Sommige van mijn lezers herinneren zich nog wel dat ik vijf jaar geleden ook een blog had: Tol Eressea - inderdaad, genoemd naar de haven van het elfenrijk Valinor uit de verhalen van J.R.R. Tolkien. En morgen is het precies vijf jaar geleden dat ik op deze blog een serie begon over de boeken die mijn leven hebben veranderd. Niet alleen is vijf jaar in internetbegrippen een eeuwigheid geleden, en kan ik dit bericht dus met een gerust hart opnieuw plaatsen op deze blog, ik heb in de tussentijd natuurlijk nog meer boeken gelezen, waardoor het hoog tijd wordt om deze serie aan te vullen. Ik zal de komende weken en maanden wat meer berichten van mijn oude blog opnieuw plaatsen op mijn nieuwe blog.
In elk geval: wat ik toen schreef, geldt nog steeds: een wereld zonder boeken zou voor mij ondenkbaar zijn. En ik merk dat boeken heel erg bijdragen aan mijn groei als persoon. Ik heb het niet alleen over verhalende boeken, hoewel er daar ook veel tussenzitten die me diep in mijn hart raken en die mij inspireren, maar ik lees ook veel boeken over de bijbel en andere christelijke onderwerpen. Sommige van deze boeken hebben me op nieuwe ideeën gebracht of mijn visie op bepaalde onderwerpen veranderd. En als je denken verandert, verandert ook je leven. Boeken zijn dus levensveranderd. Omdat ik hierover aan het denken was, ging ik eens bij mijn boekenkast staan om te zien welke boeken vooral mij hebben gemaakt tot de persoon die ik nu ben, meer dan andere. Er zijn er veel van, daarom is dit het eerste deel van een serie.
Het eerste dat ik wil noemen is het boek Godsverlichting van Willem J. Ouweneel. Nu was ik in mijn 'bijbelstudieperiode' een groot fan van deze bioloog, filosoof en theoloog, die ook nog eens een bekend spreker was uit de kringen van de 'Vergaderingen'. Dit boek verscheen in 1994, het jaar dat ik begon te studeren aan de Rijksuniversiteit Leiden. Ik weet nog steeds hoe ik dit boek las rond kerst in een huisje in een vakantiepark met mijn ouders. Voor die tijd verdedigde ik fel het standpunt dat de visie van de 'Vergaderingen' op onderwerpen als avondmaal en gemeentevormen de enige juiste was, wat leidde tot de ongelukkige gedachte dat andere kerken 'het licht niet hadden'. Mijn eerste jaar op evangelische studentenvereniging Ichthus liet me wat dat laatste betrof niet lang in de waan, maar hoe moest ik dan wel over deze onderwerpen denken? Rond dezelfde tijd begonnen leidende broeders uit de 'vergaderingen' ook vragen te stellen bij lang geaccepteerde standpunten en opnieuw de bijbel te bestuderen naar wat die nou werkelijk zei. Godsverlichting beschreef de ontdekkingen op dat gebied van Willem Ouweneel. Hij beschreef een bijbelser, liefdevoller manier van gemeente zijn, waar echt ruimte zou zijn voor God om zichzelf te laten zien. Hij haalde zelfs liederen aan uit de Opwekkingsbundel. Ongehoord, maar voor mij erg inspirerend. Het bevestigde mij in mijn zoektocht naar een opener manier van omgaan met andere christenen.
Een ander boek dat in dit proces een grote rol speelde was Water, Wijn en Waarheid van Henk P. Medema uit 1997. Ondertussen bezocht ik de zogenoemde Betteld-conferenties, waar werd gesproken over een nieuwe manier van gemeente zijn. En in die tijd was het postmodernisme een 'hot' onderwerp, onder andere op mijn studentenvereniging. Henk Medema was iemand voor wie ik veel respect had, en nog steeds heb, vooral vanwege zijn heel eerlijke benadering van moeilijke onderwerpen. En in dit boek legde hij uit wat het postmodernisme inhield, hoe het onze maatschappij en onze geloofsbeleving beïnvloedde en hoe christenen de eeuwige waarheid konden blijven verwoorden in een cultuur die niet meer in waarheid geloofde. Het maakte op mij diepe indruk. Ik leerde van dit boek dat er verschillende vormen van waarheid zijn. Alleen de diepste waarheid van God, die Hij heeft laten zien in zijn Zoon, Jezus Christus, is onwankelbaar en vast. Al onze theologische systemen en leerstellingen zijn niet zo onwankelbaar, omdat ze door mensen zijn opgesteld. Ze kunnen de waarheid misschien wel benaderen, maar ze zijn niet dé waarheid. Dit hielp mij om de leerstellingen van de 'Vergadering der gelovigen', die ik altijd voor absoluut en onwankelbaar had gehouden, te relativeren, zonder me direkt een ketter te voelen. Ook bevestigde Medema in dit boek het belang van verhalen, ik de periode in mijn leven dat ik mijn liefde voor verhalen probeerde te onderdrukken.
Ergens in deze periode las ik het boek Leven door de Geest van F. A. Schaeffer. Vanaf de laatste jaren van de middelbare school had ik mij gewijd aan het bestuderen van de bijbel. Ik verslond bijbelstudieboeken, maar daarnaast ook boeken gewijd aan de apologetiek, dat is de intellectuele verdediging van het geloof. Vooral Schaeffer en Lewis spraken mij heel erg aan. Van beide heb ik dan ook een heel aantal boeken nog steeds in mijn bezit. Dit boek is echter niet zozeer een apologetisch boek, maar beschrijft zijn wereldbeeld, waarbij hij zich afvraagt hoe het kan dat christenen in God geloven, maar er geen effect zichtbaar is in hun leven. Toen ik het laatst herlas viel mij op hoe hij aantoont dat we voortdurend ons afhankelijk moeten weten van het werk van Christus voor ons en in ons, en hoe daardoor een significant herstel tot stand wordt gebracht in onze psychologie, in onze relaties en in onze samenleving. Maar ik denk niet dat ik me toen al bewust was van alle gaten in mijn eigen hart. Wat me toen aansprak was zijn opmerking dat we als christenen wel zeggen te geloven in God, maar dat we vaak gaan zitten op de stoel van de ongelovige. We leven als agnosten of atheisten. In de praktijk handelen we niet naar ons geloof. Dat inzicht stimuleerde mij om God als realiteit te willen ervaren en niet alleen maar als intellectueel construct.
Een ander boek dat me tegenwoordig in andere opzichten aanspreekt dan toen ik het de eerste keer las (hoewel ik het nu al minstens drie keer gelezen heb) is Wonderen van C.S. Lewis. Deze vriend van Tolkien (Ha, heb ik hem toch genoemd!), heeft niet alleen maar kinderboeken en SF-verhalen geschreven, maar ook boeken die het geloof verdedigden. Dit boek legt uit dat wonderen mogelijk zijn. Wat mij nu aanspreekt is zijn beschrijving van de vleeswording van Christus en hoe het de bedoeling van God is de schepping te vernieuwen. Maar toen waren er twee dingen die mij troffen. De eerste is Lewis' opmerking dat als onze gedachten alleen maar voortkwamen uit de fysische bewegingen van atomen of neuronen, geen enkele uitspraak 'waar' kon zijn, ook niet die dat gedachten alleen maar uit atomen voortkomen. De bewegingen van atomen, door de fysica tot stand gebracht, hebben geen verband met 'waarheid' of 'onwaarheid'. Dit was voor mij een belangrijk gezichtspunt in mijn denken over de hersenen en het werkelijk bestaan van mijzelf als persoon. Het andere element dat me aansprak was Lewis' uitleg van de natuurwetten. Hij maakte duidelijk dat natuurwetten beschrijvingen zijn van wat God in het universum doet. Het universum is niet als een opgewonden klok die uit zichzelf afloopt. Nee, God is er actief in en 'onderhoudt alle dingen'. Dat de aarde om de zon draait, of een elektron om een proton is volledig het werk van God. Daarom is een brood dat gebakken is uit graan van een akker net zo goed het werk van God als het brood van de wonderbare spijziging, en daarom kan ik God net zo goed danken voor een genezing door een paracetamol als voor een wonderbaarlijk herstel. Het hielp me niet alleen om met wetenschap om te gaan, maar ook om God te zien in de gewone dingen. Lezers van Neptunus zullen dit beeld herkennen. Ik heb het van Lewis.
Een vijfde boek (en het laatste voor deze aflevering), is het boek Geloven is weer mens worden, van Jerram Barrs en Ranald Macaulay. Dit boek heeft echt mijn denken veranderd. De schrijvers (ik herken nu pas hoezeer ze zijn geïnspireerd door Francis Schaeffer), gaan ervan uit dat de mens is geschapen naar het beeld van God, en dat het beeld van God in de mens is hersteld door het werk van Christus. We moeten als christenen dus niet het menselijke minderwaardig achten of terzijde schuiven, maar juist volledig als mensen leven. Het menselijke verstand, de wil, emoties en creativiteit zijn juist waardevol, omdat ze Gods eigenschappen weerspiegelen. Het boek strijdt tegen platonische ideeën in het christendom, die een superioriteit van het geestelijke boven het menselijke argumenteren. Elke leer die leidt tot een verminderd belang van het menselijke is een dwaalleer. Dit heeft radicaal mijn beeld op de mens en op mezelf veranderd. Ik dacht ooit dat mijn 'ik' slecht was, dat ik mijn eigen verlangens, passies en ideeën opzij moest schuiven en me moest laten leven door God. Door dit boek leerde ik dat God juist wil dat ik als mens leef, mijn eigen verlangens ontwikkel en zelf mijn keuzes maak in relatie met hem. Vooral tijdens mijn overspannen periode, waarin ik worstelde met bidden en bijbellezen, hebben deze gedachten mij voorbereid op een meer persoonlijke, menselijkere manier van omgaan met God. Ik kan dit boek niet genoeg aanbevelen.
Volgende keer meer boeken die mij op de een of andere manier hebben aangeraakt.
In elk geval: wat ik toen schreef, geldt nog steeds: een wereld zonder boeken zou voor mij ondenkbaar zijn. En ik merk dat boeken heel erg bijdragen aan mijn groei als persoon. Ik heb het niet alleen over verhalende boeken, hoewel er daar ook veel tussenzitten die me diep in mijn hart raken en die mij inspireren, maar ik lees ook veel boeken over de bijbel en andere christelijke onderwerpen. Sommige van deze boeken hebben me op nieuwe ideeën gebracht of mijn visie op bepaalde onderwerpen veranderd. En als je denken verandert, verandert ook je leven. Boeken zijn dus levensveranderd. Omdat ik hierover aan het denken was, ging ik eens bij mijn boekenkast staan om te zien welke boeken vooral mij hebben gemaakt tot de persoon die ik nu ben, meer dan andere. Er zijn er veel van, daarom is dit het eerste deel van een serie.
Het eerste dat ik wil noemen is het boek Godsverlichting van Willem J. Ouweneel. Nu was ik in mijn 'bijbelstudieperiode' een groot fan van deze bioloog, filosoof en theoloog, die ook nog eens een bekend spreker was uit de kringen van de 'Vergaderingen'. Dit boek verscheen in 1994, het jaar dat ik begon te studeren aan de Rijksuniversiteit Leiden. Ik weet nog steeds hoe ik dit boek las rond kerst in een huisje in een vakantiepark met mijn ouders. Voor die tijd verdedigde ik fel het standpunt dat de visie van de 'Vergaderingen' op onderwerpen als avondmaal en gemeentevormen de enige juiste was, wat leidde tot de ongelukkige gedachte dat andere kerken 'het licht niet hadden'. Mijn eerste jaar op evangelische studentenvereniging Ichthus liet me wat dat laatste betrof niet lang in de waan, maar hoe moest ik dan wel over deze onderwerpen denken? Rond dezelfde tijd begonnen leidende broeders uit de 'vergaderingen' ook vragen te stellen bij lang geaccepteerde standpunten en opnieuw de bijbel te bestuderen naar wat die nou werkelijk zei. Godsverlichting beschreef de ontdekkingen op dat gebied van Willem Ouweneel. Hij beschreef een bijbelser, liefdevoller manier van gemeente zijn, waar echt ruimte zou zijn voor God om zichzelf te laten zien. Hij haalde zelfs liederen aan uit de Opwekkingsbundel. Ongehoord, maar voor mij erg inspirerend. Het bevestigde mij in mijn zoektocht naar een opener manier van omgaan met andere christenen.
Een ander boek dat in dit proces een grote rol speelde was Water, Wijn en Waarheid van Henk P. Medema uit 1997. Ondertussen bezocht ik de zogenoemde Betteld-conferenties, waar werd gesproken over een nieuwe manier van gemeente zijn. En in die tijd was het postmodernisme een 'hot' onderwerp, onder andere op mijn studentenvereniging. Henk Medema was iemand voor wie ik veel respect had, en nog steeds heb, vooral vanwege zijn heel eerlijke benadering van moeilijke onderwerpen. En in dit boek legde hij uit wat het postmodernisme inhield, hoe het onze maatschappij en onze geloofsbeleving beïnvloedde en hoe christenen de eeuwige waarheid konden blijven verwoorden in een cultuur die niet meer in waarheid geloofde. Het maakte op mij diepe indruk. Ik leerde van dit boek dat er verschillende vormen van waarheid zijn. Alleen de diepste waarheid van God, die Hij heeft laten zien in zijn Zoon, Jezus Christus, is onwankelbaar en vast. Al onze theologische systemen en leerstellingen zijn niet zo onwankelbaar, omdat ze door mensen zijn opgesteld. Ze kunnen de waarheid misschien wel benaderen, maar ze zijn niet dé waarheid. Dit hielp mij om de leerstellingen van de 'Vergadering der gelovigen', die ik altijd voor absoluut en onwankelbaar had gehouden, te relativeren, zonder me direkt een ketter te voelen. Ook bevestigde Medema in dit boek het belang van verhalen, ik de periode in mijn leven dat ik mijn liefde voor verhalen probeerde te onderdrukken.
Ergens in deze periode las ik het boek Leven door de Geest van F. A. Schaeffer. Vanaf de laatste jaren van de middelbare school had ik mij gewijd aan het bestuderen van de bijbel. Ik verslond bijbelstudieboeken, maar daarnaast ook boeken gewijd aan de apologetiek, dat is de intellectuele verdediging van het geloof. Vooral Schaeffer en Lewis spraken mij heel erg aan. Van beide heb ik dan ook een heel aantal boeken nog steeds in mijn bezit. Dit boek is echter niet zozeer een apologetisch boek, maar beschrijft zijn wereldbeeld, waarbij hij zich afvraagt hoe het kan dat christenen in God geloven, maar er geen effect zichtbaar is in hun leven. Toen ik het laatst herlas viel mij op hoe hij aantoont dat we voortdurend ons afhankelijk moeten weten van het werk van Christus voor ons en in ons, en hoe daardoor een significant herstel tot stand wordt gebracht in onze psychologie, in onze relaties en in onze samenleving. Maar ik denk niet dat ik me toen al bewust was van alle gaten in mijn eigen hart. Wat me toen aansprak was zijn opmerking dat we als christenen wel zeggen te geloven in God, maar dat we vaak gaan zitten op de stoel van de ongelovige. We leven als agnosten of atheisten. In de praktijk handelen we niet naar ons geloof. Dat inzicht stimuleerde mij om God als realiteit te willen ervaren en niet alleen maar als intellectueel construct.
Een ander boek dat me tegenwoordig in andere opzichten aanspreekt dan toen ik het de eerste keer las (hoewel ik het nu al minstens drie keer gelezen heb) is Wonderen van C.S. Lewis. Deze vriend van Tolkien (Ha, heb ik hem toch genoemd!), heeft niet alleen maar kinderboeken en SF-verhalen geschreven, maar ook boeken die het geloof verdedigden. Dit boek legt uit dat wonderen mogelijk zijn. Wat mij nu aanspreekt is zijn beschrijving van de vleeswording van Christus en hoe het de bedoeling van God is de schepping te vernieuwen. Maar toen waren er twee dingen die mij troffen. De eerste is Lewis' opmerking dat als onze gedachten alleen maar voortkwamen uit de fysische bewegingen van atomen of neuronen, geen enkele uitspraak 'waar' kon zijn, ook niet die dat gedachten alleen maar uit atomen voortkomen. De bewegingen van atomen, door de fysica tot stand gebracht, hebben geen verband met 'waarheid' of 'onwaarheid'. Dit was voor mij een belangrijk gezichtspunt in mijn denken over de hersenen en het werkelijk bestaan van mijzelf als persoon. Het andere element dat me aansprak was Lewis' uitleg van de natuurwetten. Hij maakte duidelijk dat natuurwetten beschrijvingen zijn van wat God in het universum doet. Het universum is niet als een opgewonden klok die uit zichzelf afloopt. Nee, God is er actief in en 'onderhoudt alle dingen'. Dat de aarde om de zon draait, of een elektron om een proton is volledig het werk van God. Daarom is een brood dat gebakken is uit graan van een akker net zo goed het werk van God als het brood van de wonderbare spijziging, en daarom kan ik God net zo goed danken voor een genezing door een paracetamol als voor een wonderbaarlijk herstel. Het hielp me niet alleen om met wetenschap om te gaan, maar ook om God te zien in de gewone dingen. Lezers van Neptunus zullen dit beeld herkennen. Ik heb het van Lewis.
Een vijfde boek (en het laatste voor deze aflevering), is het boek Geloven is weer mens worden, van Jerram Barrs en Ranald Macaulay. Dit boek heeft echt mijn denken veranderd. De schrijvers (ik herken nu pas hoezeer ze zijn geïnspireerd door Francis Schaeffer), gaan ervan uit dat de mens is geschapen naar het beeld van God, en dat het beeld van God in de mens is hersteld door het werk van Christus. We moeten als christenen dus niet het menselijke minderwaardig achten of terzijde schuiven, maar juist volledig als mensen leven. Het menselijke verstand, de wil, emoties en creativiteit zijn juist waardevol, omdat ze Gods eigenschappen weerspiegelen. Het boek strijdt tegen platonische ideeën in het christendom, die een superioriteit van het geestelijke boven het menselijke argumenteren. Elke leer die leidt tot een verminderd belang van het menselijke is een dwaalleer. Dit heeft radicaal mijn beeld op de mens en op mezelf veranderd. Ik dacht ooit dat mijn 'ik' slecht was, dat ik mijn eigen verlangens, passies en ideeën opzij moest schuiven en me moest laten leven door God. Door dit boek leerde ik dat God juist wil dat ik als mens leef, mijn eigen verlangens ontwikkel en zelf mijn keuzes maak in relatie met hem. Vooral tijdens mijn overspannen periode, waarin ik worstelde met bidden en bijbellezen, hebben deze gedachten mij voorbereid op een meer persoonlijke, menselijkere manier van omgaan met God. Ik kan dit boek niet genoeg aanbevelen.
Volgende keer meer boeken die mij op de een of andere manier hebben aangeraakt.