Ik ben een fan van Calvin and Hobbes, de bekende stripserie van Bill Watterson. Vaak als ik in de greep ben van melancholie, grijp ik als medicijn naar een van de bundels in mijn boekenkast. De avonturen van het zesjarige jongetje met de grote fantasie en zijn wijze speelgoedtijger (of is hij toch echt?) weten altijd weer een glimlach op mijn gezicht te brengen, ook al heb ik ze al twintig keer gelezen. Ik denk dat het is omdat de strips uit deze serie de donkere kanten van het leven niet maskeren. Calvin wordt gepest op school, hij krijgt op zijn kop van de sportleraar omdat hij niet meedoet, hij wordt opgezadeld met een strenge babysitter. Calvin staat onder druk, zoveel is duidelijk. Maar hij wordt niet cynisch. Er is een pad dat wegleidt uit de wereld van regels, prestaties en gehoorzaamheid, en dat is dat van de ongedwongen vriendschap met Hobbes en hun gedeelde verbeelding. Die komt onder andere tot uiting in het spel Calvinball.
Wie Calvin and Hobbes kent, hoef ik niet te vertellen wat Calvinball is. Voor wie het niet kent - je moet het meemaken om het te weten. Het is namelijk niet te vergelijken met enig andere sport. Er zijn namelijk geen regels. Of beter gezegd: de regels worden door de spelers ter plekke verzonnen. Er is dus ook geen werkelijke score. “Het staat 12 tegen Q”, concludeert Hobbes ergens. Uiteindelijk speel je het spel dus niet om het te winnen. Richard Beck wijdde op Experimental Theology een hele serie berichten aan de theologie van Calvin and Hobbes. Over Calvinball zegt hij: “In contrast to organized sports, Calvinball doesn't create winners and losers. The fun is simply the game itself. There is no outcome other than joy.”
Die vreugde is waarom Calvin en Hobbes het spel spelen. Maar ze kunnen die vreugde niet tot stand brengen door zich daarop te richten. Ze kunnen er niet hard aan werken, er niet voor strijden. Die vreugde is een automatisch gevolg van het spel, een bijproduct van een leven zonder controle, zonder maatstaven, zonder oordeel. Anders gezegd: de enige manier om de vreugde te ervaren is het spel te laten gebeuren, het over je heen te laten komen.
Het is niet voor niets dat ik deze strips lees als ik me ‘down’ voel - want dat is vaker wel dan niet het gevolg van de druk die ik ervaar om te presteren. Druk uit de maatschappij, druk uit de kerk, druk uit mijn eigen hart. Druk om iets van mijn leven te maken, druk om mee te tellen, druk om productief te zijn. Ik meet mijn belang af van wat ik allemaal tot stand breng. Maar tegelijk weet ik minder te bereiken dan ik eigenlijk wil, en daar veroordeel ik mijzelf om. En dan probeer ik weer harder te presteren. Ik zet al mijn wilskracht in om mezelf productief te voelen. Maar daardoor word ik alleen maar onzekerder. Mijn poging mijn leven met mijn eigen kracht onder controle te willen brengen werkt averechts. Ik lig er ‘s nachts wakker door - juist op het moment dat ik er niet iets aan kan doen, als ik niets kan presteren. Ik begin tot de conclusie te komen dat ik mezelf op deze manier alleen maar tegenwerk. Op de Mockingbirdblog wordt dezelfde conclusie getrokken: “It’s so clearly not a matter of people needing to try harder. Indeed, the areas of our lives that are impervious to management can’t help but point us beyond strategy, or even medication, they stubbornly uncover our unifying weakness, and bring us to a place where the notion of a savior might begin to make sense.”
Vrijheid begint met het opgeven van het idee van controle, met het invloed willen uitoefenen op het resultaat van je leven. Vrijheid begint met het loslaten van elk oordeel, elke puntentelling die winnaars en verliezers zou kunnen opleveren. “It’s not until people let go – till we surrender all control – that we are able to recover”, suggereert Mockingbird. “It is a left-handed process entirely: great power unleashed in the midst of – and, in fact, by means of - pain and weakness.”
Dit is wat ik in mijn eerdere serie 'Terug naar de basis' beschreef als de Weg van de zwakheid: het opgeven van het idee zelf macht te kunnen uitoefenen over je eigen leven, anderen of over God. Ik heb die macht niet en zolang ik dat wel denk, houd ik mezelf gevangen, ontneem ik anderen hun vrijheid, en laat ik God niet toe in mij zijn werk te doen. De weg van de zwakheid houdt voor mij in dat ik accepteer dat ik mezelf niet kan veranderen, en dat ik dat dus ook niet hoef, net zo min als ik andere mensen kan veranderen en dat dus ook niet hoef te proberen. Ik kan de wereld niet voor Christus te winnen, ik kan mijn omgeving niet verbeteren, ik kan mezelf niet perfectioneren, ik kan niet voldoen aan welke eis van de maatschappij of kerk dan ook. En dus houd ik op me daarop te richten. Er is geen uitkomst die ik hoef te bereiken. Ik laat mijn idee van prestaties uit mijn handen vallen. In de beelden uit Calvin and Hobbes: ik laat de honkbalknuppel en de handschoen achter op het speelveld, samen met de regels wie wanneer wat moet doen, en samen met de veroordelende opmerkingen van medespelers als ik een bal door laat. Ik laat het hele idee van het inspannen om een doel te bereiken (winnen!) achter. Op de Mockingbirdblog wordt beschreven hoe deze openheid een kenmerk is van de Anonieme Alcoholisten. Het gaat er in deze groep niet om dat je je hele leven vrij blijft van je alcoholverslaving, je wordt er niet op afgerekend als je terugvalt, niemand is beter dan een ander omdat hij langer niet gedronken heeft. Het is geen spel waarbij je kunt winnen of verliezen. “I realized that one of A.A.’s singular features – one of the things that make it different from religion as it’s usually practiced – is that it’s an open-ended process. There is no ultimate “goal”; there’s no particular endline that, once having crossed it, you can say that you’ve definitively “arrived.” There aren’t any particular “metrics” – which means that there is lots of opportunity for adventure and the chance to continually learn. There is the priceless opportunity to live one’s own life, as it plays out in all its reality, under the Grace of God.”
‘Life as it plays out ...’ - schreef Mockingbird hierboven. Play! Spelen! Dit begint verdacht veel te lijken op Calvinball! Het gaat bij het spelen niet om het halen van een bepaald resultaat. Ik verwijs opnieuw naar Mockingbird, waar erop wordt gewezen dat kinderen steeds minder gelegenheid hebben om zelf te spelen, bijvoorbeeld op het schoolplein. In plaats daarvan bereiden volwassenen activiteiten voor die als doel hebben kinderen dingen te leren. Maar bij die activiteiten worden kinderen eigenlijk altijd ge-evalueerd, al was het maar door de blik van goedkeuring of afkeuring van de volwassene, en dat leidt tot onzekerheid en angst, in plaats van het zelfvertrouwen dat eigenlijk het doel van de oefening was. “[Researcher] Gray defines free play as play a child undertakes himself or herself and which is self-directed and an end in itself, rather than part of some organized activity. In school, children work for grades and praise and in adult-directed sports, they work for praise and trophies…. In free play, children do what they want to do, and the learning and psychological growth that results are byproducts, not conscious goals of the activity.”
Bij spelende kinderen wordt psychologische groei niet bereikt door te streven naar psychologische groei, maar juist door de controle los te laten en gewoon zichzelf te zijn. Want als je speelt, als je doet wat je wilt doen, ben je jezelf. En als je jezelf bent, doe je wat bij jou hoort, je brengt datgene voort dat past bij wie je bent. Je hebt daarvoor geen beloning nodig, je hoeft daar geen prijs voor te krijgen, je hoeft niet te horen of je het goed of slecht gedaan hebt. Het doen is in zichzelf de beloning. Je hoeft niet betaald te worden voor het spel dat je speelt - je doet het omdat je graag wilt spelen. En terwijl je aan het spelen bent denk je niet eens aan het feit dat je speelt. Je gaat op in het spel. Het gaat niet meer om jou. Het is als met een muzikant die een prachtig stuk van Bach speelt. Hij wordt meegesleept door de muziek. Dat lijkt het enige te zijn dat bestaat.
We kennen volgens mij allemaal die momenten waarin we in de ‘flow’ zijn. Ik herinner me goed een middag bij de Coffee Company toen ik opeens het idee kreeg voor een verhaal en gewoon begon te schrijven. De tijd vloog voorbij. Maar ik vergat niet alleen de tijd, ik vergat ook mezelf. Ik was alleen bezig met het schrijven van het verhaal, dat uit mijn vingers stroomde. En toen het verhaal af was, voelde ik me tevreden, puur en alleen omdat ik had geschreven, niet omdat het verhaal goed was of niet, of omdat ik ervoor beloond werd. Dit las ik op een site waar Mockingbird me naar verwees: “A wheelwright is not rewarded by the number or even by the quality of the wheels he makes, let alone the money he might acquire. He is rewarded solely by the experience of making a wheel, of feeling the doing-of-it in his hands, arms and feet, of achieving craft that transcends usefulness. It is in these moments that we are fully human in the world we live in, for we have left the experiencing self for the experience itself.” Het ervaren van het creatieve proces zelf, het spel zelf, is alle beloning die we nodig hebben.
Geen controle meer willen uitoefenen over de uitkomsten, maar gewoon jezelf zijn, gewoon leven. En de opbrengst, de productie, komt dan op een organische manier daaruit voort. De Anonieme Alcoholisten gaan uit van het feit dat mensen niet de kracht hebben om de verslaving te weerstaan en dat hun leven hen uit de hand is gelopen. Vervolgens nemen ze aan dat alleen een macht groter dan zijzelf in staat is hen te herstellen en te bevrijden. En ze geven hun wil en leven over aan God, zoals ze Hem begrijpen. Ze laten God zijn gang gaan in hen, in hun leven, in hun verslaving. Ze laten het spel gebeuren. En daardoor ervaren ze -stapje voor stapje- steeds meer vrijheid. Maar die vrijheid is niet iets dat ze zelf produceren, iets dat ze zelf tot stand brengen. Het is een bij-product van het vertrouwen op God. De vrijheid is niet het doel, het enige wat telt is leven in het vertrouwen op God. De vrucht verschijnt vanzelf.
Dit is precies wat Jezus vertelde over het leven in Zijn verhaal, in het Koninkrijk van God. Hij spreekt over vruchtdragen. Het is Gods bedoeling dat we vrucht dragen, en veel ook! Dertig-, zestig- en honderdvoudig. Maar het is niet Gods bedoeling dat we gaan proberen die vrucht zelf te produceren, en dat we gaan tellen bij onszelf of anderen hoe veel we al hebben opgebracht. Nee, zoals met elke plant, is de vrucht van het koninkrijk een ‘bijproduct’ van het leven van de plant, iets dat hij voortbrengt door het sap door zich te laten stromen. “Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen”, stelt Jezus. “Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen.” (Johannes 15:4,5).
De vrucht in het leven van Jezus’ volgelingen wordt door Jezus zelf voortgebracht - niet door Jezus’ volgelingen. Ze hoeven zich niet bezig te houden met de opbrengst, ze hoeven alleen ‘in Jezus’ te blijven. Dat is een mysterieuze term, maar het wil volgens mij zeggen dat ze zich voor Hem open moesten stellen, dat ze hem de gelegenheid moesten geven in hen zijn werk te doen. Ze moesten het spel van het koninkrijk in hun leven toelaten, door er ‘als een kind’ voor open te staan (Markus 10:15). Dat wil zeggen: ze moesten de eigen controle, de eigen regels, de bezorgdheid over winnen en verliezen achter zich laten en erop vertrouwen dat God in hen zou doen wat bij de mensen onmogelijk was, “want bij God is alles mogelijk” (v27). Dit opgeven van het idee zelf te kunnen presteren, is wat de bijbel beschrijft als sterven aan jezelf, het verliezen van je leven (onder je eigen controle): “Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het een enkele graankorrel, maar wanneer hij sterft, draagt hij veel vrucht” (Johannes 12:24).
Ik heb het vaker gezegd: wie dood is, kan niets meer doen om zichzelf te verbeteren, kan niets meer produceren. Hij kan alleen de opstandingskracht van God toelaten in hem en door hem heen leven voort te brengen uit de dood.
Hierin schuilt echter een listig gevaar. Want we kunnen als christenen van dit ‘sterven aan jezelf’ een regel gaan maken. We kunnen gaan spreken over ‘overgave’ en ‘vertrouwen op God’ als dingen die we zelf kunnen doen, activiteiten die we kunnen verrichten. We kunnen weer gradaties gaan aanbrengen in de mate waarin mensen zich hebben overgegeven, we kunnen weer gaan spreken over ‘winnaars’ en ‘verliezers’. We kunnen van overgave weer een manier maken om te presteren. Maar ook onze overgave aan God is een vrucht, geen prestatie. We moeten van de kansel geen overgave prediken. Het enige dat we hoeven doen, is spreken over het Koninkrijk van God, het Verhaal van God, over Jezus, en die gekruisigd. Want Jezus is zelf het zaad dat de vrucht voortbrengt (ook de vrucht van de overgave). En het zaad heeft alles in zich wat nodig is om die vrucht tot stand te brengen. Elke actieve kracht is er al in aanwezig.
Jezus is degene die alles doet. Het enige dat Hij van ons vraagt is dat we hem niet tegenhouden, dat we hem niet in de weg staan. “Gelukkig [of in andere vertalingen: zalig!] is degene die aan mij geen aanstoot neemt” (Matteus 11:6). Dat is wel heel laagdrempelig. Maar zo is het koninkrijk van God. We dragen er niet aan bij door hard te werken (zelfs niet het werk van de overgave), nee, het enige dat we doen is ons niet tegen de Koning te verzetten. We ontvangen zijn liefde en zijn kracht zoals de aarde het zaad ontvangt. De aarde doet verder niets. Het zaad springt vanzelf op. “Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.” (13:23).
Een van mijn favoriete auteurs, Robert Farrar Capon, verwijst in zijn boek Kingdom, Grace Judgement, bij dit gedeelte naar Galaten 5, waar wordt gesproken over de werken van het vlees (‘that result from our trying to achieve the fullness of life in our own way’) en over de vrucht van de Geest: ‘Those results that are not manufactured by our plausible and deliberate efforts but simply allowed to grow unimpeded under the guidance of the Spirit, who takes what is the Word’s and shows it to us. These are, every one of them, truly human traits: love, joy, peace, longsuffering, gentleness, goodness, faith, meekness, temperance. They are not results of, or rewards for, our frantic efforts to make ourselves right; rather, they are the very rightness for which our nature was made, bestowed upon us as a free gift.’ Dit is het leven waarvoor we gemaakt zijn, de vrucht die we bedoeld waren te dragen. En Jezus brengt die in ons tot stand. In dit licht moeten we volgens Capon de gelijkenis lezen. “Our response is to be one that is appropriate not to the accomplishing of a work, but to the bearing of fruit. Not the amassing of deeds, good or bad, but simply the unimpeded experiencing of our own life as the Word abundantly bestows it upon us ... He wills us whole and happy, you see; and the parable of the Sower says he will unfailingly have us so, if only we don’t get in the way.’
Om terug te komen op het voorbeeld van Calvinball. In de laatste Calvin and Hobbes-bundel, vraagt babysitter Rosalyn - de personificatie van regels en prestaties (ze is ook badjuffrouw en laat Calvin steeds zijn huiswerk doen) - welk spel Calvin wil spelen. Zijn antwoord: ‘Calvinball!’ Eerst begrijpt Rosalyn het spel niet - er zijn immers geen regels. Maar ze laat Calvin en zijn tijger wel hun gang gaan. En vervolgens wordt ze in het spel opgenomen, ze gaat eraan meedoen. Ze wordt zelfs enthousiast! Het leidt ertoe dat ze plezier heeft, ze herstelt haar relatie met Calvin, en ze weet zelfs te bereiken dat het jongetje op tijd op bed ligt - niet door te dwingen, maar door te spelen.
Dat is wat Jezus van ons vraagt, dat we ons laten opnemen in zijn spel, dat we met hem gaan meespelen. Daardoor worden we wie we altijd al hadden moeten zijn, en brengen we de vrucht voort waarvoor God ons had geschapen. "There is no outcome other than joy."
Wie Calvin and Hobbes kent, hoef ik niet te vertellen wat Calvinball is. Voor wie het niet kent - je moet het meemaken om het te weten. Het is namelijk niet te vergelijken met enig andere sport. Er zijn namelijk geen regels. Of beter gezegd: de regels worden door de spelers ter plekke verzonnen. Er is dus ook geen werkelijke score. “Het staat 12 tegen Q”, concludeert Hobbes ergens. Uiteindelijk speel je het spel dus niet om het te winnen. Richard Beck wijdde op Experimental Theology een hele serie berichten aan de theologie van Calvin and Hobbes. Over Calvinball zegt hij: “In contrast to organized sports, Calvinball doesn't create winners and losers. The fun is simply the game itself. There is no outcome other than joy.”
Die vreugde is waarom Calvin en Hobbes het spel spelen. Maar ze kunnen die vreugde niet tot stand brengen door zich daarop te richten. Ze kunnen er niet hard aan werken, er niet voor strijden. Die vreugde is een automatisch gevolg van het spel, een bijproduct van een leven zonder controle, zonder maatstaven, zonder oordeel. Anders gezegd: de enige manier om de vreugde te ervaren is het spel te laten gebeuren, het over je heen te laten komen.
Het is niet voor niets dat ik deze strips lees als ik me ‘down’ voel - want dat is vaker wel dan niet het gevolg van de druk die ik ervaar om te presteren. Druk uit de maatschappij, druk uit de kerk, druk uit mijn eigen hart. Druk om iets van mijn leven te maken, druk om mee te tellen, druk om productief te zijn. Ik meet mijn belang af van wat ik allemaal tot stand breng. Maar tegelijk weet ik minder te bereiken dan ik eigenlijk wil, en daar veroordeel ik mijzelf om. En dan probeer ik weer harder te presteren. Ik zet al mijn wilskracht in om mezelf productief te voelen. Maar daardoor word ik alleen maar onzekerder. Mijn poging mijn leven met mijn eigen kracht onder controle te willen brengen werkt averechts. Ik lig er ‘s nachts wakker door - juist op het moment dat ik er niet iets aan kan doen, als ik niets kan presteren. Ik begin tot de conclusie te komen dat ik mezelf op deze manier alleen maar tegenwerk. Op de Mockingbirdblog wordt dezelfde conclusie getrokken: “It’s so clearly not a matter of people needing to try harder. Indeed, the areas of our lives that are impervious to management can’t help but point us beyond strategy, or even medication, they stubbornly uncover our unifying weakness, and bring us to a place where the notion of a savior might begin to make sense.”
Vrijheid begint met het opgeven van het idee van controle, met het invloed willen uitoefenen op het resultaat van je leven. Vrijheid begint met het loslaten van elk oordeel, elke puntentelling die winnaars en verliezers zou kunnen opleveren. “It’s not until people let go – till we surrender all control – that we are able to recover”, suggereert Mockingbird. “It is a left-handed process entirely: great power unleashed in the midst of – and, in fact, by means of - pain and weakness.”
Dit is wat ik in mijn eerdere serie 'Terug naar de basis' beschreef als de Weg van de zwakheid: het opgeven van het idee zelf macht te kunnen uitoefenen over je eigen leven, anderen of over God. Ik heb die macht niet en zolang ik dat wel denk, houd ik mezelf gevangen, ontneem ik anderen hun vrijheid, en laat ik God niet toe in mij zijn werk te doen. De weg van de zwakheid houdt voor mij in dat ik accepteer dat ik mezelf niet kan veranderen, en dat ik dat dus ook niet hoef, net zo min als ik andere mensen kan veranderen en dat dus ook niet hoef te proberen. Ik kan de wereld niet voor Christus te winnen, ik kan mijn omgeving niet verbeteren, ik kan mezelf niet perfectioneren, ik kan niet voldoen aan welke eis van de maatschappij of kerk dan ook. En dus houd ik op me daarop te richten. Er is geen uitkomst die ik hoef te bereiken. Ik laat mijn idee van prestaties uit mijn handen vallen. In de beelden uit Calvin and Hobbes: ik laat de honkbalknuppel en de handschoen achter op het speelveld, samen met de regels wie wanneer wat moet doen, en samen met de veroordelende opmerkingen van medespelers als ik een bal door laat. Ik laat het hele idee van het inspannen om een doel te bereiken (winnen!) achter. Op de Mockingbirdblog wordt beschreven hoe deze openheid een kenmerk is van de Anonieme Alcoholisten. Het gaat er in deze groep niet om dat je je hele leven vrij blijft van je alcoholverslaving, je wordt er niet op afgerekend als je terugvalt, niemand is beter dan een ander omdat hij langer niet gedronken heeft. Het is geen spel waarbij je kunt winnen of verliezen. “I realized that one of A.A.’s singular features – one of the things that make it different from religion as it’s usually practiced – is that it’s an open-ended process. There is no ultimate “goal”; there’s no particular endline that, once having crossed it, you can say that you’ve definitively “arrived.” There aren’t any particular “metrics” – which means that there is lots of opportunity for adventure and the chance to continually learn. There is the priceless opportunity to live one’s own life, as it plays out in all its reality, under the Grace of God.”
‘Life as it plays out ...’ - schreef Mockingbird hierboven. Play! Spelen! Dit begint verdacht veel te lijken op Calvinball! Het gaat bij het spelen niet om het halen van een bepaald resultaat. Ik verwijs opnieuw naar Mockingbird, waar erop wordt gewezen dat kinderen steeds minder gelegenheid hebben om zelf te spelen, bijvoorbeeld op het schoolplein. In plaats daarvan bereiden volwassenen activiteiten voor die als doel hebben kinderen dingen te leren. Maar bij die activiteiten worden kinderen eigenlijk altijd ge-evalueerd, al was het maar door de blik van goedkeuring of afkeuring van de volwassene, en dat leidt tot onzekerheid en angst, in plaats van het zelfvertrouwen dat eigenlijk het doel van de oefening was. “[Researcher] Gray defines free play as play a child undertakes himself or herself and which is self-directed and an end in itself, rather than part of some organized activity. In school, children work for grades and praise and in adult-directed sports, they work for praise and trophies…. In free play, children do what they want to do, and the learning and psychological growth that results are byproducts, not conscious goals of the activity.”
Bij spelende kinderen wordt psychologische groei niet bereikt door te streven naar psychologische groei, maar juist door de controle los te laten en gewoon zichzelf te zijn. Want als je speelt, als je doet wat je wilt doen, ben je jezelf. En als je jezelf bent, doe je wat bij jou hoort, je brengt datgene voort dat past bij wie je bent. Je hebt daarvoor geen beloning nodig, je hoeft daar geen prijs voor te krijgen, je hoeft niet te horen of je het goed of slecht gedaan hebt. Het doen is in zichzelf de beloning. Je hoeft niet betaald te worden voor het spel dat je speelt - je doet het omdat je graag wilt spelen. En terwijl je aan het spelen bent denk je niet eens aan het feit dat je speelt. Je gaat op in het spel. Het gaat niet meer om jou. Het is als met een muzikant die een prachtig stuk van Bach speelt. Hij wordt meegesleept door de muziek. Dat lijkt het enige te zijn dat bestaat.
We kennen volgens mij allemaal die momenten waarin we in de ‘flow’ zijn. Ik herinner me goed een middag bij de Coffee Company toen ik opeens het idee kreeg voor een verhaal en gewoon begon te schrijven. De tijd vloog voorbij. Maar ik vergat niet alleen de tijd, ik vergat ook mezelf. Ik was alleen bezig met het schrijven van het verhaal, dat uit mijn vingers stroomde. En toen het verhaal af was, voelde ik me tevreden, puur en alleen omdat ik had geschreven, niet omdat het verhaal goed was of niet, of omdat ik ervoor beloond werd. Dit las ik op een site waar Mockingbird me naar verwees: “A wheelwright is not rewarded by the number or even by the quality of the wheels he makes, let alone the money he might acquire. He is rewarded solely by the experience of making a wheel, of feeling the doing-of-it in his hands, arms and feet, of achieving craft that transcends usefulness. It is in these moments that we are fully human in the world we live in, for we have left the experiencing self for the experience itself.” Het ervaren van het creatieve proces zelf, het spel zelf, is alle beloning die we nodig hebben.
Geen controle meer willen uitoefenen over de uitkomsten, maar gewoon jezelf zijn, gewoon leven. En de opbrengst, de productie, komt dan op een organische manier daaruit voort. De Anonieme Alcoholisten gaan uit van het feit dat mensen niet de kracht hebben om de verslaving te weerstaan en dat hun leven hen uit de hand is gelopen. Vervolgens nemen ze aan dat alleen een macht groter dan zijzelf in staat is hen te herstellen en te bevrijden. En ze geven hun wil en leven over aan God, zoals ze Hem begrijpen. Ze laten God zijn gang gaan in hen, in hun leven, in hun verslaving. Ze laten het spel gebeuren. En daardoor ervaren ze -stapje voor stapje- steeds meer vrijheid. Maar die vrijheid is niet iets dat ze zelf produceren, iets dat ze zelf tot stand brengen. Het is een bij-product van het vertrouwen op God. De vrijheid is niet het doel, het enige wat telt is leven in het vertrouwen op God. De vrucht verschijnt vanzelf.
Dit is precies wat Jezus vertelde over het leven in Zijn verhaal, in het Koninkrijk van God. Hij spreekt over vruchtdragen. Het is Gods bedoeling dat we vrucht dragen, en veel ook! Dertig-, zestig- en honderdvoudig. Maar het is niet Gods bedoeling dat we gaan proberen die vrucht zelf te produceren, en dat we gaan tellen bij onszelf of anderen hoe veel we al hebben opgebracht. Nee, zoals met elke plant, is de vrucht van het koninkrijk een ‘bijproduct’ van het leven van de plant, iets dat hij voortbrengt door het sap door zich te laten stromen. “Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen”, stelt Jezus. “Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen.” (Johannes 15:4,5).
De vrucht in het leven van Jezus’ volgelingen wordt door Jezus zelf voortgebracht - niet door Jezus’ volgelingen. Ze hoeven zich niet bezig te houden met de opbrengst, ze hoeven alleen ‘in Jezus’ te blijven. Dat is een mysterieuze term, maar het wil volgens mij zeggen dat ze zich voor Hem open moesten stellen, dat ze hem de gelegenheid moesten geven in hen zijn werk te doen. Ze moesten het spel van het koninkrijk in hun leven toelaten, door er ‘als een kind’ voor open te staan (Markus 10:15). Dat wil zeggen: ze moesten de eigen controle, de eigen regels, de bezorgdheid over winnen en verliezen achter zich laten en erop vertrouwen dat God in hen zou doen wat bij de mensen onmogelijk was, “want bij God is alles mogelijk” (v27). Dit opgeven van het idee zelf te kunnen presteren, is wat de bijbel beschrijft als sterven aan jezelf, het verliezen van je leven (onder je eigen controle): “Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het een enkele graankorrel, maar wanneer hij sterft, draagt hij veel vrucht” (Johannes 12:24).
Ik heb het vaker gezegd: wie dood is, kan niets meer doen om zichzelf te verbeteren, kan niets meer produceren. Hij kan alleen de opstandingskracht van God toelaten in hem en door hem heen leven voort te brengen uit de dood.
Hierin schuilt echter een listig gevaar. Want we kunnen als christenen van dit ‘sterven aan jezelf’ een regel gaan maken. We kunnen gaan spreken over ‘overgave’ en ‘vertrouwen op God’ als dingen die we zelf kunnen doen, activiteiten die we kunnen verrichten. We kunnen weer gradaties gaan aanbrengen in de mate waarin mensen zich hebben overgegeven, we kunnen weer gaan spreken over ‘winnaars’ en ‘verliezers’. We kunnen van overgave weer een manier maken om te presteren. Maar ook onze overgave aan God is een vrucht, geen prestatie. We moeten van de kansel geen overgave prediken. Het enige dat we hoeven doen, is spreken over het Koninkrijk van God, het Verhaal van God, over Jezus, en die gekruisigd. Want Jezus is zelf het zaad dat de vrucht voortbrengt (ook de vrucht van de overgave). En het zaad heeft alles in zich wat nodig is om die vrucht tot stand te brengen. Elke actieve kracht is er al in aanwezig.
Jezus is degene die alles doet. Het enige dat Hij van ons vraagt is dat we hem niet tegenhouden, dat we hem niet in de weg staan. “Gelukkig [of in andere vertalingen: zalig!] is degene die aan mij geen aanstoot neemt” (Matteus 11:6). Dat is wel heel laagdrempelig. Maar zo is het koninkrijk van God. We dragen er niet aan bij door hard te werken (zelfs niet het werk van de overgave), nee, het enige dat we doen is ons niet tegen de Koning te verzetten. We ontvangen zijn liefde en zijn kracht zoals de aarde het zaad ontvangt. De aarde doet verder niets. Het zaad springt vanzelf op. “Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.” (13:23).
Een van mijn favoriete auteurs, Robert Farrar Capon, verwijst in zijn boek Kingdom, Grace Judgement, bij dit gedeelte naar Galaten 5, waar wordt gesproken over de werken van het vlees (‘that result from our trying to achieve the fullness of life in our own way’) en over de vrucht van de Geest: ‘Those results that are not manufactured by our plausible and deliberate efforts but simply allowed to grow unimpeded under the guidance of the Spirit, who takes what is the Word’s and shows it to us. These are, every one of them, truly human traits: love, joy, peace, longsuffering, gentleness, goodness, faith, meekness, temperance. They are not results of, or rewards for, our frantic efforts to make ourselves right; rather, they are the very rightness for which our nature was made, bestowed upon us as a free gift.’ Dit is het leven waarvoor we gemaakt zijn, de vrucht die we bedoeld waren te dragen. En Jezus brengt die in ons tot stand. In dit licht moeten we volgens Capon de gelijkenis lezen. “Our response is to be one that is appropriate not to the accomplishing of a work, but to the bearing of fruit. Not the amassing of deeds, good or bad, but simply the unimpeded experiencing of our own life as the Word abundantly bestows it upon us ... He wills us whole and happy, you see; and the parable of the Sower says he will unfailingly have us so, if only we don’t get in the way.’
Om terug te komen op het voorbeeld van Calvinball. In de laatste Calvin and Hobbes-bundel, vraagt babysitter Rosalyn - de personificatie van regels en prestaties (ze is ook badjuffrouw en laat Calvin steeds zijn huiswerk doen) - welk spel Calvin wil spelen. Zijn antwoord: ‘Calvinball!’ Eerst begrijpt Rosalyn het spel niet - er zijn immers geen regels. Maar ze laat Calvin en zijn tijger wel hun gang gaan. En vervolgens wordt ze in het spel opgenomen, ze gaat eraan meedoen. Ze wordt zelfs enthousiast! Het leidt ertoe dat ze plezier heeft, ze herstelt haar relatie met Calvin, en ze weet zelfs te bereiken dat het jongetje op tijd op bed ligt - niet door te dwingen, maar door te spelen.
Dat is wat Jezus van ons vraagt, dat we ons laten opnemen in zijn spel, dat we met hem gaan meespelen. Daardoor worden we wie we altijd al hadden moeten zijn, en brengen we de vrucht voort waarvoor God ons had geschapen. "There is no outcome other than joy."