Herlabeling
Ik
dronk het gif
dat
jij als wijn bereidde.
Ik
at het afval
dat
als vlees werd voorgezet.
De
tafel vol
met
rottend fruit geladen
en
nergens water
waar
ik mijn hand in wassen kon.
Dit
was de wereld,
liet
ik mij door jou vertellen
die
het weten kon,
je
had het immers zelf gezien.
Vroeg
ik om brood,
“Was
‘t niet genoeg om steen te krijgen?”
Honger
naar vis
werd
als zwakheid afgedaan.
Langzamerhand
begon
de bitterheid te wennen,
sloot
ik mijn hand
om
wat ik maar grijpen kon.
De
gift van vrienden
werd
door mij afgewezen,
als
was het rot.
Jouw
liefde had mijn smaak verpest.
Nu
wordt voor mij
een
feestmaal aangericht
met
helder water,
verse
vis,
geurend
brood,
en
rode wijn.
En
alles ontvangt zijn echte naam,
wordt
weer als nieuw,
en
ik mezelf en eet naar hartenlust.