Het is niet een vraag waar iedereen om wakker ligt, dat geef ik toe. Maar om de een of andere reden houdt hij mij wel bezig de laatste dagen. Twee concrete aanleidingen: ik las een recensie van een fantasyboek geschreven door natuurwetenschapper en theoloog Alister McGrath. Hij is beter bekend van een heel aantal theologische en geloofsverdedigende of apologetische werken. Helaas was volgens de recensent dit boek wel erg duidelijk een Narnia-kloon en was het verhaal daardoor voorspelbaar. Jammer, want ik merkte dat een zekere opwinding mij beving bij het idee dat een intelligente, ontwikkelde christen zich op het schrijven van verhalen stortte. Vervolgens herinnerde ik mij de recensie uit Nederlands Dagblad van mijn boek Indrukwekkende Vrijheid, waarin ik als 'romanschrijver' werd aangeduid. Maar de tweede en laatste roman van mijn hand kwam acht jaar geleden uit, sinds die tijd zijn alleen Bijbelstudie-artikelen en hoofdstukken in boeken van mijn hand gepubliceerd. Ik denk ook niet aan mezelf als romanschrijver. Toch blijf ik dat voor deze recensent kennelijk wel. Mensen zijn tegenwoordig kennelijk het een of het ander: schrijvers van romans (vermaak) of schrijvers van theologie/bijbelstudie (serieus). Maar niet van allebei: vermakelijke theologie en serieuze romans.
Maar die combinatie bestond ooit wel. C.S. Lewis is een voorbeeld. Hij schreef fantasyverhalen voor kinderen, sciencefictionromans en een fantastische mythologische roman. Hij schreef intelligente apologetische (geloofsverdedigende) werken, vol goed doordachte argumenten en tot de verbeelding sprekende voorbeelden. En hij schreef ook theologische werken in een originele, niet eerder vertoonde vorm, zoals in de Brieven uit de hel, of De Grote Scheiding. En ondertussen publiceerde hij op zijn eigen vakgebied wetenschappelijke werken over de literatuur van de Middeleeuwen die ook nu nog belangrijk worden gevonden.
Hetzelfde geldt voor professor Tolkien. Hij is bekend geworden van de Hobbit, Lord of the Rings, en The Silmarillion. Maar zijn essay 'Over sprookjesverhalen' en zijn brieven getuigen van iemand met een diep inzicht in geestelijke zaken. En hij leverde bovendien een belangrijke bijdrage aan de filologie en onder andere de kennis over het gedicht Beowulf.
Van hun tijdgenoot en mede-Inkling Charles Williams weet ik niet zo veel, behalve dat hij ook fantastische en goed doordachte 'christelijke thrillers' schreef.
In ongeveer dezelfde periode schreef ook iemand als Dorothy Sayers, bekend van de Lord Peter Wimsey detectiveverhalen, maar ook van essays en boeken over het christelijk geloof en creativiteit en feminisme (waarvan ik nog wel enkele wil lezen).
Eerder was er iemand als G.K. Chesterton, een gevierd journalist die talloze artikelen schreef en daarnaast scherpe en gevatte apologetische werken, gedichten, de detectiveverhalen over Father Brown en sciencefiction parabels, die nu nog niets van hun kracht hebben ingeboet. Ook iemand die van alle markten thuis was en zich niet tot een enkele stijl of vorm liet beperken.
Nog eerder leefde George MacDonald, een van de voorlopers van de fantasyliteratuur, en christen, bekend van sprookjesverhalen, maar ook theologische werken (de Unspoken Sermons) en gedichten.
En dan waren er nog mensen als Blaise Pascal, natuurkundige en auteur van de Pensees, en Newton, die niet alleen natuurwetenschapper was, maar ook theologische werken schreef. Het bijzondere van al deze mensen is ook nog dat hun boeken (zowel fictie als non-fictie) ook buiten de christelijke subcultuur werden en worden gelezen.
Zijn er tegenwoordig christen-schrijvers die met hen te vergelijken zijn? Het meest dichtbij komt volgens mij de Amerikaanse katholieke filosoof Peter Kreeft, die zich door Tolkien en Lewis laat inspireren, die met levendige voorbeelden komt, en soms kiest voor verhalende vormen (een dialoog tussen Lewis, president Kennedy en Aldous Huxley, of gesprekken met Socrates). Hij heeft echter niet zelf eigen fictie geschreven. Iemand als N.T. Wright wordt door sommigen gezien als een nieuwe Lewis, maar vooral omdat hij helder denkt en goed kan schrijven. Ik verwacht van Wright echter niet dat hij met een SF- of fantasy-verhaal aan komt zetten. In de evangelische wereld schrijft Randy Alcorn bijbelstudieboeken en fantasythrillers, maar hij is ook erg geïnspireerd door Lewis (kiest soms dezelfde vormen en laat Lewis in een boek zelfs optreden als persoon), en zijn boeken bereiken niet de algemene cultuur zoals die van zijn voorbeelden dat wel deden. Fantasyschrijver Stephen Lawhead bereikt wel de algemene cultuur, maar hij heeft nog nooit een nonfictiebijdrage geleverd (Wat me er niet van weerhoudt al zijn boeken te verzamelen). Iemand als Adrian Plass schrijft wel in meerdere vormen, maar niet met de diepgang als bovenstaande voorbeelden. In ons taalgebied heeft professor Willem Ouweneel ook het een en ander aan romans geschreven, maar ik heb die zelf niet gelezen (wel een paar van zijn non-fictie boeken over allerhande onderwerpen). En Reinier Sonneveld schrijft niet alleen bijbelstudieboeken, maar maakt ook films en scenario's voor stripverhalen. Hij is alleen nog niet zo doorgebroken als Lewis en Tolkien.
Het is mogelijk als oorzaak van het ontbreken van zulke christenauteurs naar de cultuur te wijzen, waar specialisatie de heersende norm is, en waar schrijvers door uitgevers 'in de markt' moeten worden gezet en dus een 'merk' moeten zijn en herkenbare producten moeten afleveren. Ik denk echter ook dat het tekort aan zulke auteurs voortkomt uit de manier waarop de kerk omgaat met creativiteit en met kunst. Wat kenmerkte nou het succes van deze christenschrijvers?
- ze hadden een brede klassieke opleiding, waarbij ze veel cultuur tot zich namen (oude talen, filosofie et cetera). En ze bleven zich hun hele leven in de cultuur en wetenschap verdiepen, en bijvoorbeeld boeken lezen van buiten het christelijk erf.
- ze waren al jong creatief (Lewis schreef verhalen samen met zijn broer Warnie, Tolkien verzon zijn eerste talen als tiener) en ze durfden speels en creatief te blijven (ondanks kritiek van de omgeving). 'Toen ik volwassen werd' zegt Lewis, 'legde ik af wat kinderlijk was. Inclusief het kinderlijke verlangen al te volwassen te willen zijn.'
- ze waren niet professioneel schrijver (en al helemaal niet professioneel christen), maar werkten in de seculiere wetenschap of media. Ik denk dat het feit belangrijk is dat ze geen van allen theologen waren, maar in de eerste plaats 'schrijvers' die als schrijver de fantasy en de theologie benaderden.
- ze bleven in actief contact met mensen die anders dachten dan zij. Chesterton was in levendige debatten verwikkeld met de mensen van zijn tijd, maar hij beschouwde veel van hen wel als vrienden. De katholiek Tolkien en anglicaan Lewis vormden met weer andersdenkenden de Inklings. Lewis debatteerde veel met atheisten et cetera. Ze demoniseerden echter niemand. Ze hadden oog voor wat Lewis noemt: 'Mere Christianity'.
- ze hadden een gemeenschap om hen heen die creativiteit stimuleerde, die hen uitdaagde en tot betere werken aanzette. Lewis en Tolkien zeiden tegen elkaar: 'Niemand schrijft de verhalen die we zelf graag zouden lezen, dus dan moeten we ze zelf maar schrijven'.
- ze wisten te genieten van het goede leven, gezelschap, schoonheid, kunst, eten en drinken (Tolkien zag zichzelf als een hobbit en baseerde de Ent Boombaard op Lewis. Chesterton maakte grapjes over zijn omvang en had een scherp gevoel voor humor). Ik denk dat er bij bijeenkomsten van de Inklings veel gelachen werd. Deze mensen schaamden zich niet voor het feit dat ze (feilbare) mensen waren.
- ze waren bovendien eerlijk. Lewis in zijn boekje 'A grief observed' en Tolkien in zijn brieven. Ze durfden ook hun minder mooie kanten aan de buitenwereld te laten zien, ze hadden niks te verbergen.
- dit is speculatief, maar volgens mij schreven ze omdat het hun natuur was, omdat ze het wilden, niet omdat ze het zagen als hun roeping, of iets dat ze als goede christenen moesten doen (voor de kerk of voor God), om een bepaald resultaat te bereiken. Tolkien schreef zijn boeken niet als 'christelijke fantasyverhalen' (al vond hij het niet erg dan men zijn christelijke achtergrond erin herkende). Lewis maakt wel een punt in zijn verhalen, maar hij schrijft omdat hij enthousiast is over een idee, niet omdat hij het ziet als zijn plicht of roeping.
Is het toeval dat de meeste, zo niet alle van deze schrijvers uit de liturgische kerken kwamen? Dat ze Anglicaans (high church) of Katholiek waren? En dat hetzelfde geldt voor hun beoogde opvolgers Wright en Kreeft? Snijden evangelische kerken zich niet in de vingers door een eigen subcultuur te creëren, mensen te vragen hun gaven uit te oefenen binnen de kerk in plaats van in de wereld, door cultuur en wetenschap als gevaar te beschouwen en het gebruik van fantasie en verbeelding verdacht te vinden (ooh ... er wordt in getoverd, dus Harry Potter zal wel van de duivel zijn ... ), door kennis en activiteiten te plaatsen boven overdenking en schoonheid en door de nadruk op een 'overwinningsleven' te stellen boven eerlijke menselijkheid?
Mijn antwoord moge duidelijk zijn: ik verwacht niet dat uit evangelische kringen een nieuwe Lewis, Tolkien of Chesterton te verwachten is. Ik moet daarbij denken aan een auteur als William Horwood, die toen hij begon te schrijven aan de Dunctonwoud-verhalen christen was, maar aan het eind van de trilogie de kerk had verlaten, voor een groot deel om de liefdeloosheid en geslotenheid van veel christenen. Tragisch, want zijn boeken laten juist een bewogen hart zien en oog voor relaties (zie mijn recensies hier, hier en hier). Laten we als christenen gemeenschappen vormen waar creativiteit in al zijn vormen hoog in het vaandel staat, waar men wordt aangespoord te delen in de kennis en cultuur van onze samenleving, zowel de huidige als die uit het verleden. Gemeenschappen waar gesprek en dialoog wordt gestimuleerd en waar hoofdzaken de hoofdzaken zijn en bijzaken de bijzaken. Groepen waar eerlijkheid wordt gewaardeerd boven conformisme en waar werk in de wereld minstens even belangrijk is als werk in de kerk. Laten we gezelschappen vormen waarin wordt genoten van de goede dingen uit de schepping, zonder het oog te sluiten voor de realiteit van onze gebrokenheid. Groepen waar iedereen welkom is, zonder compromissen te sluiten met de waarheid, waar wordt gelachen zonder steeds te moeten oordelen, waar iemand die een theologieboek schrijft even veel waardering krijgt als iemand die een niet christelijk fantasyboek krijgt of iemand die koffie zet in een daklozenopvang. Een gemeenschap die iets weerspiegelt van het hart van God. Want, zegt Tolkien, wij zijn gemaakt als scheppers in het beeld van de Schepper.
P.S. Een auteur om wat dit onderwerp betreft in de gaten te houden is Jeffrey Overstreet, die een non-fictie boek schreef over filmkijken uit christelijk oogpunt, en enkele interessante, goed geschreven en niet duidelijk allegorische fantasyverhalen in de Auralia-serie. Ze zijn er dus wel! Wie kent er meer?