Van de zomer was ik met een goede vriendin in Burgers’ Dierenpark in Arnhem. We hadden allebei een verblijf waar we per se meer tijd wilden doorbrengen. Voor mij was dat (hoe kan het ook anders?) Burgers’ Ocean. Voor haar waren het de chimpansees. Tijdens haar studie biologie heeft ze namelijk gedragsonderzoek gedaan bij deze kolonie. Ze zat elke dag in een observatieruimte met een verrekijker om bij te houden welke chimpansee wat deed. Daardoor heeft ze een band opgebouwd met de mensapen, en nu, bijna vijftien jaar later, zoekt zij ze nog steeds af en toe op. Ook nu spendeerden we heel wat tijd achter het glas, van waar we een mooi uitzicht hadden. Veel apen die mijn vriendin toen had geobserveerd, bleken nog in leven, hoewel sommige wat grijzer waren of minder behaard. Ze kende ze zelfs bij naam! En over hun interacties praatte ze alsof het de ruzies en affaires van mensen konden zijn. Voor haar staat het wel vast dat de chimps intelligente dieren zijn, die in veel opzichten op mensen lijken. Ze leek ze ook te beschouwen als wezens met een echte persoonlijkheid, en met zelfbewustzijn (maar niet als mensen, ze is en blijft bioloog natuurlijk).
De interessante vraag is natuurlijk of deze chimpansees inderdaad zelfbewust zijn en moeten worden beschouwd als moreel verantwoordelijke personen, of dat dit iets is dat wij als toeschouwers op ze projecteren. Ik ben zelf wat huiverig om aan dieren menselijke eigenschappen toe te schrijven, ik merk namelijk dat ik dat al doe bij de maanvissen in mijn aquarium! Zelfs als een dier gedrag vertoont dat lijkt op menselijk gedrag (communiceren met gebaren, eten delen met anderen) hoeft dat nog niet dezelfde betekenis te hebben als menselijk gedrag. Neem een vogel als de prieelvogel, waarvan het mannetje een nest bouwt en versiert met gekleurde vruchtjes en keverschilden om een vrouwtje te lokken. Enthousiaste commentatoren in natuurdocumentaires roepen dan dat de vogels kunstenaars zijn en dat in dit gedrag de wortel ligt van de menselijke creativiteit. Maar de vogels volgen hun instinct. Hun gedrag is genetisch vastgelegd. Terwijl mensen nieuwe dingen kunnen maken, en vooral: deze nieuwe dingen niet HOEVEN maken. Het moeilijke is dat chimpansees (en dolfijnen, en raven) niet kunnen praten, en we dus ook niet werkelijk met ze kunnen communiceren. We kunnen geen gesprek met ze aangaan. En dus kunnen we ook nooit weten wat er werkelijk in ze omgaat. Elke keer als we ons dat proberen voor te stellen projecteren we onze menselijke gevoelens en emoties op wezens die - zelfs als ze intelligent zouden zijn - niet menselijk zijn.
Aan de andere kant zijn mensapen, en in het bijzonder chimpansees en bonobo’s, op deze wereld sinds de Neanderthaler en de Floresmens zijn uitgestorven, de wezens die het meest met ons verwant zijn. Ons genetisch materiaal vertoont grote overeenkomsten. Bovendien vertonen de apen wel degelijk intelligent gedrag. Ze gebruiken gereedschappen en tonen een probleemoplossend vermogen, ze kunnen met ons (en onderling) communiceren met behulp van gebaren en ze herkennen zichzelf in de spiegel, wat suggereert dat ze zich bewust zijn van een eigen identiteit (net als sommige vogels en dolfijnen). Bovendien - zo heel rationeel en intelligent zijn wij zelf ook vaak niet (ik zou hier een cynische verwijzing kunnen plaatsen naar TV-programma’s als Oh Oh Cherso, maar dat doe ik maar liever niet). Een groot deel van ons gedrag komt voort uit genetisch vastgelegde patronen en staat minder onder onze invloed dan wij denken. Wat wij doen, is vaak ‘bij de beesten af’. Sommige biologen noemen de mens dan ook wel ‘de naakte aap’. Ons gedrag is vaak zelfs van een onmenselijk niveau waartoe dieren niet zouden zinken - of het nu is in oorlogen, uitbuitende economische systemen of in de manier waarop we de natuur uitwringen. Zelfs als we op essentiële punten van dieren verschillen, zijn we in elk geval niet ‘beter’.
Of je nu wel (zoals ik) gelooft dat de mens uniek is, of niet: dit zou ons moeten weerhouden van grootse claims over ons vermeende recht te heersen over de Aarde en over de dieren en planten. Als we dat recht al hadden, lijkt het erop alsof we het hebben verspeeld. Ons gedrag uit het verleden, zou ons bescheiden moeten maken. Kortom, ook al is de menselijkheid van apen iets dat wij op ze projecteren, we zouden ze moeten behandelen met het respect dat zelfbewuste, denkende wezens toekomt. We zouden de hele schepping moeten behandelen met dat respect. We zouden haar, dieren en elkaar moeten liefhebben. We zouden ons moeten gedragen als rentmeesters - precies zoals het de bedoeling was. Alleen dan zijn we namelijk echt menselijk.
Een wat lange inleiding voor mijn bespreking van misschien wel de beste ‘blockbuster’ van 2011. Ik moest de afgelopen zomer een paar van de grote films in de bioscoop aan me voorbij laten gaan. En omdat enkele spektakelfilms van eerder dit jaar een beetje tegenvielen, vond ik het niet zo erg. Een van de films die ik om deze reden liet schieten was Rise of the Planet of the Apes. De zoveelste vervolgfilm in de serie en ook nog eens met een onhandig lange titel. Noem me ongelovig, maar ik kon me niet voorstellen hoe er met dit concept een origineel verhaal te vertellen was. Bovendien was ik wat cynisch geworden door commentaren op het internet die de film al van te voren onderuit haalden - de schrijvers ervan dachten dat de film een oorlog tussen de mensheid en de apen zou tonen, en lachten al om het feit dat de laatste met stenen en stokken zouden moeten vechten tegen machinegeweren en raketten.
Maar dit bleek niet het verhaal van de film. Dat was een stuk kleinschaliger en persoonlijker, en de confrontatie tussen mens en aap bleek geloofwaardig en zelfs aangrijpend. Het begint met een aangrijpende achtervolging in Afrika, waar stropers chimpansees opjagen om ze te verkopen aan een farmaceutisch bedrijf in San Francisco. In dat bedrijf worden ze gevangen gezet in kleine hokjes en onderworpen aan vernederende experimenten. Het doel van de onderzoekers is het vinden van een middel tegen de ziekte van Alzheimer. Het gaat om een virus, dat het DNA van hersencellen verandert. Een van de apen, ‘Bright eyes’, vertoont na behandeling tekenen van een herstelde intelligentie. Ze wordt echter ook agressief, dus wordt het project stopgezet en worden de chimps geeuthanaseerd. In de kooi van ‘Bright eyes’ vinden de verzorgers echter een jonge chimp. Onderzoeker Will neemt de aap mee naar huis, naar zijn demente vader. Die ontwikkelt een bijzondere band met het dier. Nou ja, dier? Caesar, zoals hij al snel genoemd wordt, heeft de toegenomen intelligentie overgenomen van zijn moeder. Hij begrijpt wat Will en zijn vader hem zeggen, en kan communiceren met gebaren. Hij is deel van de familie. Maar tegelijk is hij natuurlijk anders. Buurtbewoners accepteren hem niet, en denken dat hij een huisdier is. Als hij na een dramatische gebeurtenis in een apenopvang terechtkomt ontdekt hij hoe mensen zijn soortgenoten behandelen. Hij werpt zich op als hun leider (niet voor niets wordt er een beeldfragment getoond van Mozes uit The Ten Commandments). Hij wil niets liever dan deze dieren meenemen naar het beloofde land: de bossen waar hij zelf door zijn ‘vader’ Will eerder naar toe was meegenomen. Maar het is de vraag of de sadistische verzorger van het opvangcentrum en de op geld beluste directeur van het farmaceutische bedrijf dat zomaar toestaan. Het virus dat voor de verhoogde intelligentie van Caesar zorgde, blijkt ondertussen onverwachte effecten te hebben ...
Een van de belangrijkste factoren in het succes van de film is het spel van Andy Serkis - ondertussen een expert in het spelen van geanimeerde karakters: Gollum, King Kong en nu de chimpansee Caesar. Het is duidelijk dat hij voor deze film studie heeft gedaan naar het gedrag van apen. Caesar wordt namelijk nooit mens. In kleine gedragingen, in het tuiten van zijn lippen, in zijn geluiden - hij blijft een chimpansee. Maar tegelijk spreken zijn ogen boekdelen. Hij is een chimpansee die worstelt met zijn identiteit, die loyaal wil zijn aan zijn menselijke familie maar die tegelijk het verraad niet kan verkroppen, en die uitgroeit tot een doortastende, inspirerende leider. Als kijker zie je de chimpansee niet meer als computereffect, en ook niet meer als dier, maar als een intelligent persoon, ook al is hij geen mens. Het spel van de andere acteurs is goed genoeg, maar valt bij Serkis’ optreden in het niet. Verder vond ik de spanning goed opgebouwd, de actiescenes sterk, en het zonnige San Francisco goed in beeld gebracht (net als de ‘redwood forests’ - die ik ken van mijn vakantie eerder dit jaar). Ook zijn er leuke verwijzingen naar eerdere films uit de serie. En er is een gorilla die een helikopter uitschakelt. Ik ben nu al erg benieuwd naar het vervolg.
In feite wordt in deze film de mens geconfronteerd met een andere intelligente soort. Deze verhalen roepen direct de vraag op wat het betekent mens te zijn. Ligt onze identiteit als mens in ons uiterlijk (twee benen, twee armen en twee ogen)? Ligt ze in onze taalvaardigheid? In ons gebruik van gereedschappen? In onze moraal? In dit geval is de andere soort niet een buitenaards ras van vier meter hoge, blauwe wezens, maar een soort die nauw aan ons verwant is en bovendien al op onze planeet voorkomt. Het onderscheid wordt dus kleiner gemaakt. Het wordt moeilijker om het verschil tussen de mens en de ander aan te wijzen. Eerst lijkt de kunstmatig verhoogde intelligentie te zorgen voor het verschil. De aap wordt hiermee ‘mens’ gemaakt, is de suggestie. Caesar kan zich niet aanpassen aan het instinctmatige rangordegedrag van zijn soortgenoten. Hij hoort bij ons. Maar ook deze grens wordt gerelativeerd. Ten eerste doordat Caesar een circusaap ontmoet die niet met het virus zijn behandeld, maar toch met gebarentaal kan communiceren (hoewel op een hoger niveau dan apen werkelijk kunnen). En later sluiten niet behandelde chimps uit de dierentuin zich bij zijn groep aan. De suggestie is dat het ‘op menselijk niveau’ functioneren in potentie al in de apen aanwezig is, en dat het alleen maar hoeft worden opgeroepen: door een virus, door circustraining, of door een intelligente aap zelf. Ten tweede gedragen heel wat mensen zich in deze film als chimpansees. Goed voorbeeld is de buurman van Will, die de jonge Caesar met een slaghout bewerkt omdat de aap in zijn tuin is terechtgekomen. Of de bewaker in het apenverblijf, die zijn machtspositie misbruikt om indruk te maken op twee jonge dames die hij het pand heeft binnengesmokkeld. Irrationeel territoriumgedrag. Instinctmatige agressie. Mensen vertonen in deze film voor een groot deel ‘mensaap’-gedrag.
Mijn favoriete christelijke filmrecensent vindt deze vervaging van de grenzen tussen mens en dier zorgwekkend: “Not only does it depict the beginning of the end of the age of humans, it doesn’t seem to recognize anything precious or unique being lost with human nature, since people and animals aren’t that different to begin with.” Een zelfde kritiek werd geuit op de film Avatar van James Cameron. Maar in mijn tweede bespreking van die film legde ik al uit waarom ik het met deze beweringen oneens ben. Net als in Avatar blijkt de grens tussen ‘menselijk’ en ‘niet menselijk’ namelijk niet door uiterlijke kenmerken te worden bepaald. De grens blijkt zelfs dwars door het menselijke ras te lopen. En net als in Avatar is het onderscheid ook in deze film de manier waarop we ons gedragen ten opzichte van anderen.
Caesar draagt zijn volgelingen expliciet op geen mensen te doden, hij weerhoudt ze er zelfs actief van. Hij betaalt de mensheid niet terug voor wat ze hem hebben aangedaan. In dit opzicht is hij menselijker dan bijvoorbeeld de directeur van het farmaceutische bedrijf, die alleen om geld geeft, of de verzorger in het opvangcentrum, die dieren martelt. Maar de film toont bovendien dat niet alle ‘intelligente apen’ ook menselijk worden. Een chimp die is behandeld met het virus gedraagt zich daarna net als de mensen, door een weerloos slachtoffer het laatste duwtje te geven. In zijn ogen is geen sympathie te lezen. Hij is net zo’n beest als de beestachtige mensen die in de film voorkomen. De grens loopt dus net zo goed door het apenras. In plaats van een film die de menselijkheid verafschuwt, is dit dus een film die ware menselijkheid viert. Want ware menselijkheid is dit: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf (of hij nu een aap is of een mens).
De interessante vraag is natuurlijk of deze chimpansees inderdaad zelfbewust zijn en moeten worden beschouwd als moreel verantwoordelijke personen, of dat dit iets is dat wij als toeschouwers op ze projecteren. Ik ben zelf wat huiverig om aan dieren menselijke eigenschappen toe te schrijven, ik merk namelijk dat ik dat al doe bij de maanvissen in mijn aquarium! Zelfs als een dier gedrag vertoont dat lijkt op menselijk gedrag (communiceren met gebaren, eten delen met anderen) hoeft dat nog niet dezelfde betekenis te hebben als menselijk gedrag. Neem een vogel als de prieelvogel, waarvan het mannetje een nest bouwt en versiert met gekleurde vruchtjes en keverschilden om een vrouwtje te lokken. Enthousiaste commentatoren in natuurdocumentaires roepen dan dat de vogels kunstenaars zijn en dat in dit gedrag de wortel ligt van de menselijke creativiteit. Maar de vogels volgen hun instinct. Hun gedrag is genetisch vastgelegd. Terwijl mensen nieuwe dingen kunnen maken, en vooral: deze nieuwe dingen niet HOEVEN maken. Het moeilijke is dat chimpansees (en dolfijnen, en raven) niet kunnen praten, en we dus ook niet werkelijk met ze kunnen communiceren. We kunnen geen gesprek met ze aangaan. En dus kunnen we ook nooit weten wat er werkelijk in ze omgaat. Elke keer als we ons dat proberen voor te stellen projecteren we onze menselijke gevoelens en emoties op wezens die - zelfs als ze intelligent zouden zijn - niet menselijk zijn.
Aan de andere kant zijn mensapen, en in het bijzonder chimpansees en bonobo’s, op deze wereld sinds de Neanderthaler en de Floresmens zijn uitgestorven, de wezens die het meest met ons verwant zijn. Ons genetisch materiaal vertoont grote overeenkomsten. Bovendien vertonen de apen wel degelijk intelligent gedrag. Ze gebruiken gereedschappen en tonen een probleemoplossend vermogen, ze kunnen met ons (en onderling) communiceren met behulp van gebaren en ze herkennen zichzelf in de spiegel, wat suggereert dat ze zich bewust zijn van een eigen identiteit (net als sommige vogels en dolfijnen). Bovendien - zo heel rationeel en intelligent zijn wij zelf ook vaak niet (ik zou hier een cynische verwijzing kunnen plaatsen naar TV-programma’s als Oh Oh Cherso, maar dat doe ik maar liever niet). Een groot deel van ons gedrag komt voort uit genetisch vastgelegde patronen en staat minder onder onze invloed dan wij denken. Wat wij doen, is vaak ‘bij de beesten af’. Sommige biologen noemen de mens dan ook wel ‘de naakte aap’. Ons gedrag is vaak zelfs van een onmenselijk niveau waartoe dieren niet zouden zinken - of het nu is in oorlogen, uitbuitende economische systemen of in de manier waarop we de natuur uitwringen. Zelfs als we op essentiële punten van dieren verschillen, zijn we in elk geval niet ‘beter’.
Of je nu wel (zoals ik) gelooft dat de mens uniek is, of niet: dit zou ons moeten weerhouden van grootse claims over ons vermeende recht te heersen over de Aarde en over de dieren en planten. Als we dat recht al hadden, lijkt het erop alsof we het hebben verspeeld. Ons gedrag uit het verleden, zou ons bescheiden moeten maken. Kortom, ook al is de menselijkheid van apen iets dat wij op ze projecteren, we zouden ze moeten behandelen met het respect dat zelfbewuste, denkende wezens toekomt. We zouden de hele schepping moeten behandelen met dat respect. We zouden haar, dieren en elkaar moeten liefhebben. We zouden ons moeten gedragen als rentmeesters - precies zoals het de bedoeling was. Alleen dan zijn we namelijk echt menselijk.
Een wat lange inleiding voor mijn bespreking van misschien wel de beste ‘blockbuster’ van 2011. Ik moest de afgelopen zomer een paar van de grote films in de bioscoop aan me voorbij laten gaan. En omdat enkele spektakelfilms van eerder dit jaar een beetje tegenvielen, vond ik het niet zo erg. Een van de films die ik om deze reden liet schieten was Rise of the Planet of the Apes. De zoveelste vervolgfilm in de serie en ook nog eens met een onhandig lange titel. Noem me ongelovig, maar ik kon me niet voorstellen hoe er met dit concept een origineel verhaal te vertellen was. Bovendien was ik wat cynisch geworden door commentaren op het internet die de film al van te voren onderuit haalden - de schrijvers ervan dachten dat de film een oorlog tussen de mensheid en de apen zou tonen, en lachten al om het feit dat de laatste met stenen en stokken zouden moeten vechten tegen machinegeweren en raketten.
Maar dit bleek niet het verhaal van de film. Dat was een stuk kleinschaliger en persoonlijker, en de confrontatie tussen mens en aap bleek geloofwaardig en zelfs aangrijpend. Het begint met een aangrijpende achtervolging in Afrika, waar stropers chimpansees opjagen om ze te verkopen aan een farmaceutisch bedrijf in San Francisco. In dat bedrijf worden ze gevangen gezet in kleine hokjes en onderworpen aan vernederende experimenten. Het doel van de onderzoekers is het vinden van een middel tegen de ziekte van Alzheimer. Het gaat om een virus, dat het DNA van hersencellen verandert. Een van de apen, ‘Bright eyes’, vertoont na behandeling tekenen van een herstelde intelligentie. Ze wordt echter ook agressief, dus wordt het project stopgezet en worden de chimps geeuthanaseerd. In de kooi van ‘Bright eyes’ vinden de verzorgers echter een jonge chimp. Onderzoeker Will neemt de aap mee naar huis, naar zijn demente vader. Die ontwikkelt een bijzondere band met het dier. Nou ja, dier? Caesar, zoals hij al snel genoemd wordt, heeft de toegenomen intelligentie overgenomen van zijn moeder. Hij begrijpt wat Will en zijn vader hem zeggen, en kan communiceren met gebaren. Hij is deel van de familie. Maar tegelijk is hij natuurlijk anders. Buurtbewoners accepteren hem niet, en denken dat hij een huisdier is. Als hij na een dramatische gebeurtenis in een apenopvang terechtkomt ontdekt hij hoe mensen zijn soortgenoten behandelen. Hij werpt zich op als hun leider (niet voor niets wordt er een beeldfragment getoond van Mozes uit The Ten Commandments). Hij wil niets liever dan deze dieren meenemen naar het beloofde land: de bossen waar hij zelf door zijn ‘vader’ Will eerder naar toe was meegenomen. Maar het is de vraag of de sadistische verzorger van het opvangcentrum en de op geld beluste directeur van het farmaceutische bedrijf dat zomaar toestaan. Het virus dat voor de verhoogde intelligentie van Caesar zorgde, blijkt ondertussen onverwachte effecten te hebben ...
Een van de belangrijkste factoren in het succes van de film is het spel van Andy Serkis - ondertussen een expert in het spelen van geanimeerde karakters: Gollum, King Kong en nu de chimpansee Caesar. Het is duidelijk dat hij voor deze film studie heeft gedaan naar het gedrag van apen. Caesar wordt namelijk nooit mens. In kleine gedragingen, in het tuiten van zijn lippen, in zijn geluiden - hij blijft een chimpansee. Maar tegelijk spreken zijn ogen boekdelen. Hij is een chimpansee die worstelt met zijn identiteit, die loyaal wil zijn aan zijn menselijke familie maar die tegelijk het verraad niet kan verkroppen, en die uitgroeit tot een doortastende, inspirerende leider. Als kijker zie je de chimpansee niet meer als computereffect, en ook niet meer als dier, maar als een intelligent persoon, ook al is hij geen mens. Het spel van de andere acteurs is goed genoeg, maar valt bij Serkis’ optreden in het niet. Verder vond ik de spanning goed opgebouwd, de actiescenes sterk, en het zonnige San Francisco goed in beeld gebracht (net als de ‘redwood forests’ - die ik ken van mijn vakantie eerder dit jaar). Ook zijn er leuke verwijzingen naar eerdere films uit de serie. En er is een gorilla die een helikopter uitschakelt. Ik ben nu al erg benieuwd naar het vervolg.
In feite wordt in deze film de mens geconfronteerd met een andere intelligente soort. Deze verhalen roepen direct de vraag op wat het betekent mens te zijn. Ligt onze identiteit als mens in ons uiterlijk (twee benen, twee armen en twee ogen)? Ligt ze in onze taalvaardigheid? In ons gebruik van gereedschappen? In onze moraal? In dit geval is de andere soort niet een buitenaards ras van vier meter hoge, blauwe wezens, maar een soort die nauw aan ons verwant is en bovendien al op onze planeet voorkomt. Het onderscheid wordt dus kleiner gemaakt. Het wordt moeilijker om het verschil tussen de mens en de ander aan te wijzen. Eerst lijkt de kunstmatig verhoogde intelligentie te zorgen voor het verschil. De aap wordt hiermee ‘mens’ gemaakt, is de suggestie. Caesar kan zich niet aanpassen aan het instinctmatige rangordegedrag van zijn soortgenoten. Hij hoort bij ons. Maar ook deze grens wordt gerelativeerd. Ten eerste doordat Caesar een circusaap ontmoet die niet met het virus zijn behandeld, maar toch met gebarentaal kan communiceren (hoewel op een hoger niveau dan apen werkelijk kunnen). En later sluiten niet behandelde chimps uit de dierentuin zich bij zijn groep aan. De suggestie is dat het ‘op menselijk niveau’ functioneren in potentie al in de apen aanwezig is, en dat het alleen maar hoeft worden opgeroepen: door een virus, door circustraining, of door een intelligente aap zelf. Ten tweede gedragen heel wat mensen zich in deze film als chimpansees. Goed voorbeeld is de buurman van Will, die de jonge Caesar met een slaghout bewerkt omdat de aap in zijn tuin is terechtgekomen. Of de bewaker in het apenverblijf, die zijn machtspositie misbruikt om indruk te maken op twee jonge dames die hij het pand heeft binnengesmokkeld. Irrationeel territoriumgedrag. Instinctmatige agressie. Mensen vertonen in deze film voor een groot deel ‘mensaap’-gedrag.
Mijn favoriete christelijke filmrecensent vindt deze vervaging van de grenzen tussen mens en dier zorgwekkend: “Not only does it depict the beginning of the end of the age of humans, it doesn’t seem to recognize anything precious or unique being lost with human nature, since people and animals aren’t that different to begin with.” Een zelfde kritiek werd geuit op de film Avatar van James Cameron. Maar in mijn tweede bespreking van die film legde ik al uit waarom ik het met deze beweringen oneens ben. Net als in Avatar blijkt de grens tussen ‘menselijk’ en ‘niet menselijk’ namelijk niet door uiterlijke kenmerken te worden bepaald. De grens blijkt zelfs dwars door het menselijke ras te lopen. En net als in Avatar is het onderscheid ook in deze film de manier waarop we ons gedragen ten opzichte van anderen.
Caesar draagt zijn volgelingen expliciet op geen mensen te doden, hij weerhoudt ze er zelfs actief van. Hij betaalt de mensheid niet terug voor wat ze hem hebben aangedaan. In dit opzicht is hij menselijker dan bijvoorbeeld de directeur van het farmaceutische bedrijf, die alleen om geld geeft, of de verzorger in het opvangcentrum, die dieren martelt. Maar de film toont bovendien dat niet alle ‘intelligente apen’ ook menselijk worden. Een chimp die is behandeld met het virus gedraagt zich daarna net als de mensen, door een weerloos slachtoffer het laatste duwtje te geven. In zijn ogen is geen sympathie te lezen. Hij is net zo’n beest als de beestachtige mensen die in de film voorkomen. De grens loopt dus net zo goed door het apenras. In plaats van een film die de menselijkheid verafschuwt, is dit dus een film die ware menselijkheid viert. Want ware menselijkheid is dit: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf (of hij nu een aap is of een mens).