Geworteld en gegrondvest
Ik ben geen zaailing meer
maar een boom geworden.
Mijn takken zijn gebogen door de wind,
hun vorm staat vast, mijn stam
kan alleen nog breder groeien.
Ik ben niet van mijn plek te krijgen
tot ik val. Dit is wie ik ben:
geen ceder van de libanon,
mijn schors is gebarsten. Afgebroken
takken na de storm, bliksemlittekens
maken mij uniek.
Ik hoef niet te bewijzen
dat ik naast anderen mag staan.
De strijd is voorbij, ik zie de zon.
Mijn wortels steken in de volle grond,
en drinken koele sappen in.
Ik kan het slechts ontvangen.
Draag ik vrucht, het is niets anders
dan wat bij me past. Ik rust,
bied schaduw in de zomer, in winters weer
een schuilplaats voor voorbijgangers.
Het is genoeg.
Ik ben geen zaailing meer
maar een boom geworden.
Mijn takken zijn gebogen door de wind,
hun vorm staat vast, mijn stam
kan alleen nog breder groeien.
Ik ben niet van mijn plek te krijgen
tot ik val. Dit is wie ik ben:
geen ceder van de libanon,
mijn schors is gebarsten. Afgebroken
takken na de storm, bliksemlittekens
maken mij uniek.
Ik hoef niet te bewijzen
dat ik naast anderen mag staan.
De strijd is voorbij, ik zie de zon.
Mijn wortels steken in de volle grond,
en drinken koele sappen in.
Ik kan het slechts ontvangen.
Draag ik vrucht, het is niets anders
dan wat bij me past. Ik rust,
bied schaduw in de zomer, in winters weer
een schuilplaats voor voorbijgangers.
Het is genoeg.