Het Flevofestival is alweer een week geleden, helaas. Aan de ene kant betekent het dat ik nog maar 51 weken hoef te wachten op het volgende Festival. Aan de andere kant is dat nog bijna een heel jaar. Ik vertelde eerde hoe ik op het Flevofestival van 2009 de beslissing maakte om alleen nog te luisteren naar boodschappen die overeenkwamen met de onvoorwaardelijke liefde van God. En niet meer naar boodschappen die op de een of andere manier met de liefde van God in strijd waren. Toen ik onderweg was voor deze editie, vroeg ik me af of ik niet opnieuw iets van God zou ontvangen. In de trein haalde ik mijn moleskine schrift tevoorschijn en begon te schrijven. Eerst wat ik tegen God wilde zeggen, en vervolgens kwamen er woorden in me boven die God tegen mij wilde zeggen. En wat ik van God hoorde was voor mij iets nieuws. God liet me weten dat hij een tedere God is.
Het eerste dat ik ontving was dat God in mijn hart woont, en zijn tent heeft opgeslagen in mijn binnenste. Hij 'tabernakelt' in mij (om het zo maar eens uit te drukken), zoals de Almachtige en Alomtegenwoordige onder het volk Israel in de Tabernakel woonde. Hij kiest ervoor om in mij aanwezig te zijn en mij te vergezellen. Maar, heel belangrijk: Hij voelt zich niet door mij afgestoten. Hij schaamt zich niet voor de omgeving waarin hij moet verblijven. Ook al worstel ik wel met gevoelens van schaamte en minderwaardigheid, ook al denk ik soms negatief over wat er in mijn hart aanwezig is, God neemt er geen aanstoot aan. Mijn onzekerheid en zwakheid vormen voor Hem geen barrière. Sterker nog: Hij voelt zich thuis in mijn hart (zonder dat ik eerst moet zorgen dat mijn hart schoon is, of dat ik heilig ben, zoals op de zondagschool vroeger wel werd gesuggereerd: Jezus wil in je hart wonen, dus dan moet je wel zorgen dat alles is opgeruimd en schoongemaakt). Hij let niet op de rommel, de stofdraden, de gaten in het tapijt en de afwas op het aanrecht. Nee, hij voelt zich volkomen op zijn gemak in zijn omgeving. Hij geniet van elke seconde die Hij met mij en in mij doorbrengt. Hij is een vriend, en niet een vijand voor wie ik van alles zou moeten verbergen, omdat hij het zou kunnen gebruiken om mij te beschamen, een vijand die mijn tekortkomingen zou kunnen misbruiken. Ik hoef niet bang voor Hem te zijn.
Vervolgens schreef ik op: "Ik ben teder van karakter. Ik ben teder voor de mensen die van binnen gebroken zijn. Ik spring voorzichtig om met je wonden, je twijfel en je bezorgdheid. Ik doe niet mijn best om je te kwetsen en ik ben me bewust van je gevoeligheden." God is teder. Dat kwam als een openbaring. Misschien vooral omdat ik zelf niet echt teergevoelig met mijn eigen kwetsbaarheid omspring. Ik stel eisen aan mezelf en ben boos op mezelf als ik die niet haal. Ik schaam me voor de dingen die ik niet kan, en voor wat anderen over mij zouden denken. Ik leg mezelf continu hoge maatstaven op, die ik niet haal. En ik heb weinig geduld met het feit dat ik in mijn leven wonden heb opgelopen. Ik vind dat ik met mijn gebroken been net zo hard zou moeten lopen als degenen die niet gevallen zijn.
Gelukkig is God dus niet zo. Hij is geduldig met de zwakken, hij spring voorzichtig om met kwetsbare mensen, en hij is zacht voor de gevoelige individuen. Dit wist ik theoretisch al wel uit de bijbel. In Jesaja 57 zegt God: "In den hoge en in het heilige woon Ik EN bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven." Dit is een prachtig vers: God woont niet bij de zelfverzekerde mensen zonder problemen. Die hebben niet eens het idee dat ze hem nodig hebben. Nee, hij woont bij de mensen die klein zijn, die twijfelen aan zichzelf, en die door hun eigen keuzes of door het leven zijn getekend. En hij woont bij hen, niet om hen beschaamd te laten staan, maar om hen weer levensvreugde en kracht te geven, om hun hart weer sneller te laten kloppen. Wie twijfelt of hij het leven wel aankan, wie zich zorgen maakt of hij wel goed genoeg is, hoeft voor God niet bang te zijn. "Het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven", aldus Jesaja 42:3. De profeten staan vol met beloftes voor de zwakken, de zieken en de gebrokenen, het kleine volkje dat op het punt staat de moed op te geven. God lacht hen niet uit, beschaamt hen niet met donderpreken en een verwijtend: 'had je maar beter je best moeten doen!'. Nee, hij verbindt hun wonden, en geneest ze, en geeft ze een hoopvolle toekomst.
Dat is ook precies waarom Jezus kwam: "Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen" (Lucas 4). In de Evangeliën zie je steeds weer hoe liefdevol en voorzichtig Jezus omgaat met kwetsbare mensen, met bedelaars, melaatsen, vrouwen en kinderen. Hij schenkt ze aandacht, veroordeelt ze niet, en neemt het voor ze op tegen de Farizeeën, de Schriftgeleerden, hun plaatsgenoten of zijn eigen discipelen. Op het Flevofestival beeldde de acteur Bruce Kuhn gedeeltes uit van het Markusevangelie, doorspekt met Johannes, waaronder het gedeelte met de overspelige vrouw uit Johannes 8. De vrouw werd waarschijnlijk volgens gewoonte in ontkleedde toestand voor hem gebracht. Kuhn speelde Jezus die zich van haar afwendde en in de grond schreef, dus een Jezus die ervoor koos haar niet als object te zien, maar haar te respecteren. En toen de Schriftgeleerden die kennelijk toch niet zonder zonde waren, waren afgedropen, hing Jezus een mantel om de schouders van de vrouw, en zei tegen haar: "Heeft niemand u veroordeeld? Ook ik veroordeel u niet. Ga heen en zondig niet meer." Prachtig! Zo gaat Jezus met mensen om. Zelfs aan het kruis denkt hij nog aan zijn moeder, en zorgt dat die bij zijn discipel Johannes kan leven. Geen wonder dat allerlei kwetsbare mensen hem volgden. "Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart" (Matteus 11:28). Dat is het karakter van Jezus, en dus ook van God, van wie Jezus het volmaakte beeld is op Aarde. Wie Jezus heeft gezien, en het karakter van Jezus, heeft de Vader gezien en hoe Hij is.
God is op de hand van de zwakken. Ja, zijn koninkrijk staat wijd voor hen open. "Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten" (Matteus 5). Terwijl ik dit schrijf, herinner ik me steeds meer teksten die laten zien hoe gevoelig God met mensen omgaat. Denk aan de herder, die het verloren schaap op zijn schouders nam en zo terugkeerde. Denk aan de koning, die de kreupelen en melaatsen op zijn feest uitnodigde. Denk aan de wetten die de armen beschermden in het Oude Testament. Onze God is een gevoelige, tedere God, niet een God die de zwakken nog verder verplettert en de zieken een schuldgevoel aanpraat. niet een God die de armen zegt dat ze harder hadden moeten werken, en de Gebrokenen zegt dat ze zich niet zo moeten aanstellen. Hij treurt met de treurenden. Hij weent met de wenenden. Hij troost zijn volk. "Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik u troosten" (Jesaja 66:13). Hij zal niemand boven vermogen verzoeken, belooft hij, en met de verzoeking zal hij ook de uitkomst geven. En uiteindelijk zet hij de deuren voor zijn geliefde kinderen wijd open.
Ik wil hiervan leren. Ik wil God leren kennen als een tedere God. Een God van wie ik kan vertrouwen dat Hij niet schrikt van mijn gebrokenheid, van wie ik ervan uit kan gaan dat hij voorzichtig met mij omspringt, niet op mijn ziel trapt, maar mij zachtjes en in mijn eigen temp verandert en geneest. Ik wil op Hem gaan vertrouwen, me door Hem laten troosten. Ik wil hiervan leren hoe ik met mijn eigen hart mag omgaan. Ik wil ophouden mezelf te beschuldigen, mezelf aan te klagen, en mezelf zulke hoge eisen op te leggen. Ik wil ook teder omgaan met mezelf, op dezelfde manier als God dat doet. En ik wil leren zo om te gaan met andere mensen, die hun eigen gebrokenheid kennen, kwetsbaar zijn, en gevoelig. Ik wil hen troosten met de troost die ik van God ontvangen heb. "God, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden." (2 Korintiers 1:4).