Vandaag het tweede deel van de serie over levensveranderende boeken, vijf jaar geleden gepubliceerd op mijn blog Tol Eressea. Ik begin dit tweede deel met een boekje van Willem Ouweneel (Ja, ik zei toch dat ik ooit fan van zijn boeken was?). Het Koninkrijk Gods en de Staat
is maar een dun boekje, dat de invloed van christenen in de politiek
verdedigt. Nu ben ik helemaal niet geïnteresseerd in politiek of in
staatskunde of dergelijke onderwerpen, maar dit boekje introduceerde
voor mij een belangrijk onderscheid, namelijk tussen structuur en
gerichtheid. Ouweneel betoogde dat de structuren in onze samenleving
zoals ze zijn geschapen of ingesteld goed zijn, maar dat ze verkeerd
gericht kunnen zijn. Overal waar een structuur, of dat een gezin, kerk,
school of staat is, is gericht op God, breekt het koninkrijk van God
door. Als de structuur op de mens zelf is gericht, is het wat de bijbel
'de wereld' noemt. Dus niet de structuren zelf moeten worden afgewezen,
zoals ik had opgepikt in mijn opvoeding (die tegen 'de wereld' was),
maar we moeten de gerichtheid afwijzen. Hetzelfde kon ik toepassen op
mijzelf, zoals ik door God ben geschapen. De structuren van mijn
lichaam, wil, emoties en gedachten zijn goed, want naar het beeld van
God geschapen. Het gaat erom of ze op God gericht zijn of niet.
Een van de relatief weinige romans die ik las in mijn 'bijbelstudieperiode' was Deadline van Randy Alcorn, een van de christelijke thrillers die in die periode populair was. Het verhaal was spannend, maar waar het mij nu om gaat was één van de verhaallijnen, waarbij een hoofdpersoon na zijn dood in de hemel terecht komt. Natuurlijk was de beschrijving van de eeuwige toestand in dit boek grotendeels speculatie, maar wel inspirerende speculatie. Alcorn beschreef de hemel als een plek van activiteit, niet als een verzameling wolken en mensen met harpen, maar een plek van voortgaande creativiteit, van ontmoetingen met andere gelovigen (C.S. Lewis!) en van betrokkenheid bij het werk van God. Hij verzon zelfs een bibliotheek in de hemel, waar alle literatuur bewaard werd die op de een of andere manier God verheerlijkte. Zo'n beeld sprak mij natuurlijk wel aan. Ik had de hemel altijd gezien als een soort eeuwige kerkdienst, maar dit gaf een beeld dat veel meer paste bij het menszijn. Het hielp mij om in de toekomst te geloven en te vertrouwen dat het goed zal zijn.
Nog voor mijn overspannenheid las ik het Handboek voor de christelijke levenskunstenaar van Christian Schwarz. Jammer genoeg heb ik het boek ooit uitgeleend en nooit teruggekregen van iemand van wie ik nu geen contactgegevens meer heb. Maar ik weet wel dat dit boek me uitdaagde het leven te zien als iets waarvan ik mocht genieten. Dat had ik nooit zo begrepen. Ik dacht altijd dat God wilde dat ik me tot het uiterste inspande, dat ik mezelf wegcijferde. Dingen waarvan ik genoot, die ik deed voor mijn plezier, waren eigenlijk al verdacht. Daarom dat ik geen spannende boeken meer las en ook niet meer schreef. Maar volgens Schwarz heeft God juist het goede met ons voort en is het leven met Hem juist een leven waarin we helemaal tot ontplooiing komen en kunnen genieten van zijn schepping. Heel inspirerend.
Toen kwam er een periode van overspannenheid, waarin ik twee jaar lang niet uit de bijbel las, en drie jaar lang niet kon bidden. Ook bijbelstudieboeken las ik die periode niet. Ze zieden me gewoon niets meer. Ik bleef natuurlijk wel nadenken, en ik ontwikkelde een ander wereldbeeld en een ander mensbeeld. Toen ik weer begon te bidden, probeerde ik op een persoonlijke manier met God te praten, terwijl ik naar mijn werk wandelde. Ik ervoer opeens veel meer de realiteit van God, en hoe Hij ook luisterde en antwoord wilde geven in mijn gedachten. Een boek dat mijn manier van praten met God bevestigde was Genieten van Gods nabijheid van Janet Johnson. Zij beschreef hoe ze was afgeknapt op het bidden volgens lijstjes en met een gebedsboek. Zo'n geordende manier van omgaan met God werkte voor haar niet. Ze bleef daarover gefrustreerd, tot ze zich realiseerde dat ze gewoon met God kon praten. Op elk moment van de dag kon ze zich bewust zijn dat God bij haar was en dat ze alles tegen hem kon zeggen. Zo werd God realiteit, niet alleen maar tijdens het halve uurtje bidden, maar gedurende de hele dag. Ik moet mezelf daar ook nog vaak aan herinneren.
Een andere schrijver die ik opnieuw ontdekte na mijn periode van overspannenheid was de amerikaanse journalist Philip Yancey. Ik had al eerder dingen van hem gelezen, maar ik kon er nooit veel mee. Zijn zoekende, vragende mentaliteit botste met mijn houding van rotsvaste zekerheid en vertrouwen in kennis van de bijbel. Maar nu begreep ik hem eindelijk. Hij beschrijft in zijn boeken zijn opvoeding in een strenge, wettische gemeente, hoe dat zijn denken en zijn relatie met God vormde en hoe hij later probeerde een gezonder beeld van God en van het christelijke leven te vormen. Op die reis werd hij gestimuleerd door een heel aantal christelijke schrijvers en ontmoetingen met leiders over de hele wereld. Zijn boek Genade, wat een wonder was voor mij een verademing. Hij beschrijft de totale radicaliteit van Gods genade, Gods aanvaarding ook voor mensen die wij als het uiterste uitschot zien. Hij laat zien hoe wij die genade in geen enkel opzicht verdiend hebben, en ook in ons leven nooit kunnen verdienen, maar hoe God ons toch bij zich wil hebben. Hij heeft daar zelf alles voor gedaan dat nodig was. En die genade, de wetenschap dat God ons werkelijk zonder enige voorwaarde omarmt, is een levensveranderde gewaarwording. Ik dit boek kort nadat ik deze tekst voor het eerst publiceerde voor de derde keer gelezen, en de invloed ervan is duidelijk te merken in mijn eigen boek Indrukwekkende Vrijheid.
Een van de relatief weinige romans die ik las in mijn 'bijbelstudieperiode' was Deadline van Randy Alcorn, een van de christelijke thrillers die in die periode populair was. Het verhaal was spannend, maar waar het mij nu om gaat was één van de verhaallijnen, waarbij een hoofdpersoon na zijn dood in de hemel terecht komt. Natuurlijk was de beschrijving van de eeuwige toestand in dit boek grotendeels speculatie, maar wel inspirerende speculatie. Alcorn beschreef de hemel als een plek van activiteit, niet als een verzameling wolken en mensen met harpen, maar een plek van voortgaande creativiteit, van ontmoetingen met andere gelovigen (C.S. Lewis!) en van betrokkenheid bij het werk van God. Hij verzon zelfs een bibliotheek in de hemel, waar alle literatuur bewaard werd die op de een of andere manier God verheerlijkte. Zo'n beeld sprak mij natuurlijk wel aan. Ik had de hemel altijd gezien als een soort eeuwige kerkdienst, maar dit gaf een beeld dat veel meer paste bij het menszijn. Het hielp mij om in de toekomst te geloven en te vertrouwen dat het goed zal zijn.
Nog voor mijn overspannenheid las ik het Handboek voor de christelijke levenskunstenaar van Christian Schwarz. Jammer genoeg heb ik het boek ooit uitgeleend en nooit teruggekregen van iemand van wie ik nu geen contactgegevens meer heb. Maar ik weet wel dat dit boek me uitdaagde het leven te zien als iets waarvan ik mocht genieten. Dat had ik nooit zo begrepen. Ik dacht altijd dat God wilde dat ik me tot het uiterste inspande, dat ik mezelf wegcijferde. Dingen waarvan ik genoot, die ik deed voor mijn plezier, waren eigenlijk al verdacht. Daarom dat ik geen spannende boeken meer las en ook niet meer schreef. Maar volgens Schwarz heeft God juist het goede met ons voort en is het leven met Hem juist een leven waarin we helemaal tot ontplooiing komen en kunnen genieten van zijn schepping. Heel inspirerend.
Toen kwam er een periode van overspannenheid, waarin ik twee jaar lang niet uit de bijbel las, en drie jaar lang niet kon bidden. Ook bijbelstudieboeken las ik die periode niet. Ze zieden me gewoon niets meer. Ik bleef natuurlijk wel nadenken, en ik ontwikkelde een ander wereldbeeld en een ander mensbeeld. Toen ik weer begon te bidden, probeerde ik op een persoonlijke manier met God te praten, terwijl ik naar mijn werk wandelde. Ik ervoer opeens veel meer de realiteit van God, en hoe Hij ook luisterde en antwoord wilde geven in mijn gedachten. Een boek dat mijn manier van praten met God bevestigde was Genieten van Gods nabijheid van Janet Johnson. Zij beschreef hoe ze was afgeknapt op het bidden volgens lijstjes en met een gebedsboek. Zo'n geordende manier van omgaan met God werkte voor haar niet. Ze bleef daarover gefrustreerd, tot ze zich realiseerde dat ze gewoon met God kon praten. Op elk moment van de dag kon ze zich bewust zijn dat God bij haar was en dat ze alles tegen hem kon zeggen. Zo werd God realiteit, niet alleen maar tijdens het halve uurtje bidden, maar gedurende de hele dag. Ik moet mezelf daar ook nog vaak aan herinneren.
Een andere schrijver die ik opnieuw ontdekte na mijn periode van overspannenheid was de amerikaanse journalist Philip Yancey. Ik had al eerder dingen van hem gelezen, maar ik kon er nooit veel mee. Zijn zoekende, vragende mentaliteit botste met mijn houding van rotsvaste zekerheid en vertrouwen in kennis van de bijbel. Maar nu begreep ik hem eindelijk. Hij beschrijft in zijn boeken zijn opvoeding in een strenge, wettische gemeente, hoe dat zijn denken en zijn relatie met God vormde en hoe hij later probeerde een gezonder beeld van God en van het christelijke leven te vormen. Op die reis werd hij gestimuleerd door een heel aantal christelijke schrijvers en ontmoetingen met leiders over de hele wereld. Zijn boek Genade, wat een wonder was voor mij een verademing. Hij beschrijft de totale radicaliteit van Gods genade, Gods aanvaarding ook voor mensen die wij als het uiterste uitschot zien. Hij laat zien hoe wij die genade in geen enkel opzicht verdiend hebben, en ook in ons leven nooit kunnen verdienen, maar hoe God ons toch bij zich wil hebben. Hij heeft daar zelf alles voor gedaan dat nodig was. En die genade, de wetenschap dat God ons werkelijk zonder enige voorwaarde omarmt, is een levensveranderde gewaarwording. Ik dit boek kort nadat ik deze tekst voor het eerst publiceerde voor de derde keer gelezen, en de invloed ervan is duidelijk te merken in mijn eigen boek Indrukwekkende Vrijheid.