zaterdag 23 juli 2011

Tijd voor een feestje 2

Morgen is het weer zondag. En ik ga opnieuw naar de kerk. Nu niet omdat een van mijn vrienden spreekt of omdat de zangdienst over een voor mij interessant thema als ‘schepping’ gaat. Maar omdat ik bewust met gelovigen wil samenkomen. Ik mag dan mijn vraagtekens hebben bij sommige aspecten van de organisatie van de kerk en ik mag dan liever preken over andere onderwerpen willen horen, het feit is dat ik in de kerk heel veel mensen ken die ernaar verlangen de liefde van God beter te kennen en te leven uit een besef van genade. En het ontmoeten van die mensen -tijdens de dienst of tijdens de koffie- helpt mij om zelf op die dingen gericht te blijven. Let wel, ik weet niet of ik op de lange termijn bij deze kerk aangesloten zal blijven. Ik verlang nog steeds naar een meer kleinschalige, meer organische vorm van gemeentezijn. En ik hoop die ook een keer te vinden. Ik weet dat er geen perfecte kerk bestaat. Maar ik ben idealist - ik laat me niet door zo iets als realisme mijn dromen afnemen.
Ik blijf bovendien bij mijn hierboven al genoemde bezwaren. Het feit is dat ik me vaak schuldig voel bij preken die me vertellen wat ik allemaal moet of niet zou moeten doen, en dat ik eerder slechter over mezelf ga denken dan beter. Zoals ik in een eerder bericht op deze blog al opmerkte geloof ik niet dat bij een conflict tussen mijn ervaring en de kerk, het probleem volledig aan mijn kant ligt. Nogmaals, als ik allergisch reageer op huisstofmijt en anderen niet, betekent dat niet dat er geen huisstofmijt is. Ik blijf erbij dat sommige boodschappen daadwerkelijk manipulatief en beschadigend zijn, ook al ben ik de enige die zich erdoor gemanipuleerd en beschadigd voelt.
Wat ik dus ook niet meer wil, is van de kerk verwachten dat die verantwoordelijk is voor mijn herstel. Dat ik genezing zal ervaren puur door in de kerkbank te zitten, of dat ik daardoor op de een of andere manier een beter christen zou worden. Daardoor zou ik de kerk een verantwoordelijkheid geven die alleen aan God toebehoort. Ik zou de kerk een macht of invloed over mij geven die alleen God mag hebben. Ik creeer zo mijn eigen afhankelijkheid van de kerk. En doordat ik dat daadwerkelijk heb gedaan, heb ik me tegen de kerk afgezet toen die me niet gaf wat ik ervan verwachtte. Als in een ongezonde relatie, waarbij ik verwacht dat de ander mij gelukkig maakt, en mijn liefde dus voorwaardelijk is. Mijn verhouding tot de kerk was ongezond. En dat ik me vervolgens onttrok aan de geloofsgemeenschap was een symptoom van die ongezonde relatie. Hoewel ik daardoor niet meer blootstond aan voor mij beschadigende of beschuldigende boodschappen, liep ik ook veel goede, bemoedigende boodschappen mis - boodschappen die wel degelijk ook van het podium klinken (zoals afgelopen week). Ik kreeg zelf niets meer. En God was ook niet meer in staat om door de mensen uit de kerk tot mij te spreken.
Maar nog belangrijker: ik bracht zelf ook niets meer in de kerk in, ik deelde niet aan de geloofsgemeenschap uit van mijn gaven. Ik had niet alleen mezelf van de kerk afgesneden, maar ik had ook de kerk van mij afgesneden, en ervoor gezorgd dat in het geheel van de gemeente mijn unieke bijdrage ontbrak. Andere mensen moesten dat mislopen. Mijn keuze was, als je dat zo beziet, eigenlijk egoïstisch (alweer: een teken van een ongezonde relatie). Liefde is niet zozeer een kwestie van ontvangen, van het krijgen van waardering, maar van geven, van jezelf opofferen voor de ander. En zo zou ook onze omgang met de kerk niet zozeer moeten draaien om wat wij in de dienst kunnen krijgen maar om wat wij kunnen geven, aanbidding aan God en bemoediging aan anderen. Zoals we in een relatie als het goed is op de ander gericht zijn, zouden we ook in de kerk gericht moeten zijn op de anderen, en uitdelen van wat wij hebben ontvangen. En als iedereen uitdeelt, zal ook iedereen ontvangen. Ik geloof dat God er dan voor kan zorgen dat iedereen krijgt wat hij nodig heeft. Zo wordt het een feest.

Hierover ging ook de preek van Samuel vorige week. Hij vertelde hoe bij een typische Nederlandse verjaardag de gastheer of gastvrouw vaak de hele avond in de weer is om het iedereen naar de zin te maken. Hij/zij schenkt koffie in, snijdt de taart aan, en deelt chips en cola uit (of bier en wijn). Hij haalt stoelen van zolder als er tekort zijn, zorgt dat er leuke muziek is, probeert iedereen welkom te heten. En dat is nog niet het enige: voor het feest begint heeft hij het huis schoongemaakt, de kamer ingericht en boodschappen gedaan (en misschien wel zelf taart gebakken). En als het afgelopen is, wacht er de klus van het opruimen, en dan ook nog de afwas. Ik weet heel goed hoe veel werk dat is: het is de reden dat ik toch maar een keer per jaar een feestje houd, ondanks dat ik er altijd erg van geniet. Je bent zo een weekeinde zoet met alles. En dan heb ik het nog niet op de kosten van alle hapjes en drankjes, die er ook nog een keer bijkomen. Samuel riep dan ook op om niet te blijven zitten, maar aan te bieden mee te helpen. Om ook eens in te schenken, of de afwas te doen (ik kan je verzekeren dat dit door de gastheer gewaardeerd wordt). De oproep is om bij te dragen aan het feest.
Maar in dit geval hebben we het nog steeds over een verjaardagsfeest dat door een enkel persoon georganiseerd wordt, en waarvoor de gasten zich niet verantwoordelijk voelen. Het zijn dan ook vaak dezelfden die aanbieden mee te helpen, namelijk degenen die zich ongemakkelijk voelen dat iemand zich zo uitslooft en die zich schuldig voelen dat zij niets doen. Maar je kunt ook samen besluiten feest te vieren. Een feest waarbij iedereen iets meeneemt. Een feest waarbij iedereen iets doet, waarbij iedereen uitdeelt. Een ‘American party’ - zoals we dat soms noemen. Bij zo’n feest wordt je verrast: er heeft iemand ijstaart gemaakt, of iemand heeft een gitaar meegenomen. Er kunnen bijzondere dingen gebeuren, spontane ontmoetingen, bizarre combinaties. Aan de andere kant kan het soms niet aan je verwachtingen voldoen: iedereen heeft hetzelfde, er is alleen maar cola, en de gesprekken gaan over niets anders dan voetbal. Het punt is echter dat je als deelnemer aan zo’n feest niet de positie hebt om iets van het feest te eisen. Als je verwachtingen hebt van het feest, zullen die vroeg of laat teleurgesteld worden. Je hebt er namelijk geen controle over. Je bent alleen verantwoordelijk voor wat je zelf naar het feest meeneemt. De rest moet je overlaten aan de anderen, daar moet je je door laten verrassen. Je kunt het alleen ontvangen zoals het komt. De ene keer zal blijken dat jij het meest moet geven, de andere keer wordt je door de creativiteit van de anderen overdonderd. Kortom, bij zo’n feest is het onmogelijk om een ongezonde afhankelijkheid van het feest vol te houden. Je kunt zo’n feest niet vieren als je egoïstisch bent. Bij zo’n feest kun je alleen maar vrijgevig zijn, en genieten van wat je onverwacht ontvangt. Je moet dus op de ander gericht zijn.

Veel mensen gaan naar de kerk omdat ze er iets willen ontvangen. Ik hoor het vaak genoeg: mensen willen ‘geestelijk voedsel’, ze willen bemoedigd worden om de week weer door te kunnen. Ze stellen eisen aan de kerk, ze leggen de kerk verwachtingen op, en ze beoordelen de kerk naar de mate waarin ze dat voedsel of die bemoediging ontvangen hebben. Tijdens mijn reis naar Amerika sprak ik met mijn reisgenoot over onze ervaringen in de kerk. Hij zei dat een huisgemeente of organische kerk voor hem geen kerk kon zijn. Want hij ontmoette God het best tijdens de massale samenzang, onder begeleiding van een goede band. Daar kon hij toch niet zonder. Ik hield me toen stil, maar later bedacht ik dat mijn vriend op deze manier heel veel eisen stelde aan de kerk. Om in zijn geestelijke behoefte te voorzien moest een kerk eigenlijk aan heel veel voorwaarden voldoen. Er moest ten eerste een zaal zijn, met een podium en een geluidssysteem. Er moest een band zijn en zangers, die ook moesten oefenen om goede muziek neer te zetten. Er moesten geluidstechnici zijn, die ook goed waren getraind. Er moest geld zijn om de copyrights van de opwekkingsbundel te betalen - en ga zo maar door. Omdat hij van de kerk verlangde dat hij er kon zingen met een goede band, verlangde hij eigenlijk dat de kerk voor hem een heleboel zou organiseren. En dat als er niet genoeg vrijwilligers waren om te musiceren, niet genoeg technici om het geluid te doen, of geen geld genoeg voor luidsprekers, dat de kerk dan mensen daartoe zou oproepen, eventueel manipulatief, om in zijn behoefte te kunnen voorzien. Om hem tevreden te stellen, zouden heel veel mensen zich (onbetaald natuurlijk) moeten inzetten.
Maar volgens mij is de kerk er niet om in onze behoeftes te voorzien. De kerk is er niet om ons de aanbiddingservaring te geven die wij nodig hebben. Als mijn vriend zo graag met een grote groep mensen wilde zingen onder begeleiding van een goede band, zou hij ook naar praiseavonden kunnen gaan. Hij zou naar een aanbiddingsconcert kunnen gaan. Ja, hij zou misschien moeten betalen. Maar het is ergens ook logisch dat je betaalt voor iets dat jij nodig hebt, iets dat jij verlangt. Ik verwacht ook niet dat mensen mij gratis boeken en DVD’s geven, ik ben bereid ervoor te betalen. Als ik iets gratis krijg, is dat genade. Daar kan ik nooit aanspraak op maken. Ik moet dus zelf ook niet van de kerk verwachten dat die mijn innerlijke gebrokenheid geneest, ik moet niet van de kerk therapie eisen. Als ik dat graag wil hebben, kan ik het zelf zoeken, mensen vragen die levenservaring hebben, of er desnoods voor betalen. Kortom, ik geloof dat de kerk overgestructureerd en overgeorganiseerd is (waardoor er steeds open vacatures zijn en mensen gedrongen moeten worden meer te geven of te helpen), omdat we onze verwachtingen te veel bij de kerk neerleggen. Als we de kerk zouden loslaten, als we onze eisen en verwachtingen van het samenzijn zouden loslaten, zouden we met een veel simpeler, eenvoudiger vorm tevreden kunnen zijn. Want dan zou het niet meer gaan om wat wij er krijgen, maar om wat we er kunnen geven.

En ik geloof dat hoe eenvoudiger de structuur van de kerk is, hoe simpeler de vorm, hoe makkelijker het is voor iedereen om daadwerkelijk iets bij te dragen op een manier die bij hem of haar past. Als niets hoeft, kan alles. In een vorm van huiskerk of organische kerk, of hoe je het ook wilt beschrijven, kan iedereen daadwerkelijk zijn of haar steentje bijdragen. Iedereen kan delen wat hij of zij heeft meegemaakt met de heer, iedereen kan bidden of vragen om gebed, iedereen kan een stukje uit de bijbel lezen, of een lied laten horen, of zelf zingen, kan een podcast van internet laten horen die hij of zij die week geluisterd heeft, kan een scène uit een film laten zien, kan een arm om iemand heenslaan die het nodig heeft, of kan gewoon aanwezig zijn (want soms is onze aanwezigheid hetgeen dat we te geven hebben). In zo’n vorm of structuur komt het niet aan op de paar mensen op het podium die eigenlijk worden gedwongen om aan de verwachtingen van een paar honderd kerkgangers te voldoen. In zo’n vorm of structuur geeft iedereen van zichzelf. Als u samenkomt, heeft ieder iets, zegt Paulus dan ook (let op: ook hij gaat ervan uit dat mensen samenkomen, niet om iets te ontvangen, maar om iets te geven, ter opbouw van de gemeente).
Huiskerkgoeroe Frank Viola (ik raad zijn boeken van harte aan, ook al denk ik in sommige opzichten net wat anders dan hij) wijst erop dat in het Nieuwe Testament heel vaak het woord ‘elkaar’ valt als het over de gemeente heeft: bemoedig elkaar, spreek tot elkaar met psalmen en geestelijke liederen, et cetera, et cetera. Viola beschrijft het leven van de (huis)kerk dan ook als ‘one anothering’. Het woord elkaar suggereert al dat het in het leven van de kerk niet gaat om eenrichtingsverkeer (van het podium naar de zaal, wat toch vaak de realiteit is in de gemiddelde zondagsdienst), maar om twee-, drie-, vier-, vijfrichtingsverkeer (afhankelijk van het aantal aanwezigen). Het leven van de kerk is een gemeenschappelijk leven, waarbij iedereen iets te geven heeft aan alle anderen, en waarbij iedereen dus ook van alle anderen ontvangt. Dat is hoe het er in een gemeenschap aan toe gaat. Dat is hoe het eraan toegaat in een lichaam (waar elk lichaamsdeel van alle andere lichaamsdelen afhankelijk is, en zelf ook voor alle andere lichaamsdelen noodzakelijk is). Dat is hoe het eraan toegaat op een feest.

Voor mezelf betekent dit dat ik de heling van mijn innerlijke pijn en mijn tekort aan zelfaanvaarding bij God moet zoeken, en niet moet verwachten dat de kerk daarvoor kan zorgen. Dat ik op die manier de kerk loslaat, bevrijd van mijn eisen. Waardoor ik (hopelijk) in staat ben om in de kerk, in welke vorm dan ook, mezelf te zijn. Dat ik me niet meer schuldig voel door boodschappen die bij mij op de verkeerde knoppen drukken. Dat ik me niet meer tekort voel schieten als er weer een oproep wordt gedaan om alle vacatures te vullen. Maar dat ik de gemeenschap van de gelovigen opzoek om anderen te ontmoeten en van mezelf te geven - op een manier die bij mij past, al is het alleen mijn aanwezigheid. En dat ik ervoor opensta om van anderen te ontvangen, niet wat ik van ze eis, maar wat zij hebben te geven. Dat ik opensta voor echte liefde, werkelijk feest.

Teruggevonden soorten, rottende eieren, slimme hagedissen, Bone en christelijke verbeelding

Ja, het is tijd mijn vaste rubriek met links nieuw leven in te blazen. Als eerste een overzicht van tien uitgestorven geachte soorten die (soms na meer dan honderd of driehonderd jaar) toch weer werden teruggevonden. Er is dus ook wel eens goed nieuws te melden (hoewel er ook genoeg soorten verdwijnen die nooit meer teruggevonden zullen worden, helaas). Op de foto hiernaast de Solenodon van Cuba.

Ik vind het fascinerend als er nieuwe biotopen ontdekt worden, waar dan toh leven zich weet te handhaven. Op de bodem van het grote Lake Huron bevinden zich poelen met zuurstofloos, zout water, waar bacteriën welig tieren. Dit soort leefgemeenschappen zou lijken op die uit de tijd toen er nog geen meercellig leven bestond. Het filmpje is ook 'eerie'. 

Wat gebeurde er in de tijd van de dinosauriers met onbevruchte of beschadigde eieren? Die verrotten natuurlijk. En men heeft deze eieren gevonden. Het blijkt dat er onder andere wespen in leefden die waarschijnlijk de spinnen en vliegen aten die op het ei afkwamen. De wetenschappers vonden zelfs aanwijzingen voor wespencoconnen in het ei!

Hagedissen zijn geen slome, domme dieren. In een bepaalde intelligentietest deden ze het net zo goed of zelfs beter als vogels!

Hoe maak je wetenschap aantrekkelijk: maak er een bluegrasslied van! Hier is: The Cambrian Explosion Song!

De eerste trailer voor The Amazing Spider-Man. Ook al is het vreemd dat er nu al een nieuwe Spider-Man komt, ik ben fan, dus ook hiervoor ben ik enthousiast te krijgen.

Er word nog steeds gewerkt aan een verfilming van het stripverhaal Bone!

Ik volg graag de Rabbit Room-blog. Travis Prinzi schrijft er een serie over Harry Potter, en legt uit hoe Rowling staat in een traditie van christelijke fantasyschrijvers (MacDonald, Chesterton, Tolkien, Lewis, L'Engle en uiteindelijk Coleridge) voor wie waarheid niet alleen een kwestie is van verstandelijke overtuiging, maar voor wie 'imagination was a way of knowing'. 'Reality is bigger and deeper and wider than what we can perceive with the senses, prove with testing and logic, and document with footnotes. Christians who write fairy tales have, for years, been protesting a wonder-less, nominalistic view of truth by writing fairy tales.'

vrijdag 22 juli 2011

Amerika: De hut in het bos

Het eerste weekeinde van ons verblijf in de Verenigde Staten waren we uitgenodigd voor een barbecue. Die werd gehouden tussen de prachtige redwoods (enorme bomen). Niet alleen was de natuur prachtig, maar ook het gezelschap. De gesprekken duurden tot diep in de nacht, en het was jammer dat we weer afscheid moesten nemen. Als ik denk aan het koninkrijk dat komt, stel ik me iets voor als deze barbecue. Samen zitten rond het vuur onder de sterren, elkaar verhalen vertellen en lachen, terwijl de Schepper luistert. Ik kijk ernaar uit.







maandag 18 juli 2011

Filmbespreking: Minority Report

Ik zag Minority Report voor het eerst in Schotland. Ik was er samen met mijn broer op reis met een christelijke reisorganisatie. De film kwam een paar maanden eerder uit aan de overkant van de zee dan in ons kikkerlandje. Ik wilde de film graag zien - ik ben een Steven Spielberg-fan - en omdat mijn broer en ik twee vrienden hadden gemaakt die net als wij filmliefhebbers waren, besloten we de kans niet te laten schieten. Ik herinner me nog dat het een heel eind lopen was vanaf de jeugdherberg waar we overnachtten, en we moesten ook een stuk langs de grote weg. Het was mijn eerste keer in wat ze een ‘multiplex’ noemen, een enorme bioscoop/entertainmentcomplex met heel veel grote zalen. Ik verbaasde me bijvoorbeeld over het fenomeen van ‘bekerhouders’ - tja, ik was nog niet zo lang bioscoopganger. En ik genoot van de reclamefilmpjes met typisch Britse humor. De film zelf was de moeite zeker waard. Toen hij op DVD uitkwam, voegde ik hem snel aan mijn collectie toe.
Waarom ik deze anekdote vertel? Niet omdat ik jullie met autobiografische details wil vermoeien. Nee, het verhaal illustreert iets dat volgens mij bij deze film past, namelijk het fenomeen van de keuzevrijheid. Wij durfden namelijk af te wijken van wat de rest van de groep deed, en te doen wat we zelf graag wilden. Ik moest hier weer aan denken toen ik in de Verenigde Staten eigenlijk ook naar een film wilde, maar mijn reisgenoot niet. Ik was vrij om te gaan, ook als hij in de camper wilde blijven. Maar zomaar in mijn eentje naar de film gaan in de Verenigde Staten was voor mij niet iets natuurlijks - het was makkelijker geweest om ook in de camper te blijven. Maar ik week af van mijn ‘programma’ - mede omdat ik terugdacht aan die keer dat ik in Schotland naar deze film was geweest. Ik was vrij om te kiezen wat ik wilde.

Zoals ik al zei is dit een film van Steven Spielberg - in mijn nederige opinie een van de meest getalenteerde filmmakers ooit. Zijn handelsmerken keren in deze film terug - prachtige, evocatieve beelden (de ‘precogs’ in hun bad met vloeistof, de magneetauto’s aan de zijkant van een gebouw), inventieve en goed gecomponeerde actiescenes (de ontsnappingsscene in de steeg, en de scene met de ballonnen), en menselijke, kwetsbare hoofdpersonen. Ook is het einde zoals bij veel van zijn films wat sentimenteel, maar ik erger me daar niet aan. De film biedt een fascinerend toekomstbeeld, dat ook negen jaar later nog niet is achterhaald - veel van de ontwikkelingen in de film getoond zijn hard werkelijkheid aan het worden (zoals de computers die met gebaren worden aangestuurd). De brainstormsessies met wetenschappers en futuristen hebben hun vruchten afgeworpen. Verder is er een donkere humor (moet je van houden - sommigen zullen opzij kijken bij de scene’s met de ogen of de koelkast). Er wordt goed geacteerd: een intense Tom Cruise (wanneer is hij niet intens?), een onschuldige, verheven Samantha Morton en een irritante, maar toch wel sympathieke Colin Farrell. Helaas vallen je, als je de film vaker ziet, wel wat gaten op in de plot. Bij een van de voornaamste onthullingen blijft helaas onbeantwoordt hoe de dader precies te werk is gegaan, en de beveiliging van het pre crime-kantoor vertoont wel wat gebreken. Voor mij is dat echter niet genoeg om mij het plezier in de film te ontnemen.

John Anderton is een van de belangrijkste agenten van Pre Crime - een organisatie die misdaden kan stoppen voor ze plaatsvinden. Het geheim van deze organisatie is een trio van begaafde individuen, de Precogs (van precognition). In hun dromen zien zij moorden die nog gepleegd moeten worden. Met computers worden de droombeelden van de drie Precogs afgetapt. Vervolgens worden die op grote schermen geanalyseerd, om tijd en plaats van de moord vast te stellen. Het succes van Pre Crime heeft de misdaad in de omgeving van Washington drastisch doen afnemen. Na zes jaar komt nu eindelijk het moment om de hele Verenigde Staten met deze techniek te bestrijken. De minister van Justitie heeft daarom de agent Danny Witwer afgevaardigd om Pre Crime aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Want is het systeem wel vlekkeloos? Zijn er geen mensen opgepakt die nooit een moord zouden hebben gepleegd? De oprichter van Pre Crime, Lamar Burgess, maakt zich zorgen. Anderton gebruikt namelijk illegale drugs, om de pijn te verzachten van de verdwijning van zijn zoontje zes jaar geleden, en dat is natuurlijk niet goed voor het imago van een topagent. Al snel is dat probleem nog maar een lachertje, want de precogs doen een nieuwe voorspelling. Over 36 uur zal ene Leo Crow worden vermoord. Door John Anderton. De agent is verbijsterd. Hij kent namelijk helemaal geen Leo Crow. Hij slaat prompt op de vlucht, vastbesloten zijn onschuld te bewijzen. Daarvoor moet hij wel een van de Precogs ontvoeren: Agatha. Haar geest bevat namelijk de ‘minderheidsrapportage’ - de enige aanwijzing dat de moord op Leo Crow niet noodzakelijk Johns toekomst hoeft te zijn ...

De vraag die in deze film centraal staat is natuurlijk of de toekomst vaststaat. De agenten van Pre Crime gaan daar wel van uit. Als de Precogs hebben voorspeld dat iemand een moord gaat plegen, is dat wat gaat gebeuren. De persoon in kwestie kan in de tussentijd geen andere keuze maken. Zoals een bal die een zet heeft gekregen, honderd procent zeker van de tafel zal vallen, volgt elk mens maar een enkel pad, waar hij of zij niet van kan afwijken. Het feit dat hun daad voorkomen wordt, betekent niet dat het niet zouden hebben gedaan. Dit betekent dat het individu niet in staat is zijn of haar eigen toekomst te veranderen, en dus dat de mens geen vrije wil heeft. Die is op zijn best een illusie - want wat wij gaan kiezen is al vanaf het begin der tijden vastgesteld. Zoals de oprichter van Pre Crime stelt: “We don’t choose the things we believe in. They choose us.” Zelfs ons geloof is niet een keuze die we maken op basis van de beschikbare informatie, maar een onomkeerbaar gevolg van de omstandigheden waarin we verkeren, de invloeden waaraan we blootstaan, van oorzaak en gevolg.
Pre Crime is gebaseerd op een hard determinisme: er is maar een enkele toekomst en die kan volledig uit het verleden voorspeld worden. Wij hebben daar geen invloed op. En de menselijke vrijheid is ook beperkt. Niet voor niets speelt verslaving een rol in deze film. Een verslaafde is niet meer vrij om niet aan zijn of haar verlangen toe te geven. Zijn of haar keuzes worden bepaald door een factor van buitenaf - de substantie of ervaring waaraan de persoon verslaafd is. De persoon is voorspelbaar geworden. Maar de beperking van de menselijke vrijheid is breder. Een van de karakters in de film stelt dat alle levende wezens gelijk zijn: “When the chips are down, when the pressure is on, every creature on the face of the Earth is interested in one thing and one thing only. Its own survival.” Mensen kiezen uiteindelijk altijd voor zichzelf, voor hun eigen belang, voor hun eigen overleving. In dat opzicht zijn ze net zo voorspelbaar als een vogel, een dier of een vleesetende plant. Als de druk maar hoog genoeg is, krijgt de menselijke zelfzucht de overhand - en blijkt dat het idee van beschaving of moraal of vrije wil maar vernis is. De mens is net zo geprogrammeerd als alle andere levende wezens: hij volgt zijn instinct.
De voorspelbaarheid van de menselijke keuzes wordt weerspiegeld door de technologische ontwikkelingen - en niet alleen de pre crime. Iedereen wordt herkend door irisscanners. Reclamezuilen kennen ieders voorkeuren en neigingen. De onvrijheid van mensen wordt uitgebuit door bedrijven en regeringen. Mensen worden nummers, tandwielen in een mechanisch systeem. Mensen en culturen die de mens zien als een voorspelbaar mechanisme, gaan mensen ook op die manier behandelen: als machines. Dus zien de deterministische oprichters van Pre Crime er ook geen been in de drie ‘Precogs’ te behandelen als computers. Naar buiten wordt nog wel de schijn opgehouden dat de twee jonge mannen en de vrouw een normaal leven leiden, maar in werkelijkheid worden ze kunstmatig in slaap gehouden, en zijn hun hersenen gekoppeld aan computers. Ze hebben geen mogelijkheden om op hun omgeving te reageren, en geen rechten meer als individuen. Ze moeten alles zich maar laten welgevallen.

In een eerder artikel suggereerde ik dat het niet alleen materialisten zijn die een deterministisch wereldbeeld hebben, maar dat dit ook geldt voor veel gelovigen. Ook zij geloven dat er maar een toekomst is, die honderd procent vaststaat, en dat mensen daar geen invloed op hebben. Volgens hen is deze toekomst vastgesteld door God. Het enige dat voor mensen overblijft is de paden te volgen die de schepper vanaf het begin van de wereld voor hen heeft uitgestippeld. In Minority Report wordt deze verbinding ook gelegd. De hal waar de drie Precogs hun visioenen zien wordt ‘The Temple’ genoemd. En de agenten spreken over zichzelf als priesters die de goddelijke wil uitvoeren. Interessant genoeg is het een duidelijk christelijk karakter in de film die wijst op de problemen met deze benadering. Hij noemt haar ‘legalistisch’ - het uitgaan van een absoluut verloop van de toekomst leidt ertoe dat de agenten van Precrime absolute macht gaan uitoefenen over de levens van mensen. Gebaseerd op niet meer dan een droom van de Precogs voelen ze zich gerechtvaardigd het levenslot van individuen te beheersen. Ze ontnemen mensen de vrijheid hun eigen toekomst te bepalen, omdat ze geloven dat zij die beter kennen dan de mensen zelf. En ze zijn er nog trots op ook. Net als bij de oude orakels, suggereert de christelijke figuur in de film, ligt de werkelijke macht dus niet bij het orakel zelf, maar bij degene die de visioenen uitlegt, bij de priester. Bij de agent. En in kerken en religieuze instellingen met een wettisch, deterministisch wereldbeeld: bij de religieuze machthebber, bij degene die de wet uitlegt.
Dit heeft twee gevolgen: de mensen die onder de toekomstvoorspellers of wetsuitleggers vallen, worden minder dan personen. Ik heb op deze blog vaker geschreven over de kerk waar individuen en onderlinge relaties ondergeschikt worden gemaakt aan de organisatie. Ik denk dat je in die gevallen vaak een ten diepste deterministisch wereldbeeld zult aantreffen. In deze film worden de toekomstige moordenaars voorzien van een ‘halo’ (een religieus symbool!) die hen hun keuzevrijheid afneemt. De ‘heiligen’ worden opgeslagen in een grote zaal, waar de gevangenbewaarder op zijn orgel muziek speelt ‘om hen te kalmeren’. ‘Welcome to my flock’, zegt hij tegen een nieuwe gevangene. Het enige dat de mensen in zijn schare nog kunnen, is dromen van een betere toekomst, maar ze kunnen zelf geen enkele invloed meer uitoefenen op hun omgeving. Ze zijn dus eigenlijk in dezelfde staat gebracht als de Precogs zelf.
Want dat is het tweede gevolg van een deterministisch wereldbeeld: ook God wordt niet meer gezien als een persoon. Ook God is niet meer vrij om zijn plan te veranderen, om in te grijpen, om voor een nieuwe weg te kiezen. Hij is mechanisch geworden: een instantie die de toekomst voorspelt, en die elke keer hetzelfde antwoord geeft. Hij is niet meer dynamisch, bewegend, maar Hij is statisch, stilstaand. De onbewogen beweger. Hij is niet meer interactief, relationeel, maar hermetisch gesloten en ontoegankelijk. Hij is monolithisch geworden, in plaats van een gemeenschap van drie in een. En ondertussen buiten kwaadwillende mensen in zijn naam het systeem uit, om hun eigen doeleinden te dienen door goedgelovigen te manipuleren. God is een macht geworden die kan worden gemanipuleerd.

Maar uiteindelijk suggereert deze film dat mensen wel degelijk kunnen kiezen. Ze zijn in staat hun toekomst te veranderen. Ze zijn wel degelijk vrij. De deterministen houden er geen rekening mee dat mensen niet altijd voorspelbaar zijn. Ze rekenen er niet op dat iemand een verslaving kan overwinnen. Ze rekenen er niet op dat iemand ervoor kan kiezen de trekker niet over te halen.En daardoor worden ze zwak. Want mensen zijn geen machines, mensen zijn personen. En dat zijn ze omdat ze zijn geschapen naar het beeld en de gelijkenis van een persoonlijke God. Een God die niet wordt gebonden door een vaste toekomst, die niet onderworpen is aan een programma, maar die tot mensen spreekt, en die actief in situaties ingrijpt. Een God met wie mensen kunnen omgaan, van persoon tot persoon, met wie mensen een relatie kunnen hebben. Een relatie in het nu, in het heden, en niet in de toekomst. Ik moest denken aan een voorval dat ik beschrijf in mijn boek Indrukwekkende Vrijheid. Toen ik een keer een belangrijke beslissing moest nemen, probeerde ik erachter te komen wat precies de wil van God was. Maar hoe ik die avond ook bad en naar God luisterde, ik kreeg geen duidelijkheid. Uiteindelijk gaf ik het op. Ik wilde net weglopen, toen als een heldere gedachte in mij opkwam: ‘God is geen orakel. Hij leidt in het proces.’ Hij wilde dat ik hem niet behandelde als een computer, maar als een persoon.
In de film kiest John Anderton ervoor een van de Precogs als persoon te behandelen. Zij vertelt hem dan niet meer wat er gaat gebeuren, maar geeft hem suggesties in het moment zelf. En ze roept hem op om lief te hebben. Want inderdaad: de menselijke vrijheid is beperkt. Onze zelfzucht bindt ons. Slechts een ding kan ons ertoe brengen te handelen buiten onze zelfzuchtige programmering om. Dat is de liefde voor iets of iemand buiten onszelf. De liefde van een moeder voor haar kinderen. De liefde van een vader voor zijn zoon. “Er is zoveel liefde in dit huis”, verzucht een karakter uiteindelijk aan het eind van de film. Liefde maakt vrij.

zondag 17 juli 2011

Tijd voor een feestje (1)

Ik was vanmorgen in de kerk. Nu geloof ik dat de Kerk (met hoofdletter 'K') een realiteit is die onafhankelijk is van onze gebouwen en definities, en dat we deze realiteit overal ervaren waar we met 'twee of drie' samen zijn en het goede nieuws van Gods koninkrijk met elkaar delen. Maar vanochtend was ik weer eens naar de gemeente waar ik tot een jaar geleden bijna elke zondag kwam. Ik denk namelijk wel dat het goed is om op een regelmatige basis doelbewust samen te komen met andere gelovigen, en ik merkte dat ik dat de laatste tijd toch wel had gemist. En bovendien wist ik dat de zangdienst zou gaan over Gods grootheid in de schepping (geleid door wetenschapper/zangleider Cees Dekker) en dat de preek zou worden verzorgd door jongerenwerker Samuel Gerrets, met wie ik onder andere een liefde voor comicbooks en anime deel.
Ik moest wel wat overwinnen om weer in het gebouw binnen te stappen, na lang afwezig te zijn geweest. Toevallig (?) trof ik in de entree oud kringgenoten die een paar jaar geleden naar Vaassen waren verhuisd en deze ene zondag weer een keer in Delft waren, en bij de keuken stond een vriend van me op koffie te wachten, en ik kon naast hem zitten in de kerk. Het was een prachtige dienst. De aanbidding was inderdaad indrukwekkend, vooral omdat de zangleider beelden van de Hubbletelescoop en andere foto's van planeten en sterren bij de teksten projecteerde (waarbij ik mijn vriend naast me verbaasde met mijn astronomische kennis - 'Hee dat is de maan Europa! En dat is Io!').
En de preek was ook mooi - het thema was 'feest' - en ik denk dat het uniek was in de geschiedenis van deze kerk dat er op het podium een letterlijk Nederlands verjaardagsfeestje werd gevierd (compleet met chips en cola en verjaardagshoedjes). Het was hilarisch!

Maar de boodschap van Samuel was wel serieus - namelijk dat we het een beetje verleerd lijken te zijn om feest te vieren. De joden kunnen dat wel - ze hebben een kalender vol feesten! En wij zitten maar in een kringetje onze koffie te drinken ... De mooiste feesten, zei Samuel, zijn die feesten waarbij het karakter van de jarige, of de jubilaris, of het pas getrouwde stel, tot uiting komt en gevierd wordt - in de muziek, of in de speeches of in de stukjes, of gewoon door aan elkaar te vragen: "Hee, waar ken jij die en die eigenlijk van?"
Prachtig: ik denk dat de samenkomsten van de kerk ook bedoeld zijn als feesten (compleet met eten, als ik 1 Korintiers mag geloven) waarin de grootheid van God gevierd wordt, waarbij we aan elkaar vertellen wat Hij voor ons betekent, hoe we Hem hebben leren kennen, en waar Zijn karakter zichtbaar wordt. Het draait bij een feest niet om de bezoeker, maar om de reden waarom feest wordt gevierd. Dat maakt het avondmaal ook zo'n belangrijk onderdeel van het kerk. Jezus stelde het in, zodat zijn volgelingen aan Hem zouden denken als ze bij elkaar waren. Maar het was oorspronkelijk niet een statig ritueel, maar onderdeel van een maaltijd. Ik moest eraan denken toen bij het feestje op het podium chips en cola werden uitgedeeld. Brood en wijn zouden niet (of niet standaard) de aanleiding moeten zijn voor stille, zwaarmoedige overpeinzingen, maar zouden als het ware de 'smeerolie' moeten zijn van ons samenzijn, we zouden het avondmaal als een feest moeten vieren! Misschien inderdaad samen eten - zoals de eerste christenen dat deden. We hebben reden genoeg om feest te vieren - we vieren een goede boodschap!

Maar waarom ervaren we dan de reguliere kerkdienst zo weinig als een 'feest'? Ik zelf (ook al genoot ik van de dienst vanmorgen) zou het samenzijn niet als feest beschrijven, ondanks de feestelijke muziek en de boeiende preek waarbij veel werd gelachen. Als ik naar een concert ga, noem ik dat ook niet een feest. En als ik naar een cabaretvoorstelling ga, of een lezing, noem ik dat ook geen feest. Zulke bijeenkomsten hebben een ander karakter. Ze zijn eenrichtingsverkeer: van het podium naar de zaal. Oh, je kunt meezingen, en je kunt reageren op de toespraak, maar wat ontbreekt voor echte feestelijkheid is interactie. Het kan best zijn dat er tijdens een concert of een voorstelling een 'feeststemming' ontstaat. Maar dat gebeurt pas als de aandacht van de bezoekers niet meer op het podium is gericht, maar op elkaar. Als bijvoorbeeld het publiek gaat dansen, en als er opeens een polonaise wordt gehouden. Ik heb op deze blog eerder geschreven over de metafoor van de dans: bij dansen is er sprake van op elkaar reageren, elkaar aanvullen. Dans is in essentie iets relationeels, iets gemeenschappelijks. Ik denk dat daarom de joodse vieringen ook veel feestelijker zijn dan de onze: ze dansen erbij! Dat kan heel gestileerd en vormelijk zijn, maar er is in elk geval (ook al worden er rituelen gevolgd) interactie met elkaar. Een feest, of het nu een polonaise is tijdens een concert van Jan Smit, of een rituele dans op een Joodse bruiloft, ontstaat als mensen ophouden individueel met de muziek of de boodschap bezig te zijn, maar de muziek of de boodschap met elkaar gaan delen. Er ontstaat een geheel dat meer is dan de som van de delen - een gemeenschap, een community.
Samuel las tijdens zijn preek bijvoorbeeld een heel aantal reacties voor van twitteraars, die hadden gereageerd op zijn vraag 'Wat is er nodig voor een goed feest?' - de rode draad was toch: gesprekken, goede contacten, leuke mensen. Ik hoorde ook dat het uit onderzoek zou zijn gebleken dat mensen op een feest toch het meest genieten van gesprekken, en ik weet dat het in elk geval voor mij zelf geldt. Ik geniet ervan om met mensen te praten op een feestje. De mooiste momenten op mijn eigen verjaardagsfeestjes zijn als de meeste mensen al weer weg zijn en ik niet meer met eten en drinken heen en weer loop, maar als er nog een groepje van drie, vier of vijf over zijn. Dan zijn de goede gesprekken er opeens, gesprekken van hart tot hart, het ene moment oppervlakkig, het andere moment diepgaand. En je voelt je dan opeens met die anderen verbonden - je voelt je een gemeenschap. Alle andere aspecten die horen bij het feest (eten, drinken, muziek) ondersteunen de relaties, ze dienen er allemaal toe het onderlinge contact mogelijk te maken. Anders gezegd: het gaat tijdens het feest niet om het eten, het drinken of de muziek, het gaat om de mensen.

En dat is wat ik mis in de reguliere kerkdienst, hoe mooi de muziek ook is, en hoe mooi de preek ook is - ik mis de relatie, ik mis de interactie met mijn mede gelovigen, ik mis de dans. En daarom blijf ik erbij dat ik eigenlijk twee opties zie: of een vorm van relationele kerk/huiskerk, waarbij een kleine groep mensen bij elkaar komt, het leven samen deelt, en elkaar over Jezus vertelt - eventueel in combinatie met samen eten. Of een traditionele kerk waarbij de aanwezigen via de rituelen samen de liturgie vieren, samen opstaan, samen knielen, samen de woorden van het evangelie uitspreken - katholiek of orthodox of anglicaans. Want ook een gestileerde, rituele dans blijft een dans. De onderlinge verbinding is in beide vormen belangrijk. Zolang we maar niet in ons eentje naar het podium hoeven blijven kijken. Zolang er maar sprake is van echte gemeenschap. Dan is het feest.
Ik heb me voorgenomen om kortere berichten op mijn blog te gaan schrijven, daarom houd ik het voor nu hierbij. Later deze week hoop ik te schrijven over een tweede aspect dat Samuel in zijn preek aanhaalde, namelijk dat bij een echt gezellig feest niet een enkel persoon al het werk hoeft te doen (omdat die dan niet van het feest kan genieten), maar iedereen iets bijdraagt ...

vrijdag 15 juli 2011

Bloemen uit Amerika

Bloemen zijn dankbare foto-objecten. Ze lopen of vliegen namelijk niet zomaar weg. Ze hebben bovendien vaak mooie kleuren. Dus heb ik er ook tijdens mijn recente reis naar de VS meerdere op de foto gezet.
Een passiebloem, van vrij dichtbij.

Een struik op een parkeerplaats bij een Walmart ergens in Californie.

In een bloem ... dichterbij kun je niet komen.

Aan de kust van Californie.

In het Redwood national park - een gematigd regenwoud (verklaart die druppels)

Aan de kust van Oregon.

In het Badlands nationaal park.

maandag 11 juli 2011

Filmbespreking: Hereafter

Clint Eastwood begon als acteur, onder andere in westerns en politiefilms. Maar zijn tweede carriere als regisseur is minstens zo indrukwekkend. Eastwood heeft meerdere oscars op zijn naam staan. Oplettende kijkers vinden in zijn films vaak religieuze thematiek terug - hoewel hij niet altijd even positief is over de kerk. Hoewel hij al lang de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, blijft hij doorgaan met regisseren. Zijn laatste film gaat over de mogelijkheid van het leven na de dood. Is dat omdat Eastwood zelf steeds meer met zijn sterfelijkheid wordt geconfronteerd? Vraagt hij zichzelf af wat er met hem zal gebeuren? Dat zou uit een interview moeten blijken natuurlijk, want iemands creatieve werk hoeft niet zijn of haar persoonlijke overtuigingen te weerspiegelen. Toch zou het vreemd zijn als een overtuigde atheist deze film zou hebben gemaakt, want juist een overtuigde atheist moet in deze film haar ongelijk wat betreft het voortbestaan van de ziel toegeven. Maar, zoals ik zal laten zien, het gaat in deze film eigenlijk helemaal niet over de natuur van het leven na de dood, of er wel een ziel is, en of God bestaat. De karakters in deze film worstelen met heel andere vragen. Niet over het bestaan van het leven na de dood, maar over de zin van het leven nu, voor de dood. Alle drie de hoofdpersonen hebben de zin om te leven verloren. Ze leven wel, komen hun dagen wel door, maar meer ook niet. Ze willen weten waarom leven beter is dan dood zijn, waarom ze initiatief kunnen blijven nemen, waarom ze op Aarde zijn. Ze zijn elk op hun eigen manier geconfronteerd met de eindigheid van het bestaan - een paar schamele jaren, waar elk moment een punt achter kan worden gezet. En nu vragen ze zich af wat dan nog de betekenis is van de tijd die ze op Aarde hebben. Hebben al hun activiteiten en inspanningen wel zin? Of is het allemaal maar lucht en leegte (of ijdelheid)?

De Franse journaliste Marie is op vakantie in Zuid-Oost Azië met haar minnaar. Haar omstandigheden lijken idyllisch. Thuis zit haar carriere in de lift: ze prijkt zelfs op de reclameborden van een telefoonbedrijf. Dan wordt de droom ruw verstoord. Een tsunami werpt zich op de kust en sleurt huizen, bomen, auto’s weg. Marie bevindt zich in het pad van de golf en wordt meegetrokken. Ze dreigt te verdrinken, maar wordt net op tijd gered en wordt herenigd met haar geliefde. Terug in Frankrijk kan ze zich echter niet op haar werk concentreren. Waarom stierven miljoenen mensen, en bleef zij in leven? Waarom werd zij gereanimeerd, maar verdronk het jonge meisje dat zij had willen redden? Is het allemaal toevallig wie er leeft en wie er sterft (zoals Prediker zegt in de bijbel: tijd en toeval treffen allen)? Is het leven daarom zinloos? Of is ze met een reden gespaard gebleven? En wat heeft dat te maken met het visioen dat ze zag toen ze onder water was?
In Engeland zijn de jongens Marcus en Jonas, een tweeling van tien, niet van elkaar te scheiden. Samen zorgen ze voor hun verslaafde moeder en proberen ze de jeugdzorg tevreden te stellen. Ze hebben het goed voor elkaar. Maar een tragisch ongeluk berooft Jonas van het leven. Marcus blijft alleen achter. Maar zijn broer stierf omdat hij een taak op zich had genomen die eigenlijk Marcus’ verantwoordelijkheid was. Wat als hij naar de apotheek was gegaan in plaats van Jonas? Was dan hetzelfde gebeurd? Had niet Jonas moeten sterven, maar hij? Hoe kan hij doorgaan met leven als hij eigenlijk dood had moeten zijn?
En in San Francisco probeert George (gespeeld door de meesterlijke Matt Damon) een nieuwe carriere op te bouwen als fabrieksmedewerker. Zijn broer probeert hem er echter van te overtuigen zijn vroegere baan weer op te nemen: medium. Na een bijna dood ervaring als kind bleek George namelijk in staat om de doden te zien en te horen. Hij vindt dat echter geen zegen, maar een vloek. Zijn ‘gave’ verhindert hem namelijk een normaal leven te leiden. Waarom moest hem zoiets overkomen? Waarom moest hij met zoiets worden opgezadeld. Als een Jona vlucht hij naar de andere kant van de wereld, maar het lijkt erop dat hij niet aan zijn bestemming kan ontkomen ...

Clint Eastwood maakt eigenlijk altijd films die de moeite waard zijn. Vaak goed geacteerd, niet te overdreven, met verhalen waar je over na kan denken. Dat geldt mijns inziens ook voor deze film. De drie verhaallijnen hadden elk hun eigen omgeving, die passend was weergegeven. Mij viel ook het gebruik van licht en schaduw op. Vaak was bijvoorbeeld van Matt Damons gezicht maar een helft beschenen - mogelijk een weerspiegeling van zijn worsteling met zijn identiteit: zegen of vloek. Het is echter niet Eastwoods beste film. Vooral het jongetje was niet heel sterk geacteerd. De vloedgolf in het begin was iets te duidelijk een computeranimatie, en het einde is ook (helaas) niet heel sterk. Maar als je niet al te hoge verwachtingen hebt, biedt deze film toch genoeg aanknopingspunten voor interessante overdenkingen.

Ik ga het hier niet hebben over de vraag of het leven na de dood, zoals dat in deze film is weergegeven, overeenkomt met de christelijke toekomstverwachting. Over dat laatste heb ik op deze blog al vaak genoeg geschreven. Het enige waar ik op wil wijzen is dat in deze film God niets te maken heeft met dit leven na de dood. Hij lijkt niet in het verhaal voor te komen. Het voortbestaan van de ziel is hier iets dat wetenschappelijk onderzocht kan worden en ook wordt (ik moest aan Pim van Lommel denken). Maar dat betekent niet dat God er niet in voorkomt. Alleen op een andere manier dan je zou denken. De vraag van de hoofdpersonen is namelijk niet naar het al dan niet bestaan van het leven na de dood - de vraag is naar het ‘waarom’ van dit leven. Ze ervaren hun leven als zinloos. Betekenisloos. Een aaneenschakeling van toevalligheden. Momenten zonder samenhang. Wat ze zoeken is iets dat hun leven weer een geheel maakt, iets dat die schijnbaar betekenisloze momenten aaneenrijgt als een parelketting, dat hun bestaan een geheel maakt. Anders gezegd: ze willen hun leven zien en ervaren als een verhaal, niet als iets toevalligs. Maar wat maakt van series gebeurtenissen een verhaal? De ontknoping. Kijk maar naar boeken en films: het is het slot - waarin verhaallijnen bij elkaar komen, waarin hoofdpersonen elkaar ontmoeten, waarin mensen vinden wat ze zochten, of juist hun illusies kwijtraken - dat een verhaal tot een verhaal maakt. Toevalligheden houden op toevalligheden te zijn als ze blijken bij te dragen aan de ontknoping. Passanten worden karakters als ze de uitkomst beïnvloeden. Een verhaal meandert niet doelloos voort en eindigt dan opeens, nee, een verhaal gaat ergens naar toe. Het staat of valt met het einddoel, met het einde. Dat hoeft niet een ‘happy end’ te zijn - tragedies kunnen ook mooie verhalen zijn - maar het moet wel een passend einde zijn. Een passend ‘denouement’ zoals ze dat in het Frans zeggen.
Wat de karakters in dit verhaal zoeken is een blik op de ontknoping, een blik op het denouement, waardoor ze het verhaal van hun leven kunnen vatten, en er weer zin in krijgen. Maar die ontknoping, die betekenis, kan niet afkomstig zijn van binnen onze werkelijkheid. Het passende einde van het verhaal is afhankelijk van de verteller - en die bevindt zich buiten het verhaal. Dat is zo bij de verhalen die wij elkaar vertellen, in boeken, films en op televisie: ze zijn door iemand bedacht, iemand die niet zelf tot de wereld van het verhaal behoort. En zo is het ook in ons leven: als deze wereld alles is dat er is, als er niet een dimensie is boven de materiele werkelijkheid, buiten de gebeurtenissen, is er geen verhaal. Dan is alles inderdaad toeval, en loopt ons bestaan niet uit op een betekenis gevend denouement. Dan kunnen we inderdaad beter ‘eten en drinken, want morgen sterven wij’. Omdat wij ons binnen het verhaal bevinden, kunnen wij de clou van het verhaal niet zelf ontdekken. Die moet ons geopenbaard worden - van buiten het verhaal. En dat gebeurt in deze film: de hoofdpersonen ontdekken de zin van hun leven door het contact met het hiernamaals, met de wereld buiten het verhaal. Ze krijgen een openbaring. Het wordt ze duidelijk gemaakt dat wat ze doen betekenis heeft, dat ze een rol te vervullen hebben. En dat geeft ze de moed om te leven, om relaties aan te gaan, om  een nieuw bestaan op te bouwen.
Als christen geloof ik dat de wereld een verhaal heeft, en dat mijn leven ook een verhaal is. En ik geloof ook dat de auteur van het verhaal het einde ervan heeft geopenbaard. Een einde dat niet van ons afhangt, maar van hem zelf, omdat hij ook karakter is geworden in het verhaal. Hij is mens geworden. Hij heeft het juk op zich genomen de hoofdpersoon te zijn, de held op wiens schouders het plot rust. En wij worden in zijn verhaal opgenomen. Ons leven wordt opgenomen in de grote ontknoping, de wederoprichting van alle dingen, het happy end. Omdat we dat weten heeft alles wat we doen en meemaken betekenis - niets uitgezonderd. (Dit is een wel heel kernachtige samenvatting, maar hee, ik ga hier een heel boek over schrijven, dus jullie zullen er over een tijdje meer over kunnen lezen!).

Op welke manier wordt God dus zichtbaar in dit verhaal? Niet in het leven na de dood - de bijna dood ervaringen horen tot dit verhaal, ze zijn er zelf onderdeel van. Het hiernamaals geeft de levens van de personen in dit verhaal betekenis, maar niet het verhaal zelf. Dit verhaal zou nog steeds een aaneenschakeling van toevalligheden kunnen zijn, een samenraapsel van momenten en karakters. Maar dat is het niet. Ook dit hele verhaal (en dus niet alleen de levens van de hoofdpersonen) werkt toe naar een ontknoping, een denouement. De drie schijnbaar onafhankelijke verhaallijnen komen samen. De hoofdrolspelers blijken allemaal nodig om het einde te bewerkstelligen. Het lijkt toeval. Waarom zijn de drie op hetzelfde moment in dezelfde stad? Waarom komen ze elkaar tegen? Maar het klopt wel - het is een passend einde. En daarin wordt de hand zichtbaar van de Auteur, degene die het Grote Verhaal vertelt, en aan alle gebeurtenissen en alle personen betekenis geeft. Het is de hand van de Voorzienigheid (geen onpersoonlijke kracht, maar de Persoonlijke Liefde zelf) die alles leidt. Ik moet denken aan wat Gandalf zegt tegen Frodo in The Fellowship of the Ring: “There are other forces at work in this world Frodo, besides the will of evil. Bilbo was meant to find the Ring. In which case, you were also meant to have it. And that is an encouraging thought.” We kunnen op de auteur vertrouwen. Wat er ook gebeurt: ons leven heeft betekenis.

zondag 10 juli 2011

Liefde zonder doel

Ik volg al een hele tijd de Mockingbird-blog. De schrijvers daar vinden steeds weer interessante citaten uit boeken, scènes uit films, en artikelen uit tijdschriften, die laten zien hoe de menselijke natuur in elkaar zit. Ik vind hun insteek vaak origineel, hoewel ik lang niet alles lees wat ze plaatsen. Het uitgangspunt van Mockingbird is eigenlijk al een beetje te vinden in de naam - ze noemen zichzelf ‘spotvogel’. Hun visie is namelijk dat mensen denken dat ze zichzelf kunnen verbeteren, dat ze alles kunnen bereiken als ze het maar hard genoeg proberen, en dat er geen probleem is dat niet met een beetje wilskracht overwonnen kan worden. Maar het is duidelijk dat dit niet lukt, en daarom drijven deze schrijvers de spot met alle uitingen van de menselijke hoogmoed. De mogelijkheden van mensen om zichzelf te veranderen zijn op zijn best heel erg beperkt. Werkelijke vrijheid komt niet door harder te werken en beter te presteren, maar door de eigen feilbaarheid te erkennen en te accepteren dat we onszelf onmogelijk kunnen verbeteren. Onze wil is gebonden, ingeperkt, machteloos.

Een recent artikeltje dat ik vond via Mockingbird gaf daar een mooie illustratie van: het beschreef het principe van ‘will/ego depletion’, dat door recent onderzoek werd bevestigd. In die studie werden proefpersonen in twee groepen onderverdeeld. Beide groepen brachten een tijd door in een ruimte waar zowel een schaal appels stond, als een schaal ‘american cookies’. Vervolgens kregen de deelnemers uit beide groepen de opdracht een puzzel op te lossen. Dit was een ‘onmogelijke puzzel’. De wetenschappers maten hoe lang mensen het bleven proberen. Het verschil tussen de groepen was dat een van de twee de opdracht had gekregen om niet van de koekjes te eten. Deze deelnemers gaven het oplossen van de puzzel twee keer zo snel op als de deelnemers die vrij van de koekjes hadden mogen eten. Het idee van de onderzoekers is dat mensen over een beperkte hoeveelheid ‘wilskracht’ beschikken, of ‘mentale energie’ of ‘ego’. Het gaat hierbij om de wilskracht waarmee je jezelf ertoe kunt zetten iets te doen waar je bang voor bent, waarmee je jouw eigen verlangens kunt onderdrukken en kunt volhouden bij tegenspoed. Maar deze wilskracht kun je maar een keer besteden. Degenen die hun energie hadden besteed aan het weerstaan van de verleiding van de koekjes, hadden minder te besteden aan het oplossen van de puzzel. Dat ze het minder lang volhielden was niet omdat ze recalcitrant waren, of niet wilden meewerken, of boos waren omdat ze appels hadden moeten eten. Ze wilden heus wel de puzzel oplossen, maar ze konden het niet.

Ik zie dit principe in mijn eigen leven: de reden dat ik moeite had om de verleidingen van snacks op het station te weerstaan, mijn huishouden te doen en op tijd naar bed te gaan, was omdat mijn voorraad ‘mentale energie’ op ging aan de verantwoordelijkheden op het werk, het overwinnen van mezelf op allerlei terreinen en alle sociale contacten waarvan ik meende dat ik ze moest onderhouden. Maar ik voelde me schuldig over mijn falende discipline - omdat iets in mij nog steeds gelooft dat ik alles moet kunnen, dat mijn voorraad ‘wilskracht’ eindeloos is. Ik strafte mezelf met schaamte en zelfveroordeling omdat ik weer toegaf aan verleidingen - maar de realiteit was dat ik ze niet KON weerstaan, omdat ik het ‘ego’ waarmee ik ze had kunnen weerstaan al totaal had besteed aan het plegen van telefoontjes en het halen van deadlines op het werk.
En dat terwijl ik het al meerdere keren heb geschreven, onder andere op deze blog, dat onze ‘wilskracht’ niet genoeg is, dat we onszelf niet kunnen verbeteren. De gedachte dat ik mezelf MOET verbeteren, dat ik MOET veranderen, zit er kennelijk nog steeds diep in. Daarom dat ik er ook zo vaak over schrijf! En deze diepe overtuiging dat ik mezelf MOET veranderen wordt gevoed door de kerk.

Nee, ik ga nu niet weer herhalen hoe heel veel preken gaan over wat we allemaal niet meer zouden moeten doen, en wat we nu allemaal wel moeten doen. Want veel mensen zeggen, terecht, dat er daarnaast veel over de liefde van God wordt gesproken in de kerk. We horen ook dat God van ons houdt. We hebben het over het kruis, we zingen dat we ‘zweven op de wind, gedragen door uw geest, en de kracht van uw liefde’, we noemen God ‘Onze Vader’. Maar de liefde van God waar we over spreken is -in mijn oren- geen onvoorwaardelijke liefde. Ik heb namelijk vaak de volgende uitdrukking gehoord: “God houdt van ons zoals we zijn, maar hij houdt te veel van ons om ons zo te laten.” De boodschap, zoals ik die oppik in de kerk, is dat God bepaalde doelen verbindt aan zijn relatie met ons. Hij heeft een ideaalbeeld, waar hij wil dat we aan gaan voldoen, namelijk ‘de volmaaktheid’. Maar hiermee introduceren we in onze relatie met God weer een factor aan onze kant van de vergelijking. Er is weer iets in beeld gekomen, een doel, een standaard, waar wij onszelf aan moeten afmeten, waar wij onszelf mee moeten vergelijken. Zelfs wat in de kerk wordt gezegd over de liefde van God wordt gekleurd door het idee dat wij mensen onszelf kunnen en dus moeten veranderen. En daarmee verschijnen verplichting, schuldgevoel bij het falen en rebellie tegen de onhaalbare eisen.
Zo werkt het ook in onze menselijke relaties. Kijk naar een verkering of een huwelijk. Als een van de partners het idee heeft dat hij of zij de ander kan veranderen, dat hij of zij de ander ertoe kan brengen een vervelende gewoonte op te geven, of kan motiveren om eindelijk carrière te maken, is hun relatie tot mislukken gedoemd. Dit las ik in een ander bericht op de Mockingbird-blog: “Love that is looking for change in the person being loved, fails. If you’re trying to change somebody by means of your love, it’s not going to work. Have you tried recently? Have you tried to change someone by means of your love? Even if you’re keeping it to yourself- ‘it’ being some imagined result of what you want to have happen in the person’s life - it still won’t work. Love in order to be love has to be separated from ‘desired outcomes.’ Love that is love is not looking for desired outcomes.” In een goede relatie houdt men van de ander om wie hij of zij is. Je accepteert de hele persoon, met zijn sterke en zwakke punten. Je probeert hem of haar niet om te vormen naar jouw eigen ideaalbeeld, verbiedt hem niet contact op te nemen met zijn of haar vrienden, maakt niet zijn of haar hobby’s belachelijk, en stuurt hem of haar niet de kant op van een carrière of tijdsbesteding die hij of zij niet ziet zitten. Liefde stelt geen doelen vast die de ander in haar ogen moet bereiken, ook al worden die stilgehouden. Het gaat bij echte liefde om wie de ander is, niet om wat hij of zij doet. Dit is de liefde waar het over gaat in 1 Korintiers 13 - liefde die alles verdraagt, die alles hoopt, et cetera ...

Dat wil niet zeggen dat je in een relatie -ongeacht welke- alles wat de ander uitspookt maar hoeft goed te keuren of te accepteren. De liefde verblijdt zich volgens 1 Korintiers 13 niet met de ongerechtigheid. Echte liefde stelt grenzen, en laat mensen de consequenties ervaren van hun handelen. Dat doet God ook: hij wil niet dat wij onszelf of andere mensen pijn doen of onrecht aandoen, en hij geeft dus ook grenzen aan - hij vertelt welk gedrag welke gevolgen heeft. Maar grenzen stellen is iets anders dan proberen iemand aan een ideaalbeeld te laten voldoen. Het eerste laat de geliefde vrij: het is je eigen keuze om de grens te overschrijden. De ander zal je dan ook de gevolgen van je keuze laten ervaren (die hij/zij ook van tevoren heeft aangegeven). Maar je verspeelt er niet de liefde van de ander mee. Het tweede -iemand aan een ideaalbeeld te willen laten voldoen- is manipulatief. Want aan de liefde van de ander zijn in dat geval voor de geliefde (eventueel onuitgesproken) voorwaarden verbonden, doelen die behaald moeten worden. En daardoor wordt je keuzevrijheid ingeperkt. Je loopt het gevaar de liefde van de ander te verspelen. En je komt terecht in een negatieve spiraal van inspanning, frustratie en onvrijheid, precies door wat we zagen, namelijk ons gebrek aan ego of wilskracht, waardoor al onze pogingen om aan een eis of ideaal te voldoen stuklopen.

Ik ben helaas wel zo realistisch dat ik besef dat echt onvoorwaardelijke liefde in menselijke relaties nooit voor de volle honderd procent te realiseren zal zijn. We zijn allemaal onvolmaakte wezens, die op talloze manieren, bewust of onbewust, ertoe neigen onszelf en onze belangen te gebruiken als maatstaf om anderen mee te (be)oordelen. Dat is wat het verhaal over de boom van kennis van goed en kwaad uit Genesis 3 vertelt. Maar Gods liefde is niet beperkt zoals de onze. En wat als de liefde van God nou eens echt onvoorwaardelijk zou zijn? Wat als God geen ‘desired outcome’ voor ons heeft, geen verandering die hij met zijn liefde in ons wil bereiken? Wat nou als Hij uit zijn eigen beweging ervoor kiest om van ons te houden, gewoon zoals we zijn? Niets meer en niets minder? Wat als dat de boodschap is van de dood en opstanding van Jezus, de daad van ultieme opoffering van God, die de daad van ultieme zelfzucht van de mens weer uitwiste? Wat als die liefde van God voor ons op geen enkele manier van ons afhangt? Dat we die liefde niet meer kunnen kwijtraken, ook niet als we niet de ‘volmaaktheid’ bereiken? Dat Hij van ons zou blijven houden -net zo veel- als we op geen enkele manier veranderden? Wat als hij nooit in ons teleurgesteld zou zijn - ook niet als onze wilskracht tekortschiet, we onszelf niet kunnen veranderen en we niet doen waarvan we weten dat het goed zou zijn? Ik weet niet hoe het met jullie gaat, maar ik kan zulke liefde nauwelijks voorstellen. Het lijkt een droom - ik leg mezelf al zoveel eisen op, het voelt natuurlijk om te geloven dat God dat ook doet. Daarom formuleer ik het als een vraag: wat als? Wat als het zo was? Zou dat niet geweldig zijn? Zouden we dan niet al die frustratie met ons eigen falen kunnen loslaten? Zouden we dan niet al onze geobsedeerde inspanningen, waarmee we onze dagen vullen, opgeven? Zouden we dan niet in staat zijn onszelf en ons eigen tekort eerlijk onder ogen te zien, en toch onszelf niet af te wijzen? Zouden we dan niet in staat zijn onszelf te zijn en tegelijk anderen de ruimte geven zichzelf te zijn? Zouden we dan niet veranderen?
Want echte liefde verandert je. Niet omdat die liefde een hoger doel met je voor heeft, of je aan een ideaal wil laten voldoen, maar gewoon omdat het liefde is. De wetenschap dat je geliefd bent zoals je bent, laat je niet dezelfde. Dat is zo in menselijke relaties, en al helemaal in de relatie met God. De verandering is niet het doel van de liefde, maar het gevolg. En je hoeft er niets voor te doen. Je hoeft jezelf er niet voor te overwinnen. Je hoeft er niet je kostbare wilskracht voor in te zetten. Je hoeft er alleen voor open te staan. Je hoeft het alleen te ontvangen.