), en dat we doen wat we niet willen (omdat we niet de beloning willen mislopen). In elk geval kunnen we niet onszelf zijn. We wijzen onszelf af als we tekort komen aan het ideaal, of we accepteren onszelf alleen als we het ideaal halen. Uiteindelijk leidt dat of tot depressie, passiviteit, wanhoop en overspannenheid, of tot trots, hoogmoed, afkeer van mensen die minder zijn dan jij en huichelarij. Of we geven de moed helemaal op en doen niets meer en laten alles toe, of we gaan op in een systeem van regels en wetten die we onszelf opleggen. En we kunnen niets anders, omdat we nooit een andere manier hebben geleerd om naar ons gedrag te kijken. Straf en beloning vormen de enige motivatie die we kennen. En dus zijn het de enige technieken die we op onszelf kunnen toepassen. Dus blijven we onszelf afwijzen als we falen, blijven we onszelf veroordelen, blijven we onszelf het goede ontzeggen als we in onszelf teleurgesteld zijn. En we blijven ons vastklampen aan onze prestaties om ons goed te kunnen voelen, we blijven zoeken naar complimenten en lof van anderen, omdat we alleen daardoor onszelf kunnen aanvaarden.
Deze patronen zijn diep ingesleten. Ik moet denken aan de hond van kringgenoten van mij. Die was vroeger door zijn baasje met een stok geslagen. En heel wat jaren later schrok hij nog steeds van mannen met een wandelstok, en vluchtte ervan weg. Ik las gisteren een vergelijkbaar voorbeeld in het boek A Scandalous Freedom van Steve Brown, die zelf een mishandelde hond heeft verzorgd. De hond bleef zich voortdurend gedragen alsof hij straf verdiende. Hij zag zichzelf als een 'stoute hond'.
Maar mensen reageren niet anders. Mijn ouders werden bijvoorbeeld boos toen ik op de middelbare school lage cijfers haalde. Ze dreigden me van het gymnasium af te halen als ik op mijn laatste rapport van het jaar nog steeds onvoldoendes had. Tegelijk beloofden ze me een vijfgangendiner als ik mijn opleiding zou afmaken. Vervolgens ging ik inderdaad meer huiswerk maken, maar niet omdat ik graag wilde leren. Nee, alleen omdat ik bang was voor mijn ouders (en van eten hield). Ik zag mezelf als een mislukking als ik ondanks het leren toch een laag cijfer haalde, en dacht alleen positief over mezelf bij een hoge voldoende. Tijdens mijn studie raakte ik zelfs een keer in een dip omdat ik een zeven haalde in plaats van de gebruikelijke achten en negens. Ik was een perfectionist geworden. Ik heb vaker gezegd dat ik 'gelukkig' overspannen werd.
Maar het patroon van het perfectionisme zit er bij mij nog steeds diep in. Zo zat ik de afgelopen week niet zo lekker in mijn vel. Ik sliep een paar nachten achter elkaar slecht. Bovendien viel ik voor een verleiding waar ik al maanden lang, meer dan een jaar zelfs, niet meer door gebonden was geweest. Ik raakte in een negatieve spiraal. Pas eergisteren realiseerde ik me dat deze beide dingen (mijn slechte slapen en mijn toegeven aan verleiding) samenhingen met het feit dat mijn neiging tot controle weer de overhand had gekregen. Ik had een afvinklijstje gemaakt met alles wat ik aan het uitstellen was, en probeerde alles te doen wat op het lijstje stond, maar daardoor stond mijn agenda nu al wel twee maanden in het voren vol. En ik had ook ontdekt dat ik veel dingen waarin ik vond dat ik moest veranderen, niet zo snel voor elkaar kon krijgen als ik hoopte. Ik was teleurgesteld in mezelf. En dus strafte ik mezelf, en zocht afleiding van mijn pijn in verkeerde 'pijnstillers'. Een vriend van mij legde maandag de vinger op de zere plek. Ik luisterde naar de 'aanklager'.
Mijn vriend stelde ook een indringende vraag. Hij vroeg me wat de 'ziektewinst' was van mijn zelfveroordeling. Welk voordeel leverde het mij op dat ik mezelf zo strafte? Wat deed mij steeds weer terugvallen op deze technieken? (Ik nam zijn vraag extra serieus omdat ik net een paar dagen eerder van een vriend iets vergelijkbaars had gehoord. Die had twee psychologen afgeluisterd in een cafe, waar ze spraken over het feit dat een neurose, of een situatie zoals passiviteit, altijd een voordeel biedt voor degene die passief of neurotisch is. Er is iets in de ziektetoestand die ertoe leidt dat je er vaker in terug wilt komen. Als ik in korte tijd van twee mensen hetzelfde hoor, spits ik mijn oren!). Om de een of andere reden kies ik er toch steeds voor om mezelf te straffen met schuldgevoelens en afwijzing als ik tekortschiet, of om mijn prestaties (het vullen van een afvinklijstje) te gebruiken om me goed over mezelf te voelen. Ik vermoed dat het is omdat ik bang ben dat ik anders zou mislukken. Ik zou toegeven aan elke verleiding, en mijn leven verpesten. Deze technieken zijn de enige die ik ken om me daartegen te beschermen. Ze zijn de enige technieken die ik heb om iets van mijn leven te maken. Straf en beloning zijn mijn krukken waarmee ik staande blijf.
Maar ze voldoen niet, dat bleek afgelopen week maar weer. Ik heb iets anders nodig. Een intrinsieke motivatie. Maar ook moet de motivatie van buitenaf zijn invloed op mij verliezen. Ik ken maar EEN ding dat voor beiden kan zorgen. De film Hellboy 2 geeft daarvan een voorproefje. Hellboy ligt op sterven. Zijn vriendin Liz krijgt de vraag of ze wil dat hij in leven blijft. Zelfs als in de sterren geschreven staat dat Hellboy bestemd is om de wereld te vernietigen. Dat wil ze. Vervolgens geeft ze hem een reden om te leven: hij wordt vader. Haar onvoorwaardelijke liefde voor Hellboy nam de kracht van externe motivatie weg. Zijn onvoorwaardelijke vaderliefde, werd nu zijn motivatie van binnenuit. Dat betekent echter niet dat Hellboy nu het gedrag gaat vertonen dat zijn werkgever van hem eist, dat hij zich houdt aan de regeltjes van de organisatie. Nee, hij onttrekt zich aan het systeem, levert zijn badge in, en kiest voor zijn vriendin en zijn toekomstige kinderen. Hij is vrij. En zijn voorbeeld inspireert anderen om hetzelfde te doen. Zien jullie daar net als ik iets in van het goede nieuws van Jezus?
dinsdag 27 juli 2010
Reuzenratten, geeky filmposters, gelijkenissen en radicale genade
Voor alle fans van Calvin and Hobbes (of Casper en Hobbes voor de Nederlandse lezers) - een galerij met op hen gebaseerde tekeningen.
Tot een jaar of duizend geleden leefden er in Oost-Timor ratten die 40 keer zo zwaar waren als de ratten van tegenwoordig. Rodents of unusual size. En waar kwam de beruchte reuzenrat uit de Sherlock Holmes-mythologie vandaan? Het is zelfs mogelijk dat in het overgebleven regenwoud op Oost-Timor nog grote ratten voorkomen ....
Wat als je filmgeeks de opdracht geeft filmposters te bewerken met als thema: 'geek culture'? Empire deed het. Het resultaat: veel humor (vooral grappig voor geeks).
Over geeks gesproken: tien van de beste momenten van Comic Con 2010 volgens Total Film.
De intrigerende trailer voor Monsters. Een deel van Mexico en de VS is geëvacueerd nadat zes jaar eerder een NASA-satelliet neerstortte. De satelliet bevatte sporen van buitenaards leven. Een kleine groep besluit door Mexico naar de VS te reizen. Onverstandig natuurlijk. Vergeet ook niet de tweede trailer voor Tron Legacy!
Een prachtig schilderij van Naked Pastor van de vrouw die was betrapt op overspel.
Scot McKnight wijst op de betekenis van Jezus' gelijkenissen, die niet alleen maar verhaaltjes waren om een leerstelling te verduidelijken. "Parables are fictional stories depicting an alternative world. The essence of his parables probe into this mindset he wants from his followers: Imagine a world like this. The story, the parable, takes you into its world where you will encounter a short or a little longer sketch of a reality, of a world, of what the world could be -- if people were to live like this."
Steve Brown geeft enkele wijze woorden met betrekking tot middelmatigheid, en gebruikt poker als voorbeeld: "The only poker players who enjoy poker are those who can afford to lose. High expectations about the game, about winning, about the other poker players or about your own poker playing can kill you. Poker is fun if you can afford to lose…or in this case, afford to be mediocre."
Een samenvatting van de boodschap van radicale genade. "If a Christian says 'If I sin, God will punish me', then he does not understand grace. Again, if a Christian says 'Since I am forgiven I can sin as much as I want and there will be no consequence,' then he does not understand grace either ... People stress obedience over grace and say we think too lightly of sin; however, I believe the exact o-p-p-o-s-i-t-e. Those who stress obedience over grace do not understand how deadly sin is. We are saying that sin is a monster that we do not have any ability to conquer in ourselves, although we hate it—we want sin out of our lives, and the only way to get it out is to rely on grace."
Tot een jaar of duizend geleden leefden er in Oost-Timor ratten die 40 keer zo zwaar waren als de ratten van tegenwoordig. Rodents of unusual size. En waar kwam de beruchte reuzenrat uit de Sherlock Holmes-mythologie vandaan? Het is zelfs mogelijk dat in het overgebleven regenwoud op Oost-Timor nog grote ratten voorkomen ....
Wat als je filmgeeks de opdracht geeft filmposters te bewerken met als thema: 'geek culture'? Empire deed het. Het resultaat: veel humor (vooral grappig voor geeks).
Over geeks gesproken: tien van de beste momenten van Comic Con 2010 volgens Total Film.
De intrigerende trailer voor Monsters. Een deel van Mexico en de VS is geëvacueerd nadat zes jaar eerder een NASA-satelliet neerstortte. De satelliet bevatte sporen van buitenaards leven. Een kleine groep besluit door Mexico naar de VS te reizen. Onverstandig natuurlijk. Vergeet ook niet de tweede trailer voor Tron Legacy!
Een prachtig schilderij van Naked Pastor van de vrouw die was betrapt op overspel.
Scot McKnight wijst op de betekenis van Jezus' gelijkenissen, die niet alleen maar verhaaltjes waren om een leerstelling te verduidelijken. "Parables are fictional stories depicting an alternative world. The essence of his parables probe into this mindset he wants from his followers: Imagine a world like this. The story, the parable, takes you into its world where you will encounter a short or a little longer sketch of a reality, of a world, of what the world could be -- if people were to live like this."
Steve Brown geeft enkele wijze woorden met betrekking tot middelmatigheid, en gebruikt poker als voorbeeld: "The only poker players who enjoy poker are those who can afford to lose. High expectations about the game, about winning, about the other poker players or about your own poker playing can kill you. Poker is fun if you can afford to lose…or in this case, afford to be mediocre."
Een samenvatting van de boodschap van radicale genade. "If a Christian says 'If I sin, God will punish me', then he does not understand grace. Again, if a Christian says 'Since I am forgiven I can sin as much as I want and there will be no consequence,' then he does not understand grace either ... People stress obedience over grace and say we think too lightly of sin; however, I believe the exact o-p-p-o-s-i-t-e. Those who stress obedience over grace do not understand how deadly sin is. We are saying that sin is a monster that we do not have any ability to conquer in ourselves, although we hate it—we want sin out of our lives, and the only way to get it out is to rely on grace."
Labels:
films,
genade,
strips,
verbeelding,
wetenschap
zondag 25 juli 2010
Het evangelie van zonde-management 1: Goed of slecht nieuws?
Een van de meest indringende gedeeltes uit de bijbel is Romeinen 7, waarin Paulus beschrijft dat hij een probleem heeft met zijn gedrag. En het gaat niet om een vervelende gewoonte waar hij iets aan wilde doen (zoals de toiletbril open laten staan of mensen onderbreken voor ze zijn uitgesproken). Het is veel ernstiger: hij had zichzelf niet onder controle. "Het goede dat ik wil doen, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet doen wil, doe ik juist wèl" (Romeinen 7:19). Hij kon niet voldoen aan zijn ideaalbeeld (de wet), en merkte dat hij keer op keer deed waarvan hij een afkeer had (de zonde). Ik herken dit wel. Ik wil mijn huishouden op orde houden, en dingen doen die ik lang uitgesteld heb. Maar ik wordt er moe van, en er blijven toch weer taken liggen. Ik wil me assertief gedragen, en geen 'ja' zeggen tegen verkopers van telefoonabonnementen aan de telefoon. Toch heb ik om de paar maanden een nieuw telefoonabonnement. Aan de andere kant wil ik gezond eten, en mijn gewicht op peil houden. Maar de snacks op het station zijn te verleidelijk, en de wijzer op de weegschaal kruipt toch weer omhoog. Ik wil niet toegeven aan verleiding, maar hoe harder ik weerstand bied, hoe sneller ik ervoor bezwijk. Sommigen beschouwen deze passage uit Romeinen 7 als beschrijving van het leven van een ongelovige, of in elk geval van een 'vleselijke christen'. Echte christenen zouden hun gedrag op orde kunnen houden. Zij hebben een te heilig beeld van Paulus. Wie was het die schreef dat hij een doorn in zijn vlees meedroeg die niet van hem werd afgenomen? Wie schreef dat hij de grootste van alle zondaren was (niet 'was geweest')? Wie zei: "Als er iemand zwak is, dan ben ik het wel; gaan anderen onder verleidingen gebukt – ik word erdoor verteerd" (2 Korintiers 11:29)? Ik denk ook dat ze zichzelf niet kennen en in elk geval andere mensen niet. Ik heb afgelopen week met meerdere mensen gepraat die worstelden met verleidingen waar ze keer op keer aan toegaven, van het eten van teveel koekjes, tot TV-verslaving. Mensen die in conflicten hun mannetje wilden staan, maar steeds weer toegeven. Mensen die worstelen met controle en passiviteit. Dit is de menselijke ervaring, voor gelovigen en ongelovigen.
En we willen een oplossing. Het ontkennen van het probleem is dat niet. Zeggen dat ons gedrag eigenlijk goed is, kunnen we niet, als we eerlijk zijn. We kunnen niet tevreden zijn met het feit dat we anderen voortdurend over onze grenzen laten lopen. Dat onze omvang steeds verder toeneemt is niet iets positiefs (en beschadigd uiteindelijk onze gezondheid). Net zo kunnen we onze verslavingen niet veronschuldigen: ze doen schade aan onze omgeving en ook aan onszelf. Ik moet denken aan de film met Kevin Costner die ik een poos terug zag: Mr. Brooks. Hierin speelt hij een doorsnede man uit een doorsnede Amerikaanse buitenwijk, met een fijn gezin. Hij heeft alleen een probleem wat betreft zijn gedrag. Hij is namelijk verslaafd aan moorden. Hij kan de verleiding (de stem in zijn hoofd, gepersonificeerd door William Hurt) niet eindeloos weerstaan. Keer op keer weet die hem ervan te overtuigen dat hij zijn 'kick' moet krijgen. Maar hij weet dat het niet goed is mensen te vermoorden, en hij doet zijn uiterste best om te voorkomen dat zijn dochter hetzelfde pad op zou gaan als hij. Hij weet dat het doden van anderen in bijbelse termen een 'zonde' is. Hij kan er alleen niet meer ophouden.
Maar er lijkt geen antwoord te zijn. Meer wilskracht, zeggen mensen. Meer discipline. Doe deze oefeningen. Lees meer uit de bijbel. Meer bidden. Ga naar deze conferentie of lees dit boek. Dat hebben al deze mensen gedaan. Paulus had heus niet stil gezeten. Hij had alle technieken in de strijd gegooid, maar delfde toch het onderspit. Hij was de Farizeeër van de Farizeeërs. Hij had zich gehouden aan alles wat in de wet stond, aan alle verplichtingen voldaan, maar hij had zijn probleem er niet mee opgelost. Waar hij het op de ene plek de grond induwde, spoot het ergens anders met twee keer zoveel kracht naar buiten, zodat hij uiteindelijk zelfs meewerkte aan steniging, gezinnen uiteen rukte en christenen in de gevangenis opsloot. Zijn hart veranderde niet. Ikzelf heb ook van alles geprobeerd. Ik heb bijbelteksten uit het hoofd geleerd, ik heb maanden lang dag aan dag gebeden, ik maakte goede voornemens, stelde afvinklijstjes op en meer. Anderen hebben een coach, gaan naar conferenties, slikken medicijnen, alles om iets te doen aan hun verslaving. Mr. Brooks uit de film volgde trouw de bijeenkomsten van Alcoholics Anonymous, en herhaalde religieus het gebed van deze organisatie. Hij had vast alle zelfhulpboeken over verslaving gelezen. Maar het lukte hem niet de stem in zijn hoofd tot zwijgen te brengen. Een jaar, zelfs twee jaar op uiterste wilskracht, maar dan was het weer zover. Zijn verlangen moest worden vervuld. Onze technieken lijken niet te werken.
Ze kunnen ook niet werken. Ooit geprobeerd niet aan een paarse olifant te denken? Ooit geprobeerd niet aan dat heerlijke ijs in de koelkast te denken? Als ik me voorneem om voorbij te lopen aan de Swirls in de stationshal, eindig ik vaak in de rij voor de kassa. Want door een idee of verlangen te proberen te onderdrukken, roep je haar alleen maar op in je bewustzijn. En elke aandacht, ook negatieve, maakt het idee of de gedachte alleen maar sterker. Zo zitten onze hersenen in elkaar. En tegelijk denk ik dat er een principe is waardoor al het gedrag waartoe we onszelf dwingen, alleen maar moeilijker wordt, omdat het wordt geassocieerd met het 'moeten'. De reden waarom we naar het veranderde gedrag verlangen verschuift naar de achtergrond, en we doen het alleen nog uit plicht. En daar knappen we uiteindelijk op af. Zowel het toegeven aan de verleiding als de strijd ertegen leidt tot gebondenheid. We raken gevangen door de teleurstelling in onszelf, en verlamd door de straf van schuldgevoel die we onszelf opleggen. We veroordelen onszelf omdat ons gedrag niet voldoet aan ons ideaal, en ons oordeel over onszelf is dat we niet goed zijn. We accepteren niet de persoon die we zijn. De persoon die we kennelijk zijn, verdient het niet te leven (dat is de kern van deze zelf-veroordeling). In de woorden van Paulus: "Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft. Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?" (Romeinen 7:22-24).
Toch, en hier komt de titel van dit bericht om de hoek kijken, richten de boodschappen in de kerk zich vaak op ons gedrag. We moeten meer doen: meer bidden, bijbellezen, stille tijd houden, evangeliseren, dienen en geven. Of we moeten minder doen: minder zondigen, minder televisie kijken, minder roken, minder toegeven aan seksuele verslavingen zoals pornografie. Ik heb ooit een van de oudsten van de gemeente waar ik naartoe ging, horen zeggen dat we als christenen eigenlijk altijd tegen een zonde zouden moeten vechten. "Als je de ene zonde in je leven hebt overwonnen, komt er een volgende aan waar je weerstand tegen moet bieden." Het leven als christen bestaat kennelijk bijna volledig uit het bieden van weerstand tegen iets dat je niet wilt, door je te verplichten tot iets dat je niet uit je zelf wilt. We moeten steeds nieuwe technieken leren, steeds nieuwe stappenplannen volgen om tot een 'doelgericht leven' te komen.
De Amerikaanse filosoof Dallas Willard noemt dit treffend 'The gospel of sin management' - het evangelie van zonde-management. Want daar komt het op neer: je zonden managen. Het doel is dat we in elk geval aan de buitenkant perfect zijn, dat we passen in het beeld van de christen, zoals dat in de kerk wordt neergezet. Ja, we zijn gered, en daar zijn we dankbaar voor. Maar nu moeten we zorgen dat onze redding voor God de moeite waard was. God houdt van ons, maar nu moeten we onszelf die liefde waard maken. Zelfs preken die beginnen met genade, eindigen vaak met een oproep tot het een of ander, die die boodschap uit het begin teniet doen. Een kennis verzuchtte ooit (ik heb het volgens mij al eerder op deze blog aangehaald): "Ik heb nog niet eens bereikt wat ik de vorige keer in de kerk hoorde, en de volgende zondag krijg ik weer een ander doel opgelegd, en dan weer een ander." Ik geef eerlijk toe dat ik door mijn achtergrond gevoeliger reageer op dit soort boodschappen dan anderen, maar dat maakt deze prediking van gedragsverandering niet effectiever. Ik hoef alleen maar te luisteren naar de verhalen op onze bijbelkring om dat te beseffen. Ik ben niet de enige in de kerk die gebukt gaat onder zijn falen. Het evangelie van de zonde-management is helemaal geen goed nieuws. 'Verander je gedrag' is geen blijde boodschap. Zelfs niet 'God houd van je, dus verander je gedrag'. Het is niets anders als de boodschap die ons bereikt uit andere religies (houd je aan de vijf zuilen, zorg dat je onthecht raakt) en uit de maatschappij (wees een productief burger, koop deze kleren, wees acceptabel et cetera). Het is religie. Het is niets anders dan de boodschap die de Farizeeën brachten. En het heeft niets te maken met het werkelijke goede nieuws, dat Jezus zei te brengen. Dat riep juist op tot bekering van het religieuze zelf-verbeteringstraject. Lees Marcus 2 maar eens: Jezus gaat in tegen alle op gedrag gebaseerde leringen, zowel wat betreft het niet doen van sommige zonden, als het wel doen van bepaalde rituelen. Geen wonder dat de religieuze orde aanstoot aan hem nam, maar dat vele tollenaars en zondaars hem volgden.
Dit wordt volgens mij weer een mini-serie. In de volgende aflevering wil ik proberen na te gaan wat de boodschap van Jezus dan wel was en waarom dit wel goed nieuws was (en waarom Paulus na Romeinen 7 ook Romeinen 8 kon schrijven).
En we willen een oplossing. Het ontkennen van het probleem is dat niet. Zeggen dat ons gedrag eigenlijk goed is, kunnen we niet, als we eerlijk zijn. We kunnen niet tevreden zijn met het feit dat we anderen voortdurend over onze grenzen laten lopen. Dat onze omvang steeds verder toeneemt is niet iets positiefs (en beschadigd uiteindelijk onze gezondheid). Net zo kunnen we onze verslavingen niet veronschuldigen: ze doen schade aan onze omgeving en ook aan onszelf. Ik moet denken aan de film met Kevin Costner die ik een poos terug zag: Mr. Brooks. Hierin speelt hij een doorsnede man uit een doorsnede Amerikaanse buitenwijk, met een fijn gezin. Hij heeft alleen een probleem wat betreft zijn gedrag. Hij is namelijk verslaafd aan moorden. Hij kan de verleiding (de stem in zijn hoofd, gepersonificeerd door William Hurt) niet eindeloos weerstaan. Keer op keer weet die hem ervan te overtuigen dat hij zijn 'kick' moet krijgen. Maar hij weet dat het niet goed is mensen te vermoorden, en hij doet zijn uiterste best om te voorkomen dat zijn dochter hetzelfde pad op zou gaan als hij. Hij weet dat het doden van anderen in bijbelse termen een 'zonde' is. Hij kan er alleen niet meer ophouden.
Maar er lijkt geen antwoord te zijn. Meer wilskracht, zeggen mensen. Meer discipline. Doe deze oefeningen. Lees meer uit de bijbel. Meer bidden. Ga naar deze conferentie of lees dit boek. Dat hebben al deze mensen gedaan. Paulus had heus niet stil gezeten. Hij had alle technieken in de strijd gegooid, maar delfde toch het onderspit. Hij was de Farizeeër van de Farizeeërs. Hij had zich gehouden aan alles wat in de wet stond, aan alle verplichtingen voldaan, maar hij had zijn probleem er niet mee opgelost. Waar hij het op de ene plek de grond induwde, spoot het ergens anders met twee keer zoveel kracht naar buiten, zodat hij uiteindelijk zelfs meewerkte aan steniging, gezinnen uiteen rukte en christenen in de gevangenis opsloot. Zijn hart veranderde niet. Ikzelf heb ook van alles geprobeerd. Ik heb bijbelteksten uit het hoofd geleerd, ik heb maanden lang dag aan dag gebeden, ik maakte goede voornemens, stelde afvinklijstjes op en meer. Anderen hebben een coach, gaan naar conferenties, slikken medicijnen, alles om iets te doen aan hun verslaving. Mr. Brooks uit de film volgde trouw de bijeenkomsten van Alcoholics Anonymous, en herhaalde religieus het gebed van deze organisatie. Hij had vast alle zelfhulpboeken over verslaving gelezen. Maar het lukte hem niet de stem in zijn hoofd tot zwijgen te brengen. Een jaar, zelfs twee jaar op uiterste wilskracht, maar dan was het weer zover. Zijn verlangen moest worden vervuld. Onze technieken lijken niet te werken.
Ze kunnen ook niet werken. Ooit geprobeerd niet aan een paarse olifant te denken? Ooit geprobeerd niet aan dat heerlijke ijs in de koelkast te denken? Als ik me voorneem om voorbij te lopen aan de Swirls in de stationshal, eindig ik vaak in de rij voor de kassa. Want door een idee of verlangen te proberen te onderdrukken, roep je haar alleen maar op in je bewustzijn. En elke aandacht, ook negatieve, maakt het idee of de gedachte alleen maar sterker. Zo zitten onze hersenen in elkaar. En tegelijk denk ik dat er een principe is waardoor al het gedrag waartoe we onszelf dwingen, alleen maar moeilijker wordt, omdat het wordt geassocieerd met het 'moeten'. De reden waarom we naar het veranderde gedrag verlangen verschuift naar de achtergrond, en we doen het alleen nog uit plicht. En daar knappen we uiteindelijk op af. Zowel het toegeven aan de verleiding als de strijd ertegen leidt tot gebondenheid. We raken gevangen door de teleurstelling in onszelf, en verlamd door de straf van schuldgevoel die we onszelf opleggen. We veroordelen onszelf omdat ons gedrag niet voldoet aan ons ideaal, en ons oordeel over onszelf is dat we niet goed zijn. We accepteren niet de persoon die we zijn. De persoon die we kennelijk zijn, verdient het niet te leven (dat is de kern van deze zelf-veroordeling). In de woorden van Paulus: "Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft. Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?" (Romeinen 7:22-24).
Toch, en hier komt de titel van dit bericht om de hoek kijken, richten de boodschappen in de kerk zich vaak op ons gedrag. We moeten meer doen: meer bidden, bijbellezen, stille tijd houden, evangeliseren, dienen en geven. Of we moeten minder doen: minder zondigen, minder televisie kijken, minder roken, minder toegeven aan seksuele verslavingen zoals pornografie. Ik heb ooit een van de oudsten van de gemeente waar ik naartoe ging, horen zeggen dat we als christenen eigenlijk altijd tegen een zonde zouden moeten vechten. "Als je de ene zonde in je leven hebt overwonnen, komt er een volgende aan waar je weerstand tegen moet bieden." Het leven als christen bestaat kennelijk bijna volledig uit het bieden van weerstand tegen iets dat je niet wilt, door je te verplichten tot iets dat je niet uit je zelf wilt. We moeten steeds nieuwe technieken leren, steeds nieuwe stappenplannen volgen om tot een 'doelgericht leven' te komen.
De Amerikaanse filosoof Dallas Willard noemt dit treffend 'The gospel of sin management' - het evangelie van zonde-management. Want daar komt het op neer: je zonden managen. Het doel is dat we in elk geval aan de buitenkant perfect zijn, dat we passen in het beeld van de christen, zoals dat in de kerk wordt neergezet. Ja, we zijn gered, en daar zijn we dankbaar voor. Maar nu moeten we zorgen dat onze redding voor God de moeite waard was. God houdt van ons, maar nu moeten we onszelf die liefde waard maken. Zelfs preken die beginnen met genade, eindigen vaak met een oproep tot het een of ander, die die boodschap uit het begin teniet doen. Een kennis verzuchtte ooit (ik heb het volgens mij al eerder op deze blog aangehaald): "Ik heb nog niet eens bereikt wat ik de vorige keer in de kerk hoorde, en de volgende zondag krijg ik weer een ander doel opgelegd, en dan weer een ander." Ik geef eerlijk toe dat ik door mijn achtergrond gevoeliger reageer op dit soort boodschappen dan anderen, maar dat maakt deze prediking van gedragsverandering niet effectiever. Ik hoef alleen maar te luisteren naar de verhalen op onze bijbelkring om dat te beseffen. Ik ben niet de enige in de kerk die gebukt gaat onder zijn falen. Het evangelie van de zonde-management is helemaal geen goed nieuws. 'Verander je gedrag' is geen blijde boodschap. Zelfs niet 'God houd van je, dus verander je gedrag'. Het is niets anders als de boodschap die ons bereikt uit andere religies (houd je aan de vijf zuilen, zorg dat je onthecht raakt) en uit de maatschappij (wees een productief burger, koop deze kleren, wees acceptabel et cetera). Het is religie. Het is niets anders dan de boodschap die de Farizeeën brachten. En het heeft niets te maken met het werkelijke goede nieuws, dat Jezus zei te brengen. Dat riep juist op tot bekering van het religieuze zelf-verbeteringstraject. Lees Marcus 2 maar eens: Jezus gaat in tegen alle op gedrag gebaseerde leringen, zowel wat betreft het niet doen van sommige zonden, als het wel doen van bepaalde rituelen. Geen wonder dat de religieuze orde aanstoot aan hem nam, maar dat vele tollenaars en zondaars hem volgden.
Dit wordt volgens mij weer een mini-serie. In de volgende aflevering wil ik proberen na te gaan wat de boodschap van Jezus dan wel was en waarom dit wel goed nieuws was (en waarom Paulus na Romeinen 7 ook Romeinen 8 kon schrijven).
zaterdag 24 juli 2010
Zelfs Salomo in al zijn schoonheid ...
... ging niet gekleed als een van deze. Onderstaande foto's maakte ik vorig weekeinde op mijn gebruikelijke wandeling naar de stad (om te gaan ontbijten bij Vrij. Hmmm). Bewijs dat wat wij onkruid noemen, gewoon prachtige bloemen zijn.
En de gebruikelijke toegift: de gebouwen waar deze bloemen tussen instaan zijn ook niet lelijk.
Labels:
Delft,
foto's,
schoonheid
donderdag 22 juli 2010
The Raven, blue holes, onderzeese vulkanen, Chesterton en kinderen
Voor alle Star Wars-fans.
De korte film The Raven wordt bewerkt tot speelfilm. Kijk vooral ook de korte versie. Gemaakt voor maar 5000 dollar en ziet er zo al spectaculair uit.
De opnames voor Star Trek 2 beginnen in januari! Woohooo!
En ja, het is officieel: er komt inderdaad een vervolg op de tekenfilmserie Avatar, the last airbender.
Grotten met zuurstofloos zout water, de zogenaamde 'blue holes', bevatten bijzondere bacteriën en geven inzicht in mogelijk leven op Mars en Europa. Maar zien er vooral prachtig uit!
Over zuurstofloos water gesproken: een soort grondel voor de kust van Afrika blijkt zich minstens tien tot twaalf uur prima thuis te voelen in zuurstofarm en giftig water. Hij floreert zelfs: door de overbevissing van sardines (zo zeer dat de populatie zich niet kon herstellen), nam het aantal kwallen in deze zee toe (en werd een plaag, mede omdat er in dat gebied geen dieren waren die kwallen eten), maar de grondel blijkt kwallen te eten. Bijzondere vorm van aanpassing.
Een fantastisch filmpje van een expeditie naar een onderzeese vulkaan, waar zwavelrijke heetwaterbronnen worden aangetroffen. Dat is in zichzelf niet zo bijzonder, maar waar andere heetwaterbronnen worden omringd door wormen en mossels, hebben hier speciaal aangepaste zeepokken de overhand. Bacteriën groeien op hun pootjes, en worden door de zeepokken af en toe afgegraasd. Prachtig om te zien.
De olielekkage in de Golf van Mexico lijkt gestopt, maar de gevolgen blijven. Gelukkig zijn er mensen die reageren op een creatieve manier, zoals deze muzikanten. Sorry zeggen is niet meer voldoende.
Een interview met G.K. Chesterton over populaire auteur Dan Brown.
Een vraag waar ik ook wel eens over nadenk (vooral bij gesprekken met mijn vriend Cornell). "No one can definitively prove the existence of God, nor can they prove what interpretation of God is true. Nor can anyone definitely disprove the existence of God. For as long as we walk on the earth, God is simply a human perception. I can believe God exists, but does that make God exist if God actually does not exist? Or, if I believe God does not exist, does that make God not exist, even if God truly does exist? If I believe in the Christian God, but God truly exists in more of a polytheistic or pantheistic way, does my belief in the Christian God make the Christian God exist?" Ik zou terugvallen op de onverklaarbare paradox van de persoon van Jezus, die 'de weg, de waarheid en het leven' is. Maar ik weet tegelijk dat het een keuze is van geloof, en in die zin een sprong in het diepe.
Toen ik op de kring van onze kerk meedeelde na te denken over vormen van huiskerk of organisch kerk zijn was een van de eerste vragen: maar wat doe je dan met de kinderen? Moet er geen zondagsschool/tiener/jeugd-bediening zijn? Dezelfde vraag wordt volgens dit artikel vaker als eerste gesteld, maar er is ook een antwoord op. Als eerste moeten we kinderen niet gaan zien als afleiding tijdens onze bijeenkomsten, maar als waardevol onderdeel van onze geestelijke familie. "The institutional church has the mentality of juvenile segregation: push them out into the Sunday School wing, so everything can be Holy and Quiet. This, of course, is unbiblical. How quiet do you think the kids were during the Sermon on the Mount? ... We need to constantly put ourselves in the shoes of our brothers and sisters – and our kids are, in the body of Christ, our brothers and sisters. Let’s prefer them in love."
De korte film The Raven wordt bewerkt tot speelfilm. Kijk vooral ook de korte versie. Gemaakt voor maar 5000 dollar en ziet er zo al spectaculair uit.
De opnames voor Star Trek 2 beginnen in januari! Woohooo!
En ja, het is officieel: er komt inderdaad een vervolg op de tekenfilmserie Avatar, the last airbender.
Grotten met zuurstofloos zout water, de zogenaamde 'blue holes', bevatten bijzondere bacteriën en geven inzicht in mogelijk leven op Mars en Europa. Maar zien er vooral prachtig uit!
Over zuurstofloos water gesproken: een soort grondel voor de kust van Afrika blijkt zich minstens tien tot twaalf uur prima thuis te voelen in zuurstofarm en giftig water. Hij floreert zelfs: door de overbevissing van sardines (zo zeer dat de populatie zich niet kon herstellen), nam het aantal kwallen in deze zee toe (en werd een plaag, mede omdat er in dat gebied geen dieren waren die kwallen eten), maar de grondel blijkt kwallen te eten. Bijzondere vorm van aanpassing.
Een fantastisch filmpje van een expeditie naar een onderzeese vulkaan, waar zwavelrijke heetwaterbronnen worden aangetroffen. Dat is in zichzelf niet zo bijzonder, maar waar andere heetwaterbronnen worden omringd door wormen en mossels, hebben hier speciaal aangepaste zeepokken de overhand. Bacteriën groeien op hun pootjes, en worden door de zeepokken af en toe afgegraasd. Prachtig om te zien.
De olielekkage in de Golf van Mexico lijkt gestopt, maar de gevolgen blijven. Gelukkig zijn er mensen die reageren op een creatieve manier, zoals deze muzikanten. Sorry zeggen is niet meer voldoende.
Een interview met G.K. Chesterton over populaire auteur Dan Brown.
Een vraag waar ik ook wel eens over nadenk (vooral bij gesprekken met mijn vriend Cornell). "No one can definitively prove the existence of God, nor can they prove what interpretation of God is true. Nor can anyone definitely disprove the existence of God. For as long as we walk on the earth, God is simply a human perception. I can believe God exists, but does that make God exist if God actually does not exist? Or, if I believe God does not exist, does that make God not exist, even if God truly does exist? If I believe in the Christian God, but God truly exists in more of a polytheistic or pantheistic way, does my belief in the Christian God make the Christian God exist?" Ik zou terugvallen op de onverklaarbare paradox van de persoon van Jezus, die 'de weg, de waarheid en het leven' is. Maar ik weet tegelijk dat het een keuze is van geloof, en in die zin een sprong in het diepe.
Toen ik op de kring van onze kerk meedeelde na te denken over vormen van huiskerk of organisch kerk zijn was een van de eerste vragen: maar wat doe je dan met de kinderen? Moet er geen zondagsschool/tiener/jeugd-bediening zijn? Dezelfde vraag wordt volgens dit artikel vaker als eerste gesteld, maar er is ook een antwoord op. Als eerste moeten we kinderen niet gaan zien als afleiding tijdens onze bijeenkomsten, maar als waardevol onderdeel van onze geestelijke familie. "The institutional church has the mentality of juvenile segregation: push them out into the Sunday School wing, so everything can be Holy and Quiet. This, of course, is unbiblical. How quiet do you think the kids were during the Sermon on the Mount? ... We need to constantly put ourselves in the shoes of our brothers and sisters – and our kids are, in the body of Christ, our brothers and sisters. Let’s prefer them in love."
woensdag 21 juli 2010
Het zal wel aan mij liggen ...
Dat is eigenlijk mijn standaard reactie als er iets misgaat. Zoals vorige week woensdag, toen ik een telefoontje kreeg van een dierenarts, die adviseur is voor een van onze tijdschriften. Hij had al een tijd niks van mij gehoord. Zo had hij geen uitnodiging ontvangen voor de redactievergadering de dag daarvoor. Hij vroeg of we hem van de e-maillijst hadden afgehaald. Nu had ik een aantal weken daarvoor enkele artikelen voor het tijdschrift geredigeerd. Gewoonlijk stuur ik ze dan aan hem door zodat hij er nog even naar kan kijken. Nu had ik dat niet gedaan, omdat de deadline dichtbij was, en ik zijn reactie toch te laat zou terugkrijgen. Maar (en dit was wel verkeerd van mij) ik had daar niet naar hem over gecommuniceerd.
Nu, toen hij vroeg waarom hij de uitnodiging voor de vergadering niet gekregen had, herinnerde ik me dat ik me er ongemakkelijk over had gevoeld dat ik hem de artikelen niet had toegestuurd. Maar ik kon me niet goed herinneren wat er gebeurd was met de e-mail voor de vergadering. Nu ik terugkijk vind ik het onwaarschijnlijk dat ik er bewust voor zou kiezen hem van de lijst weg te houden. Toch was dat wat ik op dat moment geloofde: dat ik hem niet onder ogen durfde komen omdat ik de artikelen niet aan hem had toegestuurd en dus zijn naam maar niet bij de adressen boven de e-mail over de vergadering had gezet. Ik voelde me daar erg schuldig over. Ik bracht het incident in verband met andere gebeurtenissen en concludeerde dat dit wel een 'coping mechanism' van mij zou zijn: om conflicten uit de weg te gaan, zou ik het contact met anderen maar helemaal verbreken, om me niet ongemakkelijk te voelen. Nu is dat misschien inderdaad een van mijn tactieken, want ik zoek niet graag de confrontatie op. Nadat ik hem over de telefoon al mijn excuses had aangeboden, schreef ik hem nog een e-mail, waarin ik dat uitlegde, dat ik me ervoor schaamde en hem vroeg mij te confronteren als het nog een keer mocht voorkomen. Ik voelde me er erg rot over, want dit is een van de betere mensen met wie ik de afgelopen bijna vier jaar heb samengewerkt, en ik zou het heel naar vinden als het contact verbroken zou worden. Ik nam alle schuld op me, vertelde het ook aan een goede vriend, en vroeg hem me te corrigeren als hij dit soort gedrag bij me zou merken. (Een goede keus natuurlijk, we kunnen de correctie van vrienden wel gebruiken.)
Maar wat bleek: in dit geval klopte mijn spijtbetuiging niet. Gisteren moest ik de notulen van de vergadering van vorige week versturen en daarvoor opende ik de e-mail met de uitnodiging. Ik keek naar de lijst met geadresseerden en daar stond deze dierenarts gewoon bij. Wat er was misgegaan? Ik had zijn oude e-mailadres gebruikt, in plaats van zijn nieuwe dat hij sinds een paar maanden heeft. Ik moest een paar keer met mijn ogen knipperen. Het betekende dat ik even onoplettend was geweest, in plaats van dat ik een grove fout had gemaakt door iemand bewust uit de geadresseerden weg te laten. Ik was onschuldig! (Of in elk geval minder schuldig!). Ik voelde me natuurlijk opgelucht. (En ook wel een beetje dom dat ik niet direct was nagegaan of de dierenarts bij de geadresseerden stond.)
Deze gebeurtenis zette me natuurlijk wel aan het denken. Er was namelijk wel degelijk een patroon in mij ontmaskerd. Maar niet mijn vluchtgedrag in situaties die mij me ongemakkelijk laten voelen. Ik kon me niet goed herinneren wat ik gedaan had bij het opstellen van de mail (dat was twee weken voor de vergadering, dus ondertussen een maand geleden). En dus ging ik maar uit van het ergste: dat ik zijn adres met opzet had weggelaten. Waarom was dat mijn automatische aanname? Waarom was het voor mij vanzelfsprekend dat ik een grove misstap had begaan? Gezondere mensen hadden waarschijnlijk als eerste gedacht aan de optie van een verkeerd e-mailadres (die noemde deze dierenarts ook) en even de mail opgezocht om te controleren wie er boven stond. Het patroon dat zichtbaar werd, was mijn neiging mezelf en mijn motieven automatisch negatief te beoordelen.
Dit herken ik namelijk uit meerdere situaties. De ergste waren de schuldwanen tijdens mijn episodes van winterdepressie, waarbij er geen dag voorbijging waarop ik niet piekerde en mezelf voor van alles en nog wat uitmaakte. Maar ik herken het uit vele dagelijkse situaties. Ik wantrouw altijd mijn keuzes en motieven. Ik kan maar heel moeilijk toegeven dat ik iets niet wil (of juist wel). Ik zal bijna automatisch mijn voorkeur inwisselen voor die van de ander. Ik zal bijna voortdurend mijn eigen grenzen opzijschuiven om de ander ruimte te geven. Als iemand een beroep op mij doet, met mij wil praten, mijn tijd nodig heeft, zal ik bijna altijd 'ja' zeggen (en 'nee' alleen met veel moeite, en de neiging mezelf uitvoerig te verdedigen). Ik zal altijd mijn hart openen, vaak zonder eerst te hebben gecontroleerd of de ander betrouwbaar is. Meerdere mensen hebben me er meerdere malen op gewezen dat ik de lat voor mezelf te hoog leg. (Zo tweette ik vrij recent dat je pas over jezelf zou mogen beginnen te praten, als je de ander interessanter vond dan jezelf. Daaruit blijkt ook een onderwaardering van mezelf). Mede als gevolg van deze neiging heb ik het idee dat er weinig voor mijzelf overblijft, of van mijn meningen en overtuigingen. Ik loop mezelf voorbij. Ik probeer teveel ballen in de lucht te houden. Ik ga onrustiger slapen, wordt overspannen. En dan gebeurt inderdaad dat ik het contact verbreek, mensen afstoot, brieven niet beantwoord en telefoontjes niet opneem. Zonder duidelijk te communiceren.
Dat kan ik natuurlijk niet goedpraten. Ik kan mogelijke oorzaken aanwijzen (en daar moet ik nog eens over nadenken, maar zo'n blogbericht op het internet is daarvoor niet de juiste plek), maar ook die excuseren me niet. Het blijft een feit dat ik ermee moet ophouden steeds het slechtste van mezelf te denken. Ik hoop dat het eindelijk tot me door gaat dringen dat ik geliefd ben, en dat ik dus ook voor mezelf mag kiezen. Dat is geen zonde, want alleen uit mijn volheid kan ik aan anderen geven. Ik heb het zelf in mijn boek geschreven: ik kan niet 'ja' zeggen tegen een ander, als ik niet in staat ben ook 'nee' te zeggen. Het is geen kracht als ik mezelf opoffer, als ik niets anders kan dan de ander over me heen te laten lopen. Ik ben alleen vrij als ik mezelf zie als waardevol en geliefd en waard om voor op te komen. Pas als ik mezelf recht in de ogen kan kijken en mijn eigen noden en behoeften als waardevol kan erkennen, ben ik in staat om uit echte liefde mijn tijd, geld en energie te offeren. Dan is mijn aandacht onverdeeld. Dan leidt het bij mij ook niet tot depressie of overspannenheid. Dan doe ik het omdat ik het wil.
Kennelijk is dit nog niet mijn uitgangspunt. Maar ik wil wel veranderen. Dat is het proces waarin ik me de afgelopen weken bevindt. Daarvoor moet mijn theologie omver worden gegooid. Daarvoor moet ik echt in de onvoorwaardelijke liefde van God geloven (zonder 'maars ...'). Daarvoor moet de macht van de religie worden verbroken (die zegt dat het niet belangrijk is wat ik wil, als ik me maar opoffer). Daarvoor moet ik naar mezelf gaan kijken met Gods ogen van aanvaarding. Niet dat ik het al gegrepen heb, zoals Paulus zou zeggen, maar ik strek me hiernaar uit.
En in de tussentijd moet ik de betreffende dierenarts maar opbellen om het hem uit te leggen en mij te excuseren, maar dan voor wat ik echt heb nagelaten: het controleren van zijn e-mailadres, en niet voor iets waar ik mezelf ten onrechte van beschuldig.
Nu, toen hij vroeg waarom hij de uitnodiging voor de vergadering niet gekregen had, herinnerde ik me dat ik me er ongemakkelijk over had gevoeld dat ik hem de artikelen niet had toegestuurd. Maar ik kon me niet goed herinneren wat er gebeurd was met de e-mail voor de vergadering. Nu ik terugkijk vind ik het onwaarschijnlijk dat ik er bewust voor zou kiezen hem van de lijst weg te houden. Toch was dat wat ik op dat moment geloofde: dat ik hem niet onder ogen durfde komen omdat ik de artikelen niet aan hem had toegestuurd en dus zijn naam maar niet bij de adressen boven de e-mail over de vergadering had gezet. Ik voelde me daar erg schuldig over. Ik bracht het incident in verband met andere gebeurtenissen en concludeerde dat dit wel een 'coping mechanism' van mij zou zijn: om conflicten uit de weg te gaan, zou ik het contact met anderen maar helemaal verbreken, om me niet ongemakkelijk te voelen. Nu is dat misschien inderdaad een van mijn tactieken, want ik zoek niet graag de confrontatie op. Nadat ik hem over de telefoon al mijn excuses had aangeboden, schreef ik hem nog een e-mail, waarin ik dat uitlegde, dat ik me ervoor schaamde en hem vroeg mij te confronteren als het nog een keer mocht voorkomen. Ik voelde me er erg rot over, want dit is een van de betere mensen met wie ik de afgelopen bijna vier jaar heb samengewerkt, en ik zou het heel naar vinden als het contact verbroken zou worden. Ik nam alle schuld op me, vertelde het ook aan een goede vriend, en vroeg hem me te corrigeren als hij dit soort gedrag bij me zou merken. (Een goede keus natuurlijk, we kunnen de correctie van vrienden wel gebruiken.)
Maar wat bleek: in dit geval klopte mijn spijtbetuiging niet. Gisteren moest ik de notulen van de vergadering van vorige week versturen en daarvoor opende ik de e-mail met de uitnodiging. Ik keek naar de lijst met geadresseerden en daar stond deze dierenarts gewoon bij. Wat er was misgegaan? Ik had zijn oude e-mailadres gebruikt, in plaats van zijn nieuwe dat hij sinds een paar maanden heeft. Ik moest een paar keer met mijn ogen knipperen. Het betekende dat ik even onoplettend was geweest, in plaats van dat ik een grove fout had gemaakt door iemand bewust uit de geadresseerden weg te laten. Ik was onschuldig! (Of in elk geval minder schuldig!). Ik voelde me natuurlijk opgelucht. (En ook wel een beetje dom dat ik niet direct was nagegaan of de dierenarts bij de geadresseerden stond.)
Deze gebeurtenis zette me natuurlijk wel aan het denken. Er was namelijk wel degelijk een patroon in mij ontmaskerd. Maar niet mijn vluchtgedrag in situaties die mij me ongemakkelijk laten voelen. Ik kon me niet goed herinneren wat ik gedaan had bij het opstellen van de mail (dat was twee weken voor de vergadering, dus ondertussen een maand geleden). En dus ging ik maar uit van het ergste: dat ik zijn adres met opzet had weggelaten. Waarom was dat mijn automatische aanname? Waarom was het voor mij vanzelfsprekend dat ik een grove misstap had begaan? Gezondere mensen hadden waarschijnlijk als eerste gedacht aan de optie van een verkeerd e-mailadres (die noemde deze dierenarts ook) en even de mail opgezocht om te controleren wie er boven stond. Het patroon dat zichtbaar werd, was mijn neiging mezelf en mijn motieven automatisch negatief te beoordelen.
Dit herken ik namelijk uit meerdere situaties. De ergste waren de schuldwanen tijdens mijn episodes van winterdepressie, waarbij er geen dag voorbijging waarop ik niet piekerde en mezelf voor van alles en nog wat uitmaakte. Maar ik herken het uit vele dagelijkse situaties. Ik wantrouw altijd mijn keuzes en motieven. Ik kan maar heel moeilijk toegeven dat ik iets niet wil (of juist wel). Ik zal bijna automatisch mijn voorkeur inwisselen voor die van de ander. Ik zal bijna voortdurend mijn eigen grenzen opzijschuiven om de ander ruimte te geven. Als iemand een beroep op mij doet, met mij wil praten, mijn tijd nodig heeft, zal ik bijna altijd 'ja' zeggen (en 'nee' alleen met veel moeite, en de neiging mezelf uitvoerig te verdedigen). Ik zal altijd mijn hart openen, vaak zonder eerst te hebben gecontroleerd of de ander betrouwbaar is. Meerdere mensen hebben me er meerdere malen op gewezen dat ik de lat voor mezelf te hoog leg. (Zo tweette ik vrij recent dat je pas over jezelf zou mogen beginnen te praten, als je de ander interessanter vond dan jezelf. Daaruit blijkt ook een onderwaardering van mezelf). Mede als gevolg van deze neiging heb ik het idee dat er weinig voor mijzelf overblijft, of van mijn meningen en overtuigingen. Ik loop mezelf voorbij. Ik probeer teveel ballen in de lucht te houden. Ik ga onrustiger slapen, wordt overspannen. En dan gebeurt inderdaad dat ik het contact verbreek, mensen afstoot, brieven niet beantwoord en telefoontjes niet opneem. Zonder duidelijk te communiceren.
Dat kan ik natuurlijk niet goedpraten. Ik kan mogelijke oorzaken aanwijzen (en daar moet ik nog eens over nadenken, maar zo'n blogbericht op het internet is daarvoor niet de juiste plek), maar ook die excuseren me niet. Het blijft een feit dat ik ermee moet ophouden steeds het slechtste van mezelf te denken. Ik hoop dat het eindelijk tot me door gaat dringen dat ik geliefd ben, en dat ik dus ook voor mezelf mag kiezen. Dat is geen zonde, want alleen uit mijn volheid kan ik aan anderen geven. Ik heb het zelf in mijn boek geschreven: ik kan niet 'ja' zeggen tegen een ander, als ik niet in staat ben ook 'nee' te zeggen. Het is geen kracht als ik mezelf opoffer, als ik niets anders kan dan de ander over me heen te laten lopen. Ik ben alleen vrij als ik mezelf zie als waardevol en geliefd en waard om voor op te komen. Pas als ik mezelf recht in de ogen kan kijken en mijn eigen noden en behoeften als waardevol kan erkennen, ben ik in staat om uit echte liefde mijn tijd, geld en energie te offeren. Dan is mijn aandacht onverdeeld. Dan leidt het bij mij ook niet tot depressie of overspannenheid. Dan doe ik het omdat ik het wil.
Kennelijk is dit nog niet mijn uitgangspunt. Maar ik wil wel veranderen. Dat is het proces waarin ik me de afgelopen weken bevindt. Daarvoor moet mijn theologie omver worden gegooid. Daarvoor moet ik echt in de onvoorwaardelijke liefde van God geloven (zonder 'maars ...'). Daarvoor moet de macht van de religie worden verbroken (die zegt dat het niet belangrijk is wat ik wil, als ik me maar opoffer). Daarvoor moet ik naar mezelf gaan kijken met Gods ogen van aanvaarding. Niet dat ik het al gegrepen heb, zoals Paulus zou zeggen, maar ik strek me hiernaar uit.
En in de tussentijd moet ik de betreffende dierenarts maar opbellen om het hem uit te leggen en mij te excuseren, maar dan voor wat ik echt heb nagelaten: het controleren van zijn e-mailadres, en niet voor iets waar ik mezelf ten onrechte van beschuldig.
Labels:
liefde,
Privé,
schuldgevoel,
zelfbeeld
dinsdag 20 juli 2010
Postapocalyptisch Delft
Al jaren ben ik gefascineerd door een verlaten fabriek midden in een woonwijk hier in Delft, waar ik voorbijloop als ik de toeristische route van de bioscoop naar huis neem. Terwijl de natuur langzaam zowel binnen en buiten bezit neemt van het gebouw, krijg ik visioenen van overwoekerde steden en het verval van de beschaving. Het is natuurlijk ook gewoon erg mooi!
Daarbij hoort natuurlijk ook een indrukwekkende wolkenlucht:
Daarbij hoort natuurlijk ook een indrukwekkende wolkenlucht:
Labels:
Delft,
foto's,
schoonheid
zondag 18 juli 2010
Waar blijft de nieuwe Lewis, Tolkien of Chesterton?
Het is niet een vraag waar iedereen om wakker ligt, dat geef ik toe. Maar om de een of andere reden houdt hij mij wel bezig de laatste dagen. Twee concrete aanleidingen: ik las een recensie van een fantasyboek geschreven door natuurwetenschapper en theoloog Alister McGrath. Hij is beter bekend van een heel aantal theologische en geloofsverdedigende of apologetische werken. Helaas was volgens de recensent dit boek wel erg duidelijk een Narnia-kloon en was het verhaal daardoor voorspelbaar. Jammer, want ik merkte dat een zekere opwinding mij beving bij het idee dat een intelligente, ontwikkelde christen zich op het schrijven van verhalen stortte. Vervolgens herinnerde ik mij de recensie uit Nederlands Dagblad van mijn boek Indrukwekkende Vrijheid, waarin ik als 'romanschrijver' werd aangeduid. Maar de tweede en laatste roman van mijn hand kwam acht jaar geleden uit, sinds die tijd zijn alleen Bijbelstudie-artikelen en hoofdstukken in boeken van mijn hand gepubliceerd. Ik denk ook niet aan mezelf als romanschrijver. Toch blijf ik dat voor deze recensent kennelijk wel. Mensen zijn tegenwoordig kennelijk het een of het ander: schrijvers van romans (vermaak) of schrijvers van theologie/bijbelstudie (serieus). Maar niet van allebei: vermakelijke theologie en serieuze romans.
Maar die combinatie bestond ooit wel. C.S. Lewis is een voorbeeld. Hij schreef fantasyverhalen voor kinderen, sciencefictionromans en een fantastische mythologische roman. Hij schreef intelligente apologetische (geloofsverdedigende) werken, vol goed doordachte argumenten en tot de verbeelding sprekende voorbeelden. En hij schreef ook theologische werken in een originele, niet eerder vertoonde vorm, zoals in de Brieven uit de hel, of De Grote Scheiding. En ondertussen publiceerde hij op zijn eigen vakgebied wetenschappelijke werken over de literatuur van de Middeleeuwen die ook nu nog belangrijk worden gevonden.
Hetzelfde geldt voor professor Tolkien. Hij is bekend geworden van de Hobbit, Lord of the Rings, en The Silmarillion. Maar zijn essay 'Over sprookjesverhalen' en zijn brieven getuigen van iemand met een diep inzicht in geestelijke zaken. En hij leverde bovendien een belangrijke bijdrage aan de filologie en onder andere de kennis over het gedicht Beowulf.
Van hun tijdgenoot en mede-Inkling Charles Williams weet ik niet zo veel, behalve dat hij ook fantastische en goed doordachte 'christelijke thrillers' schreef.
In ongeveer dezelfde periode schreef ook iemand als Dorothy Sayers, bekend van de Lord Peter Wimsey detectiveverhalen, maar ook van essays en boeken over het christelijk geloof en creativiteit en feminisme (waarvan ik nog wel enkele wil lezen).
Eerder was er iemand als G.K. Chesterton, een gevierd journalist die talloze artikelen schreef en daarnaast scherpe en gevatte apologetische werken, gedichten, de detectiveverhalen over Father Brown en sciencefiction parabels, die nu nog niets van hun kracht hebben ingeboet. Ook iemand die van alle markten thuis was en zich niet tot een enkele stijl of vorm liet beperken.
Nog eerder leefde George MacDonald, een van de voorlopers van de fantasyliteratuur, en christen, bekend van sprookjesverhalen, maar ook theologische werken (de Unspoken Sermons) en gedichten.
En dan waren er nog mensen als Blaise Pascal, natuurkundige en auteur van de Pensees, en Newton, die niet alleen natuurwetenschapper was, maar ook theologische werken schreef. Het bijzondere van al deze mensen is ook nog dat hun boeken (zowel fictie als non-fictie) ook buiten de christelijke subcultuur werden en worden gelezen.
Zijn er tegenwoordig christen-schrijvers die met hen te vergelijken zijn? Het meest dichtbij komt volgens mij de Amerikaanse katholieke filosoof Peter Kreeft, die zich door Tolkien en Lewis laat inspireren, die met levendige voorbeelden komt, en soms kiest voor verhalende vormen (een dialoog tussen Lewis, president Kennedy en Aldous Huxley, of gesprekken met Socrates). Hij heeft echter niet zelf eigen fictie geschreven. Iemand als N.T. Wright wordt door sommigen gezien als een nieuwe Lewis, maar vooral omdat hij helder denkt en goed kan schrijven. Ik verwacht van Wright echter niet dat hij met een SF- of fantasy-verhaal aan komt zetten. In de evangelische wereld schrijft Randy Alcorn bijbelstudieboeken en fantasythrillers, maar hij is ook erg geïnspireerd door Lewis (kiest soms dezelfde vormen en laat Lewis in een boek zelfs optreden als persoon), en zijn boeken bereiken niet de algemene cultuur zoals die van zijn voorbeelden dat wel deden. Fantasyschrijver Stephen Lawhead bereikt wel de algemene cultuur, maar hij heeft nog nooit een nonfictiebijdrage geleverd (Wat me er niet van weerhoudt al zijn boeken te verzamelen). Iemand als Adrian Plass schrijft wel in meerdere vormen, maar niet met de diepgang als bovenstaande voorbeelden. In ons taalgebied heeft professor Willem Ouweneel ook het een en ander aan romans geschreven, maar ik heb die zelf niet gelezen (wel een paar van zijn non-fictie boeken over allerhande onderwerpen). En Reinier Sonneveld schrijft niet alleen bijbelstudieboeken, maar maakt ook films en scenario's voor stripverhalen. Hij is alleen nog niet zo doorgebroken als Lewis en Tolkien.
Het is mogelijk als oorzaak van het ontbreken van zulke christenauteurs naar de cultuur te wijzen, waar specialisatie de heersende norm is, en waar schrijvers door uitgevers 'in de markt' moeten worden gezet en dus een 'merk' moeten zijn en herkenbare producten moeten afleveren. Ik denk echter ook dat het tekort aan zulke auteurs voortkomt uit de manier waarop de kerk omgaat met creativiteit en met kunst. Wat kenmerkte nou het succes van deze christenschrijvers?
- ze hadden een brede klassieke opleiding, waarbij ze veel cultuur tot zich namen (oude talen, filosofie et cetera). En ze bleven zich hun hele leven in de cultuur en wetenschap verdiepen, en bijvoorbeeld boeken lezen van buiten het christelijk erf.
- ze waren al jong creatief (Lewis schreef verhalen samen met zijn broer Warnie, Tolkien verzon zijn eerste talen als tiener) en ze durfden speels en creatief te blijven (ondanks kritiek van de omgeving). 'Toen ik volwassen werd' zegt Lewis, 'legde ik af wat kinderlijk was. Inclusief het kinderlijke verlangen al te volwassen te willen zijn.'
- ze waren niet professioneel schrijver (en al helemaal niet professioneel christen), maar werkten in de seculiere wetenschap of media. Ik denk dat het feit belangrijk is dat ze geen van allen theologen waren, maar in de eerste plaats 'schrijvers' die als schrijver de fantasy en de theologie benaderden.
- ze bleven in actief contact met mensen die anders dachten dan zij. Chesterton was in levendige debatten verwikkeld met de mensen van zijn tijd, maar hij beschouwde veel van hen wel als vrienden. De katholiek Tolkien en anglicaan Lewis vormden met weer andersdenkenden de Inklings. Lewis debatteerde veel met atheisten et cetera. Ze demoniseerden echter niemand. Ze hadden oog voor wat Lewis noemt: 'Mere Christianity'.
- ze hadden een gemeenschap om hen heen die creativiteit stimuleerde, die hen uitdaagde en tot betere werken aanzette. Lewis en Tolkien zeiden tegen elkaar: 'Niemand schrijft de verhalen die we zelf graag zouden lezen, dus dan moeten we ze zelf maar schrijven'.
- ze wisten te genieten van het goede leven, gezelschap, schoonheid, kunst, eten en drinken (Tolkien zag zichzelf als een hobbit en baseerde de Ent Boombaard op Lewis. Chesterton maakte grapjes over zijn omvang en had een scherp gevoel voor humor). Ik denk dat er bij bijeenkomsten van de Inklings veel gelachen werd. Deze mensen schaamden zich niet voor het feit dat ze (feilbare) mensen waren.
- ze waren bovendien eerlijk. Lewis in zijn boekje 'A grief observed' en Tolkien in zijn brieven. Ze durfden ook hun minder mooie kanten aan de buitenwereld te laten zien, ze hadden niks te verbergen.
- dit is speculatief, maar volgens mij schreven ze omdat het hun natuur was, omdat ze het wilden, niet omdat ze het zagen als hun roeping, of iets dat ze als goede christenen moesten doen (voor de kerk of voor God), om een bepaald resultaat te bereiken. Tolkien schreef zijn boeken niet als 'christelijke fantasyverhalen' (al vond hij het niet erg dan men zijn christelijke achtergrond erin herkende). Lewis maakt wel een punt in zijn verhalen, maar hij schrijft omdat hij enthousiast is over een idee, niet omdat hij het ziet als zijn plicht of roeping.
Is het toeval dat de meeste, zo niet alle van deze schrijvers uit de liturgische kerken kwamen? Dat ze Anglicaans (high church) of Katholiek waren? En dat hetzelfde geldt voor hun beoogde opvolgers Wright en Kreeft? Snijden evangelische kerken zich niet in de vingers door een eigen subcultuur te creëren, mensen te vragen hun gaven uit te oefenen binnen de kerk in plaats van in de wereld, door cultuur en wetenschap als gevaar te beschouwen en het gebruik van fantasie en verbeelding verdacht te vinden (ooh ... er wordt in getoverd, dus Harry Potter zal wel van de duivel zijn ... ), door kennis en activiteiten te plaatsen boven overdenking en schoonheid en door de nadruk op een 'overwinningsleven' te stellen boven eerlijke menselijkheid?
Mijn antwoord moge duidelijk zijn: ik verwacht niet dat uit evangelische kringen een nieuwe Lewis, Tolkien of Chesterton te verwachten is. Ik moet daarbij denken aan een auteur als William Horwood, die toen hij begon te schrijven aan de Dunctonwoud-verhalen christen was, maar aan het eind van de trilogie de kerk had verlaten, voor een groot deel om de liefdeloosheid en geslotenheid van veel christenen. Tragisch, want zijn boeken laten juist een bewogen hart zien en oog voor relaties (zie mijn recensies hier, hier en hier). Laten we als christenen gemeenschappen vormen waar creativiteit in al zijn vormen hoog in het vaandel staat, waar men wordt aangespoord te delen in de kennis en cultuur van onze samenleving, zowel de huidige als die uit het verleden. Gemeenschappen waar gesprek en dialoog wordt gestimuleerd en waar hoofdzaken de hoofdzaken zijn en bijzaken de bijzaken. Groepen waar eerlijkheid wordt gewaardeerd boven conformisme en waar werk in de wereld minstens even belangrijk is als werk in de kerk. Laten we gezelschappen vormen waarin wordt genoten van de goede dingen uit de schepping, zonder het oog te sluiten voor de realiteit van onze gebrokenheid. Groepen waar iedereen welkom is, zonder compromissen te sluiten met de waarheid, waar wordt gelachen zonder steeds te moeten oordelen, waar iemand die een theologieboek schrijft even veel waardering krijgt als iemand die een niet christelijk fantasyboek krijgt of iemand die koffie zet in een daklozenopvang. Een gemeenschap die iets weerspiegelt van het hart van God. Want, zegt Tolkien, wij zijn gemaakt als scheppers in het beeld van de Schepper.
P.S. Een auteur om wat dit onderwerp betreft in de gaten te houden is Jeffrey Overstreet, die een non-fictie boek schreef over filmkijken uit christelijk oogpunt, en enkele interessante, goed geschreven en niet duidelijk allegorische fantasyverhalen in de Auralia-serie. Ze zijn er dus wel! Wie kent er meer?
Maar die combinatie bestond ooit wel. C.S. Lewis is een voorbeeld. Hij schreef fantasyverhalen voor kinderen, sciencefictionromans en een fantastische mythologische roman. Hij schreef intelligente apologetische (geloofsverdedigende) werken, vol goed doordachte argumenten en tot de verbeelding sprekende voorbeelden. En hij schreef ook theologische werken in een originele, niet eerder vertoonde vorm, zoals in de Brieven uit de hel, of De Grote Scheiding. En ondertussen publiceerde hij op zijn eigen vakgebied wetenschappelijke werken over de literatuur van de Middeleeuwen die ook nu nog belangrijk worden gevonden.
Hetzelfde geldt voor professor Tolkien. Hij is bekend geworden van de Hobbit, Lord of the Rings, en The Silmarillion. Maar zijn essay 'Over sprookjesverhalen' en zijn brieven getuigen van iemand met een diep inzicht in geestelijke zaken. En hij leverde bovendien een belangrijke bijdrage aan de filologie en onder andere de kennis over het gedicht Beowulf.
Van hun tijdgenoot en mede-Inkling Charles Williams weet ik niet zo veel, behalve dat hij ook fantastische en goed doordachte 'christelijke thrillers' schreef.
In ongeveer dezelfde periode schreef ook iemand als Dorothy Sayers, bekend van de Lord Peter Wimsey detectiveverhalen, maar ook van essays en boeken over het christelijk geloof en creativiteit en feminisme (waarvan ik nog wel enkele wil lezen).
Eerder was er iemand als G.K. Chesterton, een gevierd journalist die talloze artikelen schreef en daarnaast scherpe en gevatte apologetische werken, gedichten, de detectiveverhalen over Father Brown en sciencefiction parabels, die nu nog niets van hun kracht hebben ingeboet. Ook iemand die van alle markten thuis was en zich niet tot een enkele stijl of vorm liet beperken.
Nog eerder leefde George MacDonald, een van de voorlopers van de fantasyliteratuur, en christen, bekend van sprookjesverhalen, maar ook theologische werken (de Unspoken Sermons) en gedichten.
En dan waren er nog mensen als Blaise Pascal, natuurkundige en auteur van de Pensees, en Newton, die niet alleen natuurwetenschapper was, maar ook theologische werken schreef. Het bijzondere van al deze mensen is ook nog dat hun boeken (zowel fictie als non-fictie) ook buiten de christelijke subcultuur werden en worden gelezen.
Zijn er tegenwoordig christen-schrijvers die met hen te vergelijken zijn? Het meest dichtbij komt volgens mij de Amerikaanse katholieke filosoof Peter Kreeft, die zich door Tolkien en Lewis laat inspireren, die met levendige voorbeelden komt, en soms kiest voor verhalende vormen (een dialoog tussen Lewis, president Kennedy en Aldous Huxley, of gesprekken met Socrates). Hij heeft echter niet zelf eigen fictie geschreven. Iemand als N.T. Wright wordt door sommigen gezien als een nieuwe Lewis, maar vooral omdat hij helder denkt en goed kan schrijven. Ik verwacht van Wright echter niet dat hij met een SF- of fantasy-verhaal aan komt zetten. In de evangelische wereld schrijft Randy Alcorn bijbelstudieboeken en fantasythrillers, maar hij is ook erg geïnspireerd door Lewis (kiest soms dezelfde vormen en laat Lewis in een boek zelfs optreden als persoon), en zijn boeken bereiken niet de algemene cultuur zoals die van zijn voorbeelden dat wel deden. Fantasyschrijver Stephen Lawhead bereikt wel de algemene cultuur, maar hij heeft nog nooit een nonfictiebijdrage geleverd (Wat me er niet van weerhoudt al zijn boeken te verzamelen). Iemand als Adrian Plass schrijft wel in meerdere vormen, maar niet met de diepgang als bovenstaande voorbeelden. In ons taalgebied heeft professor Willem Ouweneel ook het een en ander aan romans geschreven, maar ik heb die zelf niet gelezen (wel een paar van zijn non-fictie boeken over allerhande onderwerpen). En Reinier Sonneveld schrijft niet alleen bijbelstudieboeken, maar maakt ook films en scenario's voor stripverhalen. Hij is alleen nog niet zo doorgebroken als Lewis en Tolkien.
Het is mogelijk als oorzaak van het ontbreken van zulke christenauteurs naar de cultuur te wijzen, waar specialisatie de heersende norm is, en waar schrijvers door uitgevers 'in de markt' moeten worden gezet en dus een 'merk' moeten zijn en herkenbare producten moeten afleveren. Ik denk echter ook dat het tekort aan zulke auteurs voortkomt uit de manier waarop de kerk omgaat met creativiteit en met kunst. Wat kenmerkte nou het succes van deze christenschrijvers?
- ze hadden een brede klassieke opleiding, waarbij ze veel cultuur tot zich namen (oude talen, filosofie et cetera). En ze bleven zich hun hele leven in de cultuur en wetenschap verdiepen, en bijvoorbeeld boeken lezen van buiten het christelijk erf.
- ze waren al jong creatief (Lewis schreef verhalen samen met zijn broer Warnie, Tolkien verzon zijn eerste talen als tiener) en ze durfden speels en creatief te blijven (ondanks kritiek van de omgeving). 'Toen ik volwassen werd' zegt Lewis, 'legde ik af wat kinderlijk was. Inclusief het kinderlijke verlangen al te volwassen te willen zijn.'
- ze waren niet professioneel schrijver (en al helemaal niet professioneel christen), maar werkten in de seculiere wetenschap of media. Ik denk dat het feit belangrijk is dat ze geen van allen theologen waren, maar in de eerste plaats 'schrijvers' die als schrijver de fantasy en de theologie benaderden.
- ze bleven in actief contact met mensen die anders dachten dan zij. Chesterton was in levendige debatten verwikkeld met de mensen van zijn tijd, maar hij beschouwde veel van hen wel als vrienden. De katholiek Tolkien en anglicaan Lewis vormden met weer andersdenkenden de Inklings. Lewis debatteerde veel met atheisten et cetera. Ze demoniseerden echter niemand. Ze hadden oog voor wat Lewis noemt: 'Mere Christianity'.
- ze hadden een gemeenschap om hen heen die creativiteit stimuleerde, die hen uitdaagde en tot betere werken aanzette. Lewis en Tolkien zeiden tegen elkaar: 'Niemand schrijft de verhalen die we zelf graag zouden lezen, dus dan moeten we ze zelf maar schrijven'.
- ze wisten te genieten van het goede leven, gezelschap, schoonheid, kunst, eten en drinken (Tolkien zag zichzelf als een hobbit en baseerde de Ent Boombaard op Lewis. Chesterton maakte grapjes over zijn omvang en had een scherp gevoel voor humor). Ik denk dat er bij bijeenkomsten van de Inklings veel gelachen werd. Deze mensen schaamden zich niet voor het feit dat ze (feilbare) mensen waren.
- ze waren bovendien eerlijk. Lewis in zijn boekje 'A grief observed' en Tolkien in zijn brieven. Ze durfden ook hun minder mooie kanten aan de buitenwereld te laten zien, ze hadden niks te verbergen.
- dit is speculatief, maar volgens mij schreven ze omdat het hun natuur was, omdat ze het wilden, niet omdat ze het zagen als hun roeping, of iets dat ze als goede christenen moesten doen (voor de kerk of voor God), om een bepaald resultaat te bereiken. Tolkien schreef zijn boeken niet als 'christelijke fantasyverhalen' (al vond hij het niet erg dan men zijn christelijke achtergrond erin herkende). Lewis maakt wel een punt in zijn verhalen, maar hij schrijft omdat hij enthousiast is over een idee, niet omdat hij het ziet als zijn plicht of roeping.
Is het toeval dat de meeste, zo niet alle van deze schrijvers uit de liturgische kerken kwamen? Dat ze Anglicaans (high church) of Katholiek waren? En dat hetzelfde geldt voor hun beoogde opvolgers Wright en Kreeft? Snijden evangelische kerken zich niet in de vingers door een eigen subcultuur te creëren, mensen te vragen hun gaven uit te oefenen binnen de kerk in plaats van in de wereld, door cultuur en wetenschap als gevaar te beschouwen en het gebruik van fantasie en verbeelding verdacht te vinden (ooh ... er wordt in getoverd, dus Harry Potter zal wel van de duivel zijn ... ), door kennis en activiteiten te plaatsen boven overdenking en schoonheid en door de nadruk op een 'overwinningsleven' te stellen boven eerlijke menselijkheid?
Mijn antwoord moge duidelijk zijn: ik verwacht niet dat uit evangelische kringen een nieuwe Lewis, Tolkien of Chesterton te verwachten is. Ik moet daarbij denken aan een auteur als William Horwood, die toen hij begon te schrijven aan de Dunctonwoud-verhalen christen was, maar aan het eind van de trilogie de kerk had verlaten, voor een groot deel om de liefdeloosheid en geslotenheid van veel christenen. Tragisch, want zijn boeken laten juist een bewogen hart zien en oog voor relaties (zie mijn recensies hier, hier en hier). Laten we als christenen gemeenschappen vormen waar creativiteit in al zijn vormen hoog in het vaandel staat, waar men wordt aangespoord te delen in de kennis en cultuur van onze samenleving, zowel de huidige als die uit het verleden. Gemeenschappen waar gesprek en dialoog wordt gestimuleerd en waar hoofdzaken de hoofdzaken zijn en bijzaken de bijzaken. Groepen waar eerlijkheid wordt gewaardeerd boven conformisme en waar werk in de wereld minstens even belangrijk is als werk in de kerk. Laten we gezelschappen vormen waarin wordt genoten van de goede dingen uit de schepping, zonder het oog te sluiten voor de realiteit van onze gebrokenheid. Groepen waar iedereen welkom is, zonder compromissen te sluiten met de waarheid, waar wordt gelachen zonder steeds te moeten oordelen, waar iemand die een theologieboek schrijft even veel waardering krijgt als iemand die een niet christelijk fantasyboek krijgt of iemand die koffie zet in een daklozenopvang. Een gemeenschap die iets weerspiegelt van het hart van God. Want, zegt Tolkien, wij zijn gemaakt als scheppers in het beeld van de Schepper.
P.S. Een auteur om wat dit onderwerp betreft in de gaten te houden is Jeffrey Overstreet, die een non-fictie boek schreef over filmkijken uit christelijk oogpunt, en enkele interessante, goed geschreven en niet duidelijk allegorische fantasyverhalen in de Auralia-serie. Ze zijn er dus wel! Wie kent er meer?
Labels:
boeken,
kerk,
verbeelding
zaterdag 17 juli 2010
Intelligente planten, Camelot, Airbenders, reductionisme en God als 'drama queen'
Planten zijn levende wezens, maar je zou het op het eerste gezicht bijna niet zeggen. Ze kunnen zich niet bewegen, ze kunnen niet werkelijk reageren op signalen, ze staan maar een beetje te staan (behalve sommige vleesetende planten. Die zijn cool). Maar nu blijkt dat planten wel degelijk beschikken over een vorm van intelligentie. Planten kunnen onthouden door welke lichtgolflengte ze beschenen zijn, zodat ze zich daaraan kunnen aanpassen. Dit zouden een soort berekeningen zijn. Zoals het bericht zegt: de dag van de Triffids kan nu niet meer ver weg zijn ...
Een erg hete planeet heeft een staart als een komeet ...
Volgens sommigen is het kasteel van Arthur (Camelot) met bijbehorende 'ronde tafel' gevonden. Het zou gaan om de britse plaats Chester. De ronde tafel zou een amfitheater zijn geweest.
Pixar gaat toch vervolgfilms op video uitbrengen. De eerste wordt Planes, uit dezelfde wereld als Cars. Niet de beste Pixar-film in mijn nederige opinie, maar zeker vermakelijk.
Komt er een vervolg op de tekenfilmserie Avatar - The last airbender?
First Things vraagt zich af waarom de reductionistische blik op de persoon, het 'ik', tegenwoordig zo populair is. Hun conclusie: hij ontslaat ons van verantwoordelijkheid. "Free will gives life its drama. But a life without drama is less stressful, less perilous, less urgent, less tense, and the therapists recommend stress reduction. If I’m just DNA trying to out compete other DNA, the mess I make of my life doesn’t matter, and it may even help the onward evolution of the species."
Henk Medema onderzoekt de kansen en uitdagingen van de sociale media voor de christelijke communicatie. "I suggests they are in conversations which affect people, as contrasted with the letter of the law which condems people. And that these conversations, if used in a creative way, have the potential to recover the lost art of story-tellling, lost for such a long time since the age of orality."
In Christianity Today vraagt Mark Galli zich af waarom God zich gedraagt als 'drama queen': "God is like the volatile Italian woman who, upon discovering her husband's unfaithfulness, yells and throws dishes, refuses to sleep in the same bed, and doesn't speak to him for 40 days and 40 nights." Hij suggereert dat de reden is dat wij mensen te klein over onszelf denken. Wij denken over onszelf dat we 'maar menselijk' zijn, terwijl God ons ziet als zijn kostbare beelddragers, met een unieke bestemming. "Our God cares about us frail, fickle, weak human beings because he knows something we often forget: we're not "just human." He'll go to any length to get us to grasp and live into our glory, even if it kills him."
Linda op Kingdom Grace vraagt zich af of 'allen' in het Nieuwe Testament niet gewoon 'allen' betekent. "The gospel has never been about qualifying people for salvation, it is about letting them know the really good news . . . that they are already loved and embraced by the Father." Amen!
Een onverwachte aanleiding om het te hebben over genade op de blog Faith and Geekery (waarom zou ik die nou volgen?) "The problem with moralism is that it’s not a belief that has a strong view of sin. It thinks sin is weak and easily manageable. It thinks we can conquer sin provided we follow the right rules, reducing Jesus to an aide to our quest. It views grace with the same impatience described above, as if it’s a technicality. Grace, on the other hand, is filled with patience. It knows the faults and shortcomings of everyone it encounters, yet gives as one doesn’t deserve." Helaas is het stukje uit the Simpsons voor ons niet te zien.
Een erg hete planeet heeft een staart als een komeet ...
Volgens sommigen is het kasteel van Arthur (Camelot) met bijbehorende 'ronde tafel' gevonden. Het zou gaan om de britse plaats Chester. De ronde tafel zou een amfitheater zijn geweest.
Pixar gaat toch vervolgfilms op video uitbrengen. De eerste wordt Planes, uit dezelfde wereld als Cars. Niet de beste Pixar-film in mijn nederige opinie, maar zeker vermakelijk.
Komt er een vervolg op de tekenfilmserie Avatar - The last airbender?
First Things vraagt zich af waarom de reductionistische blik op de persoon, het 'ik', tegenwoordig zo populair is. Hun conclusie: hij ontslaat ons van verantwoordelijkheid. "Free will gives life its drama. But a life without drama is less stressful, less perilous, less urgent, less tense, and the therapists recommend stress reduction. If I’m just DNA trying to out compete other DNA, the mess I make of my life doesn’t matter, and it may even help the onward evolution of the species."
Henk Medema onderzoekt de kansen en uitdagingen van de sociale media voor de christelijke communicatie. "I suggests they are in conversations which affect people, as contrasted with the letter of the law which condems people. And that these conversations, if used in a creative way, have the potential to recover the lost art of story-tellling, lost for such a long time since the age of orality."
In Christianity Today vraagt Mark Galli zich af waarom God zich gedraagt als 'drama queen': "God is like the volatile Italian woman who, upon discovering her husband's unfaithfulness, yells and throws dishes, refuses to sleep in the same bed, and doesn't speak to him for 40 days and 40 nights." Hij suggereert dat de reden is dat wij mensen te klein over onszelf denken. Wij denken over onszelf dat we 'maar menselijk' zijn, terwijl God ons ziet als zijn kostbare beelddragers, met een unieke bestemming. "Our God cares about us frail, fickle, weak human beings because he knows something we often forget: we're not "just human." He'll go to any length to get us to grasp and live into our glory, even if it kills him."
Linda op Kingdom Grace vraagt zich af of 'allen' in het Nieuwe Testament niet gewoon 'allen' betekent. "The gospel has never been about qualifying people for salvation, it is about letting them know the really good news . . . that they are already loved and embraced by the Father." Amen!
Een onverwachte aanleiding om het te hebben over genade op de blog Faith and Geekery (waarom zou ik die nou volgen?) "The problem with moralism is that it’s not a belief that has a strong view of sin. It thinks sin is weak and easily manageable. It thinks we can conquer sin provided we follow the right rules, reducing Jesus to an aide to our quest. It views grace with the same impatience described above, as if it’s a technicality. Grace, on the other hand, is filled with patience. It knows the faults and shortcomings of everyone it encounters, yet gives as one doesn’t deserve." Helaas is het stukje uit the Simpsons voor ons niet te zien.
vrijdag 16 juli 2010
Wie ben ik? 3 en slot: De boodschap van de auteur
Ja, hier zijn we weer. Nee, ik was mijn miniserie over de betekenis van mijn 'ik', mijn persoonlijkheid, niet vergeten. Natuurlijk niet. Maar de omvang van het onderwerp in combinatie met een wat vermoeid gevoel deze week noodzaakten mij het schrijven van het slot ervan uit te stellen tot vandaag.
In de vorige aflevering betoogde ik dat de vraag naar mijn 'ik' een vraag was om betekenis. Dus niet ten diepste 'wat ben ik?' -het antwoord kan zijn: een verzameling atomen onderworpen aan de natuurwetten- maar 'waarom ben ik?'. En het antwoord op die vraag kun je niet vinden met de natuurwetenschappelijke methode (daarmee beantwoordt je slechts de eerste vraag). Betekenis kan alleen aan je worden verleend. Ik suggereerde daarvoor twee omschrijvingen - de eerste is die van het verhaal. Je betekenis hangt af van het verhaal waarin je leeft en je rol daarin. (Daarover schrijf ik meer in mijn bijdrage aan De opwindende laatste dagen - staat in Delft nog in de Bijbel-In.) Als we leven in een verhaal van een universum dat zich als een klok afwindt en tot niets dan stof vergaat, is onze betekenis klein. Als we leven in een verhaal zoals dat van de persoonlijke God, die een nieuwe hemel en een nieuwe aarde schept, waarbij voor ons een taak is weggelegd, is onze betekenis groot. De tweede is die van de liefde. Het grote verhaal van God is een liefdesverhaal. Ik kan aan mezelf twijfelen, ik kan mijn gevoel van persoonlijkheid kwijt zijn, ik kan mezelf zien als verzameling atomen, maar mijn identiteit staat vast: wat ik ook ben, ik ben de geliefde van God. God houdt van mij, en daaraan ontleen ik mijn betekenis. Hoe ik verder over mezelf kan denken: ik ben 'Gods geliefde kind in wie hij welbehagen heeft.'
Het probleem blijft dan natuurlijk hoe we dat kunnen weten, maar eerst wil ik laten zien dat deze blik op mijn identiteit twee belangrijke vragen beantwoordt. De eerste is naar de relatie met andere mensen. Ik zal hier wel weer generaliseren, maar de visie dat het 'ik' een illusie is die door onze hersenen wordt opgeroepen om ons een evolutionair voordeel te geven in de strijd om het bestaan, geeft geen basis voor het liefhebben van andere mensen (anders dan uit volledig zelfzuchtige overwegingen). Die andere mensen zijn immers ook alleen maar stapels atomen die door de natuurwetten uiteindelijk tot een einde zullen komen (en misschien hebben ze voor die tijd hun erfelijke informatie aan een volgende generatie kunnen doorgeven). Er is geen reden waarom we ze als meer zouden zien dan dat, waarom we ze zouden zien als waardevolle individuen die we kunnen liefhebben 'als onszelf'. Dat is er ook niet als we ons 'ik' zouden zien als de expressie van een soort onpersoonlijk 'bestaan' in ons en in de ander. Mijn vriend met wie ik hierover in gesprek was haalde een Indiase goeroe aan. Zijn complex was overvallen en zijn volgelingen vroegen hem waarom hij niet achter de rovers aanjoeg. Hij antwoordde: 'Waarom zou een tand strijd voeren tegen de pink aan het eigen lichaam? Waarom zou een teen de linker oorlel willen pijn doen?' Dit lijkt op het Bijbelse idee van de kerk als 'lichaam' - met het verschil dat het Bijbelse model 'bovenpersoonlijk' is, dat wil zeggen een eenheid die ware, bestaande personen bevat die samen een hogere gemeenschap of superstructuur vormen, terwijl dit beeld 'subpersoonlijk' is, namelijk dat ons idee dat we onderscheiden personen zijn een illusie is omdat we allemaal expressies zijn van een soort onpersoonlijk bestaan. De goeroe baseerde zijn argument op het feit dat wij als individuen onbelangrijk zijn. Dat leidt misschien tot een onthechting waardoor het bestraffen van de rovers ook onbelangrijk wordt, maar niet tot liefde (de liefde waar de bijbel over spreekt die zelfs zijn vijanden liefheeft). Ik geloof niet dat het onpersoonlijke 'bestaan' iets is dat je echt kunt liefhebben. Alleen de wetenschap dat de ander net als jij de geliefde van God is en daarmee ongelofelijk waardevol en belangrijk, geeft een solide basis voor de onderlinge liefde.
De tweede vraag is die van het leven na de dood. Er zijn geen wetenschappelijke redenen om te geloven dat de ziel na de dood blijft bestaan. Bijna dood ervaringen vormen geen bewijs. Ook de bijbel bevestigt dat we stof zijn en tot stof zullen terugkeren. De gedachte van de 'eeuwige ziel', die ooit bij God was voor we werden geboren en na de dood weer naar zijn eigenlijke thuis terugkeert, komt uit de Griekse filosofie en niet uit de bijbel. De bijbel ziet de mens als een eenheid. Deze eenheid heeft een begin en komt bij de dood ten einde. Daarom wordt de dood ook gezien als vijand, de laatste en belangrijkste vijand zelfs. Ik denk dat het bijbelse beeld van de dood overeenstemt met onze waarnemingen van de werkelijkheid. Dood is dood. Punt uit. Toch spreekt de bijbel over hoop. Die hoop is niet een soort zweverig voortbestaan van de eeuwige ziel, maar de opstanding van het lichaam. De hele mens wordt hersteld. De bijbel vraagt zijn lezers niet dit te geloven op basis van wetenschappelijke of filosofische argumenten. Het is niet uit onze waarnemingen af te leiden. De enige reden om dit te geloven is onze betekenis als de 'geliefden van God'. Als dat onze enige basis is, als we onze identiteit ontlenen aan het feit dat God van ons houdt, kunnen we geloven dat we ook na onze dood zullen voortbestaan. God is namelijk eeuwig (per definitie) en dus is zijn liefde ook eeuwig (want de natuur van God zal niet veranderen), en als Gods liefde voor ons eeuwig is, blijven wij eeuwig betekenis hebben voor God. Zijn liefde voor ons gaf ons al bestaan, en zal ons bestaan blijven geven. Ons leven, nu en ook het eeuwige leven, vindt zijn oorsprong in de liefde van de persoonlijke God. Dus zal, zoals Jezus zegt, ons leven niet eindigen ook al sterven we. De mens als eenheid zal worden hersteld, is de belofte van de Bijbel, en ook in de periode tussen onze dood en dat moment hebben we een bestaan. Omdat God van ons houdt. We zijn dan bij Jezus, zegt Paulus, en dat is verreweg het beste.
Maar, zegt de scepticus, hoe kunnen we weten dat we in een groter verhaal leven? Het is nu eenmaal een feit dat de personen in een verhaal niet doorhebben dat ze bestaan op de pagina's van een boek of op de beeldbuis. Hun blik is nu eenmaal beperkt tot de wereld die de auteur voor hen verzonnen heeft en ze kunnen er niet buiten kijken. Dus zullen ze niet kunnen ontdekken dat ze betekenis hebben. En het is interessant om jezelf te zien als de geliefde van God, prima, maar hoe weet je dat? Want God kun je niet zien of ruiken of voelen. Je kunt misschien hopen dat er een God is dat die van je houdt, maar dan blijft het een wankele basis voor je identiteit. Dan houd je jezelf voor de gek. Ik moest hier stevig over nadenken na het gesprek met mijn vriend. De vraag die ik mezelf stelde was: "Waarom geloof ik? Waarom blijf ik volhouden dat ik betekenis heb? Waarom blijf ik vasthouden aan mijn geloof in een persoonlijke God, voor wie ik waardevol ben?"
Mijn antwoord was: Jezus. Deze persoon, zoals Hij beschreven wordt in de bijbel, heeft op mij indruk gemaakt. Hij is uniek - hij is volledig menselijk, maar tegelijk schudt hij aan al onze menselijke aannames, hij was een Jood onder de Joden, maar tegelijk haalde hij alle heilige huisjes omver, hij sprak over Gods onvoorwaardelijke liefde, maar vroeg zijn volgelingen tegelijk elkaar net zo lief te hebben, hij ontving hoeren en tollenaars, maar sloot geen moreel compromis. Hij sprak over een koninkrijk dat zou komen, maar weigerde elke macht die hem werd aangeboden. Hij verrichtte wonderen aan allerlei mensen, maar redde niet zichzelf en beloofde zijn volgelingen dat ze moeite zouden lijden. Zijn hele bestaan zoals beschreven staat vol met schijnbare tegenstrijdigheden. Dit is niet iemand die een groepje mensen zou hebben verzonnen om een religie te stichten. En je kunt hem ook niet reduceren tot een verlicht individu, een vrijheidvechter, wonderdoener of dichter. Niet alleen zijn woorden of zijn wonderen, maar vooral zijn dood aan het kruis en zijn opstanding (in elk geval het geloof daarin dat zijn volgelingen de dood vrij in de ogen liet zien) zijn te bijzonder om verzonnen te kunnen zijn. Ik kan er in elk geval niet omheen. Ik wil aannemen dat hij is wie hij zegt te zijn: God.
De enige manier waarop de karakters in een verhaal hun betekenis kunnen ontdekken is als de auteur van het verhaal het hen vertelt. Alleen de auteur van het verhaal kan het verhaal openbreken en er zelf in binnendringen, en zijn creaties over zichzelf vertellen. (Een mooi voorbeeld hiervan bevindt zich in de filosofische roman De wereld van Sofie). En dat is wat Jezus kwam doen. Hij is de auteur die zelf een van de karakters wordt in zijn eigen verhaal. En hij vertelt de andere karakters in het verhaal wat hun betekenis is, wat hun rol is, en hoe de auteur over hen denkt. Hij vertelt ze dat er een happy end aan komt, en dat hun plotlijnen daaraan kunnen bijdragen, als ze zich bij dat verhaal aansluiten. Hij geeft ze betekenis.
De enige manier waarop we kunnen ontdekken dat we geliefd zijn, dat we 'de geliefde' zijn, is als de ander die van ons houdt het ons vertelt. We kunnen er naar raden, maar dat geeft geen zekerheid. Alleen openbaring -een roos, een brief, een woord- maakt het ons duidelijk. We zijn geliefd, we zijn gekend. En dat is wat Jezus kwam doen. Hij is de openbaring van het hart van God. Gods liefdesbrief zogezegd. In Hem werd Gods totale hart ten opzichte van ons zichtbaar, Gods bewogenheid met ons, Gods liefde voor ons. Het begon met de incarnatie. Greg Boyd noemt dit ook wel een 'bear hug from the manger'. Jezus' hele leven, en vooral zijn dood en opstanding, zijn de zichtbare tekenen in onze realiteit van een waarheid die van eeuwigheid tot eeuwigheid bestaat, namelijk dat God van zijn schepselen houdt, dat Hij hen waardevol en kostbaar vindt, en dat Hij er alles voor over heeft om een relatie van liefde met hen aan te gaan. Dat God wil dat zij hun identiteit vinden in het feit dat ze geliefd zijn. Dat ze hun afgoden achterlaten, al het kleinere waarin ze hun betekenis proberen te zoeken, de 'vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad' en zich eraan overgeven door God geliefd te worden. Dat ze drinken van de bron van het water dat leven geeft, gratis en voor niks. Dat ze bij Hem komen om het eeuwige leven te krijgen om niet. En het eeuwige leven, zegt Johannes, "dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus." (17:3). Het eeuwige leven is eeuwig geliefd zijn door God.
Daarom geloof ik dat het leven als Christen begint en eindigt bij Jezus. Discussies over andere dingen zijn leuk, denken over het 'ik' is interessant, het ontstaan van de wereld en het verloop van de eindtijd zijn boeiend, maar het is allemaal niet belangrijk. Jezus is belangrijk. Hij is de enige basis om te geloven in God (en dus in onszelf en de wereld om ons heen en de ander). Het gaat om Hem. Voor ons individueel, maar ook voor ons als geheel, als kerk, moet het gaan om Hem. Dat is waar ik opnieuw bij werd bepaald door deze discussie en daar is waar ik mij op wil richten. Net als Paulus wil ik mijn prioriteiten herijken. "Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met hem zijn ... Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan"(Filippenzen 3:8-10). Mijn identiteit, mijn ik, ligt in Jezus Christus.
In de vorige aflevering betoogde ik dat de vraag naar mijn 'ik' een vraag was om betekenis. Dus niet ten diepste 'wat ben ik?' -het antwoord kan zijn: een verzameling atomen onderworpen aan de natuurwetten- maar 'waarom ben ik?'. En het antwoord op die vraag kun je niet vinden met de natuurwetenschappelijke methode (daarmee beantwoordt je slechts de eerste vraag). Betekenis kan alleen aan je worden verleend. Ik suggereerde daarvoor twee omschrijvingen - de eerste is die van het verhaal. Je betekenis hangt af van het verhaal waarin je leeft en je rol daarin. (Daarover schrijf ik meer in mijn bijdrage aan De opwindende laatste dagen - staat in Delft nog in de Bijbel-In.) Als we leven in een verhaal van een universum dat zich als een klok afwindt en tot niets dan stof vergaat, is onze betekenis klein. Als we leven in een verhaal zoals dat van de persoonlijke God, die een nieuwe hemel en een nieuwe aarde schept, waarbij voor ons een taak is weggelegd, is onze betekenis groot. De tweede is die van de liefde. Het grote verhaal van God is een liefdesverhaal. Ik kan aan mezelf twijfelen, ik kan mijn gevoel van persoonlijkheid kwijt zijn, ik kan mezelf zien als verzameling atomen, maar mijn identiteit staat vast: wat ik ook ben, ik ben de geliefde van God. God houdt van mij, en daaraan ontleen ik mijn betekenis. Hoe ik verder over mezelf kan denken: ik ben 'Gods geliefde kind in wie hij welbehagen heeft.'
Het probleem blijft dan natuurlijk hoe we dat kunnen weten, maar eerst wil ik laten zien dat deze blik op mijn identiteit twee belangrijke vragen beantwoordt. De eerste is naar de relatie met andere mensen. Ik zal hier wel weer generaliseren, maar de visie dat het 'ik' een illusie is die door onze hersenen wordt opgeroepen om ons een evolutionair voordeel te geven in de strijd om het bestaan, geeft geen basis voor het liefhebben van andere mensen (anders dan uit volledig zelfzuchtige overwegingen). Die andere mensen zijn immers ook alleen maar stapels atomen die door de natuurwetten uiteindelijk tot een einde zullen komen (en misschien hebben ze voor die tijd hun erfelijke informatie aan een volgende generatie kunnen doorgeven). Er is geen reden waarom we ze als meer zouden zien dan dat, waarom we ze zouden zien als waardevolle individuen die we kunnen liefhebben 'als onszelf'. Dat is er ook niet als we ons 'ik' zouden zien als de expressie van een soort onpersoonlijk 'bestaan' in ons en in de ander. Mijn vriend met wie ik hierover in gesprek was haalde een Indiase goeroe aan. Zijn complex was overvallen en zijn volgelingen vroegen hem waarom hij niet achter de rovers aanjoeg. Hij antwoordde: 'Waarom zou een tand strijd voeren tegen de pink aan het eigen lichaam? Waarom zou een teen de linker oorlel willen pijn doen?' Dit lijkt op het Bijbelse idee van de kerk als 'lichaam' - met het verschil dat het Bijbelse model 'bovenpersoonlijk' is, dat wil zeggen een eenheid die ware, bestaande personen bevat die samen een hogere gemeenschap of superstructuur vormen, terwijl dit beeld 'subpersoonlijk' is, namelijk dat ons idee dat we onderscheiden personen zijn een illusie is omdat we allemaal expressies zijn van een soort onpersoonlijk bestaan. De goeroe baseerde zijn argument op het feit dat wij als individuen onbelangrijk zijn. Dat leidt misschien tot een onthechting waardoor het bestraffen van de rovers ook onbelangrijk wordt, maar niet tot liefde (de liefde waar de bijbel over spreekt die zelfs zijn vijanden liefheeft). Ik geloof niet dat het onpersoonlijke 'bestaan' iets is dat je echt kunt liefhebben. Alleen de wetenschap dat de ander net als jij de geliefde van God is en daarmee ongelofelijk waardevol en belangrijk, geeft een solide basis voor de onderlinge liefde.
De tweede vraag is die van het leven na de dood. Er zijn geen wetenschappelijke redenen om te geloven dat de ziel na de dood blijft bestaan. Bijna dood ervaringen vormen geen bewijs. Ook de bijbel bevestigt dat we stof zijn en tot stof zullen terugkeren. De gedachte van de 'eeuwige ziel', die ooit bij God was voor we werden geboren en na de dood weer naar zijn eigenlijke thuis terugkeert, komt uit de Griekse filosofie en niet uit de bijbel. De bijbel ziet de mens als een eenheid. Deze eenheid heeft een begin en komt bij de dood ten einde. Daarom wordt de dood ook gezien als vijand, de laatste en belangrijkste vijand zelfs. Ik denk dat het bijbelse beeld van de dood overeenstemt met onze waarnemingen van de werkelijkheid. Dood is dood. Punt uit. Toch spreekt de bijbel over hoop. Die hoop is niet een soort zweverig voortbestaan van de eeuwige ziel, maar de opstanding van het lichaam. De hele mens wordt hersteld. De bijbel vraagt zijn lezers niet dit te geloven op basis van wetenschappelijke of filosofische argumenten. Het is niet uit onze waarnemingen af te leiden. De enige reden om dit te geloven is onze betekenis als de 'geliefden van God'. Als dat onze enige basis is, als we onze identiteit ontlenen aan het feit dat God van ons houdt, kunnen we geloven dat we ook na onze dood zullen voortbestaan. God is namelijk eeuwig (per definitie) en dus is zijn liefde ook eeuwig (want de natuur van God zal niet veranderen), en als Gods liefde voor ons eeuwig is, blijven wij eeuwig betekenis hebben voor God. Zijn liefde voor ons gaf ons al bestaan, en zal ons bestaan blijven geven. Ons leven, nu en ook het eeuwige leven, vindt zijn oorsprong in de liefde van de persoonlijke God. Dus zal, zoals Jezus zegt, ons leven niet eindigen ook al sterven we. De mens als eenheid zal worden hersteld, is de belofte van de Bijbel, en ook in de periode tussen onze dood en dat moment hebben we een bestaan. Omdat God van ons houdt. We zijn dan bij Jezus, zegt Paulus, en dat is verreweg het beste.
Maar, zegt de scepticus, hoe kunnen we weten dat we in een groter verhaal leven? Het is nu eenmaal een feit dat de personen in een verhaal niet doorhebben dat ze bestaan op de pagina's van een boek of op de beeldbuis. Hun blik is nu eenmaal beperkt tot de wereld die de auteur voor hen verzonnen heeft en ze kunnen er niet buiten kijken. Dus zullen ze niet kunnen ontdekken dat ze betekenis hebben. En het is interessant om jezelf te zien als de geliefde van God, prima, maar hoe weet je dat? Want God kun je niet zien of ruiken of voelen. Je kunt misschien hopen dat er een God is dat die van je houdt, maar dan blijft het een wankele basis voor je identiteit. Dan houd je jezelf voor de gek. Ik moest hier stevig over nadenken na het gesprek met mijn vriend. De vraag die ik mezelf stelde was: "Waarom geloof ik? Waarom blijf ik volhouden dat ik betekenis heb? Waarom blijf ik vasthouden aan mijn geloof in een persoonlijke God, voor wie ik waardevol ben?"
Mijn antwoord was: Jezus. Deze persoon, zoals Hij beschreven wordt in de bijbel, heeft op mij indruk gemaakt. Hij is uniek - hij is volledig menselijk, maar tegelijk schudt hij aan al onze menselijke aannames, hij was een Jood onder de Joden, maar tegelijk haalde hij alle heilige huisjes omver, hij sprak over Gods onvoorwaardelijke liefde, maar vroeg zijn volgelingen tegelijk elkaar net zo lief te hebben, hij ontving hoeren en tollenaars, maar sloot geen moreel compromis. Hij sprak over een koninkrijk dat zou komen, maar weigerde elke macht die hem werd aangeboden. Hij verrichtte wonderen aan allerlei mensen, maar redde niet zichzelf en beloofde zijn volgelingen dat ze moeite zouden lijden. Zijn hele bestaan zoals beschreven staat vol met schijnbare tegenstrijdigheden. Dit is niet iemand die een groepje mensen zou hebben verzonnen om een religie te stichten. En je kunt hem ook niet reduceren tot een verlicht individu, een vrijheidvechter, wonderdoener of dichter. Niet alleen zijn woorden of zijn wonderen, maar vooral zijn dood aan het kruis en zijn opstanding (in elk geval het geloof daarin dat zijn volgelingen de dood vrij in de ogen liet zien) zijn te bijzonder om verzonnen te kunnen zijn. Ik kan er in elk geval niet omheen. Ik wil aannemen dat hij is wie hij zegt te zijn: God.
De enige manier waarop de karakters in een verhaal hun betekenis kunnen ontdekken is als de auteur van het verhaal het hen vertelt. Alleen de auteur van het verhaal kan het verhaal openbreken en er zelf in binnendringen, en zijn creaties over zichzelf vertellen. (Een mooi voorbeeld hiervan bevindt zich in de filosofische roman De wereld van Sofie). En dat is wat Jezus kwam doen. Hij is de auteur die zelf een van de karakters wordt in zijn eigen verhaal. En hij vertelt de andere karakters in het verhaal wat hun betekenis is, wat hun rol is, en hoe de auteur over hen denkt. Hij vertelt ze dat er een happy end aan komt, en dat hun plotlijnen daaraan kunnen bijdragen, als ze zich bij dat verhaal aansluiten. Hij geeft ze betekenis.
De enige manier waarop we kunnen ontdekken dat we geliefd zijn, dat we 'de geliefde' zijn, is als de ander die van ons houdt het ons vertelt. We kunnen er naar raden, maar dat geeft geen zekerheid. Alleen openbaring -een roos, een brief, een woord- maakt het ons duidelijk. We zijn geliefd, we zijn gekend. En dat is wat Jezus kwam doen. Hij is de openbaring van het hart van God. Gods liefdesbrief zogezegd. In Hem werd Gods totale hart ten opzichte van ons zichtbaar, Gods bewogenheid met ons, Gods liefde voor ons. Het begon met de incarnatie. Greg Boyd noemt dit ook wel een 'bear hug from the manger'. Jezus' hele leven, en vooral zijn dood en opstanding, zijn de zichtbare tekenen in onze realiteit van een waarheid die van eeuwigheid tot eeuwigheid bestaat, namelijk dat God van zijn schepselen houdt, dat Hij hen waardevol en kostbaar vindt, en dat Hij er alles voor over heeft om een relatie van liefde met hen aan te gaan. Dat God wil dat zij hun identiteit vinden in het feit dat ze geliefd zijn. Dat ze hun afgoden achterlaten, al het kleinere waarin ze hun betekenis proberen te zoeken, de 'vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad' en zich eraan overgeven door God geliefd te worden. Dat ze drinken van de bron van het water dat leven geeft, gratis en voor niks. Dat ze bij Hem komen om het eeuwige leven te krijgen om niet. En het eeuwige leven, zegt Johannes, "dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus." (17:3). Het eeuwige leven is eeuwig geliefd zijn door God.
Daarom geloof ik dat het leven als Christen begint en eindigt bij Jezus. Discussies over andere dingen zijn leuk, denken over het 'ik' is interessant, het ontstaan van de wereld en het verloop van de eindtijd zijn boeiend, maar het is allemaal niet belangrijk. Jezus is belangrijk. Hij is de enige basis om te geloven in God (en dus in onszelf en de wereld om ons heen en de ander). Het gaat om Hem. Voor ons individueel, maar ook voor ons als geheel, als kerk, moet het gaan om Hem. Dat is waar ik opnieuw bij werd bepaald door deze discussie en daar is waar ik mij op wil richten. Net als Paulus wil ik mijn prioriteiten herijken. "Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met hem zijn ... Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan"(Filippenzen 3:8-10). Mijn identiteit, mijn ik, ligt in Jezus Christus.
donderdag 15 juli 2010
200ste bericht: de toegang naar Narnia
Dit is mijn 200ste bericht op deze blog. Ja, ik ben er zelf ook verbaasd over. Mijn vorige blog zette ik stop na een bericht of 148, omdat het me teveel tijd kostte hem met enige regelmaat te vullen, maar deze ronde gaat het me beter af. Het ontbreekt me ook nog niet aan inspiratie of wil. Wat scheelt is dat ik dit keer niet mijn berichten ook nog eens in het Engels vertaal. En dat ik een paar vormen van blogberichten heb ontdekt die me niet al te veel moeite kosten. Zoals de met enige regelmaat terugkerende pagina's met links, en berichten zoals deze, met foto's. Daarom is het wel passend dat het 200ste bericht een fotobericht is. Het gaat om foto's die ik gemaakt heb op de wandeling laatst met een goede vriend in de Delftse Hout. Wisten jullie dat je hier de toegang naar Narnia kunt vinden? Kijk maar op de foto hieronder.
Er hing die avond ook het een en ander in de lucht.Morgen weer een bijdrage in mijn wat filosofische serie over de zoektocht naar het 'ik'.
Labels:
blog,
foto's,
schoonheid
Abonneren op:
Posts (Atom)