donderdag 5 december 2013

Over de drempel (6): de fluistering van het verlangen

Een week voor ons trouwen ontmoette ik in Amsterdam een vriend uit de Verenigde Staten. Ik had hem voor het eerst ontmoet in 2005 op een conferentie van John Eldredge (hij zat in het team, en was de forumcoördinator van het Ransomed Heart-forum waar ik toen actief was) en in 2007 zag ik hem weer op een conferentie in Australië. Onze derde ontmoeting vond plaats op een derde continent. De enige persoon tot nu toe die ik op drie continenten heb ontmoet. We bleken elkaar erg veel te vertellen te hebben. Zo hadden we allebei geworsteld met de evangelische kerk, en waren we allebei terecht gekomen in de Anglicaanse kerk (en ook bijna gelijktijdig!). We worstelden allebei met ons godsbeeld. En met ons zelfbeeld. Onder andere wat ons verlangen betrof. Want onze verkeerde beelden van God en de verlossing hadden ertoe geleid dat we ons verlangen onderdrukten, dat we onszelf niet de toestemming gaven onszelf te zijn. Maar daardoor verhinderden we niet alleen dat we een creatief, vruchtbaar (ook letterlijk!) leven leidden, we behandelden daardoor bovendien andere mensen minder respectvol.
Mijn vriend vertelde van zijn dochter in de tienerleeftijd. Ze had hem een keer toevertrouwd dat ze liever op dates ging met ongelovige jongens dan met jongens uit de kerk. Natuurlijk was hij daardoor erg geschrokken, zoals elke christelijke ouder dat zou doen. Maar hij was wijs genoeg zijn dochter om uitleg te vragen. Ze vertelde dat christelijke jongens niet naar haar durfden kijken. Ze keken opzij, ze wendden zich af. Het was duidelijk dat ze zich schaamden. Waarvoor? Voor het feit dat ze haar aantrekkelijk vonden. En dat ervoer zij als afwijzing en als reden om zich te schamen. De niet gelovige jongens zeiden eenvoudig tegen haar: ‘Je ziet er leuk uit. Zullen we een keer wat drinken?’. Ze schaamden zich niet voor haar of het effect dat zij op hen had. Ze voelde zich door hen geaccepteerd en gewaardeerd, als vrouw en als individu, en ze hoefde zichzelf ook niet te schamen voor haar seksualiteit. Het was voor haar veel meer ontspannen.

Als mensen hun verlangen op een voetstuk hebben staan en alleen leven voor de vervulling van hun eigen begeerte, zullen ze respectloos met andere mensen omgaan (die ze alleen zullen beoordelen naar de mate waarin ze hun begeerte bevredigen - een transactionele instelling). Maar het is ook respectloos als mensen hun eigen verlangen en dat wat het verlangen opwekt, afwijzen en veroordelen. Dat maakt van de interactie ook iets transactioneels (door mijn verlangen verdien ik straf, of de ander die mijn verlangen opwekt maakt mij slecht). Verlangen is echter wat ons mensen maakt. Verlangen is wat ons voortdrijft, tot handelen aanzet, maakt dat we het ene been voor het andere zetten. Verlangen is de brandstof van onze wil. Om te weten wie iemand is, moet je vragen wat hij of zij verlangt. Als we het verlangen op zich (in plaats van de manier waarop iemand een verlangen wil bevredigen) slecht vinden, afwijzen, veroordelen, wijzen we de kern van iemands identiteit af. En maken we iemand ten diepste passief. Want een mens zonder verlangen is een lege huls, in de greep van machten van buiten zichzelf. Dat geldt ook voor degene die het verlangen opwekt - die wordt gereduceerd tot bepaalde karakteristieken, en kan zichzelf niet meer zien als waardevol, compleet persoon, maar moet een deel van zichzelf afwijzen. Dit leidt tot heel ongezonde taferelen, waarvan het voorbeeld van de dochter van mijn Amerikaanse vriend, nog de minste is.
In de kerk waar ik opgroeide, werd seksueel verlangen als slecht weggezet. Zo kreeg ik het ten minste mee. De Bijbeltekst ‘wie een vrouw aankijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd’ (Mattheus 5:28), werd zo uitgelegd dat het betekende dat wie een vrouw aantrekkelijk vond al overspel met haar had gepleegd. En het voelen van seksuele aantrekking werd zo ongeveer gebracht als de grootste zonde die mogelijk was. Voor iemand die het onderwijs van de kerk serieus nam en in zijn leven probeerde toe te passen, leidde dit in de puberteit natuurlijk tot schuldgevoel, schaamte en zelfafwijzing. Ik probeerde het verlangen te onderdrukken, maar hoe hard ik daar ook voor werkte, het stak steeds opnieuw de kop op. Ten slotte voelde ik me al een weekeinde lang diep schuldig als ik in  een tijdschriftenwinkel een superheldenstripboek (X-mannen) had doorgebladerd. Ik herinner me een e-mail aan een vriend waarin ik dat mijn ‘boezemzonde’ noemde (ik snap nu pas de ironie), waar ik maar niet van af kon komen.
En in mijn strijd tegen dit verlangen, begon ik ook al mijn andere verlangens te onderdrukken: mijn verlangen naar spannende verhalen (ik wilde graag Alistair MacLean boeken lezen, dus dat zou wel een verslaving zijn. Als ik een James Bond-film zag, fantaseerde ik over actiescènes, dus die moest ik overslaan), mijn verlangen naar creativiteit (ik stopte met schrijven), et cetera. In mijn stripbespreking van de geweldige ‘graphic novel’ Een Deken Van Sneeuw heb ik al eens betoogd dat onze verlangens met elkaar samenhangen: ons seksuele verlangen en ons verlangen om te scheppen, te creëren, zijn niet los te verkrijgen. Het onderdrukken van de een leidt tot het onderdrukken van de ander. Het verlangen is namelijk niet te scheiden: het is een enkel vuur dat binnen in ons brandt. En het is ook niet te scheiden van ons verlangen naar eenheid met God. Sommige christelijke mystici ervoeren Gods aanwezigheid niet voor niets in een haast seksuele extase. Zie bijvoorbeeld het beeld van de heilige Teresa van de Renaissance-kunstenaar Bernini in het plaatje hierboven.
Ik denk dat het daarom niet voor niets is dat als een samenleving (of kerk) mensen onder controle wil houden zowel de seksuele expressie als de artistieke expressie worden onderdrukt of beschaamd. Maar dat daar (bedoeld of onbedoeld) ook de religieuze expressie schade door ondervindt. In de kerk waar ik opgroeide werd in elk geval niet alleen neerbuigend en veroordelend gesproken over seks en kunst, maar ook over ‘bovennatuurlijke’ en ‘mystieke’ manieren om God te ervaren. We hadden de bijbel, uitgelegd door Darby en Kelly, en dat was genoeg. Volgens de kerk waarin ik opgroeide was individualiteit ook iets verdachts - we moesten sterven aan het vlees, ons eigen ik, onze wil, zodat gods Geest ongehinderd door ons heen kon werken. Waarom gods Geest er vervolgens voor zorgde dat de meest ‘geestelijke’ van de kerkleden mensen uit de gemeenschap uitsloten en op een kerkscheuring aanstuurden, hebben ze mij nooit uitgelegd.

Natuurlijk werd in de kerk betoogd dat man en vrouw in het huwelijk wel seks met elkaar mochten hebben. Ik ga ervan uit dat het volgens de kerk dan ook was toegestaan als man en vrouw naar elkaar te verlangen. Maar volgens mij is het niet mogelijk een verlangen opeens weer ‘aan te zetten’, na het jarenlang als slecht en zondig te hebben neergezet. Het is niet opeens ‘goed’ in andere omstandigheden. Zelfs als je het dan ‘goed’ noemt, kan de menselijke psychologie die omschakeling niet maken. Vooral niet als je voor vrouwen buiten je huwelijk nog steeds niks mag voelen of bij enige emotie jezelf moet veroordelen en afwijzen. Zo werken verlangens niet. Als je een muur rond je verlangen hebt opgetrokken en die met al je mentale kracht hebt bewaakt, kun je niet opeens in je huwelijk een klein stukje van de muur afbreken, en verwachten dat het verlangen dan opeens alleen door dat gaatje naar buiten komt. De muur is alleen volledig af te breken. Het is alles of niets. Je brengt jezelf tot expressie, of niet. Dit geldt ook voor de andere verlangens. Ik kon niet opeens mezelf toestaan alleen naar bepaalde verhalen te verlangen, of alleen christelijke films te waarderen. Of alleen non-fictie te willen schrijven. Het verlangen is alles of niets.
Dit heb ik het afgelopen jaar in de praktijk gemerkt. Pas in september 2012 gaf ik mezelf toestemming om me aan het schrijven van fictie te wijden. Het was een van de grootste omkeringen in mijn leven, eigenlijk nog belangrijker dan het ontmoeten van mijn vrouw en mijn huwelijk (alhoewel daar ook niet van te scheiden - dat ik een vrouw durfde aanspreken was ook al een sprong in het diepe voor me, en het kiezen voor het huwelijk ook een kiezen voor verlangen). Ik gaf mezelf toestemming om mijn liefde en passie voor het schrijven zonder enige belemmering te uiten. Ik voelde me daardoor meer mezelf dan in de tien jaar ervoor. Ik sliep zelfs beter. Maar (waarschijnlijk niet toevallig) leidde die toestemming om te schrijven tot toestemming op meer gebieden. Het leidde tot toestemming om mijn verlangen naar een andere kerk te volgen, naar toestemming om de boeken te lezen die ik wilde lezen, en naar toestemming om mijn eigen seksuele verlangen niet langer af te wijzen. Alles in een paar maanden tijd. Het was, moet ik zeggen, heel erg bevrijdend. Maar ook confronterend, omdat ik zag hoe diep mijn verlangen al die tijd opgesloten was geweest. Ik gaf mezelf eindelijk toestemming om er te zijn, helemaal, als Johan. Het is ook niet toevallig dat het gebeurde nadat ik in november 2012 en nogmaals in april 2013 tijdens het bidden de liefdevolle ogen van Jezus had gezien, en zijn acceptatie had gevoeld. Ik wist mij eindelijk geliefd gewoon als wie ik ben en kon dus ook mezelf accepteren in al mijn menselijkheid, inclusief mijn verlangen.
En dit was niet mogelijk zonder een sacramenteel beeld van de werkelijkheid, dat wil zeggen: een incarnationeel beeld van de werkelijkheid. God die mens wordt, zich toont op een manier die wij kunnen waarnemen, en daarmee laat zien wat ten diepste waar is voor ons allemaal. Want wat waar is voor Jezus, is waar voor ons. Incarnatie is een sacrament, werkelijke aanwezigheid, God met ons. Dat Jezus mens werd, betekent niet alleen dat het mens-zijn, het lichamelijke mens-zijn geheiligd is. Het betekent dat onze individualiteit geheiligd is, inclusief ons verlangen, inclusief onze seksualiteit. We maken van Jezus snel een soort super-mens, een buitenaards wezen onder ons, die niets te maken heeft met onze menselijke eigenschappen of zwakheden. Maar Jezus was mens, helemaal mens.
Lees wat Robert Farrar Capon schrijft in The Romance of the Word: “When we say that Jesus is perfectly human, we mean that he is completely human: his humanity is everyday, commongarden humanity IN COMPLETION. But see how alien that is to the common view. In spite of the promise of the resurrection of the body, we can imagine human nature as perfected only if we can somehow see it as abolished in favor of something spiffier, if we flesh him out in something other than ordinary flesh. When we imagine him as a child, for example, we somehow feel obliged to say that he was a little freak who never hid when his mother called him, who always put his toys away in his toy box, and who, when he got to the age at which boys have wet dreams, piously refused to have any ... The human race is, was, and probably always will be deeply unwilling to accept a human messiah. We don’t want to be saved in our humanity; we want to be fished out of it.” Laten we wel wezen, Jezus ging ook naar het toilet. Of deed het achter de bosjes. Hij was moe en viel in slaap in een boot. Hij weende. Wij hoeven ons dus ook niet te schamen voor deze door anderen soms als schaamtevol beschouwde uitingen van onze menselijkheid. En net zo had Jezus seksuele verlangens. Sterker nog, je zou kunnen zeggen dat zijn werk daardoor gemotiveerd werd, want de bijbel gebruikt meerdere malen voor het werk van Christus voor de gemeente de metafoor van bruidegom en bruid, en Openbaring eindigt met de bruiloft van het lam. Wij hoeven ons dus ook niet voor onze seksualiteit te schamen. We mogen ons eigen verlangen gewoon accepteren.

Ons eigen verlangen accepteren stelt ons in staat om de ander (man of vrouw) te zien als compleet menselijk wezen, in plaats van hem of haar af te wijzen om zijn of haar seksualiteit. Mijn vrouw heeft na al het onderwijs dat ik in de kerk had gekregen, flink op me moeten inpraten om me te overtuigen dat vrouwen het niet erg vinden om door mannen aantrekkelijk gevonden te worden, dat ze zich niet schamen als een man naar hen kijkt, dat ze dat zelfs waarderen en er veel voor doen. Ze gaf me als studiemateriaal het boek Bridget Jones’ Diary te lezen, van Helen Fielding. Ik heb het in vier treinreizen uitgelezen, met de spreekwoordelijke rode oortjes. Wat bleek? Vrouwen waren geen pure heiligen, die schrokken van mannelijke opwinding, maar ook geen prostituees, die er alleen maar op uit waren mannen tot zonde te verleiden. Vrouwen zijn gewoon en compleet mensen, inclusief een verlangen gezien te worden, begeerd te worden, geliefd te worden, inclusief een verlangen naar seksualiteit. En dat verlangen, ook het verlangen naar seks, is geheiligd door de vleeswording van Christus. Het is volledig geaccepteerd door God, wordt goedgekeurd, wordt toegejuicht (het boek Hooglied staat niet voor niets in de bijbel, en mijn pogingen als twintiger het allegorisch uit te leggen, waren behoorlijk misplaatst). In Openbaring wordt de kerk vergelen met een bruid die zich heeft mooi gemaakt voor haar man. Als dat niet een bevestiging is van dit verlangen, weet ik het ook niet. Dit zorgt ervoor dat ik niet bang hoef te zijn voor afwijzing door een vrouw, dat ik me niet hoef te schamen, maar ook dat ik een vrouw niet hoef te reduceren tot haar eigenschappen die mijn verlangen opwekken en zelf haar daarvoor afwijzen. Ik kan haar behandelen als volledig mens, als volledig individu, die zelf ook vrij is. Juist door de acceptatie van mijzelf en haar als seksuele wezens, kan ik haar volledig respecteren, zoals ik mezelf respecteer. Ook als ze ‘nee’ zegt tegen me. Daar is ze als individu immers vrij in. Alweer een voorbeeld hoe de radicale acceptatie die voortkomt uit de onvoorwaardelijke liefde van God, ons menselijke gedrag verandert.
Dit is overigens niet een betoog dat per se pleit voor seksualiteit buiten het huwelijk. Maar er is een groot verschil tussen het voelen van een verlangen en de manier waarop we het verlangen kiezen te vervullen. En dat onderscheid werd in de kerk waarin ik opgroeide veel te weinig gemaakt. Het idee bestond kennelijk dat het voelen van een verlangen automatisch leidde tot het in vervulling brengen ervan, ook als je daarvoor mensen respectloos moest behandelen, of hun keuzevrijheid moest afnemen. Een man die een vrouw aantrekkelijk vond, zou zich kennelijk niet kunnen inhouden om aan haar te zitten. Ik heb het in christelijke jongerentijdschriften gelezen, dat meisjes geen topjes met spaghettibandje zouden moeten dragen, omdat ze niet wisten wat ze daarmee tot stand brachten bij jongens. Ze zouden ze tot zonde verleiden. Dit is ook de reden dat in streng islamitische landen vrouwen een nikab of burkah moeten dragen, omdat mannen niet verantwoordelijk kunnen zijn voor hun eigen gedrag naar vrouwen toe. Deze visie is dus niet alleen denigrerend over vrouwen, maar ook over mannen. Alsof we tegen onszelf in bescherming moeten worden genomen en geen zeggingskracht hebben over ons gedrag. Maar dat is een leugen. Als ik mezelf zie als man, door God geliefd, waardevol zoals ik ben, kan ik ook afzien van de vervulling van een verlangen, wanneer dat niet respectvol zou zijn naar mezelf of naar anderen. De tekst uit Mattheus 5 die mij zo’n schrik aanjoeg, ging ook helemaal niet over onze menselijke reactie op schoonheid, maar over begeerte: de drang datgene wat je verlangt voor jezelf te bezitten, op te eisen. Dat is niet respectvol. Het is ons verlangen, vervormd door onze zelfzuchtige, transactionele manier van denken. Ons verlangen zou in plaats daarvan moeten worden geinspireerd door de liefde. Jezus was helemaal man, maar ging toch eerbaar om met een overspelige vrouw die hij midden op de dag in haar eentje tegenkwam bij de waterput, en met de prostituee die met haar haren zijn voeten waste. Maar hij maakte haar ook niet beschaamd over zichzelf. Zo kunnen wij ook zijn.

Als twintiger voelde ik me al schuldig over het feit dat ik stripboekjes doorbladerde met daarin aantrekkelijke getekende vrouwen. Ik schaamde me voor het effect dat vrouwelijke schoonheid op me had. Nu nam ik van mijn huwelijksreis in Londen uit de Forbidden Planet (een winkel met SF en fantasy-boeken, films en spullen) een ‘action figure’ mee van Commander Shepperd, de vrouwelijke hoofdpersoon van de Mass Effect-spellen die ik met veel plezier heb gespeeld (en waar ik vorig jaar een essay over heb geschreven), in futuristische uitrusting. De 'action figure' staat trots bij ons in de woonkamer. En elke keer als ik die zie, en kan toegeven dat ik haar pose mooi vind, glimlach ik vanwege de vrijheid die ik heb gevonden. Mijn vrouw is daar overigens ook behoorlijk blij mee, maar daar gaat dit blogbericht verder niet over.