Wat brengt je ertoe een bepaalde film te kijken? Dat is niet altijd even duidelijk. Van Memoirs of a Geisha wist ik al jaren (vanaf het moment dat de film in de bioscoop draaide). Ik had er ook al mooie trailers voor gezien, maar het was er nog niet van gekomen hem te huren bij de videotheek, hoewel ik wel een paar keer met de blu-ray in handen heb gestaan. Maar kort geleden las ik de recensie van deze film op de website Blikoponeindig.nl, die de aandacht vestigde op enkele mooie aspecten van de film. Toen nam ik me voor de film toch binnenkort eens te gaan kijken. En afgelopen weekeinde liep ik weer aan tegen het conflict tussen mijn neiging mijn leven strak in te richten en mijn verlangen naar spontaniteit, en was ik in de stemming om een film te kijken waar deze thema's in voor zouden komen. Want als er iets een strikt geordende maatschappij is, is het Japan, en dan vooral de subcultuur van de Geisha, voor wie het hele leven door anderen bepaald lijkt te worden. Maar, had ik al begrepen, het verhaal gaat ook over het verlangen van de hoofdpersoon naar vrijheid en liefde. Dus nu was het zover: ik kreeg de film te pakken. En ik denk dat het inderdaad voor mij het juiste moment was om de film te kijken. Vooral het slot raakte me namelijk diep. Dat deze vrij lange inleiding toepasselijk is, zal later in mijn recensie wel blijken.
Het verhaal begint vroeg in de twintigste eeuw, wanneer een Japanse visser wiens vrouw op sterven ligt zijn twee dochters verkoopt. In de stad wordt de oudste naar een bordeel gebracht, de jongste komt terecht in de Okiya - een geisha-gemeenschap onder de autoritaire leiding van een 'moeder', waar ze aanvankelijk als dienstmeisje te werk wordt gesteld en later wordt opgeleid om later ook Geisha te worden. Aanvankelijk koestert Chiyo de hoop om samen met haar zus te ontsnappen. Ze wil niet dat haar lot voor haar bepaald wordt, maar verlangt naar vrijheid. Een van de geisha's in de Okiya, Hatsumomo, ziet in dit meisje met haar opvallende grijze ogen, een toekomstige rivaal en doet alles om haar het leven zuur te maken. Uiteindelijk gaat de kans om te ontsnappen aan Chiyo voorbij, en lijkt ook een bestaan als geisha niet voor haar weggelegd. Terwijl ze zich op haar dieptepunt bevindt, ontmoet ze 'de voorzitter' een belangrijke man, die haar ondanks haar grijze kleren als waardevol persoon behandelt. Vanaf dat moment heeft ze maar een enkel doel in haar leven: opnieuw de voorzitter ontmoeten, maar dan als een mooie, indrukwekkende geisha, van wie hij de 'danna' (begunstiger) zou willen zijn. Die kans krijgt ze jaren later, als de mooie Mameha haar onder haar hoede neemt. Het is de bedoeling dat ze de strijd aangaat met Hatsumomo, die haar invloed in de Okiya wil vergroten. Maar hoewel ze zich in korte tijd ontwikkelt tot de mooiste en beste geisha van de stad, en door veel machtige mannen begeerd wordt, lijkt haar eigenlijke doel, de voorzitter, voor haar steeds verder onbereikbaar. Vooral als de tweede wereldoorlog uitbreekt en de wereld van de geisha volledig ten onder dreigt te gaan ...
Ik zit te springen om te kunnen vertellen waarom ik door deze film geraakt werd, dus ik zal kort zijn over de artistieke kwaliteiten van de film. De film is knap gemaakt, vol mooie beelden. Let vooral op het gebruik van verschillende vormen van water in de film (en de vergelijking van het karakter van de hoofdpersoon met 'water', dat zelf zijn eigen weg maakt). Het Japan van voor de tweede wereldoorlog is mooi in beeld gebracht als een exotische plaats, en kwam op mij overtuigend over, hoewel ik erg weinig over de geschiedenis van Japan weet. Ik heb ondertussen gelezen dat er veel historische en culturele onjuistheden in de film voorkomen, en dat zal wel zo zijn, ik vond het er mooi uitzien. Wat ik wel moet opmerken is dat het verhaal een tijd lang leek voort te kabbelen. Het zijn de mooie beelden die blijven boeien, maar er had wat meer spanning in mogen zitten. Aan de andere kant waren de beelden van de opleiding tot geisha, en de verschillende dansen, wel weer erg interessant. En het einde maakte veel goed. Daardoor was ik wel weer gefascineerd.
Wat raakte me nou zo aan deze film? Om dat te vertellen moet ik uiteindelijk het einde verklappen. Maar eerst bij het begin beginnen. Ik zie in het verhaal van deze film een overeenkomst met mijn leven als christen. Het begint met gevangenschap en het verlangen naar vrijheid, naar leven, naar persoonlijkheid. Chiyo probeert keer op keer te ontsnappen aan de geestdodende omgeving waar ze zich in bevindt, en waar ze als slaaf wordt behandeld. Zo verlang ik ook naar de vrijheid om mijn eigen keuzes te kunnen maken, om mezelf te kunnen zijn, zonder me te schamen en zonder te worden tegengehouden door angst. Maar ik leef in een onvrije wereld, en mijn pogingen om te ontsnappen worden gefrustreerd, net als die van Chiyo. Het lijkt wel alsof ik wordt tegengewerkt van binnenuit en van buitenaf. De bijbel spreekt over de aanklager, de duivel, die een mensenmoordenaar is en een leugenaar, fel gekant tegen mijn vrijheid. In deze film is die te vinden in Hatsumomo (ook vaak in het rood in beeld gebracht).
Op het moment dat alle hoop vervlogen lijkt ontmoet Chiyo de Voorzitter, die goed voor haar is. Net zo heb ik iets van Jezus leren kennen, en iets van de liefde van God gehoord. Dat wekte de hoop dat er wel een vervulling mogelijk was van mijn verlangen, dat ik waardevol was. Net als Chiyo wilde ik mezelf bij de bron van liefde in de gunst brengen. Ik wilde mezelf aangenaam voor hem maken. En ik dacht dat ik dat kon doen door een bepaalde vorm aan te nemen: die van een super-christen. Chiyo meende dat ze alleen als geisha een kans maakte door de voorzitter opgemerkt te worden, terwijl hij haar ook als gewond dienstmeisje zag staan (en later nog eens als jonge vrouw). Ze kent maar een enkele manier om zich geliefd te maken, en dat is door haar echte zelf te verbergen achter make up, achter een kimono en achter ingestudeerde sierlijke gebaren en dansen. Haar identiteit wordt steeds verder weggedrukt. Ze krijgt zelfs een andere naam: Sayuri. Ze is deel geworden van een spel om macht en invloed, en door mee te doen aan dat spel raakt ze alleen maar verder weg van degene naar wie ze eigenlijk verlangt. Zo was het ook bij mij: ik verplichte mezelf tot bidden, bijbelstudie en memorisatie van bijbelverzen volgens het ideaalbeeld van onze kerk, in de hoop dat God daardoor van me zou houden. Maar ik raakte mijn eigen voorkeuren en mijn eigen verlangens kwijt. Bovendien ging het me al snel meer om het behalen van mijn gelijk, de anderen de wet te lezen en aan te tonen dat onze kerk de ware was. Ik had geen contact meer met de levende realiteit van God en ervoer zijn liefde niet meer.
Toen raakte ik overspannen en stortte mijn identiteit als geestelijk christen totaal in. Ik kon het niet meer volhouden. Dat gebeurt in dit verhaal ook met Sayuri als de tweede wereldoorlog uitbreekt. Haar hoop om te leven als geisha en de geliefde van de Voorzitter te zijn leek vervlogen, zoals ik drie jaar lang dacht dat ik nooit meer contact met God kon hebben. Dan gebeurt het wonderlijke: ze krijgt een tweede kans om bij de Voorzitter te zijn. Daarvoor moet ze weer geisha worden. Maar nu omdat ze het zelf wil. Gedreven door haar verlangen naar de Voorzitter neemt ze haar oude rol weer op zich, en met passie. Maar nog steeds durft ze bij de Voorzitter niet zichzelf te zijn. Nog steeds durft ze zich niet door hem te laten liefhebben zoals ze ten diepste is, als het meisje dat hij ooit ontmoette. In plaats daarvan valt ze terug op manipulatie. Haar plan faalt echter jammerlijk en ze blijft achter zonder enige hoop om ooit nog bij de Voorzitter terug in de gratie te komen. Zo val ik ook weer keer op keer terug in systemen van controle, van zelfhaat, schuldgevoel en plichtgevoel. En ik wanhoop aan mezelf, of ik ooit wel kan veranderen.
(Nu ga ik het over het einde hebben, dus let op!)
Na jaren ontvangt Sayuri een oproep. Ze heeft zich in haar lot geschikt en haar identiteit als geisha omarmd. Ze heeft de hoop opgegeven om ooit nog de Voorzitter te ontmoeten, laat staan zijn uitverkorene te zijn. Nee, ze handelt naar haar plicht. Ze heeft al haar pogingen om de werkelijkheid te controleren, al haar manipulatie, al haar hulpmiddelen begraven. Maar dan gebeurt het wonder: degene die haar heeft opgeroepen, is niemand minder dan de Voorzitter. Hij laat haar niet eens uitpraten als ze zich wil verontschuldigen. Nee, hij vertelt haar dat hij altijd heeft geweten dat zij dat meisje was dat hij ooit ontmoet had. Hij vertelt haar dat hij er zelf een hand in heeft gehad dat zij tot geisha zou worden opgeleid. En hij vertelt haar dat hij van haar houdt en haar 'danna' wil zijn, haar beschermheer. Niet omdat ze zo'n getalenteerde geisha is, maar omdat ze zichzelf is. Haar verlangen is uitgekomen.
Van dit einde kreeg ik een brok in mijn keel. Niet alleen omdat het zo romantisch was (want dat is het natuurlijk ook), maar omdat het is waar ik in mijn leven op hoop. De echt goede verhalen die mensen vertellen, zijn immers reflecties van het ene Ware verhaal. En dit einde is een mooie (hoewel onvolmaakte) reflectie van het goede nieuws van het evangelie, dat een einde maakt aan zonde-management. De boodschap die er voor mij uit spreekt, is dat ik moet ophouden met mijn pogingen mezelf voor God, degene naar wiens liefde ik verlang, aantrekkelijk te maken. Ik moet ophouden met mijn manieren om hem te manipuleren, om een ideaalbeeld te laten zien dat niet met de werkelijkheid in overeenstemming is. Ik moet afzien van mijn zo harde strijd tegen de aspecten die ik in mij als onaangenaam zie, met die oorlog tussen mijn motivaties. Ik moet al mijn pogingen om mijn eigen verlangen naar acceptatie te vervullen, opgeven. Ik moet sterven. Alleen als ik het vertrouwen in mezelf volledig heb opgegeven, als ik mijn eigen inspanning totaal heb losgelaten, sta ik open voor het ontvangen van de liefde van God. Dan heeft God de ruimte om tot mij door te dringen, zijn liefde aan mij te communiceren en zijn leven in mij uit te gieten. Dan word ik opgenomen in de dans van relaties van de drie-eenheid, dan ben ik wat ik verlangde te zijn: de geliefde van de Liefhebbende God. Dan ben ik niet anders dan wie ik ben. Dan ben ik vrij. Dan leef ik.
De actieve liefde van God, die mij opzoekt, dat is het evangelie: volgens Romeinen 1 een kracht van God tot behoud van ieder die gelooft. Behoud, dat is redding. Een ander woord zou zijn: opstanding uit de dood. Het leven als geliefde van God, als de bruid van Christus, is waar God ons voor gemaakt heeft. Daarin ligt onze ware identiteit. Zo heeft God ons altijd gezien. Hij kent ons ware zelf, wie we werkelijk zijn, ook als wij proberen voor hem iemand te zijn die we niet zijn. En hij verlangt ernaar dat wij dat willen accepteren, dat wij ons eenvoudig door hem willen laten liefhebben, en zo zijn geliefden willen worden. Maar daarvoor moeten we ons valse zelf, ons masker, onze 'zonde-management' opgeven. Daarvoor moeten we alle hoop opgeven onszelf geliefd te kunnen maken, en dus ook elk vergelijking met anderen of een abstract ideaal en elke veroordeling over ons falen (precies waar ik afgelopen weekeinde mee worstelde). Daarvoor moeten we sterven. Want alleen wat dood is, kan door God uit de dood worden opgewekt. En wanneer God dat doet, en zich als mijn 'Lover' openbaart, zie ik zijn hand vervolgens wonderlijk genoeg in alle aspecten van mijn leven. Dan zie ik dat hij erbij was toen ik mij zo voor hem inzette en zo hard mijn best deed, en in mijn overspannenheid, in mijn succes en in mijn falen. In de woorden van romeinen 8: God doet alle dingen meewerken ten goede. Zoals hij er ook een hand in had dat ik deze film uitkoos afgelopen weekeinde. Eigenlijk worden op die manier al die aspecten van mijn leven, waar ik me niet meer aan vastklamp, door de liefde van God levend gemaakt. Ze krijgen een nieuwe glans. Alles wat ik durf los te laten in mijn verlangen naar de liefde van God, krijgt in die liefde van God uiteindelijk zijn juiste plek terug. Dit is een hoop waar ik mij aan kan vastklampen, dit is goed nieuws. Evangelie. In de woorden van Paulus: "Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan." (Filippenzen 3:10,11).
Ik begin nu een beetje te begrijpen wat dat betekent.