een lange man en mager,
vaal bruin haar, met in zijn hand
een kleine bijbel in leer
gebonden. De vertaling
kan ik niet zien. Hij roept ons
toe ons te bekeren nu
het nog kan. Want wie gelooft
die wordt gered. Hij weet niet
wie voorbijloopt, een zee van
zondaars zonder gezichten
moordenaars, wellustigen,
ongezien het oordeel waard.
groot en klein. Maar ze slippen
door het net, als ze herhalen
zijn lege woorden. Hun God
anoniem zoals zij zijn
achter de kale waarheid.
Wie ziet wie wordt weerspiegeld
in de winkelruiten? Wie
kent hun namen, hun verhaal?
Wie luistert zonder oordeel,
schenkt een blik, een glimlach maar?
Niet de man en niet zijn God.
En ik loop door, mijn blik omlaag,
weet niet meer wat ik geloof.