maandag 5 augustus 2013

Gedicht: Sprookjesbos

Sprookjesbos

Licht uitgegoten over de struiken
Blauwe lucht. Achter de bladeren
met klimop begroeide torens.
Het suizen van een zachte koelte
bij het water. Witte lelies.
We zijn allemaal verdwaald,
met grote ogen. Zien kobolden
naast ridders lopen. Een soldaat
praat met een gentleman.
Elfjes dansen op de harpmuziek
met dwergen, indianen, superhelden
zonder onderscheid. De klemmen
van de wereld zijn vergeten. Distels
zijn verdord. Het vijgenblad is weg
en ieder toont zijn ware aard,
is meer zichzelf, hoewel verkleed.
En ik zie in de schoonheid buiten
de wereld van mijn hart weerspiegeld
lach met overgave, eet en drink
van goede spijs en godendrank.
Mijn ziel raakt vol, maar houdt niet vast.
Ik hoef mezelf niet te beschermen,
ik ben uniek maar niet alleen, leef,
deel uit mijn hart zonder te verdrogen.
Het is genoeg dat ik er ben, denk niet
aan morgen, toch vliegt de tijd.
Ik moet de hof een keer verlaten
me vermommen door normaal te zijn.
We zijn verloren wat ons mensen maakte
hebben genot geruild voor plastic kralen
spiegels die maar één beeld tonen,
grijs beton en plichtsbesef. De honger
van ons hart wordt slechts nog gevuld
door spel, door doen alsof.
Maar het is echter dan we denken.
De sprookjes zijn waar.

Castlefest, 3 en 4 augustus 2013