Soms lees je een stukje uit de bijbel dat je al heel vaak gelezen hebt, dat voortdurend wordt aangehaald in preken en boeken en dat eigenlijk iedereen wel kent, en toch leer je er iets uit dat je nog niet eerder besefte. Dat overkwam mij laatst bij het lezen van 1 Korintiers 13:1-3.
"Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen - had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen - had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn - had ik de liefde niet, het zou mij niet baten."
Het gaat mij vooral over het laatste gedeelte: over het verkopen van je bezittingen om voedsel aan de armen te geven en het prijsgeven van je lichaam voor anderen of voor je overtuiging. Nogal eens hoor ik in preken en lees ik in boeken oproepen om bepaalde dingen te doen (en andere te laten). Als je een goed christen bent, zou je eigenlijk moeten evangeliseren. Je zou meer moeten bidden of uit de bijbel lezen. Je moet meedoen met de activiteiten van de kerk. Er zijn namelijk zoveel vacatures! Je zou dit of dat percentage van je inkomen moeten geven, anders loop je Gods zegen over je leven mis. Vul het rijtje zelf maar aan: de kerk houdt zich bezig met gedragsverandering.
Ik ben geneigd om al deze dingen te doen uit schuldgevoel, omdat ik mezelf tekort vind schieten als christen, of omdat het er nu eenmaal bijhoort. Maar Paulus zegt in dit gedeelte dat als je die dingen niet doet uit liefde, ze je niets goeds doen. Je kunt je inspannen tot je overspannen bent, je kunt gebukt gaan onder gevoelens van veroordeling, je kunt bij anderen in een goed daglicht willen staan, maar wat je doet heeft voor God zo geen enkele betekenis. Het gaat om je motivatie, om de motieven in je hart.
God wil dat je anderen dient uit liefde. Hij wil dat je om anderen gaat geven, dat je ze waardevol gaat vinden, dat je het beeld van God in ze gaat herkennen, en gaat zien hoeveel God van hen houdt. En dat je vanuit die overtuiging een relatie met ze aangaat, ze helpt waar ze problemen hebben, ze dient als ze je nodig hebben, ze behandelt als de kostbare schepselen van God die ze zijn. Plicht, schuldgevoel, schaamte: dat speelt dan geen enkele rol meer.
Als je ontdekt dat je deze dingen niet doet, hoef je je dus niet schuldig te voelen. Dat is niet de juiste motivatie om te veranderen. Je mag teruggaan naar de bron van de liefde, God zelf, en zijn aanvaarding aannemen. Je mag je verdiepen in zijn onvoorwaardelijke acceptatie van wie jij bent. je mag gaan geloven hoe onvervangbaar waardevol hij jou vindt. En dan ga je vanzelf anderen in dat licht zien. Dan ga je van ze houden. En dat verandert je gedrag. Niet andersom.
Dat is een heel andere invulling van het christelijke leven. Daar wordt je niet overspannen van. Dat doe je met vreugde. Omdat je het wilt, niet omdat het moet.
Zo wil ik ook gaan leven.