Ik ben volwassen genoeg om het te kunnen toegeven als ik het bij het verkeerde eind had. En dat ik mijn mening heb moeten herzien. Dat geldt bijvoorbeeld voor mijn recensie van de film Tron Legacy, die ik schreef in februari 2011. Daarin was ik ten eerste negatief over de film zelf, en suggereerde dat hij geen lang leven zou hebben in de verbeelding van mensen (maar wie op Deviantart kijkt, ziet dat het elegante design van de wereld veel tekenaars heeft geïnspireerd en dat nog steeds doet, en zelf blijf ik de film eigenlijk ook goed vinden) en was ik ten tweede negatief over de door mij vermoedde boodschap achter de film – die volgens mij te veel uitging van een Boedhistische ontkenning van het zelf. Interviews met acteur Jeff Bridges onderstreepten deze interpretatie. Maar toen ik de film laatst opnieuw zag samen met mijn vrouw, realiseerde ik me dat de filmmakers subtieler waren dan ik had gedacht, en dat hoewel er een gnostische, wereld ontkennende interpretatie mogelijk is (waarbij Clu de demiurg is), dit zeker niet de enige uitleg is. Zelfs de rol van de ISO’s (spontaan ontstane levensvormen in de computerwereld) werd me duidelijk, waar ik in mijn bespreking daar nog vraagtekens bij had. En het hing allemaal samen met het onderscheid tussen een transactioneel en een sacramenteel wereldbeeld.
Toen ik ’s avonds uit mijn werk kwam, voordat mijn vrouw en ik de film gingen kijken, liet ik me met een zucht vallen in mijn luie stoel. Na twee weken vakantie was ik weer op kantoor begonnen, maar direct ook weer met omstandigheden geconfronteerd die stress bij mij veroorzaakten. Ik was nu juist met vakantie geweest om te ontspannen, aangezien ik in maart op de grens van een overspannenheid had gezeten. En aangezien ik al eerder overspannen ben geweest, heb ik er erg veel voor over om dat niet opnieuw te hoeven meemaken. Want wat de situatie op mijn werk ook is, het is het niet waard mijn gezondheid, mentaal en lichamelijk, om te verspelen. Dus verklaarde ik dat ik een manier moest vinden om me niet meer verantwoordelijk te voelen voor wat me zo’n stress opleverde, dat ik sommige dingen gewoon zou loslaten waar het eigenlijk om werk van een ander ging, en dat ik een manier moest vinden om als ik me toch aan zaken ergerde, die dingen naast me neer te leggen en te genieten van wat er wel belangrijk en waardevol is in het leven. En het hielp, want ’s nachts sliep ik prima, ondanks de frustraties van op kantoor.
Maar werk is niet de enige stressfactor in mijn leven, geloof kan er ook wat van. Geen verrassing voor de lezer van mijn boeken, mijn gedichten of mijn blogberichten: ik heb moeite met de boodschap die door veel kerken gebracht wordt. Het opgroeien in een fundamentalistische kerk (ik ga steeds helderder zien dat het eigenlijk een sekte was) gaf me een beeld van God mee als van een boze, veeleisende werkgever, die perfectie van me eiste (ook al was hij gedwongen me in dienst te houden, omdat Jezus voor mij betaald had). Een beeld van mezelf als een zondaar, te allen tijde slecht, tot niets goeds in staat (en al helemaal niet tot het voldoen aan Gods ideaalbeeld, maar toch moest ik dat wel blijven proberen). En een beeld van het christelijke leven als bestaande uit hard werken, Bijbelstudie, evangelisatie (wie ik niet wist te overtuigen, ging naar de hel. Het hing van mij af!). We moesten onze tijd uitkopen – en dat betekende geestelijke activiteiten verrichten in plaats van het lezen of muziek luisteren voor ons plezier. We mochten toch al niet doen wat voor ons natuurlijk voelde, want onze ‘natuurlijke talenten’ waren voor God van geen waarde, alleen wat de Heilige Geest in ons tot stand bracht, zou ook stand houden. Het is nog een wonder dat ik niet eerder overspannen werd!
Ook toen ik deze kerk verlaten had, en een evangelische kerk bezocht, kwam ik echter dit soort gedachten tegen, vaak in een verdunde, maar niet minder schadelijke vorm. Het idee dat de kerk de wereld moest veranderen, bijvoorbeeld (en dat ik daarom aan programma’s zou moeten meewerken of mijn gaven zou moeten inzetten). Het idee dat God van me hield zoals ik was, maar teveel om me zo te laten (en dat ik dus toch mijn best moest doen om beter te leven en jawel, perfect te zijn). Het idee dat ik me blij en dankbaar moest voelen (ook al voelde ik me vooral moe en schuldig) of dat ik in een jonge aarde en een volledig uitgestippelde eindtijd moest geloven om een echte christen te zijn. Of in theorieën over Israël. Het idee dat het in het geloof toch draaide om mijn eigen verantwoordelijkheid, en dat ik een mislukkeling was als ik tekort schoot. De boodschap van genade was vooral bedoeld voor mensen die nog niet tot geloof waren gekomen, want het evangelie hoorde ik in onze kerkdiensten maar heel weinig.
Ik zag natuurlijk de preken door de interpretatiebril die ik in mijn opvoeding had meegekregen, dat zal ik eerlijk toegeven. Dat verklaart waarom ik ook in de Anglicaanse kerk nog wel eens op mijn stoel heen en weer zit te schuiven bij sommige boodschappen. En waarom ik in piekerbuien schiet bij het volgen van sommige christelijke twitteraars. Want ik voel me in religieus opzicht schuldig als ik me bijvoorbeeld niet ga inzetten voor bootvluchtelingen, net zo als dat ik niet genoeg stille tijd houd. (Terwijl veel anderen zich dan weer niet druk maken om het uitsterven van diersoorten, om maar wat te noemen). Ik ben altijd verbaasd als sommige activistische christenen op twitter opeens aangeven dat ze een voetbalwedstrijd kijken, omdat ik me schuldig voel dat ik graag films kijk en niet tegelijk christelijk werk kan doen.
En het is niet eens zo dat ik iets heb tegen opvang van vluchtelingen, of bestrijding van mensenhandel. Natuurlijk niet! Maar met mijn motivatie is wel wat mis: ik geloof dat ik waardeloos ben, dat God me afwijst, dat ik niet mag bestaan, als ik faal, als ik niet hard genoeg werk, als ik niet presteer. En dit leidt tot symptomen van stress als slaapproblemen, hyperventilatie, eczeem en overgewicht. En dat is het me niet waard. Dat is me zelfs mijn eeuwige behoud niet waard: want dat moet ik toch maar op geloof aannemen. Ik ga niet zoals St. Rosa van Lima mijn gezicht met peper en loog bewerken en laten opzwellen omdat ik bang ben dat mensen mij anders mooi zouden vinden, of een kroon van zilver dragen met punten aan de binnenkant om me aan Jezus te herinneren. Of zoals een legende wil, met loog gorgelen omdat mensen haar om haar stem complimenteerden. Ze stierf heel jong door wat ze zichzelf aandeed (bijvoorbeeld heel weinig slapen). En dat heb ik er niet voor over. Maar door mijn fundamentalistische opvoeding is het niet makkelijk aan oproepen en stimulerend bedoelde aansporingen te ontsnappen.
Dus wat ik tegen mijn vrouw zei, was dat ik niet meer zou luisteren. Een oproep dat ik niet mag zijn zoals ik ben, dat ik meer zou moeten doen (of vooral: andere dingen), dat ik een bepaalde leerstelling moet aannemen zonder bewijs of mensen met een ander geloof of andere geaardheid moet afwijzen, ga ik voortaan links laten liggen. En dat zonder me te verdedigen, zonder in discussie te gaan, zonder mijn argumenten aan een ander ter beoordeling voor te leggen. Ik ga geen verantwoording afleggen voor mijn keuzes en ik laat me niet corrigeren - niet door op zichzelf terug cirkelende redeneringen. Ik kan mezelf en wat ik doe en denk niet veranderen. Niet voor een ander in elk geval, en zelfs niet voor God, zoals hij door anderen verkondigd wordt. Ik weiger nog langer het spel mee te spelen, ik weiger mezelf en mijn inspanningen te zien als belangrijk in het einddoel van de kerk. Ik kan mezelf niet meer tot een rol reduceren.
Dit zal door veel mensen niet begrepen worden. Ze zullen me een slecht christen vinden. Een afvallige. En me daarover een schuldgevoel willen aanpraten, zodat ik me weer voor hun visie ga inzetten. Maar dat is dan maar zo. Ik wil me namelijk ook niets meer aantrekken van de mening van mensen over mijn (gebrek aan) spiritualiteit. Ik weet van mezelf dat ik nooit een atheïst zou kunnen zijn. Ik geloof in God. Ik kan niet zonder. Maar ik ga er niet meer over discussiëren. Als dat me voor sommige mensen in de categorie van niet-gelovigen plaatst, is dat hun eigen zaak. Een ieder zij voor zijn eigen geweten ten volle overtuigd, niet waar? Ik kan het gewoon niet meer toelaten, ook maar de ruimte in mijn denken over te laten dat zij gelijk zouden hebben en dat Gods acceptatie van mij (en dus mijn bestaan) ook maar in enige mate voorwaardelijk zou kunnen zijn, dat ik er iets voor zou moeten doen in welke vorm en hoe weinig dan ook. Dan behoor ik maar niet tot de ‘in crowd’ – ik kan me het ook niet veroorloven me daar druk om te maken, omdat het ook zou lijden tot vergelijken en daardoor stress en overspannenheid.
We hadden al eerder afgesproken dat we Tron Legacy die avond zouden kijken, en wie schetst mijn verbazing? Dit was ook het thema van deze film. Het voelde voor mij als een bevestiging van mijn voornemen. In deze film was de jonge computerprogrammeur Flynn in zijn enthousiasme begonnen met het ontwerpen van een nieuwe wereld: hij had een droom van een toekomstige werkelijkheid en wilde die nu naar de realiteit overbrengen. Dat kon hij niet alleen, dus hij vormde een nieuwe entiteit. Clu – een kopie van zichzelf. Deze gaf hij een opdracht mee: schep de perfecte wereld. En met die opdracht ging Clu aan de gang. Hij kon niet anders. Maar twintig jaar later was Clu de alleenheerser geworden van de computerwereld. Wie niet aan zijn ideaalbeeld voldeed (niet perfect was) werd vernietigd, werd opgeofferd in de spelen, of werd naar zijn beeld gevormd tot strijder (om elders perfectie te brengen). Een totalitaire samenleving was ontstaan, en alle factoren die de controle van Clu bedreigden werden nu opgespoord en uitgeroeid. En Flynn was een doelwit geworden. Via Flynn zou zijn controlerende evenbeeld Clu ook de menselijke wereld kunnen bereiken en die overheersen. En elke actie die Flynn ondernam, deed het net van zijn tegenstander zich alleen maar om hem sluiten. Clu bepaalde namelijk de regels in het systeem dat hij geschapen had, niet Flynn. Dus elke poging om het systeem te bestrijden, zou het systeem alleen maar sterker maken.
Dat was waarom Flynn ervoor had gekozen niet meer mee te spelen: de enige winnende zet was te weigeren te spelen. Als hij niets deed, was het systeem aan zichzelf overgeleverd, en zou het zichzelf uiteindelijk uitdoven. Want het doel (perfectie) was onbereikbaar: dat was wat Flynn had ingezien. Menselijke inspanning (en de inspanning van door de mens naar hun beeld geschapen systemen) kan geen perfectie tot stand brengen, want de mens is niet perfect. En wij leggen onze eigen imperfectie in onze systemen. Maar, zegt Flynn uiteindelijk tegen Clu, wat als het niet de bedoeling is dat wij de perfectie tot stand brengen? Wat als de perfectie zich al onder handbereik bevindt? Wat als het enige dat wij hoeven doen, is de perfectie te ontvangen – en dat we daarvoor dus niks hoeven doen? Clu had in zijn systeem ruimte kunnen maken voor de perfectie om in te verschijnen, maar dat weigerde hij. Dat wij niks voor perfectie kunnen doen, bedreigde zijn identiteit. Net zo kunnen veel religieuze instituten en kerken de vrijheid van Gods sacramentele aanwezigheid niet accepteren, omdat het hun hele reden tot bestaan lijkt omver te stoten. En dus zit er voor hen niks anders op dan te verdwijnen. Op zijn minst om uit de weg te gaan.
Ik zag dit deze kijkronde niet langer als wereldmijding, of in zichzelf gekeerd zijn. Deze film suggereert namelijk niet dat liefde voor anderen en de wereld buiten jezelf zinloos is. Wat de film wel suggereert, is dat het zinloos is op systemen te vertrouwen. Daarmee verlies je alleen maar je zelf, in plaats van haar te vinden.
Wordt vervolgd …
Toen ik ’s avonds uit mijn werk kwam, voordat mijn vrouw en ik de film gingen kijken, liet ik me met een zucht vallen in mijn luie stoel. Na twee weken vakantie was ik weer op kantoor begonnen, maar direct ook weer met omstandigheden geconfronteerd die stress bij mij veroorzaakten. Ik was nu juist met vakantie geweest om te ontspannen, aangezien ik in maart op de grens van een overspannenheid had gezeten. En aangezien ik al eerder overspannen ben geweest, heb ik er erg veel voor over om dat niet opnieuw te hoeven meemaken. Want wat de situatie op mijn werk ook is, het is het niet waard mijn gezondheid, mentaal en lichamelijk, om te verspelen. Dus verklaarde ik dat ik een manier moest vinden om me niet meer verantwoordelijk te voelen voor wat me zo’n stress opleverde, dat ik sommige dingen gewoon zou loslaten waar het eigenlijk om werk van een ander ging, en dat ik een manier moest vinden om als ik me toch aan zaken ergerde, die dingen naast me neer te leggen en te genieten van wat er wel belangrijk en waardevol is in het leven. En het hielp, want ’s nachts sliep ik prima, ondanks de frustraties van op kantoor.
Maar werk is niet de enige stressfactor in mijn leven, geloof kan er ook wat van. Geen verrassing voor de lezer van mijn boeken, mijn gedichten of mijn blogberichten: ik heb moeite met de boodschap die door veel kerken gebracht wordt. Het opgroeien in een fundamentalistische kerk (ik ga steeds helderder zien dat het eigenlijk een sekte was) gaf me een beeld van God mee als van een boze, veeleisende werkgever, die perfectie van me eiste (ook al was hij gedwongen me in dienst te houden, omdat Jezus voor mij betaald had). Een beeld van mezelf als een zondaar, te allen tijde slecht, tot niets goeds in staat (en al helemaal niet tot het voldoen aan Gods ideaalbeeld, maar toch moest ik dat wel blijven proberen). En een beeld van het christelijke leven als bestaande uit hard werken, Bijbelstudie, evangelisatie (wie ik niet wist te overtuigen, ging naar de hel. Het hing van mij af!). We moesten onze tijd uitkopen – en dat betekende geestelijke activiteiten verrichten in plaats van het lezen of muziek luisteren voor ons plezier. We mochten toch al niet doen wat voor ons natuurlijk voelde, want onze ‘natuurlijke talenten’ waren voor God van geen waarde, alleen wat de Heilige Geest in ons tot stand bracht, zou ook stand houden. Het is nog een wonder dat ik niet eerder overspannen werd!
Ook toen ik deze kerk verlaten had, en een evangelische kerk bezocht, kwam ik echter dit soort gedachten tegen, vaak in een verdunde, maar niet minder schadelijke vorm. Het idee dat de kerk de wereld moest veranderen, bijvoorbeeld (en dat ik daarom aan programma’s zou moeten meewerken of mijn gaven zou moeten inzetten). Het idee dat God van me hield zoals ik was, maar teveel om me zo te laten (en dat ik dus toch mijn best moest doen om beter te leven en jawel, perfect te zijn). Het idee dat ik me blij en dankbaar moest voelen (ook al voelde ik me vooral moe en schuldig) of dat ik in een jonge aarde en een volledig uitgestippelde eindtijd moest geloven om een echte christen te zijn. Of in theorieën over Israël. Het idee dat het in het geloof toch draaide om mijn eigen verantwoordelijkheid, en dat ik een mislukkeling was als ik tekort schoot. De boodschap van genade was vooral bedoeld voor mensen die nog niet tot geloof waren gekomen, want het evangelie hoorde ik in onze kerkdiensten maar heel weinig.
Ik zag natuurlijk de preken door de interpretatiebril die ik in mijn opvoeding had meegekregen, dat zal ik eerlijk toegeven. Dat verklaart waarom ik ook in de Anglicaanse kerk nog wel eens op mijn stoel heen en weer zit te schuiven bij sommige boodschappen. En waarom ik in piekerbuien schiet bij het volgen van sommige christelijke twitteraars. Want ik voel me in religieus opzicht schuldig als ik me bijvoorbeeld niet ga inzetten voor bootvluchtelingen, net zo als dat ik niet genoeg stille tijd houd. (Terwijl veel anderen zich dan weer niet druk maken om het uitsterven van diersoorten, om maar wat te noemen). Ik ben altijd verbaasd als sommige activistische christenen op twitter opeens aangeven dat ze een voetbalwedstrijd kijken, omdat ik me schuldig voel dat ik graag films kijk en niet tegelijk christelijk werk kan doen.
En het is niet eens zo dat ik iets heb tegen opvang van vluchtelingen, of bestrijding van mensenhandel. Natuurlijk niet! Maar met mijn motivatie is wel wat mis: ik geloof dat ik waardeloos ben, dat God me afwijst, dat ik niet mag bestaan, als ik faal, als ik niet hard genoeg werk, als ik niet presteer. En dit leidt tot symptomen van stress als slaapproblemen, hyperventilatie, eczeem en overgewicht. En dat is het me niet waard. Dat is me zelfs mijn eeuwige behoud niet waard: want dat moet ik toch maar op geloof aannemen. Ik ga niet zoals St. Rosa van Lima mijn gezicht met peper en loog bewerken en laten opzwellen omdat ik bang ben dat mensen mij anders mooi zouden vinden, of een kroon van zilver dragen met punten aan de binnenkant om me aan Jezus te herinneren. Of zoals een legende wil, met loog gorgelen omdat mensen haar om haar stem complimenteerden. Ze stierf heel jong door wat ze zichzelf aandeed (bijvoorbeeld heel weinig slapen). En dat heb ik er niet voor over. Maar door mijn fundamentalistische opvoeding is het niet makkelijk aan oproepen en stimulerend bedoelde aansporingen te ontsnappen.
Dus wat ik tegen mijn vrouw zei, was dat ik niet meer zou luisteren. Een oproep dat ik niet mag zijn zoals ik ben, dat ik meer zou moeten doen (of vooral: andere dingen), dat ik een bepaalde leerstelling moet aannemen zonder bewijs of mensen met een ander geloof of andere geaardheid moet afwijzen, ga ik voortaan links laten liggen. En dat zonder me te verdedigen, zonder in discussie te gaan, zonder mijn argumenten aan een ander ter beoordeling voor te leggen. Ik ga geen verantwoording afleggen voor mijn keuzes en ik laat me niet corrigeren - niet door op zichzelf terug cirkelende redeneringen. Ik kan mezelf en wat ik doe en denk niet veranderen. Niet voor een ander in elk geval, en zelfs niet voor God, zoals hij door anderen verkondigd wordt. Ik weiger nog langer het spel mee te spelen, ik weiger mezelf en mijn inspanningen te zien als belangrijk in het einddoel van de kerk. Ik kan mezelf niet meer tot een rol reduceren.
Dit zal door veel mensen niet begrepen worden. Ze zullen me een slecht christen vinden. Een afvallige. En me daarover een schuldgevoel willen aanpraten, zodat ik me weer voor hun visie ga inzetten. Maar dat is dan maar zo. Ik wil me namelijk ook niets meer aantrekken van de mening van mensen over mijn (gebrek aan) spiritualiteit. Ik weet van mezelf dat ik nooit een atheïst zou kunnen zijn. Ik geloof in God. Ik kan niet zonder. Maar ik ga er niet meer over discussiëren. Als dat me voor sommige mensen in de categorie van niet-gelovigen plaatst, is dat hun eigen zaak. Een ieder zij voor zijn eigen geweten ten volle overtuigd, niet waar? Ik kan het gewoon niet meer toelaten, ook maar de ruimte in mijn denken over te laten dat zij gelijk zouden hebben en dat Gods acceptatie van mij (en dus mijn bestaan) ook maar in enige mate voorwaardelijk zou kunnen zijn, dat ik er iets voor zou moeten doen in welke vorm en hoe weinig dan ook. Dan behoor ik maar niet tot de ‘in crowd’ – ik kan me het ook niet veroorloven me daar druk om te maken, omdat het ook zou lijden tot vergelijken en daardoor stress en overspannenheid.
We hadden al eerder afgesproken dat we Tron Legacy die avond zouden kijken, en wie schetst mijn verbazing? Dit was ook het thema van deze film. Het voelde voor mij als een bevestiging van mijn voornemen. In deze film was de jonge computerprogrammeur Flynn in zijn enthousiasme begonnen met het ontwerpen van een nieuwe wereld: hij had een droom van een toekomstige werkelijkheid en wilde die nu naar de realiteit overbrengen. Dat kon hij niet alleen, dus hij vormde een nieuwe entiteit. Clu – een kopie van zichzelf. Deze gaf hij een opdracht mee: schep de perfecte wereld. En met die opdracht ging Clu aan de gang. Hij kon niet anders. Maar twintig jaar later was Clu de alleenheerser geworden van de computerwereld. Wie niet aan zijn ideaalbeeld voldeed (niet perfect was) werd vernietigd, werd opgeofferd in de spelen, of werd naar zijn beeld gevormd tot strijder (om elders perfectie te brengen). Een totalitaire samenleving was ontstaan, en alle factoren die de controle van Clu bedreigden werden nu opgespoord en uitgeroeid. En Flynn was een doelwit geworden. Via Flynn zou zijn controlerende evenbeeld Clu ook de menselijke wereld kunnen bereiken en die overheersen. En elke actie die Flynn ondernam, deed het net van zijn tegenstander zich alleen maar om hem sluiten. Clu bepaalde namelijk de regels in het systeem dat hij geschapen had, niet Flynn. Dus elke poging om het systeem te bestrijden, zou het systeem alleen maar sterker maken.
Dat was waarom Flynn ervoor had gekozen niet meer mee te spelen: de enige winnende zet was te weigeren te spelen. Als hij niets deed, was het systeem aan zichzelf overgeleverd, en zou het zichzelf uiteindelijk uitdoven. Want het doel (perfectie) was onbereikbaar: dat was wat Flynn had ingezien. Menselijke inspanning (en de inspanning van door de mens naar hun beeld geschapen systemen) kan geen perfectie tot stand brengen, want de mens is niet perfect. En wij leggen onze eigen imperfectie in onze systemen. Maar, zegt Flynn uiteindelijk tegen Clu, wat als het niet de bedoeling is dat wij de perfectie tot stand brengen? Wat als de perfectie zich al onder handbereik bevindt? Wat als het enige dat wij hoeven doen, is de perfectie te ontvangen – en dat we daarvoor dus niks hoeven doen? Clu had in zijn systeem ruimte kunnen maken voor de perfectie om in te verschijnen, maar dat weigerde hij. Dat wij niks voor perfectie kunnen doen, bedreigde zijn identiteit. Net zo kunnen veel religieuze instituten en kerken de vrijheid van Gods sacramentele aanwezigheid niet accepteren, omdat het hun hele reden tot bestaan lijkt omver te stoten. En dus zit er voor hen niks anders op dan te verdwijnen. Op zijn minst om uit de weg te gaan.
Ik zag dit deze kijkronde niet langer als wereldmijding, of in zichzelf gekeerd zijn. Deze film suggereert namelijk niet dat liefde voor anderen en de wereld buiten jezelf zinloos is. Wat de film wel suggereert, is dat het zinloos is op systemen te vertrouwen. Daarmee verlies je alleen maar je zelf, in plaats van haar te vinden.
Wordt vervolgd …