In mijn vorige blogbericht heb ik uitgelegd waarom ik de Harry Potter-boeken zo waardeer, ook en misschien wel juist als christen. Hoewel ze in mijn opinie niet het niveau bereiken van de boeken van C.S. Lewis en Tolkien, of van George Martin, zijn het toegankelijke verhalen, origineel van opzet, met interessante karakters, die uiteindelijk het sacramentele wereldbeeld illustreren. Ze zijn ook nog eens niet onverdienstelijk verfilmd. De beste van de Harry Potter-films is volgens mij Harry Potter and the Prisoner of Azkaban. Deze film is gemaakt door Alfonso Cuaron, ook bekend van zijn film Children of Men, en de recente film Gravity. Hij is een visueel sterke filmmaker, die technisch moeilijke sequenties realiseert, vaak zonder dat het opvalt dat er geredigeerd is. Maar hij combineert zijn oog voor de beelden van de film met een sterk gevoel voor karakters, eigenlijk in al zijn films. Voor mij geeft dat de suggestie dat zijn beelden, waar hij goed over heeft nagedacht, ook daadwerkelijk iets betekenen (sacramenteel zijn), en dus de moeite van het analyseren waard. Dat geldt ook voor deze film. Hogwarts heeft in deze film meer identiteit gekregen (de grote slinger die voortdurend heen en weer gaat, de hut van Hagrid), maar ook de karakters hebben meer persoonlijkheid. De interacties, onder andere tussen Remus Lupin en Harry, zijn aangrijpend. De film heeft ook een duidelijker thema, het verhaal wordt vanaf het begin opgezet en wordt niet pas langzaam geïntroduceerd. Het was volgens mij een van de moeilijkste Harry Potter-boeken om te verfilmen, vanwege het ingewikkelde einde, maar het lukt Cuaron toch, inclusief verrassende wendingen en verklaringen voor onder andere het gedrag van Hermione tijdens de film. Ook de hippogrief Buckbeak ziet er geweldig uit en is geloofwaardig als levend fabeldier. Het enige minpuntje, en dat geldt voor elke film in de serie, is de lengte, waarbij de film net een klein beetje langer voelt dan nodig was geweest. Geen groot probleem overigens! Ik zal de film nog vaker kijken.
Het verhaal gaat over Harry Potters’ derde jaar op Hogwarts, de school voor tovenaars waarvoor hij onverwacht werd uitgenodigd. De zomer was voor de jonge tiener geen pretje. Hij moest die namelijk doorbrengen bij zijn familie en het eindigde ermee dat hij zijn eigen tante betoverde. Daarna sloeg hij op de vlucht. Gelukkig wordt hij gevonden en blijkt dat hij niet gestraft zal worden. Dit omdat hij in Hogwarts alleen veilig zal zijn voor de kwaadaardige tovenaar Sirius Zwart, de man die zijn ouders vermoordde en die nu ontsnapt is uit de tot nu toe veilig geachte gevangenis Azkaban. Om de leerlingen op Hogwarts te beschermen zijn de gevangenbewaarders van Azkaban overgekomen, de Dementors, nogal nare types. Ze lijken een bovengemiddelde interesse in Harry Potter te hebben, en ondertussen gaan de geruchten dat Sirius Zwart is geïnfiltreerd op het schoolterrein. Gelukkig krijgt Harry hulp van de nieuwe leraar ‘Verdediging tegen de Duistere Kunsten’, Remus Lupin, die zijn ouders gekend blijkt te hebben, toen die zelf op Hogwarts leerling waren ... Ondertussen gedraagt Hermione zich wel heel vreemd en verschijnt ze op plekken waar ze een ogenblik daarvoor niet was.
Harry Potter and the Prisoner of Azkaban kijkt heel diep naar het onderwerp ‘identiteit’. Wat maakt je tot wie je bent? Ik realiseerde me dat dit het thema was van de film, doordat me opviel hoe vaak Harry zijn eigen spiegelbeeld ziet. Een keer in het raam, een keer in het water. Hij kijkt naar zichzelf. Dat wil zeggen dat hij op zichzelf reflecteert. We doen dat allemaal wel als we in de spiegel kijken - wie is deze persoon, die zijn hand optilt als ik mijn hand optil, die opzij kijkt als ik opzij kijk? Wie ben ik? Als er in films wordt gespeeld met spiegelbeelden en reflecties, gaat het eigenlijk altijd om de vraag naar iemands identiteit. (De film Le Double Vie de Veronique, die ik ooit zag op een L’Abri-weekeinde, was daarvan een mooi voorbeeld).
Toen ik deze sleutel in handen had, dacht ik aandachtiger na over de film. De film begint met een allusie naar Harry’s puberteit. Hij is onder zijn lakens met zijn staf bezig en verstopt zich als zijn oom op zijn kamer komt kijken. De puberteit is nu juist een periode dat kinderen hun eigen identiteit proberen vast te stellen. Ze gaan zichzelf zien als onderscheiden van hun omgeving, hun ouders, en zoeken wie ze werkelijk zijn. Zo ook Harry. Maar wat hij te horen krijgt van zijn pleegouders, en zijn tante Petunia, stelt hem niet vrolijk. Ze belasteren zijn ouders, zeggen dat ze nergens toe deugden en nietsnutten waren. En ze suggereren dat Harry dus ook niets voorstelt. Dat hij nergens goed voor is. Harry wordt er boos over, maar er is toch twijfel in hem gezaaid. Hij heeft zijn ouders namelijk niet gekend, alleen verhalen over ze gehoord. En hij weet niet of hij op die verhalen kan vertrouwen. Per slot van rekening had de toverhoed hem bijna ingedeeld bij de groep van Slitherin, de sluwe, slimme tovenaars, waar veel van de slechte tovenaars uit voort zijn gekomen, onder andere Voldemort zelf. De basis van Harry’s identiteit begint te wankelen. Het wordt nog erger door de nare Draco, die hem nog verder onderuit haalt.
En dan zijn er de Dementors. Mensen die een depressie hebben meegemaakt zeggen dat deze toverwezens daar een goed beeld van zijn. Ze geven hun slachtoffer de ‘kus van de dood’ en zuigen zijn ziel weg. Het slachtoffer wordt willoos, ziet het leven als grijs en betekenisloos en verliest uiteindelijk zichzelf. En ze verzamelen zich rond Harry, misschien juist omdat hij zo worstelt met zijn identiteit. Volgens mij komt depressie ook vaak voort uit een losse greep op de eigen identiteit. Het gevoel van betekenisloosheid, niet weten wie je bent en wat je wilt is heel verlammend. En Harry ziet deze kloof onder zich opengaan. Hij moet ontdekken wie hij is, wat voor iemand hij is, of hij zal zichzelf verliezen. Hij kan de dementors pas verslaan als hij leert een ‘Patronum’ op te roepen - een lichtende verschijning gebaseerd op een blije herinnering, die de depressie kan verjagen. Deze ‘Patronum’ is voor iedereen iets anders, en drukt iets uit van wie iemand is. Het lukt Harry echter aanvankelijk niet. Hij heeft geen blije herinneringen die de basis kunnen zijn van zijn identiteit. Zijn zoektocht wordt wanhopig.
Ondertussen zijn er verschillende karakters in de film die verschillende benaderingen van de eigen identiteit illustreren. Wat bepaalt of ze goede of slechte mensen/individuen zijn? Om te beginnen de hippogrief Buckbeak, een combinatie van paard en roofvogel. De irritante Draco Malfidus houdt zich niet aan de instructies van leraar Hagrid, en het dier haalt naar hem uit. De gewonde Draco laat het er niet bij, en het komt tot een rechtszaak. Uiteindelijk moet Buckbeak ter dood worden gebracht. Maar was hij aansprakelijk? Het dier reageerde instinctief. Het had niet de bedoeling Draco kwaad te doen. Eigenlijk was Draco de schuldige, maar toch wordt Buckbeak veroordeeld, als was hij kwaadaardig, als was dat zijn identiteit. Het idee hier lijkt te zijn dat je ook als je iets schadelijks doet, maar je doet het niet bewust, niet verantwoordelijk, het niet je identiteit bepaalt. Iets is pas een kwaadaardige daad, als de dader kwaadaardig is. Omdat Buckbeak een dier is, kan hij niet kwaadaardig zijn.
Vervolgens zien we Sirius Zwart, de meest gevaarlijke moordenaar die ooit in Azkaban heeft vastgezeten. Hij is heel slecht, denken we als kijker. Hij komt uit een familie van boze tovenaars, uit de traditie van Slitherin, en was een volgeling van Voldemort. Iedereen ziet hem ook als gevaarlijk en een moordenaar (zoals mensen ook de hippogrief Buckbeak als slecht en kwaadaardig zien. Geen wonder dat ze uiteindelijk samen eindigen!). Maar in de film blijkt dat hij geen slecht mens is. Hij offert zich op voor een vriend. Hij probeert anderen te redden. Zijn identiteit is dus niet wat mensen van hem konden zien (een gevangene van Azkaban), maar ligt in zijn keuzes verborgen. Omdat hij ervoor kiest zich op te offeren, goede dingen te doen, weten we dat hij een goed mens is. Hij is zo trouw als een hond. Dat is zijn identiteit.
Dan is er Remus Lupin, de nieuwe leraar Verdediging tegen de Donkere Kunsten. Hij is (Ja, dit is een spoiler, maar het boek is al meer dan een decennium oud, dus je weet waarschijnlijk toch al hoe het verhaal gaat) een weerwolf. Dat betekent dat hij elke keer bij volle maan verandert in een monster. Een monster dat andere mensen en dieren doodt. Ook zijn vrienden. Door mensen die hem niet kennen, wordt Remus daarom gewantrouwd. Als de ouders van leerlingen ontdekken dat een van de docenten een weerwolf is, halen ze hun kinderen van school af. Maar de film maakt duidelijk onderscheid tussen tovenaars die zichzelf uit eigen keuze in dieren kunnen veranderen, zogenaamde wisselaars, en mensen als Remus die tegen hun eigen zin in veranderen in dieren, ook al verzetten ze zich er met al hun macht tegen. Interessant genoeg weten we van een van de gedaantewisselaars dat deze een slecht mens is, terwijl we van Remus weten dat hij ten diepste een goed mens is. De momenten dat hij in staat is te kiezen, maakt hij goede keuzes, offert hij zich op voor anderen. Dat hij een keer per maand tegen zijn wil in verandert in een monster verandert daar niets aan, het verandert niets aan zijn identiteit.
De laatste is Peter Pettigrew. Hij bracht jaren door in de vorm van een rat, het huisdier van Harry’s vriend Ron. ‘Was ik niet een trouw huisdier?’, klaagt hij. ‘Heb ik me niet altijd goed gedragen?’ Hij was braaf, leek vriendelijk. Maar hij is degene die de ouders van Harry verraadde aan heer Voldemort, en verantwoordelijk was voor hun dood. En die bewuste keuze om mensen te verraden, laat ons zien dat hij in zijn identiteit een slecht mens is. Ook al gedroeg hij zich aan de buitenkant (in de vorm van een tamme rat) misschien vriendelijk naar Ron (hoewel hij Ron ook een keer beet), zijn keuzes laten zien wie hij werkelijk is. Hij is ook figuurlijk een rat.
Het verband tussen deze drie is duidelijk: ze waren deel van de ‘Marauders’ - een gezelschap van vier vrienden, die allerlei kattenkwaad uithaalden. Die ook nog eens alle vier konden veranderen, al was het bij een van hen onvrijwillig. Dit suggereert nog eens verder de thematische connectie tussen hen. De vierde van het gezelschap was James Potter, de vader van Harry. Als Harry met Remus Lupin praat en vertelt dat hij niets weet over zijn ouders, vertelt Remus hem dat zijn vader een goed mens was, die opkwam voor zijn vrienden, die hem nooit liet vallen, ook niet toen openbaar werd dat hij weerwolf was. Zijn identiteit was goed. Als een hert, een edel dier. En Remus ziet die identiteit ook terug in Harry. Hij is een kind van zijn vader, zegt hij.
Maar Harry kan dat niet goed geloven. Hij heeft zijn vader nooit gekend, hoe kan hij accepteren dat hij dezelfde identiteit heeft als hij? Tot hij in het slot van de film ziet hoe de dementors zich op Sirius Zwart storten, de man die hij tot kort tevoren kende als de moordenaar van zijn ouders. Hij denkt dat zijn vader hem zal komen redden, maar dat gebeurt niet. Uiteindelijk moet hij zelf in actie komen. Hij doet het enige wat hij kan en roept een Patronus op. Het lichtende beeld dat verschijnt is een hert. Uit de boeken weten we dat dit het beeld was van zijn vader! Het is pas op het moment dat Harry zich gedraagt als zijn eigen vader, dat hij weet dat hij de identiteit heeft van zijn vader. Maar hij kon zich niet gedragen als zijn vader, als Remus hem niet had verzekerd dat dit zijn identiteit was. Dat hij ook een hert was, zo edel en moedig.
De Patronus is ook nog eens fel en krachtig genoeg om een leger van Dementors te verslaan, terwijl het Harry eerder nog niet eens was gelukt er een weg te jagen. Juist toen hij niet bezig was met de vraag wat zijn identiteit was, of het hem wel zou lukken een Patronus op te roepen, maar toen hij alleen bezig was met het lot van een ander, kwam zijn ware zelf naar buiten. Een zelf dat leek op zijn vader. Dit is een krachtig moment in de film, dat voor mij diep resoneert. Ik denk zelfs dat hier een bepaalde sacramentele kracht in zit. In dit moment waar licht overwint over duisternis werd iets zichtbaar van de diepere realiteit onder het Harry Potter-universum.
De dementors zijn verjaagd, en Harry heeft zijn identiteit teruggevonden. Hij weet nu wie hij is. Hij heeft ook een pleegouder: Sirius wil zich over hem ontfermen. Hij is eindelijk vrij. We zien daarom in dit deel van de film geen weerspiegelingen meer. Welke les kunnen we hier nu als christenen uit leren? Die uit 1 Johannes: ‘Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (4:19). Onze identiteit is die van geliefde kinderen van God, en dat is de werkelijkheid die zichtbaar wordt als wij zelf anderen liefhebben. En op geen andere manier.
Het verhaal gaat over Harry Potters’ derde jaar op Hogwarts, de school voor tovenaars waarvoor hij onverwacht werd uitgenodigd. De zomer was voor de jonge tiener geen pretje. Hij moest die namelijk doorbrengen bij zijn familie en het eindigde ermee dat hij zijn eigen tante betoverde. Daarna sloeg hij op de vlucht. Gelukkig wordt hij gevonden en blijkt dat hij niet gestraft zal worden. Dit omdat hij in Hogwarts alleen veilig zal zijn voor de kwaadaardige tovenaar Sirius Zwart, de man die zijn ouders vermoordde en die nu ontsnapt is uit de tot nu toe veilig geachte gevangenis Azkaban. Om de leerlingen op Hogwarts te beschermen zijn de gevangenbewaarders van Azkaban overgekomen, de Dementors, nogal nare types. Ze lijken een bovengemiddelde interesse in Harry Potter te hebben, en ondertussen gaan de geruchten dat Sirius Zwart is geïnfiltreerd op het schoolterrein. Gelukkig krijgt Harry hulp van de nieuwe leraar ‘Verdediging tegen de Duistere Kunsten’, Remus Lupin, die zijn ouders gekend blijkt te hebben, toen die zelf op Hogwarts leerling waren ... Ondertussen gedraagt Hermione zich wel heel vreemd en verschijnt ze op plekken waar ze een ogenblik daarvoor niet was.
Harry Potter and the Prisoner of Azkaban kijkt heel diep naar het onderwerp ‘identiteit’. Wat maakt je tot wie je bent? Ik realiseerde me dat dit het thema was van de film, doordat me opviel hoe vaak Harry zijn eigen spiegelbeeld ziet. Een keer in het raam, een keer in het water. Hij kijkt naar zichzelf. Dat wil zeggen dat hij op zichzelf reflecteert. We doen dat allemaal wel als we in de spiegel kijken - wie is deze persoon, die zijn hand optilt als ik mijn hand optil, die opzij kijkt als ik opzij kijk? Wie ben ik? Als er in films wordt gespeeld met spiegelbeelden en reflecties, gaat het eigenlijk altijd om de vraag naar iemands identiteit. (De film Le Double Vie de Veronique, die ik ooit zag op een L’Abri-weekeinde, was daarvan een mooi voorbeeld).
Toen ik deze sleutel in handen had, dacht ik aandachtiger na over de film. De film begint met een allusie naar Harry’s puberteit. Hij is onder zijn lakens met zijn staf bezig en verstopt zich als zijn oom op zijn kamer komt kijken. De puberteit is nu juist een periode dat kinderen hun eigen identiteit proberen vast te stellen. Ze gaan zichzelf zien als onderscheiden van hun omgeving, hun ouders, en zoeken wie ze werkelijk zijn. Zo ook Harry. Maar wat hij te horen krijgt van zijn pleegouders, en zijn tante Petunia, stelt hem niet vrolijk. Ze belasteren zijn ouders, zeggen dat ze nergens toe deugden en nietsnutten waren. En ze suggereren dat Harry dus ook niets voorstelt. Dat hij nergens goed voor is. Harry wordt er boos over, maar er is toch twijfel in hem gezaaid. Hij heeft zijn ouders namelijk niet gekend, alleen verhalen over ze gehoord. En hij weet niet of hij op die verhalen kan vertrouwen. Per slot van rekening had de toverhoed hem bijna ingedeeld bij de groep van Slitherin, de sluwe, slimme tovenaars, waar veel van de slechte tovenaars uit voort zijn gekomen, onder andere Voldemort zelf. De basis van Harry’s identiteit begint te wankelen. Het wordt nog erger door de nare Draco, die hem nog verder onderuit haalt.
En dan zijn er de Dementors. Mensen die een depressie hebben meegemaakt zeggen dat deze toverwezens daar een goed beeld van zijn. Ze geven hun slachtoffer de ‘kus van de dood’ en zuigen zijn ziel weg. Het slachtoffer wordt willoos, ziet het leven als grijs en betekenisloos en verliest uiteindelijk zichzelf. En ze verzamelen zich rond Harry, misschien juist omdat hij zo worstelt met zijn identiteit. Volgens mij komt depressie ook vaak voort uit een losse greep op de eigen identiteit. Het gevoel van betekenisloosheid, niet weten wie je bent en wat je wilt is heel verlammend. En Harry ziet deze kloof onder zich opengaan. Hij moet ontdekken wie hij is, wat voor iemand hij is, of hij zal zichzelf verliezen. Hij kan de dementors pas verslaan als hij leert een ‘Patronum’ op te roepen - een lichtende verschijning gebaseerd op een blije herinnering, die de depressie kan verjagen. Deze ‘Patronum’ is voor iedereen iets anders, en drukt iets uit van wie iemand is. Het lukt Harry echter aanvankelijk niet. Hij heeft geen blije herinneringen die de basis kunnen zijn van zijn identiteit. Zijn zoektocht wordt wanhopig.
Ondertussen zijn er verschillende karakters in de film die verschillende benaderingen van de eigen identiteit illustreren. Wat bepaalt of ze goede of slechte mensen/individuen zijn? Om te beginnen de hippogrief Buckbeak, een combinatie van paard en roofvogel. De irritante Draco Malfidus houdt zich niet aan de instructies van leraar Hagrid, en het dier haalt naar hem uit. De gewonde Draco laat het er niet bij, en het komt tot een rechtszaak. Uiteindelijk moet Buckbeak ter dood worden gebracht. Maar was hij aansprakelijk? Het dier reageerde instinctief. Het had niet de bedoeling Draco kwaad te doen. Eigenlijk was Draco de schuldige, maar toch wordt Buckbeak veroordeeld, als was hij kwaadaardig, als was dat zijn identiteit. Het idee hier lijkt te zijn dat je ook als je iets schadelijks doet, maar je doet het niet bewust, niet verantwoordelijk, het niet je identiteit bepaalt. Iets is pas een kwaadaardige daad, als de dader kwaadaardig is. Omdat Buckbeak een dier is, kan hij niet kwaadaardig zijn.
Vervolgens zien we Sirius Zwart, de meest gevaarlijke moordenaar die ooit in Azkaban heeft vastgezeten. Hij is heel slecht, denken we als kijker. Hij komt uit een familie van boze tovenaars, uit de traditie van Slitherin, en was een volgeling van Voldemort. Iedereen ziet hem ook als gevaarlijk en een moordenaar (zoals mensen ook de hippogrief Buckbeak als slecht en kwaadaardig zien. Geen wonder dat ze uiteindelijk samen eindigen!). Maar in de film blijkt dat hij geen slecht mens is. Hij offert zich op voor een vriend. Hij probeert anderen te redden. Zijn identiteit is dus niet wat mensen van hem konden zien (een gevangene van Azkaban), maar ligt in zijn keuzes verborgen. Omdat hij ervoor kiest zich op te offeren, goede dingen te doen, weten we dat hij een goed mens is. Hij is zo trouw als een hond. Dat is zijn identiteit.
Dan is er Remus Lupin, de nieuwe leraar Verdediging tegen de Donkere Kunsten. Hij is (Ja, dit is een spoiler, maar het boek is al meer dan een decennium oud, dus je weet waarschijnlijk toch al hoe het verhaal gaat) een weerwolf. Dat betekent dat hij elke keer bij volle maan verandert in een monster. Een monster dat andere mensen en dieren doodt. Ook zijn vrienden. Door mensen die hem niet kennen, wordt Remus daarom gewantrouwd. Als de ouders van leerlingen ontdekken dat een van de docenten een weerwolf is, halen ze hun kinderen van school af. Maar de film maakt duidelijk onderscheid tussen tovenaars die zichzelf uit eigen keuze in dieren kunnen veranderen, zogenaamde wisselaars, en mensen als Remus die tegen hun eigen zin in veranderen in dieren, ook al verzetten ze zich er met al hun macht tegen. Interessant genoeg weten we van een van de gedaantewisselaars dat deze een slecht mens is, terwijl we van Remus weten dat hij ten diepste een goed mens is. De momenten dat hij in staat is te kiezen, maakt hij goede keuzes, offert hij zich op voor anderen. Dat hij een keer per maand tegen zijn wil in verandert in een monster verandert daar niets aan, het verandert niets aan zijn identiteit.
De laatste is Peter Pettigrew. Hij bracht jaren door in de vorm van een rat, het huisdier van Harry’s vriend Ron. ‘Was ik niet een trouw huisdier?’, klaagt hij. ‘Heb ik me niet altijd goed gedragen?’ Hij was braaf, leek vriendelijk. Maar hij is degene die de ouders van Harry verraadde aan heer Voldemort, en verantwoordelijk was voor hun dood. En die bewuste keuze om mensen te verraden, laat ons zien dat hij in zijn identiteit een slecht mens is. Ook al gedroeg hij zich aan de buitenkant (in de vorm van een tamme rat) misschien vriendelijk naar Ron (hoewel hij Ron ook een keer beet), zijn keuzes laten zien wie hij werkelijk is. Hij is ook figuurlijk een rat.
Het verband tussen deze drie is duidelijk: ze waren deel van de ‘Marauders’ - een gezelschap van vier vrienden, die allerlei kattenkwaad uithaalden. Die ook nog eens alle vier konden veranderen, al was het bij een van hen onvrijwillig. Dit suggereert nog eens verder de thematische connectie tussen hen. De vierde van het gezelschap was James Potter, de vader van Harry. Als Harry met Remus Lupin praat en vertelt dat hij niets weet over zijn ouders, vertelt Remus hem dat zijn vader een goed mens was, die opkwam voor zijn vrienden, die hem nooit liet vallen, ook niet toen openbaar werd dat hij weerwolf was. Zijn identiteit was goed. Als een hert, een edel dier. En Remus ziet die identiteit ook terug in Harry. Hij is een kind van zijn vader, zegt hij.
Maar Harry kan dat niet goed geloven. Hij heeft zijn vader nooit gekend, hoe kan hij accepteren dat hij dezelfde identiteit heeft als hij? Tot hij in het slot van de film ziet hoe de dementors zich op Sirius Zwart storten, de man die hij tot kort tevoren kende als de moordenaar van zijn ouders. Hij denkt dat zijn vader hem zal komen redden, maar dat gebeurt niet. Uiteindelijk moet hij zelf in actie komen. Hij doet het enige wat hij kan en roept een Patronus op. Het lichtende beeld dat verschijnt is een hert. Uit de boeken weten we dat dit het beeld was van zijn vader! Het is pas op het moment dat Harry zich gedraagt als zijn eigen vader, dat hij weet dat hij de identiteit heeft van zijn vader. Maar hij kon zich niet gedragen als zijn vader, als Remus hem niet had verzekerd dat dit zijn identiteit was. Dat hij ook een hert was, zo edel en moedig.
De Patronus is ook nog eens fel en krachtig genoeg om een leger van Dementors te verslaan, terwijl het Harry eerder nog niet eens was gelukt er een weg te jagen. Juist toen hij niet bezig was met de vraag wat zijn identiteit was, of het hem wel zou lukken een Patronus op te roepen, maar toen hij alleen bezig was met het lot van een ander, kwam zijn ware zelf naar buiten. Een zelf dat leek op zijn vader. Dit is een krachtig moment in de film, dat voor mij diep resoneert. Ik denk zelfs dat hier een bepaalde sacramentele kracht in zit. In dit moment waar licht overwint over duisternis werd iets zichtbaar van de diepere realiteit onder het Harry Potter-universum.
De dementors zijn verjaagd, en Harry heeft zijn identiteit teruggevonden. Hij weet nu wie hij is. Hij heeft ook een pleegouder: Sirius wil zich over hem ontfermen. Hij is eindelijk vrij. We zien daarom in dit deel van de film geen weerspiegelingen meer. Welke les kunnen we hier nu als christenen uit leren? Die uit 1 Johannes: ‘Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (4:19). Onze identiteit is die van geliefde kinderen van God, en dat is de werkelijkheid die zichtbaar wordt als wij zelf anderen liefhebben. En op geen andere manier.