De afgelopen maanden bestond de ‘rode draad’ van mijn blog uit mijn serie ‘Terug naar de basis’. Daarin probeerde ik voor mezelf te verwoorden waarom ik nog steeds in Jezus blijf geloven, als ik leef in een wereld vol lijden en verdriet, waar de materialistische verklaringen van wetenschappers behoorlijk overtuigend zijn, en waar ik de aanwezigheid van God maar zelden voel. Mijn conclusie was dat ik niet geloofde op basis van rationele onderbouwing van een theorie (hoewel het christelijk geloof niet anti-rationeel is) en niet op basis van bepaalde emotionele ervaringen van extase of transcendentie (hoewel veel gelovigen dat soort ervaringen beschreven hebben en als iets heel positiefs), maar dat ik geloof omdat ik van alle verhalen over de werkelijkheid, Gods verhaal het mooist vindt.
Anders gezegd: ik geloof omdat ik verlang naar een leven in dat verhaal, in die werkelijkheid. Ik citeerde in mijn laatste bericht Stefan Paas, die met Augustinus betoogde dat mensen geen denkende wezens zijn, maar liefhebbende wezens. Wat wij willen wordt niet bepaald door onze ratio in de eerste plaats, maar door ons verlangen, onze liefde. En wat we verlangen, wat we liefhebben, wordt bepaald door de waarde, de betekenis die we toekennen aan de wereld en de mensen om ons heen. Iets dat we betekenisloos vinden, iets dat niet waardevol voor ons is, willen we niet kennen of bezitten. De betekenis van onszelf, de mensen om ons heen, en het heelal is afhankelijk van de verhalen die we daarover vertellen.
Het goede nieuws dat Jezus kwam brengen, was dat van Gods verhaal. Namelijk dat God aan alle mensen, voorwerpen, het hele heelal, een onvervangbare, onwrikbare betekenis toekende. Hij is de Schepper, wat gelijk staat aan te zeggen: Hij is Koning. Alles wat is, ontleent zijn betekenis, zijn bestaan, zijn leven, aan het woord, het verhaal, van God. Dat wil zeggen: we bestaan, we leven, omdat God van ons houdt (want ‘houden van’ is ‘betekenis hechten aan’). Er is geen andere bron van leven, van betekenis. Alle andere wegen, alle andere verhalen, leiden alleen maar tot de dood, tot betekenisloosheid. Daarom is de aankondiging van het Koninkrijk van God ook zulk goed nieuws, voor alle mensen, voor de hele schepping.
Maar deze aankondiging stelt ons wel voor de keus: houden we vast aan onze eigen verhalen, onze eigen zingeving van ons leven, of geven we die op, sterven we aan onszelf, en laten we ons voortaan betekenis geven door Gods liefde? Ontvangen we van Hem het leven van de Eeuwigheid? Door dat te doen treden we in de voetsporen van Jezus, worden we met Hem vereenzelvigd. Hij sprak namelijk niet alleen over het koninkrijk, over het verhaal van God: Hij IS het Verhaal van God. In zijn leven (waarbij hij zijn betekenis alleen van God ontving), in zijn dood (waarin hij afzag van elke zelfrechtvaardiging, elke zelfbevestiging), in zijn opstanding (door de kracht van God en niet door eigen kracht) en zijn verhoging (God geeft hem de positie waarvoor Hij bedoeld was). Hij roept ons vervolgens op om op Hem te vertrouwen in alles, te sterven aan onze eigen centrale positie in ons verhaal, en ons door God nieuw leven te laten geven en zo onze plek in te nemen in Gods verhaal. Jezus’ verhaal (dat is: Gods verhaal, Gods koninkrijk), wordt ons verhaal, ons leven. En zo worden wij zoals God ons bedoeld heeft.
Een beter verhaal is er niet. Ik word er enthousiast over, ik ga ernaar verlangen. Ik geloof erin.
Dit is echter niet hoe in veel kerken over het geloof wordt gesproken. Het is ook niet hoe ik in de kerk waar ik opgroeide over God hoorde. Ik hoorde een heel ander verhaal. Ik hoorde dat ik een zondaar was, zonder dat ik daar zelf voor gekozen had. Ik hoorde dat God boos op mij was, en daarom eigenlijk niets anders kon of wilde dan mij voor eeuwig straffen. Ik hoorde dat Jezus tussenbeide was gekomen, en dat God Hem had gestraft en niet mij. Ik hoorde dat als ik dat maar geloofde, dat ik dan naar de hemel zou gaan. Ik hoorde dat ik in de tussentijd mijn best moest doen om goed te leven, want ik was dan wel gered van het oordeel, maar God was eigenlijk nog steeds boos op mijn zonde. Ik moest hem niet verder teleurstellen. Aan de ene kant was ik blij dat ik voor eeuwig gered was en naar de hemel ging, aan de andere kant was ik voortdurend bang om tekort te schieten en ‘te licht te worden bevonden’. Dit was het ‘evangelie’ werd mij gezegd.
Een groot deel van wat ik schrijf op mijn blog, is bedoeld om af te rekenen met dit verwrongen beeld van God en van zijn bedoeling. God is niet boos op mij, zelfs niet als ik niet ‘schuil achter het bloed van Jezus’. God is nu en te allen tijde Liefde. Maar de realiteit is dat wat ik ben gaan zien als een vals evangelie (wat Dallas Willard noemt: het evangelie van zondemanagement) in de kerk waar ik opgroeide wel werd onderbouwd door bijbelteksten. De bijbel gebruikt wel degelijk de beeldspraak van rechtspraak. Van God als rechter, van de duivel als aanklager, van Jezus als advocaat, en als degene die straf ondergaat in onze plaats. Ik sprak laatst met een vriend van vroeger. Die had een paar van mijn stukken gelezen op mijn blog. En hij merkte op: “Jij hebt niet zoveel met het idee van verzoening door plaatsvervanging he?” Hij vond dat een probleem, omdat het wel in de bijbel voorkomt. En misschien hebben meer lezers van mijn blog het idee dat ik me verzet tegen ideeen die duidelijk in de bijbel staan en dat ik een theologie wil opbouwen die op andere dingen is gebaseerd dan Gods woord. Ik hoop dat mijn liefde voor de bijbel ondertussen wel is gebleken uit mijn stukken (lees anders Indrukwekkende Vrijheid nog eens en verbaas je over de hoeveelheid bijbelteksten die ik uit puur enthousiasme aanhaal). Ik geloof in de bijbel. Ik geloof ook in bovengenoemde teksten die gaan over het offer van Jezus voor onze zonden. Ik geloof echter niet in de theorie van de verzoening die daarvan is afgeleid. Of beter: ik geloof niet dat het de enige theorie is die de feiten (de bijbelteksten) verklaart, en ook niet dat deze verzoeningstheorie het Verhaal van God omvat. Het is eerder andersom.
Om bij het eerste te beginnen: de in de evangelische wereld gehanteerde verzoeningsleer (de mens is zondig, God is rechter en moet de mens straffen, Jezus draagt de straf, en wie dat voor waar aanneemt gaat naar de hemel) is maar een interpretatie van de bijbelse gegevens. Deze theorie staat nergens letterlijk zo uitgespeld. Het betoog uit de eerste hoofdstukken van de Romeinenbrief bevat veel van de genoemde elementen, maar geeft nergens een zo heldere samenvatting dat deze leer er als absolute waarheid uit afgeleid kan worden. Sterker nog: de ‘verzoening door plaatsvervanging’ blijkt in de theologie een vrij recente theorie - opgesteld rond het jaar 1000 door Anselmus. Al die eeuwen daarvoor interpreteerden christenen de bijbelteksten op een heel andere wijze. De ‘Christus victor’-theorie van de verzoening - waarbij Jezus door zijn dood en opstanding de macht van zonde en dood overwon en ons van de overheersing daarvan bevrijdde - had toen de overhand. Er zijn nog wat meer ‘theorieen van de verzoening’ - die allemaal een kant belichten van het werk van Jezus. Om een ervan tot absoluut te verklaren, beperkt ons zicht op wat Jezus deed.
Bovendien is de theorie over onze redding te klein om te dienen als basis voor ons geloof en onze geloofsbeleving. Je leven baseren op deze leer leidt ertoe dat je een verstandelijke keuze maakt voor of tegen Jezus - en dan voor altijd gered bent. Maar het leidt niet tot een veranderd leven, het leidt niet tot mensen die van harte Jezus volgen en anderen liefhebben, het leidt ook niet (dat deed het in elk geval niet bij mij) tot liefde voor God (want die was boos op mij, als hij mij niet zag door Jezus heen), en ook niet tot enthousiasme over het evangelie (ik moest anderen vertellen dat ze moesten stoppen met het doen van wat ze graag wilden, maar allerlei dingen moesten doen die ze niet wilden. Geen goed nieuws.)
Deze theorie liet namelijk geen ruimte voor het goede nieuws van het koninkrijk van God (dat was in onze gemeente een vrij onbekend begrip. We waren zo wie zo geneigd om te denken dat wat Jezus zijn discipelen vertelde niet voor ons gold, omdat wij leefden na Jezus’ dood en opstanding), deze theorie liet geen ruimte voor de geschiedenis van Israel (alleen als bron van voorbeelden voor ‘typologische uitleg’, maar niet als deel van de heilsgeschiedenis zelf), maar ook niet werkelijk voor de opstanding van Jezus (alleen als ‘bevestiging’ van Jezus’ goddelijkheid, niet als noodzakelijk voor ons behoud. Alles was aan het kruis gebeurd. Daarom hoefden we het maar een keer per jaar over de opstanding te hebben en elke andere zondag over het kruis). De verzoeningsleer bood geen plek voor sociale gerechtigheid of zorg voor de schepping (deze wereld stond onder het oordeel en zou vergaan), en discipelschap werd gereduceerd tot bidden en bijbellezen. Er was geen ruimte voor de hele menselijke ervaring (schrijven en kunst waren bijzaken, hooguit afleiding) of voor echt gemeente zijn (het ging erom Jezus te aanbidden, niet om echt relaties met elkaar te hebben).
Maar als we het omdraaien, blijkt de leer over de redding wel te passen in het Grote Verhaal van God, zoals ik dat in de afgelopen blogberichten uiteenzette. We kunnen het Grote Verhaal van het koninkrijk, niet zien door de bril van de ‘verzoening door plaatsvervanging’, maar kunnen de ‘verzoening door plaatsvervanging’ wel zien door de bril van Gods scheppende liefde, Gods koninkrijk. Want als wij onszelf centraal stellen en niet God (de wortel van de zonde), snijden we ons af van de bron van het leven, en ervaren we daarvan de gevolgen. Dat is ons oordeel. ‘Het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht’ (Johannes 3:19). En Jezus identificeerde zich inderdaad met de Godverlatenheid waar wij voor hadden gekozen, en al de gevolgen ervan. Hij nam dus onze zonde en de consequenties ervan op zich, precies zoals de verzoeningstheorie het wil, zodat wij die niet meer hoeven ervaren. Want Jezus werd uit de dood opgewekt, en ook daarin worden wij met Hem geidentificeerd. God accepteert ons als zijn kinderen en zijn leven gaat door ons heen stromen.
Jezus’ dood en opstanding hadden echter grotere gevolgen dan de kwijtschelding van de zonde van het individu alleen. Ze betekenden de overwinning van Gods scheppende liefde. Ze bewerkten leven uit de dood, een nieuwe (of vernieuwde) schepping. Die zich uitte in de levens van mensen, maar uiteindelijk leidt tot een vernieuwde hemel en aarde, waar gerechtigheid woont. Uiteindelijk zal Gods koningschap hersteld zijn, zal Gods verhaal de enige bron van betekenis zijn, en zal de liefde zoals die zichtbaar werd in Jezus het laatste woord hebben. Dat Jezus ons redde van onze zonden, is daar een onderdeel van, maar is niet de hoofdzaak. Zie bijvoorbeeld de oudste samenvatting van het goede nieuws dat de apostelen brachten, die Paulus geeft in 1 Korintiers 15: “Het evangelie ... dat uw redding is ... dat christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen ...” Zelfs het schema van de redding uit de Romeinenbrief staat in het kader van ‘het evangelie over Gods Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus onze Heer, opstond uit de dood.’ Ook in 2 Korintiers 5 plaatst Paulus Jezus’ verzoenende dood in het kader van Jezus’ opstanding en de vernieuwing van de hele schepping. ‘We zijn ervan overtuigd dat een mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat hij voor allen is gestorven, opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt ... daarom ook is iemand die een met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Dit alles is het werk van God’ (v14-17). Het verhaal van Jezus' leven, dood en opstanding is het goede nieuws.
Ik lees op dit moment het boek The King Jesus Gospel van de Amerikaanse theoloog Scot McKnight. Hij legt uit dat veel christenen het goede nieuws beperken tot de boodschap over de redding. Maar dat het evagelie voor de eerste christenen veel breder was. Het was de boodschap dat in Jezus het verhaal van God tot zijn vervulling kwam - het verhaal dat in het Oude Testament begon, namelijk van Gods regering op Aarde. Jezus was de beloofde koning, door wie die regering werkelijkheid zou worden. McKnight citeert onder andere een van mijn favoriete schrijvers N.T. Wright: “The gospel is not a system of how people get saved. The announcement of the gospel results in people getting saved ... But ‘the gospel' itself, strictly speaking, is the narrative proclamation of King Jesus. Or, to put it yet more compactly: Jesus, the crucified and risen messiah is Lord.” Het evangelie is het verhaal over Jezus, zegt McKnight, aan de hand van 1 Korintiers 15. “The authentic apostolic gospel, the gospel Paul received and passed on and the one the Corinthians received, concerns these events in the life of Jesus: that Christ died, that Christ was buried, that Christ was raised and that Christ appeared. The gospel is the story of the crucial events in the life of Jesus Christ. Instead of ‘four spiritual laws’ which for many holds up our salvation culture, the earliest gospel concerned four events or chapters in the life of Jesus Christ.” Door het alleen maar te hebben over de redding van onze zonden ontstaat een ‘reddingscultuur’ in de kerk, waarbij het alleen maar gaat om het eenmalig maken van een keuze voor Jezus, en niet om een leven van discipelschap, een leven dat van navolging. “The plan of salvation is not the gospel”, benadrukt McKnight. “The plan of salvation emerges from the story of Israel/Bible and from the Story of Jesus, but the plan and the gospel are not the same big idea ... The ‘gospel’ cannot be reduced to the plan of salvation. Instead, the plan of salvation, flows out of and is founded upon the story of Israel and the Story of Jesus. The good news is that the more we submerge ‘salvation’ into the larger idea ‘gospel’, the more robust will become our understanding of salvation.” Christen zijn is namelijk, zoals ik in deze serie heb betoogd, niet het rationeel aannemen van een set geloofswaarheden. Het is het opnemen van het juk van Jezus, het sterven met Hem, dat wil zeggen: Hem volgen in zijn dood, in de hoop met hem uit de dood op te staan. Het is een leven dat niet om het eigen gelijk en geluk draait, maar om de wetenschap door God geliefd te zijn, en zelf de naaste en God op dezelfde manier lief te hebben. Dat is wat Jezus’ dood en opstanding mogelijk hebben gemaakt. Dat is het Grote Verhaal, dat is goed nieuws.
Anders gezegd: ik geloof omdat ik verlang naar een leven in dat verhaal, in die werkelijkheid. Ik citeerde in mijn laatste bericht Stefan Paas, die met Augustinus betoogde dat mensen geen denkende wezens zijn, maar liefhebbende wezens. Wat wij willen wordt niet bepaald door onze ratio in de eerste plaats, maar door ons verlangen, onze liefde. En wat we verlangen, wat we liefhebben, wordt bepaald door de waarde, de betekenis die we toekennen aan de wereld en de mensen om ons heen. Iets dat we betekenisloos vinden, iets dat niet waardevol voor ons is, willen we niet kennen of bezitten. De betekenis van onszelf, de mensen om ons heen, en het heelal is afhankelijk van de verhalen die we daarover vertellen.
Het goede nieuws dat Jezus kwam brengen, was dat van Gods verhaal. Namelijk dat God aan alle mensen, voorwerpen, het hele heelal, een onvervangbare, onwrikbare betekenis toekende. Hij is de Schepper, wat gelijk staat aan te zeggen: Hij is Koning. Alles wat is, ontleent zijn betekenis, zijn bestaan, zijn leven, aan het woord, het verhaal, van God. Dat wil zeggen: we bestaan, we leven, omdat God van ons houdt (want ‘houden van’ is ‘betekenis hechten aan’). Er is geen andere bron van leven, van betekenis. Alle andere wegen, alle andere verhalen, leiden alleen maar tot de dood, tot betekenisloosheid. Daarom is de aankondiging van het Koninkrijk van God ook zulk goed nieuws, voor alle mensen, voor de hele schepping.
Maar deze aankondiging stelt ons wel voor de keus: houden we vast aan onze eigen verhalen, onze eigen zingeving van ons leven, of geven we die op, sterven we aan onszelf, en laten we ons voortaan betekenis geven door Gods liefde? Ontvangen we van Hem het leven van de Eeuwigheid? Door dat te doen treden we in de voetsporen van Jezus, worden we met Hem vereenzelvigd. Hij sprak namelijk niet alleen over het koninkrijk, over het verhaal van God: Hij IS het Verhaal van God. In zijn leven (waarbij hij zijn betekenis alleen van God ontving), in zijn dood (waarin hij afzag van elke zelfrechtvaardiging, elke zelfbevestiging), in zijn opstanding (door de kracht van God en niet door eigen kracht) en zijn verhoging (God geeft hem de positie waarvoor Hij bedoeld was). Hij roept ons vervolgens op om op Hem te vertrouwen in alles, te sterven aan onze eigen centrale positie in ons verhaal, en ons door God nieuw leven te laten geven en zo onze plek in te nemen in Gods verhaal. Jezus’ verhaal (dat is: Gods verhaal, Gods koninkrijk), wordt ons verhaal, ons leven. En zo worden wij zoals God ons bedoeld heeft.
Een beter verhaal is er niet. Ik word er enthousiast over, ik ga ernaar verlangen. Ik geloof erin.
Dit is echter niet hoe in veel kerken over het geloof wordt gesproken. Het is ook niet hoe ik in de kerk waar ik opgroeide over God hoorde. Ik hoorde een heel ander verhaal. Ik hoorde dat ik een zondaar was, zonder dat ik daar zelf voor gekozen had. Ik hoorde dat God boos op mij was, en daarom eigenlijk niets anders kon of wilde dan mij voor eeuwig straffen. Ik hoorde dat Jezus tussenbeide was gekomen, en dat God Hem had gestraft en niet mij. Ik hoorde dat als ik dat maar geloofde, dat ik dan naar de hemel zou gaan. Ik hoorde dat ik in de tussentijd mijn best moest doen om goed te leven, want ik was dan wel gered van het oordeel, maar God was eigenlijk nog steeds boos op mijn zonde. Ik moest hem niet verder teleurstellen. Aan de ene kant was ik blij dat ik voor eeuwig gered was en naar de hemel ging, aan de andere kant was ik voortdurend bang om tekort te schieten en ‘te licht te worden bevonden’. Dit was het ‘evangelie’ werd mij gezegd.
Een groot deel van wat ik schrijf op mijn blog, is bedoeld om af te rekenen met dit verwrongen beeld van God en van zijn bedoeling. God is niet boos op mij, zelfs niet als ik niet ‘schuil achter het bloed van Jezus’. God is nu en te allen tijde Liefde. Maar de realiteit is dat wat ik ben gaan zien als een vals evangelie (wat Dallas Willard noemt: het evangelie van zondemanagement) in de kerk waar ik opgroeide wel werd onderbouwd door bijbelteksten. De bijbel gebruikt wel degelijk de beeldspraak van rechtspraak. Van God als rechter, van de duivel als aanklager, van Jezus als advocaat, en als degene die straf ondergaat in onze plaats. Ik sprak laatst met een vriend van vroeger. Die had een paar van mijn stukken gelezen op mijn blog. En hij merkte op: “Jij hebt niet zoveel met het idee van verzoening door plaatsvervanging he?” Hij vond dat een probleem, omdat het wel in de bijbel voorkomt. En misschien hebben meer lezers van mijn blog het idee dat ik me verzet tegen ideeen die duidelijk in de bijbel staan en dat ik een theologie wil opbouwen die op andere dingen is gebaseerd dan Gods woord. Ik hoop dat mijn liefde voor de bijbel ondertussen wel is gebleken uit mijn stukken (lees anders Indrukwekkende Vrijheid nog eens en verbaas je over de hoeveelheid bijbelteksten die ik uit puur enthousiasme aanhaal). Ik geloof in de bijbel. Ik geloof ook in bovengenoemde teksten die gaan over het offer van Jezus voor onze zonden. Ik geloof echter niet in de theorie van de verzoening die daarvan is afgeleid. Of beter: ik geloof niet dat het de enige theorie is die de feiten (de bijbelteksten) verklaart, en ook niet dat deze verzoeningstheorie het Verhaal van God omvat. Het is eerder andersom.
Om bij het eerste te beginnen: de in de evangelische wereld gehanteerde verzoeningsleer (de mens is zondig, God is rechter en moet de mens straffen, Jezus draagt de straf, en wie dat voor waar aanneemt gaat naar de hemel) is maar een interpretatie van de bijbelse gegevens. Deze theorie staat nergens letterlijk zo uitgespeld. Het betoog uit de eerste hoofdstukken van de Romeinenbrief bevat veel van de genoemde elementen, maar geeft nergens een zo heldere samenvatting dat deze leer er als absolute waarheid uit afgeleid kan worden. Sterker nog: de ‘verzoening door plaatsvervanging’ blijkt in de theologie een vrij recente theorie - opgesteld rond het jaar 1000 door Anselmus. Al die eeuwen daarvoor interpreteerden christenen de bijbelteksten op een heel andere wijze. De ‘Christus victor’-theorie van de verzoening - waarbij Jezus door zijn dood en opstanding de macht van zonde en dood overwon en ons van de overheersing daarvan bevrijdde - had toen de overhand. Er zijn nog wat meer ‘theorieen van de verzoening’ - die allemaal een kant belichten van het werk van Jezus. Om een ervan tot absoluut te verklaren, beperkt ons zicht op wat Jezus deed.
Bovendien is de theorie over onze redding te klein om te dienen als basis voor ons geloof en onze geloofsbeleving. Je leven baseren op deze leer leidt ertoe dat je een verstandelijke keuze maakt voor of tegen Jezus - en dan voor altijd gered bent. Maar het leidt niet tot een veranderd leven, het leidt niet tot mensen die van harte Jezus volgen en anderen liefhebben, het leidt ook niet (dat deed het in elk geval niet bij mij) tot liefde voor God (want die was boos op mij, als hij mij niet zag door Jezus heen), en ook niet tot enthousiasme over het evangelie (ik moest anderen vertellen dat ze moesten stoppen met het doen van wat ze graag wilden, maar allerlei dingen moesten doen die ze niet wilden. Geen goed nieuws.)
Deze theorie liet namelijk geen ruimte voor het goede nieuws van het koninkrijk van God (dat was in onze gemeente een vrij onbekend begrip. We waren zo wie zo geneigd om te denken dat wat Jezus zijn discipelen vertelde niet voor ons gold, omdat wij leefden na Jezus’ dood en opstanding), deze theorie liet geen ruimte voor de geschiedenis van Israel (alleen als bron van voorbeelden voor ‘typologische uitleg’, maar niet als deel van de heilsgeschiedenis zelf), maar ook niet werkelijk voor de opstanding van Jezus (alleen als ‘bevestiging’ van Jezus’ goddelijkheid, niet als noodzakelijk voor ons behoud. Alles was aan het kruis gebeurd. Daarom hoefden we het maar een keer per jaar over de opstanding te hebben en elke andere zondag over het kruis). De verzoeningsleer bood geen plek voor sociale gerechtigheid of zorg voor de schepping (deze wereld stond onder het oordeel en zou vergaan), en discipelschap werd gereduceerd tot bidden en bijbellezen. Er was geen ruimte voor de hele menselijke ervaring (schrijven en kunst waren bijzaken, hooguit afleiding) of voor echt gemeente zijn (het ging erom Jezus te aanbidden, niet om echt relaties met elkaar te hebben).
Maar als we het omdraaien, blijkt de leer over de redding wel te passen in het Grote Verhaal van God, zoals ik dat in de afgelopen blogberichten uiteenzette. We kunnen het Grote Verhaal van het koninkrijk, niet zien door de bril van de ‘verzoening door plaatsvervanging’, maar kunnen de ‘verzoening door plaatsvervanging’ wel zien door de bril van Gods scheppende liefde, Gods koninkrijk. Want als wij onszelf centraal stellen en niet God (de wortel van de zonde), snijden we ons af van de bron van het leven, en ervaren we daarvan de gevolgen. Dat is ons oordeel. ‘Het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht’ (Johannes 3:19). En Jezus identificeerde zich inderdaad met de Godverlatenheid waar wij voor hadden gekozen, en al de gevolgen ervan. Hij nam dus onze zonde en de consequenties ervan op zich, precies zoals de verzoeningstheorie het wil, zodat wij die niet meer hoeven ervaren. Want Jezus werd uit de dood opgewekt, en ook daarin worden wij met Hem geidentificeerd. God accepteert ons als zijn kinderen en zijn leven gaat door ons heen stromen.
Jezus’ dood en opstanding hadden echter grotere gevolgen dan de kwijtschelding van de zonde van het individu alleen. Ze betekenden de overwinning van Gods scheppende liefde. Ze bewerkten leven uit de dood, een nieuwe (of vernieuwde) schepping. Die zich uitte in de levens van mensen, maar uiteindelijk leidt tot een vernieuwde hemel en aarde, waar gerechtigheid woont. Uiteindelijk zal Gods koningschap hersteld zijn, zal Gods verhaal de enige bron van betekenis zijn, en zal de liefde zoals die zichtbaar werd in Jezus het laatste woord hebben. Dat Jezus ons redde van onze zonden, is daar een onderdeel van, maar is niet de hoofdzaak. Zie bijvoorbeeld de oudste samenvatting van het goede nieuws dat de apostelen brachten, die Paulus geeft in 1 Korintiers 15: “Het evangelie ... dat uw redding is ... dat christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen ...” Zelfs het schema van de redding uit de Romeinenbrief staat in het kader van ‘het evangelie over Gods Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David, aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus onze Heer, opstond uit de dood.’ Ook in 2 Korintiers 5 plaatst Paulus Jezus’ verzoenende dood in het kader van Jezus’ opstanding en de vernieuwing van de hele schepping. ‘We zijn ervan overtuigd dat een mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat hij voor allen is gestorven, opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt ... daarom ook is iemand die een met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. Dit alles is het werk van God’ (v14-17). Het verhaal van Jezus' leven, dood en opstanding is het goede nieuws.
Ik lees op dit moment het boek The King Jesus Gospel van de Amerikaanse theoloog Scot McKnight. Hij legt uit dat veel christenen het goede nieuws beperken tot de boodschap over de redding. Maar dat het evagelie voor de eerste christenen veel breder was. Het was de boodschap dat in Jezus het verhaal van God tot zijn vervulling kwam - het verhaal dat in het Oude Testament begon, namelijk van Gods regering op Aarde. Jezus was de beloofde koning, door wie die regering werkelijkheid zou worden. McKnight citeert onder andere een van mijn favoriete schrijvers N.T. Wright: “The gospel is not a system of how people get saved. The announcement of the gospel results in people getting saved ... But ‘the gospel' itself, strictly speaking, is the narrative proclamation of King Jesus. Or, to put it yet more compactly: Jesus, the crucified and risen messiah is Lord.” Het evangelie is het verhaal over Jezus, zegt McKnight, aan de hand van 1 Korintiers 15. “The authentic apostolic gospel, the gospel Paul received and passed on and the one the Corinthians received, concerns these events in the life of Jesus: that Christ died, that Christ was buried, that Christ was raised and that Christ appeared. The gospel is the story of the crucial events in the life of Jesus Christ. Instead of ‘four spiritual laws’ which for many holds up our salvation culture, the earliest gospel concerned four events or chapters in the life of Jesus Christ.” Door het alleen maar te hebben over de redding van onze zonden ontstaat een ‘reddingscultuur’ in de kerk, waarbij het alleen maar gaat om het eenmalig maken van een keuze voor Jezus, en niet om een leven van discipelschap, een leven dat van navolging. “The plan of salvation is not the gospel”, benadrukt McKnight. “The plan of salvation emerges from the story of Israel/Bible and from the Story of Jesus, but the plan and the gospel are not the same big idea ... The ‘gospel’ cannot be reduced to the plan of salvation. Instead, the plan of salvation, flows out of and is founded upon the story of Israel and the Story of Jesus. The good news is that the more we submerge ‘salvation’ into the larger idea ‘gospel’, the more robust will become our understanding of salvation.” Christen zijn is namelijk, zoals ik in deze serie heb betoogd, niet het rationeel aannemen van een set geloofswaarheden. Het is het opnemen van het juk van Jezus, het sterven met Hem, dat wil zeggen: Hem volgen in zijn dood, in de hoop met hem uit de dood op te staan. Het is een leven dat niet om het eigen gelijk en geluk draait, maar om de wetenschap door God geliefd te zijn, en zelf de naaste en God op dezelfde manier lief te hebben. Dat is wat Jezus’ dood en opstanding mogelijk hebben gemaakt. Dat is het Grote Verhaal, dat is goed nieuws.