Zoals uit recente blogberichten van mij wel blijkt, bevind ik me in een proces waarbij ik me losmaak van de verwachtingen van anderen, onder andere op het gebied van kerk en geloofsleven. Ik heb besloten om te handelen naar mijn diepste overtuigingen ten aanzien van het karakter van God en de natuur van het geloof, en niet meer te 'doen alsof' om de goede lieve vrede te bewaren. Maar dat levert direct een probleem voor mij op, want het betekent dat ik van mening ga verschillen met anderen, dat ik er uiting aan geef dat ik niet noodzakelijk hetzelfde geloof als sommige mensen bij mij in de kerk, en dat ik niet dezelfde waarden aanhang als onze Nederlandse maatschappij. Maar ik vind het moeilijk om met mensen van mening te verschillen. Als ik tot een andere conclusie kom dan de mensen om mij heen, voel ik mij tekortschieten. Ik voel me dan minder dan anderen en voel de druk om mijn overtuiging aan te passen, of op zijn minst te verbergen. Mijn neiging is te geloven dat anderen noodzakelijk meer gelijk hebben dan ik, en dat ik noodzakelijk geneigd ben me te vergissen. Dat leidt tot gevoelens van schaamte en schuld. Maar tegelijk geeft het frustratie als ik mijn eigen ontdekkingen moet beschouwen als leugens, mijn ervaringen met God als verzinsels, en mijn oprechte vragen als ongeoorloofde twijfel. Ik ben me ervan bewust dat ieder mens wel ergens met elk ander mens van mening verschilt, of een andere kijk heeft op de natuur van God en wat het betekent als gelovige te leven. Tegelijk ben ik geen relativist, die zegt dat iedereen zijn eigen waarheid heeft (en daarmee eigenlijk zegt dat er niet zoiets als waarheid is). Ik geloof dat er wel degelijk een Waarheid is, de God die IS, en dat het mogelijk moet zijn iets van die Waarheid te kennen.
Ik heb op deze blog eerder over deze vraag geschreven. Het feit dat de blinden die de olifant betastten allemaal iets anders voelden (de een een touw, de ander een boomstam, de ander een muur, weer een ander een flap, en de laatste een flexibele buis), wil niet zeggen dat de olifant niet bestaat. Het waarnemingsvermogen van deze mensen was eenvoudig te beperkt om het totaalplaatje te zien. Wat ze eigenlijk nodig hadden, was hun gezichtsvermogen terug te krijgen, zodat ze hun eigen beeld van de olifant op de juiste manier in het totaal konden inpassen. Het voorbeeld beschrijft iets van de werkelijkheid. We kunnen God, de Schepper, immers niet zien, horen, voelen, of ruiken. Hij overstijgt de dimensies die voor onze zintuigen toegankelijk zijn. En hoe kun je iets zinvols zeggen over iets of iemand die niet tot je eigen werkelijkheid behoort? Vooral als je ervan bewust bent dat de ratio geen volmaakt betrouwbaar instrument is, en dat menselijke redeneringen niet noodzakelijk in verband staan met de waarheid. Zelfs het secuurst opgebouwde theologische bolwerk blijft een werk van mensenhanden en dus feilbaar.
Sommigen menen dat je eenvoudig de bijbel moet lezen zonder enig theologisch raamwerk, en dat je zo de waarheid kunt leren kennen. Maar dat is een vorm van biblicisme die schadelijk kan zijn, want niemand leest de bijbel zonder raamwerk. We hebben allemaal een bepaalde bril op, gebaseerd op onze eerdere ervaringen en overtuigingen, en die kleurt alle conclusies die we uit de bijbel trekken. Niemand kan volledig objectief zijn. En dus helpt het niet om met bijbelteksten te 'smijten', nog afgezien van het feit dat dit boek voor sommigen niet geldt als het geinspireerde woord van God. Ook dat is een voorbeeld van aannames die voorafgaan aan het lezen van de bijbel. Op basis van de bijbel komen sommige christenen ertoe zich voor de buitenwereld af te sluiten en een familielid vier jaar dood op zolder te laten liggen, en anderen rechtvaardigen slavenhandel, antisemitisme of homofobie. 'Maar het staat toch in de bijbel?' is dus geen argument.
Moet je dan maar op je gevoelens en Godservaringen vertrouwen? Levert de 'stem in ons hart' ons betrouwbare informatie op over de waarheid? Sommigen beweren van wel. Het boek 'Een ongewoon gesprek met God' is een weergave van iemands conversatie met de godheid, waarin de godheid bepaalde leerstellige uitspraken doet. Zo schijnt Jezus te worden gezien als een voorbeeld van iemand die een zoon van God is, wat wij ook kunnen nastreven, maar niet God en Mens in een persoon. Ook beschrijft de godheid hierin het proces van reïncarnatie. God heeft het tegen de schrijver gezegd, en dat lijkt best overtuigend, nietwaar? Ik luister per slot van rekening zelf ook regelmatig naar God, en ervaar dat hij tot mij spreekt. Maar, zoals ik in een comment bij een vorig bericht zei: ik ben mij altijd bewust van het feit dat ik mijn eigen gedachten niet haarscherp kan scheiden van die van God. Daarom kies ik ervoor om mijn 'leerstellige' overtuigingen niet te baseren op deze innerlijke dialoog. Het luisteren naar God is namelijk per definitie 'subjectief'. Wat ik hoor geldt voor mij en mij alleen. Voor mijn 'objectieve' overtuigingen, waarvan ik geloof dat die ook voor anderen zouden gelden, wil ik me ook baseren op 'objectievere' informatiebronnen. De overtuigingen van de schrijver van Een ongewoon gesprek met God kan ik daarom niet van hem aannemen, juist omdat zijn informatiebron subjectief is. Ten eerste kan ik hem niet vertrouwen, omdat ik niet kan uitsluiten dat hij het hele gesprek verzonnen heeft, en alleen probeert er gezag aan te verlenen door te doen alsof het van God komt (zoals de valse profeten uit de bijbel). Ik zal hem het voordeel van de twijfel geven, maar zelfs als hij oprecht heeft weergegeven wat hij van de godheid gehoord heeft, kan ik niet onderscheiden welk deel van zijn woorden door God geinspireerd is, en welk deel door zijn eigen onderbewuste is toegevoegd of is geinterpreteerd. Daarom denk ik dat verhalen over openbaringen van God en 'woorden van God' naar anderen toe slechts de functie van voorbeeld kunnen hebben, en niet kunnen worden gebruikt als argument om van leerstellige overtuiging te veranderen.
Om echt te kunnen geloven dat het waar is dat God liefde is, en 'especially fond' is van mij, heb ik iets objectievers nodig. Iets dat zich buiten mijn eigen hoofd bevindt, buiten mijn eigen verbeelding. Tegelijk moet het iets zijn dat zich binnen deze werkelijkheid bevindt, en dus waargenomen kan worden, gezien kan worden (anders tast ik nog steeds in het duister). Maar het moet niet iets zijn dat door iedereen anders geïnterpreteerd kan worden, en kan worden misbruikt om anderen 'de oren te wassen'. Op dit gebied denk ik dat het christendom een uniek karakter heeft. Want dit geloof heeft een uniek beeld van de Waarheid. De waarheid is volgens christenen niet een boek, niet woorden op papier, niet een set leerstellingen of een theologisch handboek. De Waarheid is een persoon. De onkenbare God, die zich per definitie aan onze waarneming onttrekt, is in onze werkelijkheid binnengekomen, is tot ons niveau 'afgedaald', door mens te worden en onder ons te wonen. Hij was toegankelijk voor onze zintuigen. Jezus was het beeld van de onzichtbare God. Dit is geen mythe: de evangeliën spelen zich af in een historische tijd, onder historische mensen, en zijn behoorlijk betrouwbaar. De dood en opstanding van de historische persoon Jezus zijn objectieve, voor onze zingtuigen tastbare feiten, die bewijzen dat God liefde is.
Maar de uitdrukking 'de Waarheid is een persoon' maakt tevens het subjectieve karakter van de waarheid duidelijk. Jezus blijft namelijk ook nu nog de openbaring van Gods karakter, Gods liefde. Niet als leerstelling, maar als levend, toegankelijk, benaderbaar persoon, dat is de boodschap van het christendom, dat is wat de eerste gelovigen in de wereld verkondigden: Jezus is werkelijk opgestaan, en wil zichzelf laten zien aan wie in Hem gelooft. Op meerdere manieren: in de woorden van de Bijbel, in de breking van het brood en de wijn, in de gezichten en daden van andere gelovigen (ook al is het een glas water dat je door iemand krijgt aangereikt), in de 'stille stem van binnen', in de schoonheid van de natuur, en dat alles door de Geest van God, die in ons en met ons is. De unieke boodschap van de bijbel is dat de historische persoon Jezus, de timmerman uit Nazareth, nog steeds te ontmoeten is. Dat het mogelijk is een relatie met Hem te hebben. En dus de waarheid te kunnen kennen. Maar een relatie is altijd een werkelijkheid tussen twee personen, en wordt door die personen gekleurd. Mijn relatie met mijn vriend Menno, is een andere dan de relatie van mijn vriend Mervin met Menno, en weer een andere dan die van zijn ouders met Menno, of die van zijn werkgever met Menno. Al die relaties zijn echt, maar ik zie in mijn gesprekken iets anders van Menno, dan Mervin. En Menno's ouders kennen een heel andere kant van Menno dan zijn werkgever. Die weet dat Menno een goede vrachtwagenchauffeur is, terwijl ik weet dat hij een trouwe vriend is met een groot hart voor mensen. Naar analogie daarvan kun je zeggen dat iedereen die een relatie met Jezus heeft, die God door Hem kent, andere aspecten van Hem heeft leren kennen. Ik kan dus toegeven dat ik op bepaalde punten van mening verschil met iemand anders, dat voor mij andere aspecten belangrijk zijn dan voor hem, en dat ik het niet met hem eens ben, en hem en zijn overtuiging tegelijk in zijn waarde laten. Ik hoef hem er niet van te beschuldigen dat hij een leugenaar is: nee, hij heeft iets anders leren kennen van Jezus, omdat hij een andere relatie met Hem heeft (daar waar hij daadwerkelijk zoekt naar het kennen van de persoon Jezus). Sterker nog, Paulus zegt dat ik alleen samen met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kan begrijpen van de liefde van Christus die alle kennis te boven gaat (Efeze 3:18). Ik zal mijn vriend Menno al nooit helemaal kennen, zijn diepste innerlijk doorgronden, dus al helemaal niet de Schepper zelf, God toegankelijk geworden in Jezus. In de hele eeuwigheid zal ik hem niet helemaal kunnen doorgronden. Ik zal altijd mijn mede gelovigen nodig hebben om iets van Hem te zien wat ik nog niet kende, om op andere aspecten van Hem te worden gewezen. Daarom zijn onze onderlinge relaties als zoekers en gelovigen ook zo belangrijk.
Tegelijkertijd hoef ik me niet te laten afhouden van keuzes omdat anderen het er niet mee eens zijn, of andere overtuigingen zijn aangedaan. Iemand in India zei tegen mij: "Dit is de openbaring die jij van God hebt ontvangen, dat betekent dat jij daarnaar moet handelen, ook al hebben andere mensen iets heel anders van God ontvangen!" De persoon in kwestie was voorganger van een pinkstergemeente, en verschilde behoorlijk van mening met mij op het gebied van kerk/ organische kerk en de vrije genade. Maar hij had wel de wijsheid om te erkennen dat God mij een bepaald inzicht had geschonken, dat anders was dan het zijne, maar daarom niet minder waardevol. En ik zou dat inzicht, en mezelf, onrecht aandoen door het niet na te volgen, er niet naar te gaan leven. Daarmee zeg ik niet dat ik beter ben dan anderen, of de waarheid in pacht heb. Nee, ik accepteer alleen het feit dat de Waarheid een persoon is, en dat ik een unieke relatie heb met die persoon. Immers, met Menno drink ik regelmatig koffie bij een koffiezaak in Delft, terwijl ik een andere vriendin veel minder vaak zie, en dan in Dordrecht, en weer een andere vriend zie ik een of twee keer per jaar een heel weekeinde. Elke relatie is uniek.
Laten we daarom niet elkaar beschaamd maken of een schuldgevoel aanpraten omdat we de waarheid iets anders zien, maar laten we open staan voor wat de ander van God heeft leren kennen door zijn relatie, en tegelijkertijd zelf groeien in de relatie die we zelf met God hebben. Dan zullen we uiteindelijk de Waarheid leren kennen, en die maakt ons vrij.