Ervaringen uit onze jeugd, zoals pesterijen op school, misbruik op enig gebied, maar ook afwijzing of kritiek van onze ouders, kunnen jaren later nog gevolgen hebben. Deze gebeurtenissen hebben een deuk geslagen in ons gevoel van eigenwaarde, ze hebben ons laten geloven dat we een teleurstelling zijn, dat we schuldig zijn, dat we slecht zijn of dat niets wat we doen ooit genoeg is om liefde te verdienen. We hebben geleerd dat deze wereld een onveilige plaats is, een omgeving waar we op onze hoede moeten zijn, waar we ons ware ik moeten verbergen, waar we ons moeten schamen voor onze eigenheid. We hebben leren oppassen voor andere mensen, en intimiteit te wantrouwen. Elk woord, elke gebeurtenis, was als een onkruidzaadje dat in ons hart terecht kwam, en waarvan de wortels tot in de diepste plekken doordrongen. Nu worden de rotte vruchten ervan zichtbaar in de keuzes die we maken, de woorden die we spreken, de relaties die we aangaan. We zien dat ons potentieel niet vervuld wordt, we merken dat we andere mensen pijn doen, we voelen dat we van de liefde van God verwijderd blijven, maar we kunnen er niets tegen doen. Hoe vaak we onszelf ook vermanend toespreken, welke hardhandige methodes we ook toepassen om onszelf te veranderen, welke boeken we ook lezen of hoeveel nachten we ook slapeloos doorbrengen, niets dringt diep genoeg door. Soms denken we dat het ons gelukt is, dat we onszelf hebben overtuigd van de waarheid, dat we nu het leven wel aankunnen. Maar vroeg of laat komen we in een situatie waarin de angst van vroeger weer terugkeert en de kop opsteekt. Dan blijkt dat ons diepste hart nog steeds de leugen gelooft. Rationalisaties en argumenten kunnen nu eenmaal niet diep genoeg doordringen. Woorden die we onszelf als volwassene voorhouden, kunnen niet op tegen de ervaringen die we als kind hebben opgedaan. Het zijn ideeën, die niet zozeer zijn vastgelegd in woorden, maar in beelden. In de beelden zelf die ten grondslag liggen aan de woorden. Ze zijn bovendien gekoppeld aan heftige emoties. En die zullen we eerder geloven dan makkelijke beloftes dat ‘iedereen het kan’, dat ‘het heus wel goed komt’, dat ‘je gewoon moet doorzetten’. Dus saboteren we onze eigen pogingen ons leven te leiden. En het falen versterkt alleen maar de wetenschap dat de fluisterstemmen in ons hart gelijk hebben met hun oordeel over ons, dat we gedoemd zijn te mislukken.
Verandering kan alleen komen als die diepgewortelde ideeën, die kernbeelden, worden vervangen door andere beelden, andere emoties. De leugen moet worden vervangen door de waarheid. De diepe overtuiging in ons hart dat we niets waard zijn, moet worden vervangen door een even diep gewortelde overtuiging dat we recht hebben om te bestaan, dat we geliefd zijn en waardevol, dat we een stem hebben. En wij moeten deze nieuwe hoopvolle gedachte met evenveel geloof omarmen als we dat deden bij de oude, schaamtevolle. Dat betekent dat het onze eigen gedachte moet zijn, waar we met hart en ziel achter staan. Alleen dan, als we echt geloven in de waarheid, zijn we in staat onze verantwoordelijkheid te nemen, het risico te accepteren en de uitdaging aan te gaan.
De waarheid is dus niet iets dat anderen ons kunnen opdringen. Het moet iets zijn dat we zelf ontdekken. Maar anderen kunnen wel de omstandigheden, creëren waarin we ons openstellen voor de waarheid. Een veilige plek, met mensen die we kunnen vertrouwen waar we ons hart kunnen openen, de barrières laten zakken en de stinkende, zwarte massa van binnen aan het daglicht blootstellen. Anderen kunnen ons vervolgens in contact brengen met de waarheid, en vervolgens de waarheid haar gang laten gaan, totdat we haar zelf omarmen en gaan uitleven. Dit is het proces van genezing, genezing van beschadigde emoties, een proces waarin we niet zonder anderen kunnen.
En dit jaar waren er twee films genomineerd voor een oscar waarin dit proces werd gevisualiseerd. De ene deed dat in een sciencefiction-setting, met een team goedgeklede specialisten, die een bedenkelijke opdracht tot bedrijfssabotage hebben aangenomen. Volgens hen is een idee als een gevaarlijk virus, dat zich nestelt in de gedachten en van daaruit het hele leven beïnvloedt. Voorwaarde daarvoor is wel dat de ontvanger van het idee, het idee heeft dat het idee van hemzelf is, dat hij het zelf bedacht heeft. Dit resulteert in deze film in een prachtig verzoeningsmoment tussen een man en zijn vader, maar de cynische setting (het is allemaal opgezet met hogere motieven) geeft het een pijnlijk randje. Hoe goed ik Inception ook vond, ik ben daarom blij dat deze film het aflegde tegen The Kings Speech: de andere film die het proces van genezing laat zien, op een ontroerend oprechte wijze.
De film speelt zich af in de jaren voor de tweede wereldoorlog. Een tijd waarin nieuwe technologie in opkomst is. Auto’s waarmee reistijden drastisch worden ingekort. Radio’s, waarmee het Koninklijk Huis van Groot Brittannië haar onderdanen overal ter wereld zomaar kan toespreken. De koning omarmt de technologie (zij het met tegenzin), omdat hij door heeft dat zijn macht niet meer vanzelfsprekend is, maar dat hij op de troon blijft bij de gratie van het volk. De koninklijke familie moet zichzelf op de markt zien te zetten. Prins Albert, Hertog van York, vindt het maar niets dat hij in de openbaarheid moet treden. Hij spreekt niet graag, niet voor een publiek en niet voor de radio. Hij is er doodsbang voor. Hij is namelijk een stotteraar. De stiltes die vallen als hij niet uit zijn woorden kan komen, doen hem ineenkrimpen van schaamte. Hij heeft van alles geprobeerd om van het probleem af te komen, tot de meest uitzinnige therapieën toe (spreken met een mond vol knikkers). Niets werkt. Albert is dan ook tevreden dat bij de dood van zijn vader de troon toevalt aan zijn oudere broer David. Zelf kan hij, met zijn liefhebbende vrouw, buiten de schijnwerpers blijven. Maar David denkt er anders over. Hij kiest voor zijn liefde voor een gescheiden vrouw en doet troonsafstand. En dat in een tijd dat de grote redevoerder Adolf Hitler op het Europese vasteland op oorlog lijkt af te sturen. Alberts grootste angst komt uit: hij zal moeten spreken. Zijn hoop is gevestigd op de eigenzinnige Australische spraaktherapeut Lionel Logue. Deze vriendelijke man ziet het potentieel in de de hertog, maar ziet ook de barrière die de verwezenlijking ervan in de weg staat. Durft de adellijke prins Albert het aan zijn leven te delen met een gewone man uit het volk?
Bij het zien van de trailers voor de film begon- over overspel, stellen die uit elkaar gaan, en dat soort zaken - boog een van de vrienden met wie ik was zich naar mij toe en zei iets als: “Wanneer maken ze nou eens een film over huwelijkstrouw in plaats van overspel?” Na afloop suggereerde ik dat zijn wens in vervulling was gegaan. Zoals ik vaker in reviews heb gelezen: dit is een film over goede mensen, die het juiste willen doen. Prins Albert heeft het hart op de juiste plaats. Hij geeft om zijn familie, en maakt zich zorgen over Hitlers opmars. Hij houdt zielsveel van zijn dochters, ontroerend in beeld gebracht. En hij heeft een vrouw achter zich staan, die hem stimuleert, om hem geeft, en zijn spraakgebrek niet beschouwd als een bron van schaamte. Logue is een familieman, die geeft om zijn zoons, met passie voor toneel, die houdt van zijn vrouw. Prachtige voorbeelden, en niet alleen van hoe het niet moet.
Soms hoor je dat het moeilijker is voor acteurs om een goed karakter te spelen dan een boosaardig, en voor auteurs om een goed karakter te schrijven dan een boosaardig. De goede hoofdrolspeler is immers snel karikaturaal, een goedzak of een moralist, niet geloofwaardig, niet boeiend. Maar hier zetten de auteurs hun personages prachtig neer. Hun ogen spreken boekdelen. Colin Firth is als prins Albert sympathiek. In zijn blik schemert de onzekerheid door, de angst die hem achtervolgt, maar ook zijn beslissing om zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg te gaan. Helena Bonham Carter speelt zijn vrouw humoristisch, doortastend, maar liefdevol. En Geoffrey Rush heeft soms dezelfde twinkeling in zijn ogen als kapitein Barbossa in de Pirates of the Caribbean-films, maar hier in dienst van een menselijk karakter, een genezer. De mooiste scene in mijn optiek is de ontmoeting tussen de familie van de therapeut en die van prins Albert. Heel erg mooi! Ook de bijrolacteurs zijn meestal goed, behalve Timothy Spall, die Winston Churchill speelt. Die was wat karikaturaal. (Een reünie van Harry Potter-alumni trouwens, deze film: behalve Helena Bonham Carter en Timothy Spall ook nog Michael Gambon!). De aankleding is ook prachtig, authentiek en sfeervol. Af en toe vond ik de beelden wat vreemd afgesneden (Op internet las ik ergens hoe iemand daardoor uit het verhaal werd getrokken, daar had ik geen last van). Maar verder is het verhaal meesterlijk opgezet. De climax, een radio-uitzending, is aangrijpender en spannender dan de ontknoping van menig actiespektakel. Ik kreeg er tranen bij in mijn ogen. Deze film kan ik zonder aarzeling bij iedereen aanbevelen. Hij zal ook zeker deel gaan uitmaken van mijn eigen collectie.
Prins Albert is zich pijnlijk bewust van de gevolgen van zijn stotteren. De film begint als hij voor een microfoon staat in een stadion, en zijn haperende klanken versterkt over de menigte galmen. De pijnlijke blikken van de mensen om hem heen zeggen genoeg. Beschaamd trekt hij zich terug. Hij weet namelijk ook dat hij het niet kan veranderen. Het stotteren hoort nu eenmaal bij hem. Hij zal op dat gebied altijd tekortschieten. Daarom is Albert bereid zich terug te trekken, een leven te leiden buiten de aandacht. Hij accepteert de nederlaag. Zijn vader, de koning, doet dat niet en sleurt hem voor de microfoon. Hij moet gewoon meer zijn best doen. Hij is immers de zoon van de koning? Als Albert ook nu faalt, maakt dat zijn schaamte alleen maar groter. Het lijkt alsof het zijn eigen schuld is dat hij stottert. Zijn vrouw accepteert ook niet dat hij de moed opgeeft. Ze zoekt steeds nieuwe doktoren en therapieën. En omdat Albert van haar houdt, probeert hij ze ook allemaal. Maar hij geeft er zijn hart niet aan. Van binnen is hij cynisch. Zijn defect is er niet een dat met een trucje op te lossen is. Het probleem zit van binnen, en geen techniek is in staat zo diep in hem door te dringen. Als een nieuwe methode faalt, reageert hij met een mengeling van frustratie en opluchting. De situatie blijft bij het oude, hij kan blijven bij zijn identiteit: een stotteraar, iemand die niet zijn stem hoeft te laten horen, die zich niet hoeft te uiten.
Het is voor mij allemaal erg herkenbaar. Nu had ik geen probleem met stotteren, maar wel met telefoneren. Ik heb er nu niet enorm veel moeite meer mee, maar tien, twaalf jaar geleden had ik een dag lang buikpijn als ik een telefoontje moest plegen. Ik stelde het uit, liep rondjes, keek op de klok, aarzelde. Ik voelde de spanning fysiek. Zelfs als ik moest bellen naar een organisatie waar ik wist dat er mensen zaten speciaal om de telefoon op te nemen. Sommige mensen zeiden dat ik het gewoon moest doen. Als zij het konden, kon ik het ook wel. Ik stelde mezelf maar wat aan als ik er zo’n probleem van maakte. Anderen kwamen met tips en technieken. De trucs maakten het voor mij soms wel wat makkelijker (zoals het advies van te voren op te schrijven wat ik in een gesprek wilde zeggen), maar ze losten het probleem niet werkelijk op. Als alles was gezegd en gedaan bleef ik iemand met een angst voor telefoons en telefoongesprekken. Daar zou mijn hele bestaan wel door getekend worden.
De reden dat de technieken niet helpen, is doordat het probleem niet zit in de techniek, in de spieren, of de aangeleerde gewoontes, maar dieper van binnen, in wat de persoon over zichzelf gelooft. Dit is wat Lionel Logue beseft. Hij wijst Albert erop dat niemand als stotteraar wordt geboren. Ook stottert iemand niet als hij zingt. Of als hij boos is. Logue wijst er onder andere op dat veel stotteraars linkshandig zijn, en dat ze als kind werden gestraft voor het gebruiken van hun linkerhand. Gebeurtenissen uit het verleden hebben iemand bang gemaakt. Nu durft hij zichzelf niet meer te uiten. Hij saboteert onbewust zichzelf.
Dat herken ik ook bij mezelf. Ik ben ook niet verlegen en onzeker geboren. Gebeurtenissen in mijn vroege jeugd en op de middelbare school hebben mij onzeker gemaakt. Ze hebben mij aan mezelf laten twijfelen. Ze hebben me laten geloven dat ik een mislukkeling was, dat ik geen fouten kon maken, dat ik het waard was te worden uitgescholden en gepest.
Genezing komt voor Albert niet door een revolutionaire techniek. Wat hem herstelt is de relatie met Lionel Logue. Iemand die in hem gelooft, die potentie in hem ziet, maar die hem tegelijk zichzelf laat zijn, die hem niet bekritiseert zoals zijn vader. Iemand die eerlijk is over het probleem, maar hem niet veroordeelt. Iemand die niet wil toelaten dat Albert zichzelf te kort doet, omdat hij om hem geeft. De genezing ontstaat als Albert het aandurft zijn hart te openen voor een ander, als hij iemand toelaat in zijn pijn. Het is de vriendschap zelf, de relatie zelf, die de genezing brengt. Zoals iemand opmerkte toen we na de film een biertje dronken: in deze film ontbreekt de grote doorbraakscene, de scene waarbij de therapeut de patient op de schouders klopt en zegt ‘It was not your fault’. Niet de grote tranenstromen, niet de heftige emotie. Maar de verandering komt doordat een vriend hem accepteert als persoon, ondanks de standsverschillen, en tegelijk niet accepteert dat hij zichzelf blijft zien als minderwaardig.
De verandering kwam ook voor mij niet door een nieuwe techniek die ik aanleerde. Ik veranderde doordat ik langzaam van mezelf ging geloven dat ik waardevol was, dat ik er mocht zijn. Dat ik op eigen benen kon staan, en mezelf niet omver hoefde laten blazen. Dat ik recht had op een eigen mening. En dat ik fouten kon maken zonder dat vrienden me zouden laten vallen. En terwijl ik hierin groeide, werd het langzaam makkelijker om de telefoon te pakken. De genezing van het probleem aan de buitenkant kwam van binnenuit, en net als in deze film door relaties. Relaties met vrienden, die eerlijk zijn zonder te veroordelen, en de omgang met God, die Eerlijk is, die potentieel in mij ziet, die ernaar verlangt dat ik het valse zelf achter mij laat, maar die tegelijk geduld met mij heeft, mij niet zal veroordelen, kortom, die van mij houdt. Hoe meer ik met deze mensen en met God omga, hoe meer de leugens van binnen worden vervangen voor de waarheid. En opeens komt een dag dat ik het hardop kan zeggen: Ik mag er zijn.
Of zoals Albert in deze film: “I have a voice!”
Verandering kan alleen komen als die diepgewortelde ideeën, die kernbeelden, worden vervangen door andere beelden, andere emoties. De leugen moet worden vervangen door de waarheid. De diepe overtuiging in ons hart dat we niets waard zijn, moet worden vervangen door een even diep gewortelde overtuiging dat we recht hebben om te bestaan, dat we geliefd zijn en waardevol, dat we een stem hebben. En wij moeten deze nieuwe hoopvolle gedachte met evenveel geloof omarmen als we dat deden bij de oude, schaamtevolle. Dat betekent dat het onze eigen gedachte moet zijn, waar we met hart en ziel achter staan. Alleen dan, als we echt geloven in de waarheid, zijn we in staat onze verantwoordelijkheid te nemen, het risico te accepteren en de uitdaging aan te gaan.
De waarheid is dus niet iets dat anderen ons kunnen opdringen. Het moet iets zijn dat we zelf ontdekken. Maar anderen kunnen wel de omstandigheden, creëren waarin we ons openstellen voor de waarheid. Een veilige plek, met mensen die we kunnen vertrouwen waar we ons hart kunnen openen, de barrières laten zakken en de stinkende, zwarte massa van binnen aan het daglicht blootstellen. Anderen kunnen ons vervolgens in contact brengen met de waarheid, en vervolgens de waarheid haar gang laten gaan, totdat we haar zelf omarmen en gaan uitleven. Dit is het proces van genezing, genezing van beschadigde emoties, een proces waarin we niet zonder anderen kunnen.
En dit jaar waren er twee films genomineerd voor een oscar waarin dit proces werd gevisualiseerd. De ene deed dat in een sciencefiction-setting, met een team goedgeklede specialisten, die een bedenkelijke opdracht tot bedrijfssabotage hebben aangenomen. Volgens hen is een idee als een gevaarlijk virus, dat zich nestelt in de gedachten en van daaruit het hele leven beïnvloedt. Voorwaarde daarvoor is wel dat de ontvanger van het idee, het idee heeft dat het idee van hemzelf is, dat hij het zelf bedacht heeft. Dit resulteert in deze film in een prachtig verzoeningsmoment tussen een man en zijn vader, maar de cynische setting (het is allemaal opgezet met hogere motieven) geeft het een pijnlijk randje. Hoe goed ik Inception ook vond, ik ben daarom blij dat deze film het aflegde tegen The Kings Speech: de andere film die het proces van genezing laat zien, op een ontroerend oprechte wijze.
De film speelt zich af in de jaren voor de tweede wereldoorlog. Een tijd waarin nieuwe technologie in opkomst is. Auto’s waarmee reistijden drastisch worden ingekort. Radio’s, waarmee het Koninklijk Huis van Groot Brittannië haar onderdanen overal ter wereld zomaar kan toespreken. De koning omarmt de technologie (zij het met tegenzin), omdat hij door heeft dat zijn macht niet meer vanzelfsprekend is, maar dat hij op de troon blijft bij de gratie van het volk. De koninklijke familie moet zichzelf op de markt zien te zetten. Prins Albert, Hertog van York, vindt het maar niets dat hij in de openbaarheid moet treden. Hij spreekt niet graag, niet voor een publiek en niet voor de radio. Hij is er doodsbang voor. Hij is namelijk een stotteraar. De stiltes die vallen als hij niet uit zijn woorden kan komen, doen hem ineenkrimpen van schaamte. Hij heeft van alles geprobeerd om van het probleem af te komen, tot de meest uitzinnige therapieën toe (spreken met een mond vol knikkers). Niets werkt. Albert is dan ook tevreden dat bij de dood van zijn vader de troon toevalt aan zijn oudere broer David. Zelf kan hij, met zijn liefhebbende vrouw, buiten de schijnwerpers blijven. Maar David denkt er anders over. Hij kiest voor zijn liefde voor een gescheiden vrouw en doet troonsafstand. En dat in een tijd dat de grote redevoerder Adolf Hitler op het Europese vasteland op oorlog lijkt af te sturen. Alberts grootste angst komt uit: hij zal moeten spreken. Zijn hoop is gevestigd op de eigenzinnige Australische spraaktherapeut Lionel Logue. Deze vriendelijke man ziet het potentieel in de de hertog, maar ziet ook de barrière die de verwezenlijking ervan in de weg staat. Durft de adellijke prins Albert het aan zijn leven te delen met een gewone man uit het volk?
Bij het zien van de trailers voor de film begon- over overspel, stellen die uit elkaar gaan, en dat soort zaken - boog een van de vrienden met wie ik was zich naar mij toe en zei iets als: “Wanneer maken ze nou eens een film over huwelijkstrouw in plaats van overspel?” Na afloop suggereerde ik dat zijn wens in vervulling was gegaan. Zoals ik vaker in reviews heb gelezen: dit is een film over goede mensen, die het juiste willen doen. Prins Albert heeft het hart op de juiste plaats. Hij geeft om zijn familie, en maakt zich zorgen over Hitlers opmars. Hij houdt zielsveel van zijn dochters, ontroerend in beeld gebracht. En hij heeft een vrouw achter zich staan, die hem stimuleert, om hem geeft, en zijn spraakgebrek niet beschouwd als een bron van schaamte. Logue is een familieman, die geeft om zijn zoons, met passie voor toneel, die houdt van zijn vrouw. Prachtige voorbeelden, en niet alleen van hoe het niet moet.
Soms hoor je dat het moeilijker is voor acteurs om een goed karakter te spelen dan een boosaardig, en voor auteurs om een goed karakter te schrijven dan een boosaardig. De goede hoofdrolspeler is immers snel karikaturaal, een goedzak of een moralist, niet geloofwaardig, niet boeiend. Maar hier zetten de auteurs hun personages prachtig neer. Hun ogen spreken boekdelen. Colin Firth is als prins Albert sympathiek. In zijn blik schemert de onzekerheid door, de angst die hem achtervolgt, maar ook zijn beslissing om zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg te gaan. Helena Bonham Carter speelt zijn vrouw humoristisch, doortastend, maar liefdevol. En Geoffrey Rush heeft soms dezelfde twinkeling in zijn ogen als kapitein Barbossa in de Pirates of the Caribbean-films, maar hier in dienst van een menselijk karakter, een genezer. De mooiste scene in mijn optiek is de ontmoeting tussen de familie van de therapeut en die van prins Albert. Heel erg mooi! Ook de bijrolacteurs zijn meestal goed, behalve Timothy Spall, die Winston Churchill speelt. Die was wat karikaturaal. (Een reünie van Harry Potter-alumni trouwens, deze film: behalve Helena Bonham Carter en Timothy Spall ook nog Michael Gambon!). De aankleding is ook prachtig, authentiek en sfeervol. Af en toe vond ik de beelden wat vreemd afgesneden (Op internet las ik ergens hoe iemand daardoor uit het verhaal werd getrokken, daar had ik geen last van). Maar verder is het verhaal meesterlijk opgezet. De climax, een radio-uitzending, is aangrijpender en spannender dan de ontknoping van menig actiespektakel. Ik kreeg er tranen bij in mijn ogen. Deze film kan ik zonder aarzeling bij iedereen aanbevelen. Hij zal ook zeker deel gaan uitmaken van mijn eigen collectie.
Prins Albert is zich pijnlijk bewust van de gevolgen van zijn stotteren. De film begint als hij voor een microfoon staat in een stadion, en zijn haperende klanken versterkt over de menigte galmen. De pijnlijke blikken van de mensen om hem heen zeggen genoeg. Beschaamd trekt hij zich terug. Hij weet namelijk ook dat hij het niet kan veranderen. Het stotteren hoort nu eenmaal bij hem. Hij zal op dat gebied altijd tekortschieten. Daarom is Albert bereid zich terug te trekken, een leven te leiden buiten de aandacht. Hij accepteert de nederlaag. Zijn vader, de koning, doet dat niet en sleurt hem voor de microfoon. Hij moet gewoon meer zijn best doen. Hij is immers de zoon van de koning? Als Albert ook nu faalt, maakt dat zijn schaamte alleen maar groter. Het lijkt alsof het zijn eigen schuld is dat hij stottert. Zijn vrouw accepteert ook niet dat hij de moed opgeeft. Ze zoekt steeds nieuwe doktoren en therapieën. En omdat Albert van haar houdt, probeert hij ze ook allemaal. Maar hij geeft er zijn hart niet aan. Van binnen is hij cynisch. Zijn defect is er niet een dat met een trucje op te lossen is. Het probleem zit van binnen, en geen techniek is in staat zo diep in hem door te dringen. Als een nieuwe methode faalt, reageert hij met een mengeling van frustratie en opluchting. De situatie blijft bij het oude, hij kan blijven bij zijn identiteit: een stotteraar, iemand die niet zijn stem hoeft te laten horen, die zich niet hoeft te uiten.
Het is voor mij allemaal erg herkenbaar. Nu had ik geen probleem met stotteren, maar wel met telefoneren. Ik heb er nu niet enorm veel moeite meer mee, maar tien, twaalf jaar geleden had ik een dag lang buikpijn als ik een telefoontje moest plegen. Ik stelde het uit, liep rondjes, keek op de klok, aarzelde. Ik voelde de spanning fysiek. Zelfs als ik moest bellen naar een organisatie waar ik wist dat er mensen zaten speciaal om de telefoon op te nemen. Sommige mensen zeiden dat ik het gewoon moest doen. Als zij het konden, kon ik het ook wel. Ik stelde mezelf maar wat aan als ik er zo’n probleem van maakte. Anderen kwamen met tips en technieken. De trucs maakten het voor mij soms wel wat makkelijker (zoals het advies van te voren op te schrijven wat ik in een gesprek wilde zeggen), maar ze losten het probleem niet werkelijk op. Als alles was gezegd en gedaan bleef ik iemand met een angst voor telefoons en telefoongesprekken. Daar zou mijn hele bestaan wel door getekend worden.
De reden dat de technieken niet helpen, is doordat het probleem niet zit in de techniek, in de spieren, of de aangeleerde gewoontes, maar dieper van binnen, in wat de persoon over zichzelf gelooft. Dit is wat Lionel Logue beseft. Hij wijst Albert erop dat niemand als stotteraar wordt geboren. Ook stottert iemand niet als hij zingt. Of als hij boos is. Logue wijst er onder andere op dat veel stotteraars linkshandig zijn, en dat ze als kind werden gestraft voor het gebruiken van hun linkerhand. Gebeurtenissen uit het verleden hebben iemand bang gemaakt. Nu durft hij zichzelf niet meer te uiten. Hij saboteert onbewust zichzelf.
Dat herken ik ook bij mezelf. Ik ben ook niet verlegen en onzeker geboren. Gebeurtenissen in mijn vroege jeugd en op de middelbare school hebben mij onzeker gemaakt. Ze hebben mij aan mezelf laten twijfelen. Ze hebben me laten geloven dat ik een mislukkeling was, dat ik geen fouten kon maken, dat ik het waard was te worden uitgescholden en gepest.
Genezing komt voor Albert niet door een revolutionaire techniek. Wat hem herstelt is de relatie met Lionel Logue. Iemand die in hem gelooft, die potentie in hem ziet, maar die hem tegelijk zichzelf laat zijn, die hem niet bekritiseert zoals zijn vader. Iemand die eerlijk is over het probleem, maar hem niet veroordeelt. Iemand die niet wil toelaten dat Albert zichzelf te kort doet, omdat hij om hem geeft. De genezing ontstaat als Albert het aandurft zijn hart te openen voor een ander, als hij iemand toelaat in zijn pijn. Het is de vriendschap zelf, de relatie zelf, die de genezing brengt. Zoals iemand opmerkte toen we na de film een biertje dronken: in deze film ontbreekt de grote doorbraakscene, de scene waarbij de therapeut de patient op de schouders klopt en zegt ‘It was not your fault’. Niet de grote tranenstromen, niet de heftige emotie. Maar de verandering komt doordat een vriend hem accepteert als persoon, ondanks de standsverschillen, en tegelijk niet accepteert dat hij zichzelf blijft zien als minderwaardig.
De verandering kwam ook voor mij niet door een nieuwe techniek die ik aanleerde. Ik veranderde doordat ik langzaam van mezelf ging geloven dat ik waardevol was, dat ik er mocht zijn. Dat ik op eigen benen kon staan, en mezelf niet omver hoefde laten blazen. Dat ik recht had op een eigen mening. En dat ik fouten kon maken zonder dat vrienden me zouden laten vallen. En terwijl ik hierin groeide, werd het langzaam makkelijker om de telefoon te pakken. De genezing van het probleem aan de buitenkant kwam van binnenuit, en net als in deze film door relaties. Relaties met vrienden, die eerlijk zijn zonder te veroordelen, en de omgang met God, die Eerlijk is, die potentieel in mij ziet, die ernaar verlangt dat ik het valse zelf achter mij laat, maar die tegelijk geduld met mij heeft, mij niet zal veroordelen, kortom, die van mij houdt. Hoe meer ik met deze mensen en met God omga, hoe meer de leugens van binnen worden vervangen voor de waarheid. En opeens komt een dag dat ik het hardop kan zeggen: Ik mag er zijn.
Of zoals Albert in deze film: “I have a voice!”