Ik heb helaas de eigenschap dat ik nogal eens in negatieve gedachtenpatronen kan vervallen. Een opmerking die iemand maakt, kan diep bij mij binnenkomen. Ik kan erdoor aan mezelf gaan twijfelen, en daardoor in een spiraal van zelfverwerping terechtkomen. Ten slotte kan ik niets goeds meer zien in mezelf en in de wereld. Dit voorjaar gebeurde dat bijvoorbeeld op het werk, toen degene die een workshop voor de communicatieafdeling leidde mij wees op mijn negatieve zelfbeeld. Die vinger kwam op een zere plek terecht. Terwijl ik naar huis reisde tolden de beschuldigingen door mijn gedachten. Maar voor ze me helemaal konden meesleuren, dwong ik mezelf om rond te kijken naar de uitlopende bomen om me heen, vol witte bloesem. Naar de lucht die rood en oranje kleurde door de ondergaande zon. Om te luisteren naar de vogels, die druk aan het fluiten waren. En ik merkte dat mijn zelfbeschuldiging oploste. Want mijn negatieve zelfbeeld en gevoel van onbekwaamheid waren niet de enige realiteit. Om mij heen was een wereld vol schoonheid. En die schoonheid was echt. Ik dronk de beelden en geluiden in, en merkte dat ik zelf begon te fluiten. De schoonheid was de realiteit, en die realiteit was goed en zou altijd goed zijn, hoe negatief ik mezelf ook zou voelen. De schoonheid bracht me er zelfs toe God te danken voor zijn liefde, die bleef bestaan ook als ik niet van mezelf hield. En eigenlijk is dat niet zo vreemd. Want schoonheid is uiteindelijk afkomstig van God. Als we iets moois zien, zien we iets van onze Schepper. God IS schoonheid.
Dit las ik laatst in een artikel op het internet: "Zoals God niet alleen liefheeft, maar in zijn diepste wezen liefde IS, is God niet alleen mooi, maar IS hij schoonheid." Vanmorgen ging het erover in de kerk. De liefde van God, zei de spreker, is geen losse eigenschap van God, die los staat van andere eigenschappen, zoals zijn rechtvaardigheid en zijn creativiteit. Het is niet een laag van de cake, gescheiden van de andere lagen. Het is meer een ingrediënt, dat overal in terug te vinden is: in Gods rechtvaardigheid, in zijn creativiteit, overal in. Maar ik zou zelf nog verder gaan: volgens mij is liefde zelfs het ENIGE ingrediënt. Wat wij benoemen als Gods rechtvaardigheid of zijn creativiteit of welke andere eigenschap dan ook, is niet anders dan een andere uitingsvorm van zijn diepste identiteit: de liefde. Dat is wie Hij is. En zoals ik eergisteren schreef, kan God niet anders zijn dan wie Hij is. Alles wat Hij is, alles wat Hij doet, is dus liefde.
En hetzelfde geldt voor schoonheid. En als we diep doordringen in het onderwerp, zullen we zelfs gaan zien dat 'schoonheid' en 'liefde' eigenlijk niet van elkaar te onderscheiden zijn. Wie zich openstelt voor een ervaring van werkelijke schoonheid, laat zich op dat moment liefhebben door de God die schoonheid IS. Daarom wil ik ervoor pleiten dat we als christenen oog gaan krijgen voor de betekenis van schoonheid. Dat we er ogen voor ontwikkelen om schoonheid te onderscheiden: in de natuur, in wat we maken, in andere mensen en in onszelf. Dat we elkaar op schoonheid zullen gaan wijzen en dat we ook zelf schoonheid zullen gaan zoeken en scheppen. Als we onszelf, anderen en de wereld mooier maken, laten we zien dat we onszelf, anderen en de wereld liefhebben, zoals we laten zien dat we God liefhebben, als we hem glorie en eer brengen (wat niet anders is dan hem schoonheid toedichten). Schoonheid en ons verlangen naar schoonheid zijn namelijk niet maar bijkomstigheden (zoals ik tot een paar jaar geleden dacht), het zijn geen zaken waarvan we alleen in onze vrije tijd mogen genieten als we klaar zijn met serieuze zaken, of die we onderaan ons prioriteitenlijstje moeten hebben staan. Dit verlangen, deze glorie ligt bij de kern van wat het betekent mens te zijn. Dit is ten diepste wat ons leven betekenis geeft.
Waarom is het verlangen naar schoonheid zo universeel? Waarom zoeken mensen daar met zo veel overgave naar? Is het alleen maar omdat we zo geëvolueerd zijn dat we bepaalde beelden associëren met veiligheid of genot, en andere beelden (lelijkheid) met vergif of gevaar? Is het niet meer dan een nuttige aanpassing, door toevalsprocessen tot stand gekomen? Het is trouwens prima mogelijk dat ons begrip van schoonheid door processen of onder invloed van selectie is gevormd, dat zal ik niet ontkennen. Maar ik geloof dat het meer is. Een aanwijzing daarvoor is dat schoonheid niets te maken hoeft te hebben met ‘nut’. Iets hoeft niet ergens voor te dienen om mooi te zijn. Het hoeft geen functie te hebben. Het hoeft er alleen maar te zijn. Ik ben geen estheticus of filosoof, dus ik kan hier geen goed doorwrocht betoog houden over de betekenis van schoonheid. Maar ik geloof dat schoonheid precies te maken heeft met dit ‘er alleen maar zijn’. Ik heb gelezen over de reformatorische wijsbegeerte van onder andere Dooyeweerd, waarin schoonheid een van de eigenschappen is die een voorwerp kan hebben, een van de manieren om naar een persoon of voorwerp te kijken. Een kenmerk dat eigenlijk los staat van andere kenmerken van een voorwerp of persoon. Voor mijn gevoel (ik zei al dat ik geen filosoof ben) schiet zo’n beschrijving tekort. Schoonheid is net als liefde niet een eigenschap die een voorwerp of persoon heeft, gescheiden van andere eigenschappen of kenmerken. Het is wat het voorwerp of persoon IS. Het heeft te maken met het wezen, met de identiteit. Het is wat Gerard Manley Hopkins noemt: haecceitas of ‘dit zijn’ (thisness, an individual nature that inheres in a person but that cannot be described to others).
Een voorwerp is mooi als het helemaal zichzelf is, als het echt is, als het is zoals het moet zijn. Daarbij hoort dat het uniek is, dat het letterlijk ‘schoon’ is (zonder vlek of rimpel), dat het vrij is. Een glimmend rode appel is mooi. Een appel met een schimmelplek is niet zoals hij moet zijn, hij is niet mooi. Maar de vorm van de schimmelplek kan wel weer mooi zijn, omdat er iets in doorschemert wat echt is, wat werkelijk is. Een tak vol bloesem in de lente is mooi, omdat elke bloem uniek is, helemaal zichzelf. Een plastic bloem is eigenlijk niet mooi, omdat je ziet dat elke bloem hetzelfde is, een kopie, niet zichzelf. Een pleintje in de zon is mooi. Als er vuilnis ligt, vinden we het lelijk: we weten dat het pleintje zo niet zou moeten zijn, dat het niet zichzelf is. Maar soms kunnen we wel weer schoonheid zien in de patronen in het vuilnis. Hoe een plastic fles en een colablikje naast elkaar liggen, in de dans van een plastic tas in een windvlaag: want daarin, in die patronen, schemert weer iets door wat wel echt en werkelijk is. Daarom kan ik zeggen dat God schoonheid is. Omdat Hij werkelijk zichzelf is, de Ik ben. Hij is de bron van al het bestaan, van alle identiteit, en dus van alle schoonheid. Hij is schoonheid. Wie schoonheid maakt of bewonderd, maakt of bewondert daarmee iets van de natuur van God. Precies zoals volgens 1 Johannes iedereen die liefheeft uit God geboren is, want God is liefde.
Net zo zijn mensen dus mooi als ze zichzelf zijn. Als de echte natuur van iemand zichtbaar wordt in zijn of haar ogen, in zijn of haar kleren, in zijn of haar woorden. Als iemand niet doet alsof, als iemand niet door angst wordt gecontroleerd. Als iemand het beeld van zijn of haar Schepper weerspiegelt, als iemand liefheeft. We weten allemaal dat wie we werkelijk zijn, onze echte identiteit, niet volmaakt zichtbaar wordt in onze buitenkant. We zijn ons ervan bewust dat we het beeld van onze Schepper zijn verloren. Dat in ons gebroken, vervormde plekken zijn, en dat angst en liefdeloosheid ons controleren. En dan is er nog de invloed van de gebroken wereld, met haar ziekten, afwijkingen, armoede, lelijkheid, die op ons afsmeert en onze echte schoonheid verbergt. Daarom verlangen we ernaar om mooi gemaakt te worden, we verlangen ernaar om bevrijd te worden van de lelijkheid, we verlangen ernaar om werkelijk onszelf te zijn, stralend, schitterend, we verlangen ernaar dat onze glorie zichtbaar wordt. Dat zal in deze onvolmaakte wereld nooit volledig gebeuren.
Maar hoewel volmaakt herstel en volmaakte schoonheid nog niet mogelijk zijn, kunnen we er al wel iets van ervaren. God wil dat wij delen in zijn luister en glorie. Dat doet hij als wij ons openstellen voor wie Hij is. Als we ons openstellen voor zijn liefde. Als we zijn schoonheid tot ons laten doordringen. Als we in de aanwezigheid zijn van zijn werkelijke identiteit. Dat is de betekenis van het verhaal van Mozes, die op de berg was in de aanwezigheid van God, en wiens gezicht daardoor ging stralen. Paulus zegt dat wij als wij God in zijn glorie aanschouwen worden veranderd ‘van heerlijkheid tot heerlijkheid’ (2 Korintiers 3:18). In de aanwezigheid van de God die IS, de ‘Ik ben die Ik ben’, worden ook wij onszelf, worden we wie we zijn. Door het ervaren van Gods schoonheid, worden wij zelf ook mooi. Doordat we de liefde van God ervaren, worden we zelf liefdevol. Het gaat niet om iets wat wij doen, iets waar wij aan werken, iets dat wij moeten betalen. Het gaat erom ons te openen voor wat van het begin van het universum al IS, dat de diepste werkelijkheid is. Paulus bidt in de brief aan de Efeziers dat God hen zou geven ‘geopende ogen van het hart’. We moeten onze ogen willen openen voor wat buiten ons is, in plaats van op onszelf en onze lelijkheid (en valse schoonheid) te willen blijven letten. We moeten ons laten liefhebben, in plaats van ons vast te klemmen aan onze zelfzucht. We moeten gaan leven in de realiteit. En dan zullen we mooi worden.
En iets van die realiteit zien we elke keer als we in contact komen met schoonheid. In de natuur, in kunst, in andere mensen, in de eredienst of de bijbel. Schoonheid is eigenlijk niets anders dan liefde. Het is een uiting van genade. Zoals we niets kunnen doen om de liefde van God te verdienen, kunnen we niets doen om recht te hebben op schoonheid. Schoonheid is er gewoon, of we haar nu willen waarnemen of niet. Net zoals de liefde er ‘gewoon’ is, of we haar nu willen aanvaarden of niet. We kunnen ons er alleen voor openstellen, onze ogen open doen en haar tot ons laten doordringen. En net als de liefde kunnen we schoonheid niet controleren. Als we haar voor onszelf willen houden, als we haar aan eisen willen onderwerpen, als we haar opsluiten, verliest ze haar betekenis. Net als liefde vervalt tot iets minder dan liefde, als we het veranderen in een middel tot controle, door mede-afhankelijkheid of door voorwaarden te stellen. Schoonheid is altijd te vinden, in elk ruisend blad, in elk kruipend kevertje, in elke cirkel door een waterdruppel op de plas achtergelaten, in elk gezicht van een van onze medemensen. Overal zien we de sporen van degene die IS. Overal zien we tekenen van zijn liefde. Als we onze ogen er maar voor willen openen.