Een van de aanleidingen voor mij om deze serie artikelen te schrijven, was het boek Wij zijn ons brein van professor Dick Swaab. Hij geeft een mooie weergave van de huidige stand van het hersenonderzoek, dat laat zien hoe onze keuzes voortkomen uit onze identiteit, zoals die in fysieke vorm is vastgelegd in vooral onze voorste hersenkwabben. Maar hij interpreteert deze onderzoeksresultaten (waar weinig tegen in te brengen is) vanuit een atheïstisch oogpunt. Dat is echter niet de enige manier om naar de gegevens te kijken. Maar ook wie uitgaat van een niet materialistisch wereldbeeld, wie gelooft dat er ‘meer is tussen hemel en aarde’, kan de resultaten van het onderzoek niet zomaar naast zich neerleggen. Ze moeten worden opgenomen in het denken van de gelovige. Een van de belangrijke onderwerpen om over na te denken is de vraag hoe mensen kunnen veranderen. Want dat verandering nodig is, daarover zijn zowel professor Swaab als de christenen het eens. Wij zijn ons brein beschrijft namelijk veel niet wenselijke uitingen van het gedrag van mensen: van pedofilie, tot volkerenmoord, van religieuze wanen tot een geneigdheid tot misdaad. Omdat Swaab de mens eigenlijk ziet als een ingewikkelde machine, met het bewustzijn als onbedoeld bijproduct, is zijn enige oplossing om de machinerie te veranderen. Chemische middelen of magnetische of elektrische stimulatie - door in te grijpen in de hersenen kunnen het gedrag en neigingen van mensen worden veranderd (volgens de maatstaven van de wetenschappers, want die zijn het kennelijk die moeten vaststellen wat ‘goed’ of ‘normaal’ is als er geen objectieve basis is voor moraal - C.S. Lewis had het hier al over in De Afschaffing van de Mens, maar dat ter zijde). De manier om de keuzes van een mens te veranderen, is volgens Swaab om zijn identiteit te veranderen.
Daar tegenover staat de gedachte van veel evangelische kerken dat mensen zelf kunnen kiezen te veranderen. Sommige christenen geloven dat mensen er zelfs voor kunnen kiezen hun seksuele voorkeur te veranderen. De ‘vrije wil’ staat centraal. Voor veel christenen begint daar het geloof mee: met een keuze. Daar richten hun evangelisatie-inspanningen zich ook op: het gaat erom dat mensen een beslissing nemen voor of tegen God. Dat kan een keuze zijn op basis van rationele informatie -leerstellingen, vier geestelijke wetten, bewijs van Jezus’ opstanding- overgedragen in de vorm van een toespraak of een foldertje. Als mensen de juiste kennis hebben, zullen ze keuzes maken die daarmee overeenstemmen. Dus praten we als brugman, voeren eindeloze discussies op internetfora, en bombarderen mensen met TV- en radio-uitzendingen. Maar uiteindelijk raakt niemand overtuigd. Of beter gezegd: niemand laat zich overtuigen. Want hun identiteit, hun verlangen is niet veranderd. Alleen dreiging met straf, of beloven van beloning kan sommige mensen over de streep trekken, maar is de keuze dan werkelijk oprecht?
Anderen willen mensen tot een beslissing voor Jezus brengen op basis van een bepaald gevoel, het verdriet van een overtuiging van zonde of de euforie van een aanbiddingsbijeenkomst. We moeten in de evangelieverkondiging zorgen dat mensen zich ‘aangesproken’ voelen door onze boodschap (of vaker: door onze muziek), dan kiezen ze er in het moment van de oproep wel voor om bij ons te horen. Maar als mensen dat doen, is dat omdat het gevoel dat ze ervaren aansluit bij het verlangen dat ze toch al hebben. Er zijn mensen die zich graag euforisch voelen en er zijn mensen die zich graag schuldig voelen (ik kan het weten, ik was er een van). En als het gevoel verdwijnt, moeten ze dus noodgedwongen meer ervaringen zoeken (charismatische bijeenkomsten of veroordelende prediking) om hun verlangen te bevredigen. Ook het opwekken van een bepaald gevoel verandert niet iemands identiteit.
De hele evangelische retoriek van het ‘kiezen voor God’ en ‘je hart aan Jezus geven’ - het aandringen op een beslissing ‘nu, want anders is het te laat’ - doet meer kwaad dan goed. Achter deze denkwijze schuilt een verwrongen beeld van wat het betekent te geloven, waar ik in mijn eerste artikel in deze serie ook al over schreef. Er wordt hierbij namelijk voorbijgegaan aan onze identiteit, dat wil zeggen onze verlangens. En daar zit nu juist de wortel van onze agressie, onze verslaving, onze zelfzucht, onze onvrijheid. Richard Beck zegt het zo in zijn stuk op Experimental Theology: “With our affections broken our choices are broken. If our affections are disordered there is no way we can "chose our way" toward God. Something deep within us is confused and disoriented. We want the wrong things.”
Dit is nu precies de boodschap van de bijbel. In de bijbel gaat het niet om de buitenkant, maar om de binnenkant, de verlangens in het hart. Lees wat Jezus zegt tegen de Farizeeen in Mattheus 23: “Huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.” Op hun gedragingen, hun keuzes, was niets aan te merken, maar hun verlangens waren op zichzelf gekeerd. In hun identiteit waren ze zelfzuchtig, trots, en vervuld met haat. Ze dachten wel een beloning verdiend te hebben omdat ze zich aan alle regels hielden, maar God had een afkeer van wat er in hun hart te vinden was. Dat was al zo in de tijd van het Oude Testament, waar God zegt: “Dit volk praat mij naar de mond, dient mij slechts met de lippen, terwijl hun hart ver bij mij vandaan is; hun ontzag voor mij is louter plicht, slechts aangeleerd en door mensen opgelegd.” (Jesaja 29:13) Het gaat God niet om gehoorzaamheid op zichzelf - dat is iets aan de buitenkant - het gaat God om ons hart, om de binnenkant. Dat thema herhaalt zich in de bergrede in Mattheus 5 en verder. Kijk naar de zaligsprekingen. De kenmerken van mensen die Jezus gelukkig prijst, zijn geen goede gedragingen, maar eigenschappen van de personen, hun identiteit. En in het vervolg maakt Jezus duidelijk dat het niet genoeg is dat mensen geen moord plegen en niet overspelig zijn. Het gaat hem erom dat ze niet naar moord of overspel verlangen. Het gaat erom of ze in hun identiteit haatdragend of bezitterig zijn, of juist liefdevol. De mensen die bij het koninkrijk van God horen houden van elkaar, en ze houden zelfs van hun vijanden. Niet omdat ze bang zijn anders gestraft te worden, maar omdat het hun natuur is, hun identiteit. Ook met uiterlijk religieus vertoon is Jezus niet tevreden. Wie hardop bidt om door andere mensen als een geestelijke gigant te worden beschouwd, komt daarmee niet dichter bij God. Je kunt beter op je eigen kamer gaan zitten, waar niemand je ziet, want het gaat erom dat je verlangt om bij God te komen. God ziet het hart aan. Het gaat hem er niet om dat we als mensen zoveel verkeerde dingen doen, of weinig liefhebben. Het gaat hem erom dat we van binnen van hem gescheiden zijn. We beschouwen onszelf in ons innerlijk als zelfstandige wezens, die zelf in staat zijn te kiezen tussen goed en kwaad. Onze identiteit is er een van onafhankelijkheid van God. Maar wat van God gescheiden is, is in geestelijk opzicht dood. En iets doods kan geen leven voortbrengen, maar alleen maar meer dood. Dus kan de bijbel zeggen: “Wat de mond uitgaat, komt uit het hart, en dat maakt de mens onrein. Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.“ (Mattheus 15:18,19) Die keuzes, hoe slecht ook, zijn in zichzelf niet het probleem. Het probleem is het hart, het verlangen waar ze uit voortkomen.
Daarom was de wet uiteindelijk geen effectief middel om mensen te veranderen. De wet kon alleen maar leiden tot gedragsverandering, maar deed niets aan de bron waar het gedrag uit voortkwam. De regels wekten alleen maar meer begeerte op, stelt Paulus. Dus kwam Jezus niet om een nieuwe wet te geven. De bergrede is geen nieuwe leefregel, waar mensen voor moeten kiezen. “If God wants us to turn toward the Kingdom, he can't just abandon us to our choices”, aldus Richard Beck. “Our desires and affections have to change before our choices begin to move. A lack of coercion is not what sets us free. What sets us free is having our affections healed.” Jezus kwam om mensen te genezen van hun ziekte, om ze levend te maken uit de dood, om ze een nieuwe identiteit te geven, een nieuw hart, met nieuwe verlangens, zodat ze elkaar zouden liefhebben, niet omdat ze dat opgelegd kregen, maar omdat ze dat wilden.
In Johannes 3 spreekt Jezus erover dat mensen opnieuw geboren moeten worden. Ze moeten een nieuwe identiteit krijgen, met daarbij horend nieuwe verlangens. Geen wonder dat zijn gesprekspartner er niets van begreep. Nicodemus was een farizeeër, en hij had vanuit zijn religieuze positie geleerd om over verandering te denken in termen van het navolgen van regels. Voor hem was goed gedrag iets waar je zelf voor kan kiezen. Maar een geboorte is niet iets waar je voor kunt kiezen. Het overkomt je. ‘Does not compute ...’, moet Nicodemus hebben gedacht. Maar Jezus was serieus: als een mens niet in het diepst van zijn wezen wordt veranderd, kan hij het koninkrijk van God niet binnengaan. ”Niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.” Dat wil zeggen: als een mens niet wordt veranderd, kan hij niet voor God kiezen.
Valt het jullie op hoe anders dat is dan wat er in de kerk geleerd wordt? De meeste christenen geloven dat de wedergeboorte volgt op het kiezen voor God. Je moet eerst naar voren gaan en het zondaarsgebed bidden, dan wordt je opnieuw geboren. Maar het is juist andersom: de wedergeboorte is niet het gevolg van de keuze, de keuze voor God is het gevolg van de wedergeboorte. De mensen die voor God kiezen zijn de mensen die al een nieuwe identiteit gekregen hebben, die al zijn veranderd. De bekende bekering van C.S. Lewis was ook niet een op zichzelf staande beslissing. Wat eerst gebeurde, volgens Lewis, was de ‘doop van zijn verbeelding’. Zijn beeldenwereld veranderde, wat betekent dat zijn verlangens veranderden. Vervolgens overtuigden Tolkien en Dyson hem ervan dat het verhaal van Jezus nu juist het verhaal was dat paste bij zijn vernieuwde beeldenwereld, dat dit was waar hij naar verlangde, en hij accepteerde de waarheid ervan.
Ik verwijs graag naar het verhaal van Zaccheus. Zijn keuze om de helft van zijn bezit aan de armen te geven, en terug te betalen wat hij van mensen geroofd had, was niet iets waar Jezus hem toe had gedwongen, zelfs niet iets wat Jezus hem had gesuggereerd. Het was iets dat Zaccheus zelf besloot te doen, omdat hij zichzelf niet meer zag als een belastingontvanger die alleen maar leefde om zichzelf rijker te maken, maar als iemand die door God geliefd was en hoorde bij het koninkrijk. Zijn identiteit was veranderd. Dat was wat Jezus had gezegd: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham‘ (Lucas 19:9). Dit was waar, ook al had hij niet de helft van zijn bezit verkocht. De keuze komt voort uit de nieuwe identiteit, niet andersom.
Een ander voorbeeld is Paulus, waar hij zegt: ‘Wat ons drijft is de liefde van Christus’ (2 Korinthe 5:14)). Dat betekent niet dat Paulus zijn vrijheid was kwijtgeraakt en zijn keuzes nu door een macht buiten hem werden bepaald. Maar door wat hij van de liefde van Jezus had geleerd en ervaren was zijn eigen diepste verlangen veranderd. Hij zegt elders zelfs dat hij een nieuw mens was geworden. Zijn identiteit was veranderd. En hij verlangde nu hetzelfde wat de liefde van Christus verlangde. Dus voelde hij zich niet vrij tot hij handelde in overeenstemming met dat verlangen. Zijn handelen kwam voort uit zijn nieuwe identiteit. Als onze verlangens veranderd zijn, komt het goede gedrag dus als vanzelf daaruit voort. Het leven van het koninkrijk borrelt uit ons op, als water uit een bron. Wie boven alles het koninkrijk van God zoekt, en de rechtvaardige manier van leven die daarbij hoort, zal ook alles krijgen dat daarbij hoort. Daarom dat Jezus zijn discipelen zegt: ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan’ (Mattheus 7:7). Het leven in het koninkrijk is al van start gegaan, zodra je ernaar begon te verlangen!
Wat Jezus deed tijdens zijn leven op Aarde (en daarna, tot nu toe) was dus niet het oproepen van mensen om een keuze te maken. Hij verschafte ze geen informatie, en speelde ook niet op hun gevoelens om ze een beslissing te laten nemen. Nee, hij deed zijn publiek op een andere manier naar zichzelf kijken en naar hun naasten, hij liet de mensen zien wat schoonheid, liefde en gerechtigheid zijn, zodat ze daarnaar konden gaan verlangen. Hij schiep door zijn woorden en daden een omgeving waarin de identiteit van zijn toehoorders kon veranderen. Hij vertelde hun het verhaal van God waar ze al vanaf het begin van de tijd deel van uitmaakten. Hij opende hun ogen, en opende hun oren, zowel figuurlijk als letterlijk (Jezus’ wonderen waren er net zo goed deel van, als zijn woorden), voor de waarheid. De waarheid deed vervolgens haar werk in hen, en veranderde hun verlangens, hun identiteit. En pas daarna kwamen de keuzes. Zoals een Zaccheus, zoals een Paulus, begonnen ze nu de beslissingen te nemen die hoorden bij een burger van het koninkrijk, bij een kind van God, bij een nieuwe mens. Niet omdat ze daartoe werden gedwongen, maar omdat die keuzes overeenkwamen met hun verlangens. Ze deden het uit vrije wil. Ze waren vrij.
In het volgende deel van deze serie wil ik dieper ingaan op wat volgens mij het verhaal is dat Jezus kwam brengen. Want ik geloof dat dit verhaal ook ons vrij kan maken.
Daar tegenover staat de gedachte van veel evangelische kerken dat mensen zelf kunnen kiezen te veranderen. Sommige christenen geloven dat mensen er zelfs voor kunnen kiezen hun seksuele voorkeur te veranderen. De ‘vrije wil’ staat centraal. Voor veel christenen begint daar het geloof mee: met een keuze. Daar richten hun evangelisatie-inspanningen zich ook op: het gaat erom dat mensen een beslissing nemen voor of tegen God. Dat kan een keuze zijn op basis van rationele informatie -leerstellingen, vier geestelijke wetten, bewijs van Jezus’ opstanding- overgedragen in de vorm van een toespraak of een foldertje. Als mensen de juiste kennis hebben, zullen ze keuzes maken die daarmee overeenstemmen. Dus praten we als brugman, voeren eindeloze discussies op internetfora, en bombarderen mensen met TV- en radio-uitzendingen. Maar uiteindelijk raakt niemand overtuigd. Of beter gezegd: niemand laat zich overtuigen. Want hun identiteit, hun verlangen is niet veranderd. Alleen dreiging met straf, of beloven van beloning kan sommige mensen over de streep trekken, maar is de keuze dan werkelijk oprecht?
Anderen willen mensen tot een beslissing voor Jezus brengen op basis van een bepaald gevoel, het verdriet van een overtuiging van zonde of de euforie van een aanbiddingsbijeenkomst. We moeten in de evangelieverkondiging zorgen dat mensen zich ‘aangesproken’ voelen door onze boodschap (of vaker: door onze muziek), dan kiezen ze er in het moment van de oproep wel voor om bij ons te horen. Maar als mensen dat doen, is dat omdat het gevoel dat ze ervaren aansluit bij het verlangen dat ze toch al hebben. Er zijn mensen die zich graag euforisch voelen en er zijn mensen die zich graag schuldig voelen (ik kan het weten, ik was er een van). En als het gevoel verdwijnt, moeten ze dus noodgedwongen meer ervaringen zoeken (charismatische bijeenkomsten of veroordelende prediking) om hun verlangen te bevredigen. Ook het opwekken van een bepaald gevoel verandert niet iemands identiteit.
De hele evangelische retoriek van het ‘kiezen voor God’ en ‘je hart aan Jezus geven’ - het aandringen op een beslissing ‘nu, want anders is het te laat’ - doet meer kwaad dan goed. Achter deze denkwijze schuilt een verwrongen beeld van wat het betekent te geloven, waar ik in mijn eerste artikel in deze serie ook al over schreef. Er wordt hierbij namelijk voorbijgegaan aan onze identiteit, dat wil zeggen onze verlangens. En daar zit nu juist de wortel van onze agressie, onze verslaving, onze zelfzucht, onze onvrijheid. Richard Beck zegt het zo in zijn stuk op Experimental Theology: “With our affections broken our choices are broken. If our affections are disordered there is no way we can "chose our way" toward God. Something deep within us is confused and disoriented. We want the wrong things.”
Dit is nu precies de boodschap van de bijbel. In de bijbel gaat het niet om de buitenkant, maar om de binnenkant, de verlangens in het hart. Lees wat Jezus zegt tegen de Farizeeen in Mattheus 23: “Huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.” Op hun gedragingen, hun keuzes, was niets aan te merken, maar hun verlangens waren op zichzelf gekeerd. In hun identiteit waren ze zelfzuchtig, trots, en vervuld met haat. Ze dachten wel een beloning verdiend te hebben omdat ze zich aan alle regels hielden, maar God had een afkeer van wat er in hun hart te vinden was. Dat was al zo in de tijd van het Oude Testament, waar God zegt: “Dit volk praat mij naar de mond, dient mij slechts met de lippen, terwijl hun hart ver bij mij vandaan is; hun ontzag voor mij is louter plicht, slechts aangeleerd en door mensen opgelegd.” (Jesaja 29:13) Het gaat God niet om gehoorzaamheid op zichzelf - dat is iets aan de buitenkant - het gaat God om ons hart, om de binnenkant. Dat thema herhaalt zich in de bergrede in Mattheus 5 en verder. Kijk naar de zaligsprekingen. De kenmerken van mensen die Jezus gelukkig prijst, zijn geen goede gedragingen, maar eigenschappen van de personen, hun identiteit. En in het vervolg maakt Jezus duidelijk dat het niet genoeg is dat mensen geen moord plegen en niet overspelig zijn. Het gaat hem erom dat ze niet naar moord of overspel verlangen. Het gaat erom of ze in hun identiteit haatdragend of bezitterig zijn, of juist liefdevol. De mensen die bij het koninkrijk van God horen houden van elkaar, en ze houden zelfs van hun vijanden. Niet omdat ze bang zijn anders gestraft te worden, maar omdat het hun natuur is, hun identiteit. Ook met uiterlijk religieus vertoon is Jezus niet tevreden. Wie hardop bidt om door andere mensen als een geestelijke gigant te worden beschouwd, komt daarmee niet dichter bij God. Je kunt beter op je eigen kamer gaan zitten, waar niemand je ziet, want het gaat erom dat je verlangt om bij God te komen. God ziet het hart aan. Het gaat hem er niet om dat we als mensen zoveel verkeerde dingen doen, of weinig liefhebben. Het gaat hem erom dat we van binnen van hem gescheiden zijn. We beschouwen onszelf in ons innerlijk als zelfstandige wezens, die zelf in staat zijn te kiezen tussen goed en kwaad. Onze identiteit is er een van onafhankelijkheid van God. Maar wat van God gescheiden is, is in geestelijk opzicht dood. En iets doods kan geen leven voortbrengen, maar alleen maar meer dood. Dus kan de bijbel zeggen: “Wat de mond uitgaat, komt uit het hart, en dat maakt de mens onrein. Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.“ (Mattheus 15:18,19) Die keuzes, hoe slecht ook, zijn in zichzelf niet het probleem. Het probleem is het hart, het verlangen waar ze uit voortkomen.
Daarom was de wet uiteindelijk geen effectief middel om mensen te veranderen. De wet kon alleen maar leiden tot gedragsverandering, maar deed niets aan de bron waar het gedrag uit voortkwam. De regels wekten alleen maar meer begeerte op, stelt Paulus. Dus kwam Jezus niet om een nieuwe wet te geven. De bergrede is geen nieuwe leefregel, waar mensen voor moeten kiezen. “If God wants us to turn toward the Kingdom, he can't just abandon us to our choices”, aldus Richard Beck. “Our desires and affections have to change before our choices begin to move. A lack of coercion is not what sets us free. What sets us free is having our affections healed.” Jezus kwam om mensen te genezen van hun ziekte, om ze levend te maken uit de dood, om ze een nieuwe identiteit te geven, een nieuw hart, met nieuwe verlangens, zodat ze elkaar zouden liefhebben, niet omdat ze dat opgelegd kregen, maar omdat ze dat wilden.
In Johannes 3 spreekt Jezus erover dat mensen opnieuw geboren moeten worden. Ze moeten een nieuwe identiteit krijgen, met daarbij horend nieuwe verlangens. Geen wonder dat zijn gesprekspartner er niets van begreep. Nicodemus was een farizeeër, en hij had vanuit zijn religieuze positie geleerd om over verandering te denken in termen van het navolgen van regels. Voor hem was goed gedrag iets waar je zelf voor kan kiezen. Maar een geboorte is niet iets waar je voor kunt kiezen. Het overkomt je. ‘Does not compute ...’, moet Nicodemus hebben gedacht. Maar Jezus was serieus: als een mens niet in het diepst van zijn wezen wordt veranderd, kan hij het koninkrijk van God niet binnengaan. ”Niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.” Dat wil zeggen: als een mens niet wordt veranderd, kan hij niet voor God kiezen.
Valt het jullie op hoe anders dat is dan wat er in de kerk geleerd wordt? De meeste christenen geloven dat de wedergeboorte volgt op het kiezen voor God. Je moet eerst naar voren gaan en het zondaarsgebed bidden, dan wordt je opnieuw geboren. Maar het is juist andersom: de wedergeboorte is niet het gevolg van de keuze, de keuze voor God is het gevolg van de wedergeboorte. De mensen die voor God kiezen zijn de mensen die al een nieuwe identiteit gekregen hebben, die al zijn veranderd. De bekende bekering van C.S. Lewis was ook niet een op zichzelf staande beslissing. Wat eerst gebeurde, volgens Lewis, was de ‘doop van zijn verbeelding’. Zijn beeldenwereld veranderde, wat betekent dat zijn verlangens veranderden. Vervolgens overtuigden Tolkien en Dyson hem ervan dat het verhaal van Jezus nu juist het verhaal was dat paste bij zijn vernieuwde beeldenwereld, dat dit was waar hij naar verlangde, en hij accepteerde de waarheid ervan.
Ik verwijs graag naar het verhaal van Zaccheus. Zijn keuze om de helft van zijn bezit aan de armen te geven, en terug te betalen wat hij van mensen geroofd had, was niet iets waar Jezus hem toe had gedwongen, zelfs niet iets wat Jezus hem had gesuggereerd. Het was iets dat Zaccheus zelf besloot te doen, omdat hij zichzelf niet meer zag als een belastingontvanger die alleen maar leefde om zichzelf rijker te maken, maar als iemand die door God geliefd was en hoorde bij het koninkrijk. Zijn identiteit was veranderd. Dat was wat Jezus had gezegd: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham‘ (Lucas 19:9). Dit was waar, ook al had hij niet de helft van zijn bezit verkocht. De keuze komt voort uit de nieuwe identiteit, niet andersom.
Een ander voorbeeld is Paulus, waar hij zegt: ‘Wat ons drijft is de liefde van Christus’ (2 Korinthe 5:14)). Dat betekent niet dat Paulus zijn vrijheid was kwijtgeraakt en zijn keuzes nu door een macht buiten hem werden bepaald. Maar door wat hij van de liefde van Jezus had geleerd en ervaren was zijn eigen diepste verlangen veranderd. Hij zegt elders zelfs dat hij een nieuw mens was geworden. Zijn identiteit was veranderd. En hij verlangde nu hetzelfde wat de liefde van Christus verlangde. Dus voelde hij zich niet vrij tot hij handelde in overeenstemming met dat verlangen. Zijn handelen kwam voort uit zijn nieuwe identiteit. Als onze verlangens veranderd zijn, komt het goede gedrag dus als vanzelf daaruit voort. Het leven van het koninkrijk borrelt uit ons op, als water uit een bron. Wie boven alles het koninkrijk van God zoekt, en de rechtvaardige manier van leven die daarbij hoort, zal ook alles krijgen dat daarbij hoort. Daarom dat Jezus zijn discipelen zegt: ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan’ (Mattheus 7:7). Het leven in het koninkrijk is al van start gegaan, zodra je ernaar begon te verlangen!
Wat Jezus deed tijdens zijn leven op Aarde (en daarna, tot nu toe) was dus niet het oproepen van mensen om een keuze te maken. Hij verschafte ze geen informatie, en speelde ook niet op hun gevoelens om ze een beslissing te laten nemen. Nee, hij deed zijn publiek op een andere manier naar zichzelf kijken en naar hun naasten, hij liet de mensen zien wat schoonheid, liefde en gerechtigheid zijn, zodat ze daarnaar konden gaan verlangen. Hij schiep door zijn woorden en daden een omgeving waarin de identiteit van zijn toehoorders kon veranderen. Hij vertelde hun het verhaal van God waar ze al vanaf het begin van de tijd deel van uitmaakten. Hij opende hun ogen, en opende hun oren, zowel figuurlijk als letterlijk (Jezus’ wonderen waren er net zo goed deel van, als zijn woorden), voor de waarheid. De waarheid deed vervolgens haar werk in hen, en veranderde hun verlangens, hun identiteit. En pas daarna kwamen de keuzes. Zoals een Zaccheus, zoals een Paulus, begonnen ze nu de beslissingen te nemen die hoorden bij een burger van het koninkrijk, bij een kind van God, bij een nieuwe mens. Niet omdat ze daartoe werden gedwongen, maar omdat die keuzes overeenkwamen met hun verlangens. Ze deden het uit vrije wil. Ze waren vrij.
In het volgende deel van deze serie wil ik dieper ingaan op wat volgens mij het verhaal is dat Jezus kwam brengen. Want ik geloof dat dit verhaal ook ons vrij kan maken.