zondag 18 december 2011

Presteren is contraproductief 3 en slot: leven

Op mijn laptop staan niet veel spelletjes. Of eigenlijk maar een: een heel eenvoudige versie van het spelletje ‘pong’,een erg minimale variant op tennis of tafeltennis (vandaar de naam ‘pong’). In een tijd van heel gedetailleerde Playstation 3-spellen lijkt het niet veel, maar op een verloren moment in de trein blijkt het toch vrij verslavend. Toen ik het spelletje veel speelde, deed ik een interessante ontdekking. Ik zal die wel eens eerder op mijn blog hebben gedeeld, maar herhaling is niet altijd erg. Wat ik merkte, was namelijk dat ik heel lage scores haalde als ik probeerde mijn topscore te verbeteren. Als ik me erop focuste de stip bij de computer achter de lijn te laten verdwijnen, liet ik zelf de een na de andere door. Als ik mijn best deed om te winnen, dreigde ik te verliezen. En hoe gefrustreerder ik me daarover voelde, hoe lager mijn score. Als ik daarentegen gewoon speelde voor de lol, zonder op de score te letten, hield ik bijna alle stippen tegen en had de computer tegen mij geen kans. Als ik eenvoudig plezier beleefde aan het bewegen van het balkje en het reageren op de bewegingen van de andere partij, haalde ik de ene topscore na de andere. Hoe minder ik bezig was met het winnen, hoe vaker ik bleek te winnen.

Dit zette me aan het denken. Het verschil tussen winnen en verliezen is een oordeel. Wie wil winnen - of het nu is van de computer of van een menselijke tegenstander - wil laten zien dat hij of zij beter is dan de ander. Hij wil oordelen over zijn prestatie (en daarmee over zichzelf) aan de hand van de behaalde situatie. Als dat oordeel positief is, is hij blij. Is het oordeel negatief en heeft hij verloren, is hij verdrietig of boos. Het oordeel is namelijk nooit alleen over de situatie, maar ook over zichzelf: een winnaar is nu eenmaal beter dan een verliezer. Aan elke vorm van presteren is een dergelijk oordeel gebonden. Veel presteren is goed, weinig is slecht - en dus is degene die veel presteert goed en wie weinig doet slecht.
Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de beoordelingssystematiek (what’s in a name?) op kantoor - ik hoorde laatst van iemand die twee keer op rij een slechte beoordeling had gekregen en mede op basis daarvan was ontslagen. Er was een oordeel uitgesproken over haar functioneren. Maar ik weet helaas uit eigen ervaring dat je dit nooit alleen kunt zien als een oordeel over het werk dat je hebt verricht, maar dat je het ook ziet als oordeel over jezelf, als afwijzing. En dat je dit oordeel vervolgens met je meesleept naar je volgende baan.
Je kunt op twee manieren reageren. Je kunt gaan proberen jezelf uit alle kracht te bewijzen, meer werk op je nemen dan goed voor je is, en over je eigen grenzen heengaan om maar te presteren (dat leidt tot overspannenheid - ik heb deze route helaas te vaak genomen). Je kunt ook de handschoen in de ring gooien en iets gaan doen dat genoeg oplevert om de hypotheek te betalen, maar waar je talenten niet vrucht dragen, waar je niet je passie kunt uitleven. Waar je alleen je tijd uitzit. Dat was wat ik deed na mijn ontslag. Ik nam een plek aan beneden mijn niveau, omdat ik meende dat dit het enige was dat nog voor me open lag, het enige waar ik goed genoeg voor was. Het oordeel maakt ons onvrij - of we doen wat we niet willen of we doen niet wat we eigenlijk willen. En ik geloof niet dat het oordeel ons ooit vrij kan maken. Presteren, het moeten behalen van bepaalde resultaten, het moeten ontwikkelen van bepaalde competenties, is contraproductief.

Maar wat gold bij het computerspelletje ‘pong’, geldt misschien ook voor andere terreinen, misschien wel voor mijn hele leven, namelijk dat wat mij nu afhoudt van creatief bezig zijn, van relaties, van avonturen, nu juist het oordeel is. En dat als ik mijn oordeel laat varen, als ik niet langer probeer te presteren, en niet langer gericht ben op de resultaten, dat ik dan vrij ben om te gaan produceren. Als ik geniet van wat ik doe en maak, en mij openstel voor relaties, voor schoonheid en voor rechtvaardigheid, -anders gezegd: de dans van de drie-eenheid, of het Verhaal van God - ga ik datgene voortbrengen wat past bij de persoon die ik ben, dan ga ik veel vrucht dragen.
Dit is niet de eerste keer dat ik op mijn blog schrijf dat het niet gaat om de resultaten, maar om het proces van het leven zelf. De resultaten volgen uit het proces, zoals vruchten volgen uit het natuurlijke leven van de plant. Laat ik dicht bij mezelf blijven: op dit moment heb ik op mijn werk meer verantwoordelijkheid dan ik had bij mijn vorige baan op het moment dat ik ontslagen werd. Ik schrijf niet alleen meer artikelen dan ik toen deed, ik stuur freelancers aan, kort artikelen in, bedenk onderwerpen. Ik kies het beeld, verzin bijschriften, maar wijs ook stukken af. En dit alles tot grote tevredenheid van de lezers  (voor het laatste Tijdschrift voor Diergeneeskunde ontvingen we van een lezer een anderhalve pagina lange brief met complimenten, en een compliment van de voorzitter van de vereniging) en ook tot tevredenheid van mijn werkgever. De score bij mijn laatste beoordelingsgesprek was ‘excellent’ - ik kreeg er zelf een bonus bij als aanmoediging! Dit had ik nooit kunnen denken toen ik (nu iets meer dan zes jaar geleden) ontslagen werd.
Maar het geheim van mijn succes is niet dat ik mezelf heel hard onder druk ben gaan zetten. Het geheim is niet dat ik ging presteren (ik wilde juist op een minder hoog niveau gaan werken). Het geheim is ook niet de beoordelingssystematiek (die werkt op mij juist demotiverend -ook als ik excellent scoor -omdat ik mezelf al zo veel eisen opleg). Het geheim is dat ik de controle heb durven loslaten, een deel ervan ten minste. Een leidinggevende die in mij geloofde, hielp mij op weg - die leerde mij bijvoorbeeld me te richten op het proces en niet het resultaat. En ik heb geleerd om mezelf niet zo schuldig en slecht te voelen als ik een fout maak - “Laat het van je rug glijden”, zegt een collega regelmatig. En deze zomer wees iemand op kantoor me erop dat ik steeds bang was dat er iets verkeerd zou gaan, maar dat er nog geen tijdschrift is uitgekomen waarin een rubriek ontbrak, of bij een artikel geen foto was geplaatst. Diezelfde middag pakte ik een van onze tijdschriften, bladerde die door, en realiseerde me dat het eigenlijk gewoon een goed tijdschrift was. Ik was trots op het product dat ik had afgeleverd. En zelfs al zou er een keer een rubriek ontbreken in het tijdschrift - dan nog zou dat geen ramp zijn. Ik ben de afgelopen tijd mijn zelfbeeld minder gaan ontlenen aan mijn prestaties, ik ben minder over mezelf gaan oordelen (ik ben goed als ik perfect werk aflever, ik ben slecht als ik een steekje laat vallen), en ik ben meer gaan genieten van het werk zelf. En dat levert vruchten op.

Stoppen met oordelen op basis van je prestaties, de controle over de resultaten loslaten - dat lijkt allemaal heel contra-intuitief als een recept voor succes. Je zou denken dat je jezelf juist meer eisen zou moeten stellen, juist meer discipline zou moeten opleggen en strakkere regels zou moeten instellen - dat is onze neiging als we iets in ons of buiten ons willen veranderen. ‘Plausible power’, noemt een van mijn favoriete auteurs, Robert Farrar Capon, dat. Macht waarin we kunnen geloven. De kracht van de machthebbers van deze wereld, de instrumenten waarmee dictators hun wereld hun wil opleggen. De kracht van de rechterhand. Om dat los te laten en niet meer te geven om de resultaten, om je oordeel over jezelf niet meer te laten afhangen van wat je wel of niet produceert, om niet meer degene te willen zijn die de uitkomst controleert, dat gaat in tegen onze menselijke natuur, tegen ons verlangen de winnaar te willen zijn, de meeste en de sterkste. Het is niet plausibel.
Het opgeven van controle, de ‘macht van de linkerhand’, is wat Jezus bedoelt als hij het heeft over het sterven aan jezelf. “Wie probeert zijn leven veilig te stellen zal het verliezen, maar wie het verliest zal het behouden” (Lukas 17:33). Hij bedoelt hier niet dat we onszelf moeten haten, of dat we beter dood zouden kunnen zijn. Hij bedoelt dat we de controle over ons leven en de uitkomsten ervan moeten opgeven. We moeten ons oordeel of we genoeg doen of niet genoeg loslaten, en ons zelfbeeld niet meer ontlenen aan de resultaten die we boeken. Omdat we nu eenmaal verslaafd zijn aan het oordelen (dat is de oerzonde: het willen zijn als God, het kunnen beslissen wat goed is en wat niet goed is), voelt dit als sterven.
Maar alleen als we op deze manier ‘dood’ zijn voor de zondige, menselijke manier van het leveren van resultaten, kunnen we het leven met eeuwigheidswaarde van God ontvangen. Dit is het leven dat Hij ons alleen uit eigen beweging kan geven, een vrije gave, een geschenk. Hij geeft ons een onverdeelde betekenis door zijn scheppende woord, hij geeft ons oneindige liefde omdat hij daarvoor kiest. Hij schenkt ons de schoonheid, de intimiteit en het avontuur die horen bij Zijn Verhaal. Hij geeft ‘aan iedereen leven en adem en al het andere’ (Handelingen 17:25). “Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven” (2 Petrus 1:3). God neemt ons uit zijn eigen initiatief op in de eeuwige dans van de drie-eenheid, een dans die vervolgens ook door ons tot expressie komt, en de wereld om ons heen verandert. Het enige dat wij hoeven doen is deze dynamische werkelijkheid, dit eeuwige leven, niet tegen te houden. Dat is het evangelie, het goede nieuws.
Het ‘sterven aan jezelf’ is dus niet een daad van zelfbeschadiging, van zelfhaat of zelfverachting. Het betekent ook niet dat je nooit meer een woord zegt, of nooit meer een initiatief neemt, dat je je eigen persoon volledig laat verdwijnen. Dat je kiest voor totale onvrijheid. Het is niet een actief dienen van het negatieve. Nee - het is juist het niet in de weg staan van het positieve. Het is de weg van de zwakheid, van jezelf openstellen, van durven ontvangen. Wie dood is, kan zelf niet meer zijn leven controleren. Hij kan het leven alleen door zich laten stromen. En is zo dus juist vrij om helemaal zichzelf te zijn, om te spreken, om initiatief te nemen, om lief te hebben, schoonheid te creeeren en voor gerechtigheid te strijden.
Lees de woorden van Robert Farrar Capon: “I want you to hold out your right hand, palm up, and imagine that someone is placing, one after another, all sorts of good gifts in it. Make the good things whatever you like - M & M’s, weekends in Acapulco, winnin the lottery, falling in love, having perfect children, being wise, talented, good looking and humble besides - anything. But nuw consider. There are two ways your hand can resond to those goods. It can respond to them as a live hand and try to clutch, to hold onto the single good that is in it in at any given moment - thus closing itself to all other possible goods; or it can respond as a dead hand - in which case it will simply lie there perpetually open to all the goods in the comings and the goings of their dance. When I talk about being dead, accordingly, I have in mind not the absence of interest in the dance of living, but the absence of clutching at our partners in the dance - not not-dancing, if you will, but not-trying-to-stop-the-dance. In a way, that is nothing more than gurus and spiritual advisers the world over have been saying for millennia. But it is also, I believe, quite specifically the way the Gospel invites us to live.” (Kingdom, Grace, Judgment).

De resultaten komen vanzelf, ons leven draagt vrucht, niet als we ons richten op de resultaten zelf, als we presteren, maar als we ons richten op “alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.” (Filippenzen 4:8). Als we onze blik gericht houden op degene die “de weg, de waarheid en het leven” zelf is (Johannes 14:6), als we ons zien als karakters in ZIJN verhaal, zullen we over Hem enthousiast worden, dan zullen we op een andere manier willen gaan leven, dan zullen we anderen (dichtbij en ver weg) willen liefhebben, dan zullen we zinvolle relaties willen aangaan, dan zullen we kunst willen bewonderen en maken, en dan zullen we betekenisvolle avonturen willen beleven. Dan zullen we zijn vrucht dragen.
Bij de stresstraining op kantoor lukte het niet mijn hartslag in een mooi patroon te krijgen door mezelf daartoe te dwingen en te letten op het resultaat. In plaats daarvan bracht ik me een mooie herinnering te binnen, van de schoonheid van een snoek die ik van de zomer zag in een sloot, van zeeanemonen in een getijdepoel. Ik beleefde die momenten opnieuw, en beleefde ook opnieuw de verwondering over de onverwachte schoonheid van deze ontdekkingen. En prompt veranderde mijn hartslag, verdween de stress, en verscheen op het scherm een keurige curve. Het was een vrucht, geen prestatie.