Mijn vrouw heeft een heel andere opvoeding gehad dan ik. Zo is ze niet in een evangelische kerk opgegroeid. Dat zorgde ervoor dat ze sommige kanten van mij niet goed begreep. Want zij ziet mij als een sympathieke, leuke man, die enorm veel voor haar over heeft, altijd een luisterend oor heeft, goede ideeën heeft, heel creatief is, veel weet over diverse onderwerpen, gepassioneerd is op heel veel terreinen, anderen in hun waarde laat en die werkelijk goed is. Terwijl ik voortdurend worstel met het gevoel dat ik tekortschiet, dat ik te weinig doe voor God, dat ik zondig of pervers ben. Ik leg mezelf en alles wat ik doe of denk op een weegschaaltje, en ben steeds bezorgd dat het misschien niet goed zou zijn. Een grote bron van stress in mijn leven, en voor haar onbegrijpelijk. Tot ze
deze blog van Samantha Field las over de kenmerken van een fundamentalistische kerk: “
Fundamentalists rely almost exclusively on shame as their motivation for ethics and morality. In Christian fundamentalist theology, humans are incapable of truly responding to positive motivators like trust or love. According to them, each of us is a lowly worm that must be brutalized into compliance. This springs from the belief that we’re basically all a hair’s breadth away from being a child molester.”
“Zo gaat het bij jou ook”, zei ze. “Je denkt dat je maar een verkeerde keuze hoeft te maken, en je trekt al plunderend en verkrachtend door Delft, of zinkt weg in een poel van verderf en verslaving.” Zij maakt zich hier helemaal geen zorgen om, want volgens haar ben ik gewoon niet zo. Net zo lachten studievrienden om me toen ik zei dat ik misschien geen playstation moest kopen, omdat ik er wel eens verslaafd aan kon raken. Zij kenden me beter dan ik mezelf kende. Het punt is: ik mag niet over mezelf denken dat ik een goed mens ben. Ik moet mezelf zien als iemand die ten allen tijde onrein is, in wie niets goeds schuilt. Mijn hart is arglistig, is wat ik heb meegekregen. Als een kind een koekje steelt, laat hij daarmee al zien de straf van God te verdienen (eeuwige pijniging), want God is heilig, en kan zelfs het kleinste onrecht niet verdragen. Dus inderdaad: of ik nu een enkele zonde doe of volledig pervers ben, het maakt niet uit: ik ben het oordeel waard. Ik liep laatst naar het station in Delft en kwam voorbij een straatevangelist. Bij hem stond een auto, met posters en stickers, die uitdroegen dat ik voor Jezus moest kiezen. Er stond ook een lijst bij voor wie die boodschap bestemd was: ‘Moordenaars, overspeligen, dieven, …’ Ik heb de lijst niet eens helemaal gelezen. De boodschap was duidelijk. Ik kon wel van mezelf denken dat ik een goed iemand ben, voor God hoor ik thuis in deze categorie van verderfelijke mensen. En alles wat ik doe, evenzo. Wat ik zelf wil, de verlangens die uit mezelf opkomen, zijn ‘het vlees’. Ik moet eraan sterven, en alleen doen wat God wil dat ik doe, zogenoemde geestelijke activiteiten. Bijvoorbeeld liefde kon niet uit mezelf opkomen, dat moest God geven. Dus geloofde ik echt dat mensen buiten de kerk, bijvoorbeeld mijn studievrienden, elkaar niet echt konden liefhebben. Dat ze om volledig zelfzuchtige redenen bij elkaar bleven en elkaar trouw waren. Want alleen christenen konden echt liefhebben …
Net zo voor mijn talenten, mijn passies, waar ik goed in ben en wat ik graag doe. Dat zijn ‘natuurlijke gaven’, en dus in de kerk en voor God waardeloos. In het oordeel zullen ze door het vuur vergaan. Alleen de ‘geestelijke gaven’, die de Heilige Geest op bovennatuurlijke wijze schenkt, hebben voor God waarde. Ik moest als de dood zijn voor trots, want dat was de oorspronkelijke zonde. Als ik iets heel leuk vond, of blij was dat ik iets gepresteerd had, zou het dus tussen mezelf en God in komen te staan. Zo stopte artiest Keith Green met piano spelen, omdat hij het idee had dat hij het te graag deed! En dat was voor ons een voorbeeld van radicaliteit. Dus hield ik op een gegeven moment op met schrijven. En met het lezen van spannende boeken. Ik moest immers mezelf steeds afvragen of ik het boek ook zou lezen als Jezus over mijn schouder zou meekijken. Wat als Jezus op dit moment zou terugkomen? Wat zou hij dan van je denken als hij je zo aantreft? Koppel daaraan mijn Godsbeeld van een overgevoelige, in boosheid exploderende God, en het is duidelijk waar mijn worsteling vandaan komt.
De kerk heeft me niet geleerd dat ik met vertrouwen in het leven kan staan. Ik zou wellicht nooit hebben geblaakt van zelfvertrouwen, want mezelf bevragen hoort een beetje bij mijn persoonlijkheid, maar ik zou wel mezelf meer kunnen hebben geaccepteerd. Mijn fouten hebben kunnen relativeren en kunnen glimlachen om mijn onzekerheden. Ik zou met moed en zonder mezelf bij voorbaat te verbergen met andere mensen hebben kunnen omgaan. Ik zou me niet hebben geschaamd voor mijn passie en mijn schrijven met meer mensen hebben gedeeld. Maar dat kon niet, want de kerk leerde dat ik aan mezelf moest twijfelen. Ik sprak hier laatst over met vrienden en die zeiden dat dit niet alleen mijn ervaring was. Ook zij hadden dit meegekregen: de kerk had hen niet bevestigd in hun waarde als mens en als individu, maar ze geleerd zichzelf en hun eigen behoeften als waardeloos en zinloos te zien. En ook zij ervoeren daarvan nog steeds de gevolgen. Het was ook een van de redenen dat ze de evangelische kerk hadden verlaten, aangezien die hetzelfde wantrouwen vaak overdraagt.
De boodschap van de kerk voegde zich in mijn geval bij andere ervaringen in mijn vroege jeugd. Met name een boze ouderfiguur, die kon exploderen bij kleine vergissingen of momenten van falen, en waar ik heel angstig van werd. Iemand die zich bovendien niet met mij wilde associëren omdat ik uit mijn onzekerheid anderen niet durfde aankijken. Dat brak mijn gevoel van eigenwaarde behoorlijk af. Net als het pesten op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Dat de jongens boos waren als ik in hun team was met volleybal, omdat ze dan zouden verliezen, was nog het minste. Het achternazitten, de namen, me tegen de muur duwen en onder de tafels, dat was pijnlijk. Ik was anders en dus was ik geen respect waard.
Dit alles is natuurlijk niet bevorderlijk om als mens en individu tot bloei te komen. We hebben tegenwoordig in onze maatschappij veel oog voor het privilege van bepaalde groepen in onze maatschappij. Zo hebben nog steeds mannen voordelen boven vrouwen - gemiddeld schijnen vrouwen bijvoorbeeld minder te verdienen voor hetzelfde werk, en we zijn ook bereid minder te betalen voor wat we ‘vrouwenberoepen’ noemen (zorg en onderwijs: terwijl die heel belangrijk zijn!). Wie als man geboren wordt, heeft dus een privilege. Ik denk dat het belangrijk is ons hiervan bewust te zijn, zodat we de kloof kunnen proberen te dichten. Denk ook aan het privilege van autochtone, blanke Nederlanders. Puur het hebben van een bepaalde huidskleur kan je een groot voordeel geven in het leven, dat je vaak niet eens merkt, omdat alles vanzelf gaat. Terwijl iemand met een donkere huidskleur in dezelfde levensfasen tegen vooroordelen aanloopt, niet makkelijk vertrouwd wordt, en niet dezelfde kansen krijgt. Ook hiervan wil ik me als blanke man bewust zijn en zien dat het voor sommigen niet eerlijk is, zodat ik niet zelf eraan bijdraag. Maar toen ik het hierover had met mijn vrouw, kwamen we tot de conclusie dat het grootste privilege toebehoort aan mensen die als kind in een liefdevol gezin zijn opgegroeid. Al zijn ze vrouw, homo of allochtoon: als ze thuis hebben meegekregen dat ze inherent betekenisvol en liefde waard zijn, dat hun keuzes respect verdienen, en dat ze in staat zijn tegenslag te overwinnen om een goed leven te leiden, kunnen ze de nadelen die ze vanuit hun geslacht, geaardheid of afkomst ondervinden overwinnen. Ze kunnen het beste maken van hun situatie, en laten zich door tegenwind niet ervan weerhouden te genieten en lief te hebben. Maar ook al ben je man, hetero en blank, als je door kritische, boze ouders bent opgevoed, bent gepest, of in de kerk te horen hebt gekregen dat je niets waard bent, dan kun je nog zoveel onzichtbare voordelen hebben, je zult toch vaak falen, je zult struikelen. Je loopt de race met een verzwikte enkel, kritiek komt diep in je ziel binnen, je ziet de kansen niet die voor je liggen, je durft geen risico’s te nemen, je wordt boos en vervreemdt anderen van je en je ontwikkelt gezondheidsklachten.
Maar onze maatschappij heeft nauwelijks oog voor dit privilege. Want (net als bij de andere privileges - mannen, hetero’s en blanken willen vaak niet toegeven dat hun leven makkelijker loopt omdat ze man, hetero en blank zijn) willen we geloven dat ons succes het gevolg is van onze eigen inspanning. We willen geloven dat we het alleen aan ons eigen harde werken, onze eigen wilskracht te danken hebben dat we een leuke baan, lieve kinderen en een slank lichaam hebben. En wie dat niet heeft, heeft het aan zichzelf en zijn gebrek aan wilskracht te wijten. Het is waarom discriminatie van dikke mensen nog steeds niet taboe is.
Laatst was in het nieuws dat een derde van alle artsen in staat wil zijn medische hulp te weigeren aan mensen met een ongezonde levensstijl. Wie rookt, te zwaar is of geen conditie heeft, had maar harder moeten werken. Nu mag hij in elk geval voortaan niet meer genieten van het leven, en zich geen verzetje meer gunnen. Alsof er geen onderliggende redenen zijn waarom mensen naar een sigaret of naar eten grijpen, alsof stress in zichzelf niet dik maakt en depressie de zin in sport niet onderuit haalt. Alsof het niet moeilijk is gezond te eten als je weinig geld hebt, omdat ongezond eten nu eenmaal goedkoop en makkelijk is. Nee, maar de gezonde, gelukkige mensen moeten vooral niet het idee krijgen dat het slechts ‘geluk’ is dat ze zo zijn, dat als ze in een ander gezin waren opgegroeid ze net zo ongezond of onsuccesvol zouden zijn, dat ze er geen recht op zouden hebben. De waarheid is dat ze tot een geprivilegieerde groep behoren, namelijk van de mensen die met liefde en geloof in zichzelf zijn opgevoed. Niet iedereen deelt dat privilege.
In
Tron Legacy wordt Sam opgezocht door een oude vriend van zijn vader, Alan Bradley. Sam heeft veel geld, omdat zijn vader eigenaar was van een groot bedrijf en hij nu de aandelen heeft. Maar Alan merkt op dat hij woont in een omgebouwde scheepscontainer. Hij is niet getrouwd, heeft geen vriendin, maar alleen een hond. Hij heeft zijn opleiding niet afgemaakt. Hij doet eens per jaar een inbraak in ‘zijn’ bedrijf en haalt stunts uit om het management te pesten, maar bemoeit zich verder niet met de koers ervan. Hij zoekt de kick van de adrenaline, maar negeert het feit dat hij onder de blauwe plekken zit. En hij heeft geen plannen voor de toekomst. Sam suggereert dat Alan beter maar weer kan gaan, en ze elkaar voor de vorm over een paar jaar wel weer een keer kunnen ontmoeten.
Maar Alan heeft een troef achter de hand. Een boodschap die van Sams vader zou kunnen zijn. En dat zet het verhaal in gang. Sam komt terecht bij zijn vader, die hij al twintig jaar niet heeft gezien. Maar eerst lijkt Kevin Flynn hem te negeren (in de snelle computerwereld is voor Kevin Flynn nog veel meer tijd voorbijgegaan, is de suggestie), en voor Sam is dat een zware klap. Vooral als ook zijn vader teleurgesteld lijkt in hem en in wat hij van zijn leven gemaakt heeft. Dus probeert hij zich alsnog aan zijn vader te bewijzen. Dat loopt echter verkeerd, hij doet namelijk precies wat vijand Clu verwachtte dat hij zou doen, en brengt alles in gevaar. Maar Kevin Flynn komt en redt hem. “Waarom?”, wil Sam weten. “Terwijl ik alles in gevaar bracht?” Kevin legt een hand op Sams schouder: “
You are my son.” En daarmee is alles gezegd. En daarmee weet Sam ook dat hoe zijn leven ook gelopen is, welke kansen hij ook heeft laten schieten, welke vergissingen hij ook heeft gemaakt, hij nooit de liefde van zijn vader kan verspelen. Zijn vader houdt van hem. En is bereid dat te laten zien, ook al kost het hem veel. Het kan niet verklaard worden door Sams gedrag, en Sam hoeft er niks voor terug te doen. Want hij is Kevins zoon.
Aan het einde van de film (dit zal voor niemand een ‘spoiler’ zijn, denk ik), is er in Sam wat veranderd. Ook al ziet hij zijn vader niet meer, hij weet nu van zichzelf dat hij liefde waard is en betekenis vol is voor zijn vader, en hij is zichzelf nu ook gaan zien. Hij wil meer verantwoordelijkheid nemen, zijn positie in het familiebedrijf gaan innemen, en relaties aangaan met andere mensen. Een hele verandering! En dat alleen omdat zijn vader hem liet weten van hem te houden. Zelfs al zou hij falen, of weer terugvallen, hij weet dat hij die liefde nooit kan verspelen. En dus durft hij te leven.
Ik zie hierin een reflectie van het goede nieuws. Kwam Jezus niet juist naar de minder-geprivilegieerden van de Aarde, de herders (uitgestotenen), de buitenlanders (tovenaars), de hoeren, tollenaars, melaatsen, kinderen, de overspelige vrouw en de blinde aan de kant van de weg, om ze te zeggen dat het koninkrijk was gekomen, ook voor hen? Dat God in hen welbehagen had? Dat de ‘armen van Geest’ nu gelukzalig waren? Dat de laatsten de eersten zouden zijn? Dat God van hen houdt, zonder enige voorwaarde, en hen uit de dood (hun leven was vaak al een levende dood) zou laten opstaan, zonder dat het hen iets zou kosten? Was dat niet waarom Jezus zich aan het kruis liet oprichten, om allen tot zich te trekken? Onze opmerkingen als ‘God houdt van je, maar hij houdt te veel van je om je zo te laten’, en ‘God houdt van je en hij heeft een plan met je leven’ zijn opmerkingen voor geprivilegieerden. Waarom kan de boodschap niet gewoon zijn: ‘God houdt van je.’ Daaruit komt immers alles voort! Dat doet ons rechtop lopen en geeft ons de moed het leven in de ogen te kijken. Dat wordt de bron van levend water die in ons binnenste opborrelt. Dat is wat uiteindelijk ook in onze handel en wandel zichtbaar zal gaan worden. En elke preek die ermee in strijd is, elke tweet die ons de boodschap geeft dat we niet goed genoeg zijn, of meer moeten presteren, moeten we als gif verwerpen. “
Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel - vervloekt is hij!” (Galaten 1:8).
Wordt vervolgd …