En het goede weer van vorige week lijkt wel weer helemaal voorbij te zijn. De lucht is weer grijs en donker met een voortdurende dreiging van regen. Dus is er (in elk geval bij mij) behoefte aan foto's uit een zonniger tijdperk: de lente! Niet alleen bloemen dragen bij aan het vrolijke gevoel dat dit jaargetijde opwekt, ook de vele tinten groen waarmee de ontluikende bomen en struiken getooid gaan.
dinsdag 31 juli 2012
vrijdag 27 juli 2012
Filmbespreking: The Dark Knight Rises
Ik kijk graag naar superheldenfilms. En met mij vele anderen, want het laatste decennium is er geen zomer geweest zonder gekostumeerde krachtpatsers in de bioscoop. Er wordt op het internet druk gespeculeerd of de hype zijn hoogtepunt al heeft bereid en wanneer mensen moe worden van dit soort verhalen. Als The Avengers een van de meest lucratieve films ooit is, er een nieuwe versie van Spider-Man draait, en de nieuwste Batmanfilm volle zalen trekt, is de trend echter niet voorbij. Nog lang niet, is mijn overtuiging. Want zolang mensen verhalen konden vertellen, hebben ze verteld over superhelden. De Grieken beschreven al de werken van Hercules, en de heldendaden van de bijna onkwetsbare Achilles, en de avonturen van Jason en de Argonauten. Het is niet voor niets dat een van de helden van het zilveren doek is genoemd naar de Noorse god Thor. Elke cultuur kent karakters als deze. Personen die sterker zijn dan de gemiddelde burger, of sneller, slimmer of rijker. Die over een flatgebouw kunnen springen, kunnen slingeren aan een kunstmatige spinnedraad, of een ijzeren pantser hebben gebouwd. Maar die tegelijk menselijk zijn, en dus worstelen met dezelfde verleidingen en uitdagingen als de gemiddelde burger. Die door hun trots ten val worden gebracht, die geliefden van zich afstoten, of uiteindelijk tot de drank vervallen. Die moeten leren dat grote kracht gekoppeld is aan grote verantwoordelijkheid. Of dat niet alles kan worden opgelost met machtsvertoon. Ze zijn uitvergrotingen van onszelf, en van de gevechten die wij voeren. Dus, hoewel wij niet met een vuist door een muur kunnen slaan, herkennen we toch iets in deze karakters, en wordt onze worsteling gevalideerd - onze strijd om het juiste te doen is belangrijk, omdat ook de held dit probeert. En tegelijk worden we geinspireerd, want als de held zichzelf kan overwinnen en ondanks zijn eerdere verlies opnieuw de strijd durft aangaan met de gemuteerde kikvorsman, durven wij ‘s ochtends ons bed uit te komen en die moeilijke vergadering op kantoor voor te zitten.
De superhelden (met uitzondering van Superman) zijn dus geen beelden van de goden, maar van de mensen - net als de helden uit de mythologie. Als er -zoals bij veel heldenverhalen- echo’s van de dood en opstanding van Jezus in hun belevenissen doorklinken, is dat omdat de echo’s van het grote verhaal ook in onze levens doorklinken, niet omdat ze in de mythe de rol van God vervullen. De superheld moet net zo zeer vertrouwen in de goedheid van God en de uiteindelijke overwinning van de waarheid als wij - hij is niet de goedheid en de waarheid zelf. Daarom denk ik dat we superhelden niet moeten verwijten dat ze een incompleet beeld van verlossing laten zien of een held die twijfelt aan zichelf of verkeerde motieven heeft. Die heeft hij omdat hij een weerspiegeling is van ons -inclusief onze twijfel en onze motieven - en niet een weerspiegeling van God.
En net als de heldenverhalen van de mythologie is deze weerspiegeling er een ‘als in een spiegel, in raadselen’ (zoals in 1 Korintiers 13), ze koerst, in de woorden van Tolkien, zigzaggend naar de ware haven. Wat de superhelden laten zien is de visie van onze cultuur op de mens en wat het betekent een zinvol leven te leiden - niet de visie van de bijbel. De held in de bijbel is immers een andere dan die in de Griekse of Noorse mythologie. De bijbelse held voert niet zelf de strijd, maar vertrouwt op God. Hij stelt niet zichzelf op een voetstuk en treedt zelf niet voor het voetlicht. Als hij dat wel doet, delft hij snel het onderspit, zoals Simson. De bijbelse held is meestal klein en onbetekenend, een herdersjongen of een stotteraar, een angstige jongen die graan dorst in het verborgene en steeds om een teken vraagt, of een rondreizende prediker die keer op keer wordt gestenigd en zelfs schipbreuk lijdt. Hij is het meest een held als hij van zichzelf geen held meer hoeft te zijn - als hij sterft aan het held-zijn als bron van zijn eigenwaarde. En interessant genoeg is dit wat uiteindelijk de boodschap van de drie Batmanfilms blijkt te zijn - want vergis je niet. Ook al is de laatste film prima op zichzelf te kijken, eigenlijk vormt hij de afsluiting van een samenhangende trilogie, een van de beste uit de recente filmgeschiedenis.
Het is acht jaar sinds de onvoorspelbare Joker de Amerikaanse stad Gotham in de greep hield met zijn gruwelijke spelletjes. Miljonair Bruce Wayne wist hem onschadelijk te maken, maar moest daar een gruwelijke prijs voor betalen. De grote liefde van zijn leven overleed en zijn alter ego Batman nam de schuld op zich van de dood van openbaar aanklager Harvey Dent, en wordt sindsdien als misdadiger achterna gezeten. Bruce gaat nog steeds gebukt onder de gebeurtenissen. Hij leunt op een wandelstok en komt niet meer buiten. Ook Batman heeft al jaren het daglicht niet meer gezien. Maar tijdens een viering van ‘Harvey Dent’-dag, waar wordt gememoreerd dat de misdaad de afgelopen jaren streng is bestreden, breekt een juwelendief in bij de excentrieke kluizenaar. Ze steelt niet alleen de parelketting van zijn moeder uit de onkraakbaar geachte kluis, maar ook zijn vingerafdrukken. Die worden gebruikt om uit naam van Wayne onzekere aandeelopties te kopen. Tegelijk is een nietsontziende terrorist in Gotham gearriveerd, Bane, die in de riolen van de stad een leger om zich heen heeft verzameld. Hij doet politiecommissaris James Gordon in het ziekenhuis belanden. Beide gebeurtenissen zijn aanleiding voor zowel Bruce als Batman om uit zijn schulp te komen. Maar hij is niet meer de oude. Trouwe butler Alfred gelooft niet dat zijn werkgever het kan opnemen tegen Bane. De terrorist wordt gedreven door geloof in een ideaal. Bruce Wayne heeft daarentegen niets meer om voor te leven. Dat kan niet goed aflopen ...
The Dark Knight Rises is een meeslepende film, die vooral geslaagd is als slot van Christopher Nolan’s Batman-trilogie. Verhaallijnen die begonnen in Batman Begins worden nu eindelijk afgesloten. Gezien als alleenstaande film is er echter wel wat op af te dingen. Zo had er uit de tweede acte wel wat gesneden kunnen worden. En in de derde akte zijn er een aantal onwaarschijnlijkheden en toevalligheden in het plot die de aandacht afleiden: situaties waar de helden opduiken, waar ze niet van af konden weten, en anderen die zich opeens ergens anders bevinden dan in een eerdere scene. En aan het einde is er wel heel weinig tijd over om alles te doen wat volgens de film moet plaatsvinden. Ten slotte heeft de film niet een slechterik die de Joker kan overtreffen. Maar wat de film goed doet, doet de film erg goed! Het plot is episch en doet denken aan verhalen over de Franse revolutie - geen wonder als de filmmakers A Tale of Two Cities citeren als inspiratiebron. Christian Bale zet de kwetsbaarheid van Bruce Wayne mooi neer en Michael Caine is ontroerend als Alfred. De nieuwe karakters zijn een mooie aanvulling: zowel de fascinerende inbreker Selina Kyle, als de goedhartige investeerder Miranda Tate en politieagent John Blake. Er zijn een paar indrukwekkende actiescenes, vooral rond de ‘Bat’ - waarmee Batman ook de lucht onveilig kan maken. Maar wat vooral goed is aan de film, is dat hij niet draait om de schurken, om de tegenstanders (zoals The Dark Knight dat wel deed). Batman, Bruce Wayne, is en blijft de hoofdfiguur. Dat betekent niet dat hij altijd in beeld is. Voor een Batmanfilm komt de held in deze film eigenlijk weinig voor. Maar als Batman niet in beeld is, wordt zijn afwezigheid wel scherp gevoeld en is zijn invloed duidelijk zichtbaar. Het is moeilijk voor te stellen dat een volgende film nog iets aan dit verhaal kan toevoegen, aan de andere kant laat het slot wel ruimte voor een intrigerend vervolg!
De titel van de film maakt al duidelijk waar het in de film om gaat - de wederopstanding van Batman. Maar voor Batman kan opstaan, zal hij eerst moeten sterven. Het lijkt aan het begin van de film alsof hij dat al gedaan heeft, maar niets is minder waar. Herinner je de woorden van Jezus: ‘Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen.’ Dat is wat Wayne in de praktijk merkt. Bruce Wayne gedraagt zich als een kluizenaar, hij ruziet met zijn enige vriend en helper, hij vergeet de belangen van zijn bedrijf, maar ook die van de weeshuizen die hij ondersteunde. Hij negeert zijn gezondheid en zijn relaties, niet omdat hij dood is, maar omdat hij nog steeds zijn eigen leven onder controle wil houden. Aan het eind van Batman Begins weigerde zijn jeugdvriendin al om een relatie met hem aan te gaan, omdat hij niet de Bruce was die ze van vroeger kende. Zolang hij werd gedreven door woede vanwege de dood van zijn ouders, kon hij in zijn hart geen ruimte maken voor haar. Hij kon een ander geen invloed geven in zijn leven, zolang hij meende dat hij de held moest zijn die anderen moest redden. Zijn missie als Batman was het heldenverhaal waar hij zijn betekenis aan ontleende, en daaraan moest alles en iedereen worden afgemeten. Hieraan ontleende hij zijn identiteit. Hij was ervan afhankelijk geworden voor zijn ego.
Het heldenverhaal werd echter in de tweede film op wrede wijze ontkracht door de Joker. Het huis dat Bruce Wayne voor zichzelf had opgebouwd bleek geen fundament te hebben. De basis voor zijn zelfbeeld bleek wankel. Maar Batman was alles wat hij had. Hij had geen alternatief. Dus leidde hij sindsdien een schaduwleven. In feite had hij echter nooit iets anders geleid dan een schaduwleven. Butler Alfred heeft dat scherp door. Hij zegt dat hij ooit hoopte dat Bruce Wayne nooit zou terugkeren naar Gotham, de stad die voor hem werd gekarakteriseerd door verlies en wraakgevoelens. Hij hoopte dat de jonge man ervoor zou kiezen de pijn achter zich te laten en een leven op te bouwen, te genieten van een vrouw, kinderen, een baan en een huis. Maar Bruce liet zich definiƫren door de gebeurtenissen uit het verleden en de missie van misdaadbestrijding die hij meende eigenhandig te moeten uitvoeren (terwijl hij als miljonair ook veel goed had kunnen doen met zijn geld, zonder zijn eigen identiteit ervan te laten afhangen). Hij heeft er dus nooit voor gekozen te leven - te genieten van waarheid, schoonheid en relaties. En als hij nu opnieuw de identiteit van Batman opneemt, is dat geen keuze voor heldhaftigheid, maar voor de dood. Bruce heeft immers geen reden meer om te willen leven. Het enige is de lege huls van zijn oude identiteit. Het hoogste dat hij kan bereiken is vechtend ten onder te gaan. Alfred kan Bruce natuurlijk onmogelijk overtuigen. Hij kan maar een ding doen om hem tegen zichzelf te beschermen: dat is Bruce niet ondersteunen in zijn zelfvernietigende keuze voor zijn oude heldenverhaal. Hij trekt zijn handen van hem af. Bruce staat er alleen voor.
En waar hij op rekende, gebeurt. Batman delft het onderspit. “Waarom dood je me niet gewoon?”, vraagt hij op een bepaald moment aan zijn tegenstander. Bane wil echter niet alleen het lichaam van de held breken, maar ook zijn geest. Daaruit blijkt dat de terrorist geen inzicht had in de innerlijke toestand van zijn slachtoffer. Hij werpt hem in de put. Maar van binnen was Bruce al zo diep als hij ooit kon zinken. Er hoefde niets meer gebroken te worden, want er is niets meer heel. Bane neemt hem zijn masker af, maar Bruce had al ontdekt dat die hem geen betekenis kon geven. De schurk ontmaskert de leugen die Batman en commissaris Gordon in stand hielden, maar Wayne heeft al ingezien dat die tekortschoot. Bruce’s heldenverhaal was al verbrokkeld. Hij hoeft zichzelf niets meer te bewijzen. Hij hoeft geen ego meer in stand te houden. Hij is gestorven aan zichzelf. Hij is leeg. Maar: ‘Wie zijn leven verliest, zal het behouden.’ Opeens blijkt dat die leegte kan worden gevuld door iets van buiten. Hij realiseert zich opeens hoe belangrijk de wereld buiten zijn ik voor hem is. Hij heeft toch iets om voor te vechten -niet zichzelf of zijn heldenverhaal, maar zijn vrienden, zijn butler, zijn stad. (Mijn favoriete filmcriticus Steve Greijdanus meent dat de film niet genoeg laat zien dat de inwoners van Gotham de inspanning van Batman waard zijn - maar volgens mij gaat het daar niet om. Bruce blijkt onvoorwaardelijk van de inwoners van Gotham te houden. Ze hoeven zijn offer niet te verdienen.)
Bruce wordt vanaf dit moment gemotiveerd door liefde. En dus is hij in staat uit de diepte te verrijzen - wat Bane niet voor mogelijk hield. En waar Bruce eerder niet durfde zichzelf of zijn succes aan anderen toe te vertrouwen (‘Als je Gotham wilt redden,’ houdt iemand hem voor, ‘moet je haar burgers vertrouwen.’), geeft hij zich nu over aan anderen. Hij durft zelfs het risico te nemen samen te werken met Selina Kyle, die zich nu niet bepaald betrouwbaar heeft getoond. Hij heeft geen theatricaliteit en misleiding meer nodig om zijn doelen te bereiken. Hij kan bovendien afscheid nemen van zijn heldenverhaal. Het symbool van Batman en waar dat voor stond, kan hij delen met anderen, zonder het per se zelf te hoeven controleren. En hij neemt eindelijk afscheid van de pijn en de wraak die zijn leven beheersten. Hij kiest voor het leven. Bruce Wayne is opgestaan.
Ik zie in deze film een sterke bevestiging van wat ik ‘de weg van de zwakheid’ noem - de weg die Jezus ging en waartoe hij ons opriep die ook te gaan. Hij vroeg ons zijn kruis op te nemen - en dan zouden we leven. Hij hield ons voor zijn juk te dragen, en dan zouden we rust vinden voor onze zielen. De weg van Jezus bestond uit het opgeven van de heldenverhalen, de projecten waar zijn zelfbeeld van afhing, en het geloven dat zijn waarde en betekenis niet van hem afhankelijk was, maar van de onvoorwaardelijke liefde van God, zijn vader. Die liefde, die een geschenk was waarvoor hij niets kon doen, bracht hem ertoe anderen op dezelfde manier lief te hebben. Hij zag de waarde en betekenis van de wereld buiten hem, die ook niet van hem afhankelijk was, en leefde op een manier die daarmee in overeenstemming was. Hij had lief, zelfs zijn vijanden. En zoals in de film anderen het voorbeeld van Batman volgen, mogen wij het voorbeeld van Jezus volgen. Het lijkt misschien alsof we alles kwijtraken waar ons zelfbeeld van afhankelijk was, maar wat we ervoor terugkrijgen is eeuwig leven. En dat kan niemand, al is hij het kwaad zelf (zoals Bane wordt genoemd), van ons afnemen. We kunnen werkelijk zeggen: “It is a far, far better thing that I do, than I have ever done; it is a far, far better rest that I go to, than I have ever known.”
De superhelden (met uitzondering van Superman) zijn dus geen beelden van de goden, maar van de mensen - net als de helden uit de mythologie. Als er -zoals bij veel heldenverhalen- echo’s van de dood en opstanding van Jezus in hun belevenissen doorklinken, is dat omdat de echo’s van het grote verhaal ook in onze levens doorklinken, niet omdat ze in de mythe de rol van God vervullen. De superheld moet net zo zeer vertrouwen in de goedheid van God en de uiteindelijke overwinning van de waarheid als wij - hij is niet de goedheid en de waarheid zelf. Daarom denk ik dat we superhelden niet moeten verwijten dat ze een incompleet beeld van verlossing laten zien of een held die twijfelt aan zichelf of verkeerde motieven heeft. Die heeft hij omdat hij een weerspiegeling is van ons -inclusief onze twijfel en onze motieven - en niet een weerspiegeling van God.
En net als de heldenverhalen van de mythologie is deze weerspiegeling er een ‘als in een spiegel, in raadselen’ (zoals in 1 Korintiers 13), ze koerst, in de woorden van Tolkien, zigzaggend naar de ware haven. Wat de superhelden laten zien is de visie van onze cultuur op de mens en wat het betekent een zinvol leven te leiden - niet de visie van de bijbel. De held in de bijbel is immers een andere dan die in de Griekse of Noorse mythologie. De bijbelse held voert niet zelf de strijd, maar vertrouwt op God. Hij stelt niet zichzelf op een voetstuk en treedt zelf niet voor het voetlicht. Als hij dat wel doet, delft hij snel het onderspit, zoals Simson. De bijbelse held is meestal klein en onbetekenend, een herdersjongen of een stotteraar, een angstige jongen die graan dorst in het verborgene en steeds om een teken vraagt, of een rondreizende prediker die keer op keer wordt gestenigd en zelfs schipbreuk lijdt. Hij is het meest een held als hij van zichzelf geen held meer hoeft te zijn - als hij sterft aan het held-zijn als bron van zijn eigenwaarde. En interessant genoeg is dit wat uiteindelijk de boodschap van de drie Batmanfilms blijkt te zijn - want vergis je niet. Ook al is de laatste film prima op zichzelf te kijken, eigenlijk vormt hij de afsluiting van een samenhangende trilogie, een van de beste uit de recente filmgeschiedenis.
Het is acht jaar sinds de onvoorspelbare Joker de Amerikaanse stad Gotham in de greep hield met zijn gruwelijke spelletjes. Miljonair Bruce Wayne wist hem onschadelijk te maken, maar moest daar een gruwelijke prijs voor betalen. De grote liefde van zijn leven overleed en zijn alter ego Batman nam de schuld op zich van de dood van openbaar aanklager Harvey Dent, en wordt sindsdien als misdadiger achterna gezeten. Bruce gaat nog steeds gebukt onder de gebeurtenissen. Hij leunt op een wandelstok en komt niet meer buiten. Ook Batman heeft al jaren het daglicht niet meer gezien. Maar tijdens een viering van ‘Harvey Dent’-dag, waar wordt gememoreerd dat de misdaad de afgelopen jaren streng is bestreden, breekt een juwelendief in bij de excentrieke kluizenaar. Ze steelt niet alleen de parelketting van zijn moeder uit de onkraakbaar geachte kluis, maar ook zijn vingerafdrukken. Die worden gebruikt om uit naam van Wayne onzekere aandeelopties te kopen. Tegelijk is een nietsontziende terrorist in Gotham gearriveerd, Bane, die in de riolen van de stad een leger om zich heen heeft verzameld. Hij doet politiecommissaris James Gordon in het ziekenhuis belanden. Beide gebeurtenissen zijn aanleiding voor zowel Bruce als Batman om uit zijn schulp te komen. Maar hij is niet meer de oude. Trouwe butler Alfred gelooft niet dat zijn werkgever het kan opnemen tegen Bane. De terrorist wordt gedreven door geloof in een ideaal. Bruce Wayne heeft daarentegen niets meer om voor te leven. Dat kan niet goed aflopen ...
The Dark Knight Rises is een meeslepende film, die vooral geslaagd is als slot van Christopher Nolan’s Batman-trilogie. Verhaallijnen die begonnen in Batman Begins worden nu eindelijk afgesloten. Gezien als alleenstaande film is er echter wel wat op af te dingen. Zo had er uit de tweede acte wel wat gesneden kunnen worden. En in de derde akte zijn er een aantal onwaarschijnlijkheden en toevalligheden in het plot die de aandacht afleiden: situaties waar de helden opduiken, waar ze niet van af konden weten, en anderen die zich opeens ergens anders bevinden dan in een eerdere scene. En aan het einde is er wel heel weinig tijd over om alles te doen wat volgens de film moet plaatsvinden. Ten slotte heeft de film niet een slechterik die de Joker kan overtreffen. Maar wat de film goed doet, doet de film erg goed! Het plot is episch en doet denken aan verhalen over de Franse revolutie - geen wonder als de filmmakers A Tale of Two Cities citeren als inspiratiebron. Christian Bale zet de kwetsbaarheid van Bruce Wayne mooi neer en Michael Caine is ontroerend als Alfred. De nieuwe karakters zijn een mooie aanvulling: zowel de fascinerende inbreker Selina Kyle, als de goedhartige investeerder Miranda Tate en politieagent John Blake. Er zijn een paar indrukwekkende actiescenes, vooral rond de ‘Bat’ - waarmee Batman ook de lucht onveilig kan maken. Maar wat vooral goed is aan de film, is dat hij niet draait om de schurken, om de tegenstanders (zoals The Dark Knight dat wel deed). Batman, Bruce Wayne, is en blijft de hoofdfiguur. Dat betekent niet dat hij altijd in beeld is. Voor een Batmanfilm komt de held in deze film eigenlijk weinig voor. Maar als Batman niet in beeld is, wordt zijn afwezigheid wel scherp gevoeld en is zijn invloed duidelijk zichtbaar. Het is moeilijk voor te stellen dat een volgende film nog iets aan dit verhaal kan toevoegen, aan de andere kant laat het slot wel ruimte voor een intrigerend vervolg!
De titel van de film maakt al duidelijk waar het in de film om gaat - de wederopstanding van Batman. Maar voor Batman kan opstaan, zal hij eerst moeten sterven. Het lijkt aan het begin van de film alsof hij dat al gedaan heeft, maar niets is minder waar. Herinner je de woorden van Jezus: ‘Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen.’ Dat is wat Wayne in de praktijk merkt. Bruce Wayne gedraagt zich als een kluizenaar, hij ruziet met zijn enige vriend en helper, hij vergeet de belangen van zijn bedrijf, maar ook die van de weeshuizen die hij ondersteunde. Hij negeert zijn gezondheid en zijn relaties, niet omdat hij dood is, maar omdat hij nog steeds zijn eigen leven onder controle wil houden. Aan het eind van Batman Begins weigerde zijn jeugdvriendin al om een relatie met hem aan te gaan, omdat hij niet de Bruce was die ze van vroeger kende. Zolang hij werd gedreven door woede vanwege de dood van zijn ouders, kon hij in zijn hart geen ruimte maken voor haar. Hij kon een ander geen invloed geven in zijn leven, zolang hij meende dat hij de held moest zijn die anderen moest redden. Zijn missie als Batman was het heldenverhaal waar hij zijn betekenis aan ontleende, en daaraan moest alles en iedereen worden afgemeten. Hieraan ontleende hij zijn identiteit. Hij was ervan afhankelijk geworden voor zijn ego.
Het heldenverhaal werd echter in de tweede film op wrede wijze ontkracht door de Joker. Het huis dat Bruce Wayne voor zichzelf had opgebouwd bleek geen fundament te hebben. De basis voor zijn zelfbeeld bleek wankel. Maar Batman was alles wat hij had. Hij had geen alternatief. Dus leidde hij sindsdien een schaduwleven. In feite had hij echter nooit iets anders geleid dan een schaduwleven. Butler Alfred heeft dat scherp door. Hij zegt dat hij ooit hoopte dat Bruce Wayne nooit zou terugkeren naar Gotham, de stad die voor hem werd gekarakteriseerd door verlies en wraakgevoelens. Hij hoopte dat de jonge man ervoor zou kiezen de pijn achter zich te laten en een leven op te bouwen, te genieten van een vrouw, kinderen, een baan en een huis. Maar Bruce liet zich definiƫren door de gebeurtenissen uit het verleden en de missie van misdaadbestrijding die hij meende eigenhandig te moeten uitvoeren (terwijl hij als miljonair ook veel goed had kunnen doen met zijn geld, zonder zijn eigen identiteit ervan te laten afhangen). Hij heeft er dus nooit voor gekozen te leven - te genieten van waarheid, schoonheid en relaties. En als hij nu opnieuw de identiteit van Batman opneemt, is dat geen keuze voor heldhaftigheid, maar voor de dood. Bruce heeft immers geen reden meer om te willen leven. Het enige is de lege huls van zijn oude identiteit. Het hoogste dat hij kan bereiken is vechtend ten onder te gaan. Alfred kan Bruce natuurlijk onmogelijk overtuigen. Hij kan maar een ding doen om hem tegen zichzelf te beschermen: dat is Bruce niet ondersteunen in zijn zelfvernietigende keuze voor zijn oude heldenverhaal. Hij trekt zijn handen van hem af. Bruce staat er alleen voor.
En waar hij op rekende, gebeurt. Batman delft het onderspit. “Waarom dood je me niet gewoon?”, vraagt hij op een bepaald moment aan zijn tegenstander. Bane wil echter niet alleen het lichaam van de held breken, maar ook zijn geest. Daaruit blijkt dat de terrorist geen inzicht had in de innerlijke toestand van zijn slachtoffer. Hij werpt hem in de put. Maar van binnen was Bruce al zo diep als hij ooit kon zinken. Er hoefde niets meer gebroken te worden, want er is niets meer heel. Bane neemt hem zijn masker af, maar Bruce had al ontdekt dat die hem geen betekenis kon geven. De schurk ontmaskert de leugen die Batman en commissaris Gordon in stand hielden, maar Wayne heeft al ingezien dat die tekortschoot. Bruce’s heldenverhaal was al verbrokkeld. Hij hoeft zichzelf niets meer te bewijzen. Hij hoeft geen ego meer in stand te houden. Hij is gestorven aan zichzelf. Hij is leeg. Maar: ‘Wie zijn leven verliest, zal het behouden.’ Opeens blijkt dat die leegte kan worden gevuld door iets van buiten. Hij realiseert zich opeens hoe belangrijk de wereld buiten zijn ik voor hem is. Hij heeft toch iets om voor te vechten -niet zichzelf of zijn heldenverhaal, maar zijn vrienden, zijn butler, zijn stad. (Mijn favoriete filmcriticus Steve Greijdanus meent dat de film niet genoeg laat zien dat de inwoners van Gotham de inspanning van Batman waard zijn - maar volgens mij gaat het daar niet om. Bruce blijkt onvoorwaardelijk van de inwoners van Gotham te houden. Ze hoeven zijn offer niet te verdienen.)
Bruce wordt vanaf dit moment gemotiveerd door liefde. En dus is hij in staat uit de diepte te verrijzen - wat Bane niet voor mogelijk hield. En waar Bruce eerder niet durfde zichzelf of zijn succes aan anderen toe te vertrouwen (‘Als je Gotham wilt redden,’ houdt iemand hem voor, ‘moet je haar burgers vertrouwen.’), geeft hij zich nu over aan anderen. Hij durft zelfs het risico te nemen samen te werken met Selina Kyle, die zich nu niet bepaald betrouwbaar heeft getoond. Hij heeft geen theatricaliteit en misleiding meer nodig om zijn doelen te bereiken. Hij kan bovendien afscheid nemen van zijn heldenverhaal. Het symbool van Batman en waar dat voor stond, kan hij delen met anderen, zonder het per se zelf te hoeven controleren. En hij neemt eindelijk afscheid van de pijn en de wraak die zijn leven beheersten. Hij kiest voor het leven. Bruce Wayne is opgestaan.
Ik zie in deze film een sterke bevestiging van wat ik ‘de weg van de zwakheid’ noem - de weg die Jezus ging en waartoe hij ons opriep die ook te gaan. Hij vroeg ons zijn kruis op te nemen - en dan zouden we leven. Hij hield ons voor zijn juk te dragen, en dan zouden we rust vinden voor onze zielen. De weg van Jezus bestond uit het opgeven van de heldenverhalen, de projecten waar zijn zelfbeeld van afhing, en het geloven dat zijn waarde en betekenis niet van hem afhankelijk was, maar van de onvoorwaardelijke liefde van God, zijn vader. Die liefde, die een geschenk was waarvoor hij niets kon doen, bracht hem ertoe anderen op dezelfde manier lief te hebben. Hij zag de waarde en betekenis van de wereld buiten hem, die ook niet van hem afhankelijk was, en leefde op een manier die daarmee in overeenstemming was. Hij had lief, zelfs zijn vijanden. En zoals in de film anderen het voorbeeld van Batman volgen, mogen wij het voorbeeld van Jezus volgen. Het lijkt misschien alsof we alles kwijtraken waar ons zelfbeeld van afhankelijk was, maar wat we ervoor terugkrijgen is eeuwig leven. En dat kan niemand, al is hij het kwaad zelf (zoals Bane wordt genoemd), van ons afnemen. We kunnen werkelijk zeggen: “It is a far, far better thing that I do, than I have ever done; it is a far, far better rest that I go to, than I have ever known.”
donderdag 26 juli 2012
vrijdag 20 juli 2012
Filmbespreking: Lars and the Real Girl
Verhalen zijn belangrijk. Ze communiceren zaken die zakelijke boeken of wetenschappelijke artikelen niet kunnen overbrengen. Ze sluipen voorbij de draken van het rationalisme die volgens C.S. Lewis voor onze geest op wacht stonden, en spreken niet in de eerste plaats tot ons verstand, maar tot onze emoties, onze herinneringen, onze verbeelding. Het effect dat ze op ons hebben, gaat daarom ook dieper dan een betoog of preek ooit kan bewerkstelligen (behalve als er een goed verhaal in wordt vertaald). Ze geven ons een helderder inzicht in ons zelf dan een persoonlijkheidstest of analyse ooit zou kunnen.
Dat gebeurde bij mij toen ik Lars and the Real Girl keek. Als ik de film tien jaar geleden gezien had (als hij toen al gemaakt was), zou ik er depressieve gevoelens door hebben ontwikkeld, omdat hij me zou hebben geconfronteerd met mijn eigen frustraties en het daarmee gepaard gaande gevoel van onvermogen, de overtuiging dat ik mezelf nooit zou kunnen veranderen. De hoop die de film schetst voor zijn hoofdpersoon zou ik niet op mezelf hebben durven betrekken. Maar de film kwam voor mij nu op een goed moment, omdat ik er nu aan kon zien hoeveel ik de afgelopen tijd veranderd ben, en hoe ver ik ben gekomen. De film hielp me nu om op een goede manier compassie met mezelf en met mijn worsteling te hebben, en te geloven dat ik nog verder zou kunnen veranderen - omdat ik ook heb ontdekt wat de hoofdpersoon in de film ontdekt: dat ik geliefd ben.
De film gaat over Lars, een 27-jarige vrijgezel uit een van de noordelijke staten van Amerika. Hij is een trouwe kerkganger, heeft een wat saaie kantoorbaan, en leeft in de garage bij het huis van zijn ouders, waar zijn broer en schoonzus zijn ingetrokken. En hij wordt geplaagd door een verlammende angst voor intimiteit. Hij weigert bij zijn broer en schoonzus te ontbijten of te eten, en komt niet naar de feestjes die zijn collega’s organiseren. Als een meisje hem lijkt leuk te vinden, bevriest hij. En hij probeert elke vorm van fysiek contact te voorkomen. Hij ervaart aanraking als fysieke pijn, bekent hij later in de film, hij is er allergisch voor. Door deze angst raakt Lars in een steeds groter isolement. Dus wie schetst de verbazing van zijn familie als hij op een dag voor de deur staat, omdat hij bezoek heeft. Een vrouw, die hij heeft ontmoet via het internet. Ze is zendelinge. En ze zit in een rolstoel. Of ze mogen langskomen? Natuurlijk mag dat, maar dan krijgen zijn broer en schoonzus een nog grotere schok te verduren: Lars’ vriendin is een anatomisch correcte rubberen pop. Dat leidt natuurlijk tot bizarre situaties ...
Dit is niet een film die de aandacht op zichzelf vestigt. Als kijker ben je volledig gericht op de karakters op het scherm. Ryan Gosling speelt een gevoelige Lars. De pijn van zijn onzekerheid is heel herkenbaar in beeld gebracht, en de manier waarop hij opbloeit is ontroerend. Emily Mortimer is innemend, levenslustig en begripsvol, maar ook Paul Scheider is als Lars’ broer geloofwaardig. De kille winter van Minnesota is mooi in beeld gebracht. Waarin de film niet zo realistisch is, is het begrip dat iedereen heeft voor de situatie. Lars wordt nooit gepest, zelfs niet door zijn collega’s, die het spel meespelen, net als zijn kerkgenoten (waarbij ze in het einde wel erg ver gaan). Maar ik ben geneigd deze film niet te zien als een realistisch karakterdrama, maar als een fabel. En daarmee wordt het plattelandsdorp waar de film zich afspeelt een sprookjeslandschap, en in dat opzicht een stuk geloofwaardiger.
Ik was heel blij dat de film Lars niet aftekent als zielig, en dat niet de draak wordt gestoken met zijn diepe onzekerheid. Ik denk dat het voor veel mensen moeilijk is voor te stellen hoe diep sociale angst geworteld kan zijn, en hoe iemand daardoor eigenlijk gehandicapt wordt, niet in staat om in de relaties van het maatschappelijke leven te navigeren. Ik kan het me niet alleen voorstellen, ik weet het uit ervaring. Ik herkende heel veel van mezelf in Lars. Net als hij durfde ik niet bij mensen op de deur te kloppen - ik heb een keer drie kwartier op de gang heen en weer gelopen voor ik bij mijn stagebegeleider durfde binnenstappen - en durfde ik niet op te bellen, omdat ik dacht dat mensen dan boos op mij zouden worden (Ik had een halve dag buikpijn als ik moest telefoneren, zelfs al wist ik dat er speciaal mensen waren om de telefoon op te nemen, zoals bij de Informatiebeheergroep). En net als hij was ik ook bang om aangesproken te worden. Op bijbelstudieweekeindes stond ik in de pauzes bij de boekentafel, en had ik volgens mensen die mij toen kenden, een duidelijke uitstraling van: kom niet dichterbij. Net als Lars liep ik voorovergebogen en keek ik anderen niet aan, ook niet verkopers achter de kassa in de winkel. Net als Lars kon ik er niet tegen aangeraakt te worden. Tot een paar jaar geleden reageerde ik erg schrikachtig als mensen mij aanstootten, en begroette ik mensen met een uitgestoken hand om maar niet te hoeven zoenen. Als kind al wilde ik niets te maken hebben met stickers, en weigerde ik op mijn hand te schrijven. Aanraking deed inderdaad bijna fysiek pijn. En net als Lars durfde ik geen initiatief te nemen in relationeel opzicht. Het idee een meisje mee uit te vragen bezorgde me slapeloze nachten. Ik kon niet geloven dat iemand mij leuk zou vinden. “Maar dat is toch niet nodig?”, zei laatst een collega. “Je bent zo’n aardige kerel. Je hebt zo’n leuk gevoel voor humor.” Ze weet niet wat er in mij omgaat. En mijn op woordgrapjes gebaseerde humor is nu juist een van de overlevingsmechanismen waarmee ik mijn sociale angst probeer te verbergen.
Waar komt zo’n angst vandaan? Ik las op internet over ‘Reactive attachment disorder’ - een aandoening die ontstaat als kinderen in hun eerste jaren van hun ouders gescheiden zijn, en niet voldoende bevestiging of aanraking krijgen. Dit kan zich op twee manieren uiten - of kinderen hebben geen grenzen en zijn naar iedereen open en aanhankelijk, ook naar vreemden, of kinderen zijn voor iedereen bang en sluiten zich af. Ik schreef vorig jaar in mijn serie ‘Blast from the Past’ over mijn vroege ervaringen als kind: hoe ik direct na mijn geboorte van mijn moeder werd gescheiden en onder een UV-lamp werd gelegd, hoe ik twintig weken bij mijn opa en oma leefde omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Hoe ik later werd gepest op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Genoeg om bij een kind de boodschap te doen postvatten dat het niets waard is - dat het geen liefde waard is, dat het geen leven waard is. Genoeg om iemand angstig in het leven te laten staan. Genoeg om iemand af te snijden van de mensen om hem of haar heen. Opgesloten in zichzelf. Ook de film refereert aan een traumatische gebeurtenis is Lars’ jonge jaren: zijn moeder is gestorven toen hij geboren werd, of kort daarna, en zijn vader was daarna erg verdrietig en wist niet hoe hij voor zijn zoons moest zorgen.
Hoe goed bedoeld ook, anderen kunnen iemand niet verlossen van zijn sociale angst. De pogingen van Lars’ schoonzus om hem bij hun activiteiten te betrekken, lopen op een fiasco uit. Bevestigende woorden doen alleen maar pijn -”Waarom heeft zo’n leuke man als jij geen vriendin?” - omdat hij ze toch niet kan geloven en zich daardoor alleen nog maar meer een mislukking voelt. Adviezen hebben een averechts effect. Ik weet dat de prikkende vinger van mijn moeder in mijn rug me niet rechtop liet lopen en alleen maar meer schaamte deed voelen. En de woorden ‘Maar niemand bijt je”, als ik moest opbellen, maakten de angst niet minder. En ook ik heb me schuldig gevoeld om het feit dat ik op mijn dertigste geen meisje durfde aanspreken, als anderen me vroegen waarom ik nog vrijgezel was.
De enige manier waarop iemand met zo’n diepe angst kan veranderen, is als hij of zij er zelf naar gaat verlangen. Als iemand geen genoegen meer neemt met afzondering en eenzaamheid. Ik kwam zelf een paar jaar geleden tot de conclusie: “I’m sick and tired of being sick and tired” (citaat uit The Mom Factor van Henry Cloud en John Townsend). De maat was vol. Ik wilde me niet voor eeuwig laten ketenen door pijn die ik in het verleden had opgelopen. Ook al moest ik er nachten van wakker liggen, ook al moest ik dingen doen die ik nog nooit in mijn leven had gedaan, ook al moest ik uit mijn ‘comfortzone’ komen, ik wilde niet langer buitengesloten zijn. Ik wilde leven. En ik was bereid daar ver voor te gaan.
Net als Lars. In sommige recensies wordt de indruk gewekt dat hij leidt aan een waandenkbeeld, dat hij is doorgeslagen, dat hij ziek is geworden. Maar ik weet dat de situatie eigenlijk andersom is: Lars wil juist niets anders dan gezond worden. Hij wil juist ontsnappen aan zijn isolement. Hij wil wanhopig graag met mensen durven praten, contact leggen met anderen, intiem zijn. Maar hij weet niet hoe. Dit is zijn laatste strohalm, in zijn beleving zijn laatste kans op herstel. Geen wonder dat hij er zo veel waarde aan hecht, dat de pop voor hem echt wordt. Zo waardevol is ze werkelijk voor hem. Het belangrijkste argument voor mijn interpretatie is de manier waarop Lars aan de pop komt. Hij bestelt de pop zelf via internet. De kist wordt bij hem afgeleverd (hij hoort het via de telefoon en weet waar het over gaat). Hij opent de verpakking zelf. Het was dus zijn eigen, bewuste keuze. Niet iets dat hem overkwam. En zijn methode heeft succes. Hij durft opeens mee te eten met zijn broer en schoonzus. Hij durft een feestje van een collega te bezoeken. Hij durft op het werk iemand aan te spreken. Hij durft serieuze gesprekken aan te gaan met zijn broer. Hij durft zich te laten aanraken. Wat voor andere mensen vanzelfsprekend is, kost hem grote moeite - zo’n grote moeite dat hij het niet kan zonder plastic pop aan zijn zijde. Hij schaamt zich er niet voor, laat zich er niet voor uitlachen - hij weet dat hij zonder de pop in zichzelf opgesloten zou zijn gebleven.
De pop is Lars’ reddingsboei. Maar de pop is niet wat hem uiteindelijk verandert. Dat kan de pop ook niet. Het is een pop. Plastic. Wat Lars uiteindelijk verandert is het feit dat anderen hem aanvaarden. Onvoorwaardelijk. Ook als hij een pop nodig heeft om zich onder de mensen te vertonen. Alleen deze liefde van zijn familie, zijn collega’s en zijn kerk, kan bij hem de boodschap laten landen dat hij er mag zijn. Dat hij waardevol is. Dat hij een plek heeft onder andere mensen. Dat hij niet alles onder controle hoeft te houden, maar dat hij vrij is om te leven. Vooral de scenes in de kerk zijn in dit opzicht mooi. Er is wel wat protest in de groep, maar al snel wordt geconcludeerd dat iedereen wel wat heeft. De een heeft een kleptomane vrouw gehad, de ander spaart speelgoedtreinen. Er is niemand ‘normaal’. Dus is er ruimte om Lars te ontvangen - met zijn ‘vriendin’. Hij wordt niet veroordeeld, hij wordt niet buitengesloten. Hij mag er zijn. En dat geneest. Want het communiceert dat Lars er bij God mag zijn. Dat hij door God waardevol wordt gevonden. Dat hij geliefd is - met zijn sociale angst en onzekerheid. Deze radicale inclusiviteit is waar het in de christelijke gemeenschap om draait, betoogt Richard Beck in een blog op Experimental Theology. Interessant genoeg is er in de reacties iemand die daartegen protesteert. De kerkgangers hadden Lars erop moeten wijzen dat zijn ‘vriendin’ een pop was. Ze hadden zijn leugen niet moeten bevestigen, maar hem confronteren met zijn gebrokenheid. Auch. Dat zou precies het tegenovergestelde bewerkt hebben. De pop was een symptoom, niet het probleem. De oorzaak lag dieper. En zo’n ‘eerlijkheid’ zou het probleem alleen maar hebben versterkt. Ze zou Lars’ een leugenaar hebben genoemd en hem hebben verweten dat hij anderen voor de gek hield. Hij zou zich daardoor alleen maar slechter zijn gaan voelen. Ik heb er vaker over geschreven, dat de kerk vaak de verantwoordelijkheid om te veranderen legt bij degene die ergens mee worstelt. Als ik worstel met wettische boodschappen, ben ik degene die op een andere manier zou moeten luisteren. Maar dat is juist het probleem. Dat kan ik niet en daarom worstel ik zo. Het middel is erger dan de kwaal.
Maar zoals een arts in de film zegt: op een bepaald moment zal Lars zelf de illusie niet meer nodig hebben, en dan zal die verdwijnen. Die verandering komt volledig van binnenuit. Als Lars’ ideeen en beelden over zichzelf zijn veranderd, en hij begint te geloven dat hij liefde waard is. Als hij gaat geloven dat anderen van hem kunnen houden. Als hij van zichzelf gaat houden. Ik moet denken aan iemand als Zacheus, de tollenaar. Die verandert niet omdat Jezus hem streng toespreekt. Hij verandert omdat Jezus bij hem in huis wil zijn, met hem wil eten, en hem accepteert. De ervaring van acceptatie brengt hem op een nieuwe weg, waarbij hij het niet meer nodig heeft anderen af te persen of met de Romeinen mee te werken.
(Daarmee zeg ik niet dat we gebrokenheid moeten ontkennen - niemand ontkent in de film dat Lars een probleem heeft, zoals ook niemand zou moeten ontkennen dat ik een probleem heb met wettische boodschappen. Jezus zal ook niet hebben gedaan alsof tollenaar zijn het beste beroep was van de wereld. Maar ik roep op om mensen niet af te wijzen, maar te accepteren, ook al zijn ze gebroken.)
Ik ben zelf de afgelopen jaren gelukkig wel veranderd. Ik reageer niet meer zo schrikachtig als iemand mij aanstoot. Ik durf te telefoneren en bij mensen aan te bellen. Ik durfde een vrouw uit te vragen en heb nu verkering met een lieve en mooie vriendin. Ik durf steeds meer mezelf te zijn. Dat heb ik niet aan mezelf te danken. Ik ben me er steeds meer van bewust dat de enige reden voor mijn groei, is dat ik steeds meer ben gaan geloven dat God van mij houdt zoals ik ben. Dat ik werkelijk geaccepteerd ben. Inclusief mijn (in mijn ogen) tekortkomingen en zwakheden. Dat God mij niet alleen accepteert, maar werkelijk van mij houdt. Zoals een vader houdt van zijn kinderen en niet in hen teleurgesteld is. Dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dat is voor mij steeds meer realiteit geworden. En daardoor kan ik geloven dat andere mensen mij ook accepteren. Dat ik voor hen niet volmaakt hoef te zijn. Dat anderen mij ook waarde toekennen. Dat anderen van mij kunnen houden. En daardoor kan ik ook mijzelf gaan accepteren - met mijn tekortkomingen. Daardoor kan ik ook eindelijk mezelf zijn -zonder mezelf te haten- een geliefd kind van God. Gods liefdevolle omarming vult aan wat tekortschoot en geeft mij een basis om op te staan. Die aanvaarding was er natuurlijk altijd al, zoals ook Lars altijd al geaccepteerd en geliefd was. Maar pas toen hij besloot zijn eigen isolement niet langer te accepteren en in actie te komen, kon hij zich voor die aanvaarding en liefde openstellen. Zo kon Gods liefde en aanvaarding pas bij mij binnenkomen, pas bij mij landen, toen ik niet langer ‘sick and tired’ wilde zijn, toen ik me wilde openstellen voor verandering. Die keuze is alles wat nodig is om te gaan groeien.
De wortels van sociale angst zitten diep. Herstel vindt niet van het ene op het andere moment plaats. Ook bij mij zit nog veel onzekerheid. Ik denk nog steeds dat anderen zomaar boos op mij kunnen worden. Ik duik nog steeds wel eens schichtig weg als iemand te dicht bij dreigt te komen. Maar ik weet wel zekerder dan ooit dat God van mij houdt. En daarom geloof ik dat ik verder zal groeien. Dat het waard is risico’s te nemen. Dat ik mezelf kan zijn. Ook Lars is aan het eind van de film niet volkomen hersteld, maar hij is gaan geloven dat hij geaccepteerd is. En dat geloof is voor hem genoeg om het avontuur van het leven aan te durven.
Dat gebeurde bij mij toen ik Lars and the Real Girl keek. Als ik de film tien jaar geleden gezien had (als hij toen al gemaakt was), zou ik er depressieve gevoelens door hebben ontwikkeld, omdat hij me zou hebben geconfronteerd met mijn eigen frustraties en het daarmee gepaard gaande gevoel van onvermogen, de overtuiging dat ik mezelf nooit zou kunnen veranderen. De hoop die de film schetst voor zijn hoofdpersoon zou ik niet op mezelf hebben durven betrekken. Maar de film kwam voor mij nu op een goed moment, omdat ik er nu aan kon zien hoeveel ik de afgelopen tijd veranderd ben, en hoe ver ik ben gekomen. De film hielp me nu om op een goede manier compassie met mezelf en met mijn worsteling te hebben, en te geloven dat ik nog verder zou kunnen veranderen - omdat ik ook heb ontdekt wat de hoofdpersoon in de film ontdekt: dat ik geliefd ben.
De film gaat over Lars, een 27-jarige vrijgezel uit een van de noordelijke staten van Amerika. Hij is een trouwe kerkganger, heeft een wat saaie kantoorbaan, en leeft in de garage bij het huis van zijn ouders, waar zijn broer en schoonzus zijn ingetrokken. En hij wordt geplaagd door een verlammende angst voor intimiteit. Hij weigert bij zijn broer en schoonzus te ontbijten of te eten, en komt niet naar de feestjes die zijn collega’s organiseren. Als een meisje hem lijkt leuk te vinden, bevriest hij. En hij probeert elke vorm van fysiek contact te voorkomen. Hij ervaart aanraking als fysieke pijn, bekent hij later in de film, hij is er allergisch voor. Door deze angst raakt Lars in een steeds groter isolement. Dus wie schetst de verbazing van zijn familie als hij op een dag voor de deur staat, omdat hij bezoek heeft. Een vrouw, die hij heeft ontmoet via het internet. Ze is zendelinge. En ze zit in een rolstoel. Of ze mogen langskomen? Natuurlijk mag dat, maar dan krijgen zijn broer en schoonzus een nog grotere schok te verduren: Lars’ vriendin is een anatomisch correcte rubberen pop. Dat leidt natuurlijk tot bizarre situaties ...
Dit is niet een film die de aandacht op zichzelf vestigt. Als kijker ben je volledig gericht op de karakters op het scherm. Ryan Gosling speelt een gevoelige Lars. De pijn van zijn onzekerheid is heel herkenbaar in beeld gebracht, en de manier waarop hij opbloeit is ontroerend. Emily Mortimer is innemend, levenslustig en begripsvol, maar ook Paul Scheider is als Lars’ broer geloofwaardig. De kille winter van Minnesota is mooi in beeld gebracht. Waarin de film niet zo realistisch is, is het begrip dat iedereen heeft voor de situatie. Lars wordt nooit gepest, zelfs niet door zijn collega’s, die het spel meespelen, net als zijn kerkgenoten (waarbij ze in het einde wel erg ver gaan). Maar ik ben geneigd deze film niet te zien als een realistisch karakterdrama, maar als een fabel. En daarmee wordt het plattelandsdorp waar de film zich afspeelt een sprookjeslandschap, en in dat opzicht een stuk geloofwaardiger.
Ik was heel blij dat de film Lars niet aftekent als zielig, en dat niet de draak wordt gestoken met zijn diepe onzekerheid. Ik denk dat het voor veel mensen moeilijk is voor te stellen hoe diep sociale angst geworteld kan zijn, en hoe iemand daardoor eigenlijk gehandicapt wordt, niet in staat om in de relaties van het maatschappelijke leven te navigeren. Ik kan het me niet alleen voorstellen, ik weet het uit ervaring. Ik herkende heel veel van mezelf in Lars. Net als hij durfde ik niet bij mensen op de deur te kloppen - ik heb een keer drie kwartier op de gang heen en weer gelopen voor ik bij mijn stagebegeleider durfde binnenstappen - en durfde ik niet op te bellen, omdat ik dacht dat mensen dan boos op mij zouden worden (Ik had een halve dag buikpijn als ik moest telefoneren, zelfs al wist ik dat er speciaal mensen waren om de telefoon op te nemen, zoals bij de Informatiebeheergroep). En net als hij was ik ook bang om aangesproken te worden. Op bijbelstudieweekeindes stond ik in de pauzes bij de boekentafel, en had ik volgens mensen die mij toen kenden, een duidelijke uitstraling van: kom niet dichterbij. Net als Lars liep ik voorovergebogen en keek ik anderen niet aan, ook niet verkopers achter de kassa in de winkel. Net als Lars kon ik er niet tegen aangeraakt te worden. Tot een paar jaar geleden reageerde ik erg schrikachtig als mensen mij aanstootten, en begroette ik mensen met een uitgestoken hand om maar niet te hoeven zoenen. Als kind al wilde ik niets te maken hebben met stickers, en weigerde ik op mijn hand te schrijven. Aanraking deed inderdaad bijna fysiek pijn. En net als Lars durfde ik geen initiatief te nemen in relationeel opzicht. Het idee een meisje mee uit te vragen bezorgde me slapeloze nachten. Ik kon niet geloven dat iemand mij leuk zou vinden. “Maar dat is toch niet nodig?”, zei laatst een collega. “Je bent zo’n aardige kerel. Je hebt zo’n leuk gevoel voor humor.” Ze weet niet wat er in mij omgaat. En mijn op woordgrapjes gebaseerde humor is nu juist een van de overlevingsmechanismen waarmee ik mijn sociale angst probeer te verbergen.
Waar komt zo’n angst vandaan? Ik las op internet over ‘Reactive attachment disorder’ - een aandoening die ontstaat als kinderen in hun eerste jaren van hun ouders gescheiden zijn, en niet voldoende bevestiging of aanraking krijgen. Dit kan zich op twee manieren uiten - of kinderen hebben geen grenzen en zijn naar iedereen open en aanhankelijk, ook naar vreemden, of kinderen zijn voor iedereen bang en sluiten zich af. Ik schreef vorig jaar in mijn serie ‘Blast from the Past’ over mijn vroege ervaringen als kind: hoe ik direct na mijn geboorte van mijn moeder werd gescheiden en onder een UV-lamp werd gelegd, hoe ik twintig weken bij mijn opa en oma leefde omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Hoe ik later werd gepest op de middelbare school en op christelijke zomerkampen. Genoeg om bij een kind de boodschap te doen postvatten dat het niets waard is - dat het geen liefde waard is, dat het geen leven waard is. Genoeg om iemand angstig in het leven te laten staan. Genoeg om iemand af te snijden van de mensen om hem of haar heen. Opgesloten in zichzelf. Ook de film refereert aan een traumatische gebeurtenis is Lars’ jonge jaren: zijn moeder is gestorven toen hij geboren werd, of kort daarna, en zijn vader was daarna erg verdrietig en wist niet hoe hij voor zijn zoons moest zorgen.
Hoe goed bedoeld ook, anderen kunnen iemand niet verlossen van zijn sociale angst. De pogingen van Lars’ schoonzus om hem bij hun activiteiten te betrekken, lopen op een fiasco uit. Bevestigende woorden doen alleen maar pijn -”Waarom heeft zo’n leuke man als jij geen vriendin?” - omdat hij ze toch niet kan geloven en zich daardoor alleen nog maar meer een mislukking voelt. Adviezen hebben een averechts effect. Ik weet dat de prikkende vinger van mijn moeder in mijn rug me niet rechtop liet lopen en alleen maar meer schaamte deed voelen. En de woorden ‘Maar niemand bijt je”, als ik moest opbellen, maakten de angst niet minder. En ook ik heb me schuldig gevoeld om het feit dat ik op mijn dertigste geen meisje durfde aanspreken, als anderen me vroegen waarom ik nog vrijgezel was.
De enige manier waarop iemand met zo’n diepe angst kan veranderen, is als hij of zij er zelf naar gaat verlangen. Als iemand geen genoegen meer neemt met afzondering en eenzaamheid. Ik kwam zelf een paar jaar geleden tot de conclusie: “I’m sick and tired of being sick and tired” (citaat uit The Mom Factor van Henry Cloud en John Townsend). De maat was vol. Ik wilde me niet voor eeuwig laten ketenen door pijn die ik in het verleden had opgelopen. Ook al moest ik er nachten van wakker liggen, ook al moest ik dingen doen die ik nog nooit in mijn leven had gedaan, ook al moest ik uit mijn ‘comfortzone’ komen, ik wilde niet langer buitengesloten zijn. Ik wilde leven. En ik was bereid daar ver voor te gaan.
Net als Lars. In sommige recensies wordt de indruk gewekt dat hij leidt aan een waandenkbeeld, dat hij is doorgeslagen, dat hij ziek is geworden. Maar ik weet dat de situatie eigenlijk andersom is: Lars wil juist niets anders dan gezond worden. Hij wil juist ontsnappen aan zijn isolement. Hij wil wanhopig graag met mensen durven praten, contact leggen met anderen, intiem zijn. Maar hij weet niet hoe. Dit is zijn laatste strohalm, in zijn beleving zijn laatste kans op herstel. Geen wonder dat hij er zo veel waarde aan hecht, dat de pop voor hem echt wordt. Zo waardevol is ze werkelijk voor hem. Het belangrijkste argument voor mijn interpretatie is de manier waarop Lars aan de pop komt. Hij bestelt de pop zelf via internet. De kist wordt bij hem afgeleverd (hij hoort het via de telefoon en weet waar het over gaat). Hij opent de verpakking zelf. Het was dus zijn eigen, bewuste keuze. Niet iets dat hem overkwam. En zijn methode heeft succes. Hij durft opeens mee te eten met zijn broer en schoonzus. Hij durft een feestje van een collega te bezoeken. Hij durft op het werk iemand aan te spreken. Hij durft serieuze gesprekken aan te gaan met zijn broer. Hij durft zich te laten aanraken. Wat voor andere mensen vanzelfsprekend is, kost hem grote moeite - zo’n grote moeite dat hij het niet kan zonder plastic pop aan zijn zijde. Hij schaamt zich er niet voor, laat zich er niet voor uitlachen - hij weet dat hij zonder de pop in zichzelf opgesloten zou zijn gebleven.
De pop is Lars’ reddingsboei. Maar de pop is niet wat hem uiteindelijk verandert. Dat kan de pop ook niet. Het is een pop. Plastic. Wat Lars uiteindelijk verandert is het feit dat anderen hem aanvaarden. Onvoorwaardelijk. Ook als hij een pop nodig heeft om zich onder de mensen te vertonen. Alleen deze liefde van zijn familie, zijn collega’s en zijn kerk, kan bij hem de boodschap laten landen dat hij er mag zijn. Dat hij waardevol is. Dat hij een plek heeft onder andere mensen. Dat hij niet alles onder controle hoeft te houden, maar dat hij vrij is om te leven. Vooral de scenes in de kerk zijn in dit opzicht mooi. Er is wel wat protest in de groep, maar al snel wordt geconcludeerd dat iedereen wel wat heeft. De een heeft een kleptomane vrouw gehad, de ander spaart speelgoedtreinen. Er is niemand ‘normaal’. Dus is er ruimte om Lars te ontvangen - met zijn ‘vriendin’. Hij wordt niet veroordeeld, hij wordt niet buitengesloten. Hij mag er zijn. En dat geneest. Want het communiceert dat Lars er bij God mag zijn. Dat hij door God waardevol wordt gevonden. Dat hij geliefd is - met zijn sociale angst en onzekerheid. Deze radicale inclusiviteit is waar het in de christelijke gemeenschap om draait, betoogt Richard Beck in een blog op Experimental Theology. Interessant genoeg is er in de reacties iemand die daartegen protesteert. De kerkgangers hadden Lars erop moeten wijzen dat zijn ‘vriendin’ een pop was. Ze hadden zijn leugen niet moeten bevestigen, maar hem confronteren met zijn gebrokenheid. Auch. Dat zou precies het tegenovergestelde bewerkt hebben. De pop was een symptoom, niet het probleem. De oorzaak lag dieper. En zo’n ‘eerlijkheid’ zou het probleem alleen maar hebben versterkt. Ze zou Lars’ een leugenaar hebben genoemd en hem hebben verweten dat hij anderen voor de gek hield. Hij zou zich daardoor alleen maar slechter zijn gaan voelen. Ik heb er vaker over geschreven, dat de kerk vaak de verantwoordelijkheid om te veranderen legt bij degene die ergens mee worstelt. Als ik worstel met wettische boodschappen, ben ik degene die op een andere manier zou moeten luisteren. Maar dat is juist het probleem. Dat kan ik niet en daarom worstel ik zo. Het middel is erger dan de kwaal.
Maar zoals een arts in de film zegt: op een bepaald moment zal Lars zelf de illusie niet meer nodig hebben, en dan zal die verdwijnen. Die verandering komt volledig van binnenuit. Als Lars’ ideeen en beelden over zichzelf zijn veranderd, en hij begint te geloven dat hij liefde waard is. Als hij gaat geloven dat anderen van hem kunnen houden. Als hij van zichzelf gaat houden. Ik moet denken aan iemand als Zacheus, de tollenaar. Die verandert niet omdat Jezus hem streng toespreekt. Hij verandert omdat Jezus bij hem in huis wil zijn, met hem wil eten, en hem accepteert. De ervaring van acceptatie brengt hem op een nieuwe weg, waarbij hij het niet meer nodig heeft anderen af te persen of met de Romeinen mee te werken.
(Daarmee zeg ik niet dat we gebrokenheid moeten ontkennen - niemand ontkent in de film dat Lars een probleem heeft, zoals ook niemand zou moeten ontkennen dat ik een probleem heb met wettische boodschappen. Jezus zal ook niet hebben gedaan alsof tollenaar zijn het beste beroep was van de wereld. Maar ik roep op om mensen niet af te wijzen, maar te accepteren, ook al zijn ze gebroken.)
Ik ben zelf de afgelopen jaren gelukkig wel veranderd. Ik reageer niet meer zo schrikachtig als iemand mij aanstoot. Ik durf te telefoneren en bij mensen aan te bellen. Ik durfde een vrouw uit te vragen en heb nu verkering met een lieve en mooie vriendin. Ik durf steeds meer mezelf te zijn. Dat heb ik niet aan mezelf te danken. Ik ben me er steeds meer van bewust dat de enige reden voor mijn groei, is dat ik steeds meer ben gaan geloven dat God van mij houdt zoals ik ben. Dat ik werkelijk geaccepteerd ben. Inclusief mijn (in mijn ogen) tekortkomingen en zwakheden. Dat God mij niet alleen accepteert, maar werkelijk van mij houdt. Zoals een vader houdt van zijn kinderen en niet in hen teleurgesteld is. Dat Gods liefde werkelijk onvoorwaardelijk is. Dat is voor mij steeds meer realiteit geworden. En daardoor kan ik geloven dat andere mensen mij ook accepteren. Dat ik voor hen niet volmaakt hoef te zijn. Dat anderen mij ook waarde toekennen. Dat anderen van mij kunnen houden. En daardoor kan ik ook mijzelf gaan accepteren - met mijn tekortkomingen. Daardoor kan ik ook eindelijk mezelf zijn -zonder mezelf te haten- een geliefd kind van God. Gods liefdevolle omarming vult aan wat tekortschoot en geeft mij een basis om op te staan. Die aanvaarding was er natuurlijk altijd al, zoals ook Lars altijd al geaccepteerd en geliefd was. Maar pas toen hij besloot zijn eigen isolement niet langer te accepteren en in actie te komen, kon hij zich voor die aanvaarding en liefde openstellen. Zo kon Gods liefde en aanvaarding pas bij mij binnenkomen, pas bij mij landen, toen ik niet langer ‘sick and tired’ wilde zijn, toen ik me wilde openstellen voor verandering. Die keuze is alles wat nodig is om te gaan groeien.
De wortels van sociale angst zitten diep. Herstel vindt niet van het ene op het andere moment plaats. Ook bij mij zit nog veel onzekerheid. Ik denk nog steeds dat anderen zomaar boos op mij kunnen worden. Ik duik nog steeds wel eens schichtig weg als iemand te dicht bij dreigt te komen. Maar ik weet wel zekerder dan ooit dat God van mij houdt. En daarom geloof ik dat ik verder zal groeien. Dat het waard is risico’s te nemen. Dat ik mezelf kan zijn. Ook Lars is aan het eind van de film niet volkomen hersteld, maar hij is gaan geloven dat hij geaccepteerd is. En dat geloof is voor hem genoeg om het avontuur van het leven aan te durven.
Labels:
acceptatie,
afwijzing,
films,
gemeenschap,
Godsbeeld,
liefde,
schaamte,
zelfbeeld
woensdag 18 juli 2012
Foto's: Herinneringen aan de zon 1
Het is de laatste tijd behoorlijk grijs en regenachtig buiten. Zo grijs
en regenachtig dat het bijna niet voor te stellen is dat we in het
voorjaar eigenlijk best mooi weer hebben gehad. Omdat ik in april van
het ene op het andere moment stopte met werken aan mijn blog (mijn boek
had voorrang), heb ik nooit de foto's geplaatst die ik in die periode
heb gemaakt. Foto's van kleurrijke bloemen tegen strakblauwe luchten ...
Toen ik ze terugkeek deden ze me weer wat vrolijker voelen, misschien
hebben ze hetzelfde effect op jullie!
Labels:
foto's,
schoonheid
vrijdag 13 juli 2012
De overwinning van de zwakheid
Het zal de vaste lezers van mijn blog niet ontgaan zijn dat er hier de afgelopen vier maanden geen nieuwe berichten zijn geplaatst. Ik had wel wat hints laten vallen dat ik me wilde gaan bezighouden met andere activiteiten, maar ik was toen vast van plan om ondertussen ook blogberichten te schrijven, zij het wat minder frequent dan anders. Dat laatste bleek wat optimistisch ingeschat. Ik was namelijk zo enthousiast over mijn nieuwe project dat het al mijn energie en aandacht opslokte. Maar nu is het af, en begin ik weer te denken over filmbesprekingen, foto’s en links. Het bloed kruipt ten slotte waar het niet gaan kan ...
Maar voor ik mijn plannen voor de toekomst van mijn blog uiteenzet, eerst iets over dat mysterieuze project waar ik mij meer dan drie maanden helemaal aan wijdde. Nee, ik heb niet mijn huis opnieuw ingericht, of een vierde aquarium opgezet (hoewel dat laatste wel tot de mogelijkheden behoort voor de komende jaren). Ik heb een boek geschreven.
Het was ook hoog tijd dat ik de pen weer op papier zette (of de vingers op het toetsenbord). Ik merkte (en mijn lezers zullen het ook wel hebben gemerkt) dat de laatste maanden voor mijn laatste bericht steeds dezelfde thema’s terugkwamen op mijn blog. Thema’s als de kracht van verhalen, wilskracht, zwakheid en de onvoorwaardelijke liefde van God die ons verandert. Maar hoe lang mijn bijdragen daarover ook waren, het lukte me toch niet om tot de kern te komen. Als je voor het internet schrijft blijf je noodgedwongen redelijk oppervlakkig. En dit waren zaken die voor mij niet op de oppervlakte moesten blijven, maar een stevige onderbouwing moesten krijgen. Anders zou ik er steeds opnieuw naar moeten terugkeren. De ideeen waren zo groot dat ik ze niet kon afdoen met een paar paragrafen. C.S. Lewis heeft eens gezegd: “I was pregnant with book, as a woman is with child.” Dat voelde ik ook zo. Er zat een onderwerp in mij, dat naar buiten moest komen. En uiteindelijk werd de druk zo sterk dat ik niets anders kon dan gaan schrijven.
Het resultaat draagt de voorlopige titel De Overwinning van de Zwakheid. Wat als God jouw verhaal vertelt? Ik betoog erin dat wij in alles wat we doen worden gedreven door verlangen. Wat wij verlangen, wordt bepaald door de betekenis die de wereld en andere mensen voor ons hebben. En die betekenis is afhankelijk van de verhalen die wij over hen vertellen. De verhalen die wij zelf vertellen, zijn echter noodzakelijk zelfzuchtig van karakter. Wij staan erin centraal, en andere mensen worden beoordeeld naar hun betekenis voor ons, ten goede of ten kwade. Maar wat als wij niet alleen verhalen vertellen over de werkelijkheid? Wat als de Werkelijkheid zelf een verhaal is? Dan zou onze vrijheid erin bestaan dat we de plek innemen die hoort bij het verhaal dat over ons verteld wordt. Ik geloof dat Jezus deel is geworden van het Verhaal van de Werkelijkheid, om ons te vertellen wat het verhaal is dat de Schepper vertelt. Het is het verhaal van Gods onvoorwaardelijke liefde. Liefde die licht doet schijnen in de duisternis. Liefde die betekenis geeft aan wat het uit zichzelf niet heeft. Liefde die leven geeft uit de dood. Deze liefde is volledig zichtbaar geworden in de dood en opstanding van Jezus. En Hij roept ons op Hem op die weg te volgen. Hij roept ons op onze kleine verhalen los te laten, en te luisteren naar het Verhaal dat God vertelt. Hij roept ons op onze zwakheid te erkennen, en ons afhankelijk op te stellen van Gods kracht. Hij roept ons op te sterven, in de verwachting van de opstanding. Aan de ene kant maakt deze weg een einde aan alle tot mislukken gedoemde projecten waar wij ons zelfbeeld van laten afhangen, aan de andere kant opent deze weg de deur naar werkelijke onvoorwaardelijke liefde. Want ook de wereld en onze medemensen zijn deel van het verhaal dat God vertelt. Ook zij hebben eeuwige betekenis omdat God hen liefheeft. En als wij hen zo zien, zullen wij hen ook gaan liefhebben. Ons verlangen is veranderd, en dus verandert ons gedrag. Ik geloof dat dit het beste verhaal is dat over de werkelijkheid verteld kan worden, en daarom geloof ik erin. Daarom geloof ik in de Verteller, in Jezus.
Het manuscript ligt nu bij de enkele proeflezers. De eerste reacties zijn in elk geval positief. Maar ze lezen het boek natuurlijk ook kritisch door. Ik hoop dit najaar hun opmerkingen te kunnen verwerken. Als het manuscript gecorrigeerd is, zal ik op zoek gaan naar een uitgever. Het zou dus nog even kunnen duren voor de volgers van mijn blog het ook in handen kunnen houden. Maar ik hou mijn lezers natuurlijk op de hoogte van de vorderingen.
Nu heb ik ook weer tijd om me met andere creatieve uitingen bezig te houden. Ik realiseerde me de afgelopen maanden weer eens hoeveel ik eigenlijk houd van verhalen - zowel het lezen ervan als het schrijven ervan. Ik hoop de komende maanden de laatste twee verhalen van mijn Science Fiction-project ‘Millennium’ te schrijven. Daarnaast ben ik een paar jaar geleden begonnen aan een fantasyverhaal. Ik raakte in een dip en ben er toen mee gestopt, maar het idee is me steeds bijgebleven. Voor mijn gevoel ben ik nu op een plek aangekomen dat ik ook de rest van het verhaal kan vertellen. En ik heb meer verhaalideeen om te gaan uitwerken.
Daarnaast wil ik weer schrijven voor mijn blog. Dat zal voorlopig in elk geval een wat andere vorm hebben dan in de periode voor mijn afwezigheid. Ik merk dat ik op dit moment zelf weinig behoefte heb aan het schrijven van lange overdenkingen en betogen (waarschijnlijk omdat ik bij het schrijven van mijn boek een paar maanden lang niets anders heb gedaan). Wat ik de laatste maanden echter wel gemist heb, is het schrijven van filmbesprekingen. Ik hou namelijk niet alleen van het schrijven van mijn eigen verhalen, maar ook van het nadenken over de verhalen van anderen. Ik hoop vanaf nu dus weer elke week een beschouwing over een film op mijn blog te plaatsen. Een van mijn ideeen voor de middellange termijn is om een boek te maken met een collectie van filmbesprekingen van mijn blog (en een aantal nieuwe, voor wie mijn blog van A tot Z kent). Ik denk dat het interessant is voor gelovigen om na te denken over de cultuur waar in ze leven. Niet alleen zodat ze kunnen kiezen wat ze gaan kijken als ze in de videotheek staan, maar ook zodat ze inzicht krijgen in de beelden waardoor zijzelf en hun medemensen worden beĆÆnvloed en de manier waarop het Grote Verhaal daarin (al dan niet) wordt weerspiegeld. Ook van dat project zal ik mijn volgers natuurlijk op de hoogte houden.
Verder blijft mijn blog natuurlijk een plek waar ik mijn foto’s kan publiceren (en het elke week plaatsen van een of twee berichten met foto’s biedt mij een stok achter de deur om ook daadwerkelijk met mijn camera in de hand op pad te gaan en vast te leggen wat ik ontdek). Ook lees ik vaak nieuwsberichten en artikelen op internet waar ik door aan het nadenken wordt gezet, en ook die wil ik blijven delen met de lezers van mijn blog. En ik vind het altijd leuk om met mensen in contact te komen en van gedachten te wisselen, en ook daar is een blog een geschikt medium voor, dus ik hoor graag van jullie.
Al met al is dit een wat uitgebreide manier om het volgende te zeggen: “Ik ben terug.”
Maar waarom iets makkelijk zeggen als het ook met veel woorden kan?
Maar voor ik mijn plannen voor de toekomst van mijn blog uiteenzet, eerst iets over dat mysterieuze project waar ik mij meer dan drie maanden helemaal aan wijdde. Nee, ik heb niet mijn huis opnieuw ingericht, of een vierde aquarium opgezet (hoewel dat laatste wel tot de mogelijkheden behoort voor de komende jaren). Ik heb een boek geschreven.
Het was ook hoog tijd dat ik de pen weer op papier zette (of de vingers op het toetsenbord). Ik merkte (en mijn lezers zullen het ook wel hebben gemerkt) dat de laatste maanden voor mijn laatste bericht steeds dezelfde thema’s terugkwamen op mijn blog. Thema’s als de kracht van verhalen, wilskracht, zwakheid en de onvoorwaardelijke liefde van God die ons verandert. Maar hoe lang mijn bijdragen daarover ook waren, het lukte me toch niet om tot de kern te komen. Als je voor het internet schrijft blijf je noodgedwongen redelijk oppervlakkig. En dit waren zaken die voor mij niet op de oppervlakte moesten blijven, maar een stevige onderbouwing moesten krijgen. Anders zou ik er steeds opnieuw naar moeten terugkeren. De ideeen waren zo groot dat ik ze niet kon afdoen met een paar paragrafen. C.S. Lewis heeft eens gezegd: “I was pregnant with book, as a woman is with child.” Dat voelde ik ook zo. Er zat een onderwerp in mij, dat naar buiten moest komen. En uiteindelijk werd de druk zo sterk dat ik niets anders kon dan gaan schrijven.
Het resultaat draagt de voorlopige titel De Overwinning van de Zwakheid. Wat als God jouw verhaal vertelt? Ik betoog erin dat wij in alles wat we doen worden gedreven door verlangen. Wat wij verlangen, wordt bepaald door de betekenis die de wereld en andere mensen voor ons hebben. En die betekenis is afhankelijk van de verhalen die wij over hen vertellen. De verhalen die wij zelf vertellen, zijn echter noodzakelijk zelfzuchtig van karakter. Wij staan erin centraal, en andere mensen worden beoordeeld naar hun betekenis voor ons, ten goede of ten kwade. Maar wat als wij niet alleen verhalen vertellen over de werkelijkheid? Wat als de Werkelijkheid zelf een verhaal is? Dan zou onze vrijheid erin bestaan dat we de plek innemen die hoort bij het verhaal dat over ons verteld wordt. Ik geloof dat Jezus deel is geworden van het Verhaal van de Werkelijkheid, om ons te vertellen wat het verhaal is dat de Schepper vertelt. Het is het verhaal van Gods onvoorwaardelijke liefde. Liefde die licht doet schijnen in de duisternis. Liefde die betekenis geeft aan wat het uit zichzelf niet heeft. Liefde die leven geeft uit de dood. Deze liefde is volledig zichtbaar geworden in de dood en opstanding van Jezus. En Hij roept ons op Hem op die weg te volgen. Hij roept ons op onze kleine verhalen los te laten, en te luisteren naar het Verhaal dat God vertelt. Hij roept ons op onze zwakheid te erkennen, en ons afhankelijk op te stellen van Gods kracht. Hij roept ons op te sterven, in de verwachting van de opstanding. Aan de ene kant maakt deze weg een einde aan alle tot mislukken gedoemde projecten waar wij ons zelfbeeld van laten afhangen, aan de andere kant opent deze weg de deur naar werkelijke onvoorwaardelijke liefde. Want ook de wereld en onze medemensen zijn deel van het verhaal dat God vertelt. Ook zij hebben eeuwige betekenis omdat God hen liefheeft. En als wij hen zo zien, zullen wij hen ook gaan liefhebben. Ons verlangen is veranderd, en dus verandert ons gedrag. Ik geloof dat dit het beste verhaal is dat over de werkelijkheid verteld kan worden, en daarom geloof ik erin. Daarom geloof ik in de Verteller, in Jezus.
Het manuscript ligt nu bij de enkele proeflezers. De eerste reacties zijn in elk geval positief. Maar ze lezen het boek natuurlijk ook kritisch door. Ik hoop dit najaar hun opmerkingen te kunnen verwerken. Als het manuscript gecorrigeerd is, zal ik op zoek gaan naar een uitgever. Het zou dus nog even kunnen duren voor de volgers van mijn blog het ook in handen kunnen houden. Maar ik hou mijn lezers natuurlijk op de hoogte van de vorderingen.
Nu heb ik ook weer tijd om me met andere creatieve uitingen bezig te houden. Ik realiseerde me de afgelopen maanden weer eens hoeveel ik eigenlijk houd van verhalen - zowel het lezen ervan als het schrijven ervan. Ik hoop de komende maanden de laatste twee verhalen van mijn Science Fiction-project ‘Millennium’ te schrijven. Daarnaast ben ik een paar jaar geleden begonnen aan een fantasyverhaal. Ik raakte in een dip en ben er toen mee gestopt, maar het idee is me steeds bijgebleven. Voor mijn gevoel ben ik nu op een plek aangekomen dat ik ook de rest van het verhaal kan vertellen. En ik heb meer verhaalideeen om te gaan uitwerken.
Daarnaast wil ik weer schrijven voor mijn blog. Dat zal voorlopig in elk geval een wat andere vorm hebben dan in de periode voor mijn afwezigheid. Ik merk dat ik op dit moment zelf weinig behoefte heb aan het schrijven van lange overdenkingen en betogen (waarschijnlijk omdat ik bij het schrijven van mijn boek een paar maanden lang niets anders heb gedaan). Wat ik de laatste maanden echter wel gemist heb, is het schrijven van filmbesprekingen. Ik hou namelijk niet alleen van het schrijven van mijn eigen verhalen, maar ook van het nadenken over de verhalen van anderen. Ik hoop vanaf nu dus weer elke week een beschouwing over een film op mijn blog te plaatsen. Een van mijn ideeen voor de middellange termijn is om een boek te maken met een collectie van filmbesprekingen van mijn blog (en een aantal nieuwe, voor wie mijn blog van A tot Z kent). Ik denk dat het interessant is voor gelovigen om na te denken over de cultuur waar in ze leven. Niet alleen zodat ze kunnen kiezen wat ze gaan kijken als ze in de videotheek staan, maar ook zodat ze inzicht krijgen in de beelden waardoor zijzelf en hun medemensen worden beĆÆnvloed en de manier waarop het Grote Verhaal daarin (al dan niet) wordt weerspiegeld. Ook van dat project zal ik mijn volgers natuurlijk op de hoogte houden.
Verder blijft mijn blog natuurlijk een plek waar ik mijn foto’s kan publiceren (en het elke week plaatsen van een of twee berichten met foto’s biedt mij een stok achter de deur om ook daadwerkelijk met mijn camera in de hand op pad te gaan en vast te leggen wat ik ontdek). Ook lees ik vaak nieuwsberichten en artikelen op internet waar ik door aan het nadenken wordt gezet, en ook die wil ik blijven delen met de lezers van mijn blog. En ik vind het altijd leuk om met mensen in contact te komen en van gedachten te wisselen, en ook daar is een blog een geschikt medium voor, dus ik hoor graag van jullie.
Al met al is dit een wat uitgebreide manier om het volgende te zeggen: “Ik ben terug.”
Maar waarom iets makkelijk zeggen als het ook met veel woorden kan?
Labels:
blog,
eigen boeken,
PrivƩ,
zwakheid
Abonneren op:
Posts (Atom)