Ik had geen spijt van mijn aanschaf van Disappointed with God, al had ik gehoopt dat de auteur, Frank Schaeffer, iets dieper op de theorie achter zijn ideeen was ingegaan. Hij is duidelijk een minder systematisch denker, en minder georganiseerd schrijver dan zijn vader. Hij probeert meer met citaten en herinneringen een sfeer op te roepen dan dat hij een overtuigend betoog houdt. Maar hij schrijft naar mijn mening wel beter dan de andere Schaeffer. Het is duidelijk dat hij ervaring heeft als romanschrijver. De autobiografische passages zijn sterk beeldend, en komen realistisch over.
In het eerste deel van het boek richt Schaeffer zijn blik op de de nieuwe atheïsten. Dawkins, Hitchens en Dennet worden geciteerd - en op een humoristisch kritische manier laat de schrijver zien waar deze nogal luidruchtige wetenschappers en filosofen zelf doen wat ze bekritiseren bij gelovigen, waar ze niet zien hoe ze de waarde van mensen totaal vernietigen en hoe ze stellig zijn waar hun uitspraken niet te onderbouwen zijn. Maar Schaeffer is minstens net zo scherp tegen de evangelische fundamentalisten. Megavoorganger Rick Warren krijgt er van langs en met hem de ‘celebrity’-cultuur uit de kerk, en de Laatste Bazuin-serie: boeken over de eindtijd, die duidelijk een afkeer van andersdenkenden en andersgelovigen illustreren. Bij beide groepen merkt Schaeffer op dat ze gebaseerd zijn op een volledige overtuiging van het eigen gelijk. Maar dat is een valse zekerheid.
In het tweede deel van het boek zoekt Schaeffer naar een weg die beiden overstijgt. Hij wijst erop dat er in de geschriften van de oude kerkvaders (die in de Oosters Orthodoxe kerk nog steeds worden bestudeerd) een andere vorm van christelijk geloof te vinden is dan de ‘wie het niet met ons eens is gaat naar de hel’-variant. Het is een theologie die in de westerse kerk, vooral van de protestantse en evangelische tak bijkans vergeten lijkt. Deze kerkvaders betoogden dat mensen God niet in beschrijvingen kunnen vangen. Dat wil zeggen: we kunnen niet van God uitspreken wat of hoe hij IS. Gods wezen is daarvoor nu eenmaal te groot. Wat we wel van God kunnen zeggen is wat en hoe hij NIET is. De term daarvoor is ‘apophatic theology’.
Het moge duidelijk zijn dat deze theologie het niet mogelijk maakt absolute zekerheid te claimen, maar meer een zoeken inhoudt naar de grenzen van de menselijke kennis. Deze theologie maakt het ook mogelijk de paradoxen te omarmen die ons bestaan als mensen kenmerken. “I think that atheism and fundamentalist religion as we know them will last barely a geological eye-blink”, schrijft Schaeffer. “Just a few hundred or a few thousand years more. Then we will begin to understand that we are spiritual beings AND animals; that the universe is impersonal AND love preceded it; that we believe AND we doubt; that a particle may be in one place AND in another place at the same time; and that love is a chemical reaction AND a revelation. Above all, I hope that we will someday understand that apophatic paradox is the blessed, creative and freeing nature of reality, not a ‘problem’.”
De paradox - een (schijnbaar) onmogelijke tegenstelling - is altijd al een kenmerk geweest van de christelijke leer. Zoals de Engelse auteur Michael Green ooit zei: ‘Paradox is an essential form of truth’. Ga maar na: God die zowel een eenheid is als een gemeenschap. Jezus die zowel God is als mens. De mens is niet alleen zowel geest als lichaam, maar ook zowel een heilige is als een zondaar. Het Koninkrijk van God is er, maar nog niet. In de kerkgeschiedenis zijn mensen die een van deze uitersten claimden en de andere kant van de paradox verwierpen, voor ketters uitgemaakt. Dat wil zeggen: de kerk stelt het ‘accepteren dat je iets niet kunt begrijpen’ boven een keuze voor ‘absolute zekerheid’. Dit biedt de ruimte om ook op andere gebieden (zoals die waarover Schaeffer schrijft) zowel het een als het ander te aanvaarden en niet te hoeven kiezen voor een enkel gezichtspunt. Onzekerheid hoort er in het christelijke geloof bij - al heet het dan officieel mysterie.
Volgens de kerkvaders die Schaeffer aanhaalt, is het christelijke leven dus niet een vaste positie van waaruit stellige uitspraken gedaan kunnen worden. Het is een reis, niet gebaseerd op een juiste kennis van de waarheid of het claimen van zekerheid, maar op liefde. Liefde is het dienen van de God die niet beschreven kan worden, omdat hij anders is dan wij. Want wat is liefde anders dan het toekennen van waarde en betekenis aan iets of iemand buiten jezelf? Wat is liefde anders dan je opofferen voor de ander, in plaats van hem of haar af te wijzen voor zijn of haar anders-zijn? Liefde is het omarmen van de paradox, het bijeenbrengen van tegenpolen. Liefde is bovendien niet iets theoretisch. Het is geen lijst met regels die je uit het hoofd kunt leren, of een waarheid waar je over kunt discussieren. Het is ook niet een fijn gevoel of een spirituele ervaring. Liefde is heel praktisch. Liefde wordt uitgeleefd in de rituelen van het dagelijkse bestaan. In het masseren van de voetjes van je vijf maanden oude kleindochter, in het uitzwaaien van je zoon als hij naar zijn werk gaat, in een blik naar de hemel als je aan je werk begint.
Schaeffer beschrijft het zo: “As the congregants in African American churches clap, sing or solemnly process or as new Rangers put on their hard-won tan berets for the first time at their graduation ceremony, or as mothers push a stroller through the park and wave to other mothers, we ARE liturgy. We ARE ‘faith and love drawing near’. We ARE all vowing to ‘fight on ... though I be the lone survivor’, along with those Rangers. We have love, as Maximos says, and love is God’s gift. We see this not with our eyes, but with inner eyes. It is revealed to us, not in a book, but through our experience.”
Het Grote Verhaal speelt zich af in ons dagelijkse leven, sterker nog: het Grote Verhaal IS ons dagelijkse leven. Het optrekken met andere mensen, het genieten van schoonheid, betrokkenheid bij de maatschappij: dat is geloven - geen mentale activiteit of een emotionele toestand. Schaeffer legt die verbinding in een aantal verhalen die hij vertelt over zijn jeugd, over het schoolhoofd dat een voorbeeld geeft van genade en acceptatie, en de metselaar in het kleine Zwitserse dorp die eenvoudig goed zijn werk deed, bij iedereen, en daarmee vanzelf Frank inspireerde hetzelfde te doen, zonder enige vorm van dwang.
Tegelijk is er de liturgie van de kerk. Die is niet gescheiden van het normale leven, alsof het twee verschillende werelden betreft (dat is wel hoe ik vaak de gemiddelde evangelische kerkdienst ervaar - vooral omdat het eenrichtingsverkeer is, denk ik). In de liturgie beleven gelovigen samen het Grote Verhaal - in de vorm van symbolen en rituelen. Net als bij het leven van alle dag gaat het niet om theorie of gevoel, maar om het uitleven van het Verhaal. Door het in de vorm van de liturgie samen mee te maken, wordt het Verhaal meer realiteit voor de gemeenteleden, en herkennen ze het eerder in hun leven in de wereld door de weeks. De liturgie, geestelijke vorming, gebed, liefdadigheid, het is allemaal deel van de weg die leidt naar het uiteindelijke doel van de Schepper, dat we zouden delen in zijn natuur, die niets anders is dan liefde. Niet voor niets werden de eerste christenen ‘volgers van de Weg’ genoemd.
Op sommige punten houd ik iets meer vast aan het traditionele christendom dan Frank Schaeffer. Hij gaat uit van de gedachte dat de mensheid zal evolueren naar een meer spiritueel hoogstaande vorm, die geen valse zekerheid meer zal claimen. Zo optimistisch ben ik dan weer niet - de mens zal volgens mij zonder ingrijpen van buitenaf niet van zijn religieuze neigingen afraken. Ik verwacht het daarom niet van de progressie van de mens, maar van God. Het is zijn Verhaal, niet het onze. Ik zeg nog altijd van harte ‘amen’ op de weergave van dat Verhaal in de Apostolische geloofsbelijdenis. Ik geloof dat alleen de opstanding van Jezus (niet figuurlijk, maar concreet in ruimte en tijd) werkelijke hoop geeft op verandering in mij persoonlijk en in de wereld. Als Jezus niet is opgestaan, hebben we niets om op te vertrouwen.
Desondanks zie ik overeenkomsten tussen mijn huidige beleving van het christelijke geloof en die van Schaeffer. Ik ben vooral gefascineerd door de verbinding die hij legt tussen zijn ‘hoopvolle onzekerheid’ en de uitspraken van sommige kerkvaders. Ikzelf ben me namelijk ook voorzichtig aan het oriënteren op de theologie van de Oosters Orthodoxe kerken. Het blijkt uit wat ik erover op internet lees, dat mijn gedachten over het leven als christen -zoals ik die onder andere verwoord op mijn blog- niet zo origineel zijn als ik wel eens denk: ik vind ze namelijk terug in wat ik lees over de Orthodoxe theologie. Deze tak van de kerk was alleen een paar duizend jaar eerder met het benadrukken van de drie-eenheid, de liefde van God, en redding als genezing en herstel in plaats van een juridische transactie. Gelukkig maar, want ik zou mezelf flink moeten wantrouwen als ik meende als eerste in de geschiedenis van de christenheid de waarheid te hebben gevonden.
Op de blog van Rachel Held Evans beantwoordde schrijfster Frederica Matthewes-Green onlangs meerdere vragen van lezers over de Orthodoxe kerk. Ze werd onder andere gevraagd om te beschrijven hoe mensen volgens de Orthodoxe kerk worden ‘gered’. Lees het onderstaande gedeelte dat ze gaf als antwoord op die vraag. Je zult zien dat deze visie heel anders is dan in westerse protestante of evangelische kerken wordt geleerd. Vooral de nadruk op het feit dat God liefde is en nooit die liefde voor de mensen heeft opgegeven, vind ik erg belangrijk. God vergaf ons al bij voorbaat uit zijn eigen natuur. Hij had daar geen genoegdoening voor nodig. Jezus’ dood en opstanding waren dus geen juridische transactie, maar Gods manier om de dood in ons en de wereld van binnenuit te verslaan en er leven uit voort te brengen. Zoals Jezus de dood overwon, zal uiteindelijk het Koninkrijk van God realiteit worden in het heelal, en zo zullen ook de dood en de gevolgen daarvan in ons niet het laatste woord hebben, maar zal er leven uit de dood voortkomen. We zullen veranderd worden, zodat we op God gaan lijken. Dat is ook wat ik van harte geloof.
“Instead of viewing salvation primarily as a matter of Christ paying his Father the debt for our sins (a view which doesn’t appear before the 11th century), Orthodox Christians hold the first-century view that sees the Father and Son united in a rescue operation, very much foreshadowed by the Exodus at the Red Sea. This time the enemy is not Pharaoh, but Death itself; “The reason the Son of God appeared was to destroy the works of the devil” (Hebrews), and free us from condemnation to eternal death. In the East, there never was a concern that the Father could not forgive us until the debt was paid. Instead, he forgives us freely, without payment, like the father in the parable of the Prodigal Son.
In this ancient view of salvation, Christ became human in order to go into the realm of death, where we were held captive. Once there he revealed his powers and broke down the gates of Hell. The result is that death is now only a transition into eternal life.
Heaven and Hell (or Paradise and Hades) are not places; they are both experiences of the presence of God. In this life, God is veiled by the material world he created; in the next life, the veil is taken away and there is no separation. We will participate in God’s life, his “energies” in theological language, as distinct from his “essence” which is something beyond human capacity to know. His life or “energies” fill us, like the warmth and light of fire, the “energies” in turn of fire, which penetrate through a piece of iron in a furnace and make it hot and glowing. “Our God is a consuming fire,” and those who loved him in this life will find that fire to be warmth and light. Those who “loved darkness rather than light,” on the other hand, will find the inescapable light to be burning and misery.
These energies are God’s love. He really is love. Love is not an emotion but a living force, the life that upholds the universe. God does not have anger and does not punish, though it is right for us to recall in humility that that is what we deserve. But those who hate and reject him will feel his love as pain. St. Isaac the Syrian (7th century) said that those who are scourged in hell are whipped with the cords of love.
The experience of God, by which we assimilate his presence, begins in this life and continues into eternity. As St. Peter says, we are “partakers of the divine nature.” This is called theosis. “Theos” means God, and “-osis” means a process, so it is a process of being “God-ized.” The iron-in-furnace analogy fits well here. When Orthodox think of salvation, union with God is what they mean; and that Christ suffered and died in order to go into the realm of death to set us free, and enable us to choose and embrace it.”
Over deze boodschap word ik enthousiast, terwijl ik vooral moe wordt van wat ik gewoonlijk op zondag hoor in de evangelische kerk. Daarom hoop ik binnen afzienbare tijd een keer een Orthodoxe kerkdienst te kunnen bezoeken. Zoals ik het nu zie zijn de Orthodoxe christenen als een ‘oudere broer’ die al een tijd langer op weg is in de richting die ik nu op wil gaan. Ik denk dat ik nog veel van hun ervaringen en wijsheid kan leren. Ik sluit zelfs niet uit dat ik me een keer zal aansluiten bij een Orthodoxe kerk. We zullen zien. Het leven als gelovige blijft ten slotte een reis.
P.S. De serie op mijn blog ‘Terug naar de basis’ beschrijft wat uitgebreider mijn zoektocht naar de kern van wat het inhoudt te geloven. In deel 5 staan voor de geinteresserden nog enkele citaten van Frank Schaeffer.
P.P.S. Nu we het toch over orthodoxie hebben: lees Orthodoxie van G.K. Chesterton voor een frisse, levenslustige manier van geloven.
In het eerste deel van het boek richt Schaeffer zijn blik op de de nieuwe atheïsten. Dawkins, Hitchens en Dennet worden geciteerd - en op een humoristisch kritische manier laat de schrijver zien waar deze nogal luidruchtige wetenschappers en filosofen zelf doen wat ze bekritiseren bij gelovigen, waar ze niet zien hoe ze de waarde van mensen totaal vernietigen en hoe ze stellig zijn waar hun uitspraken niet te onderbouwen zijn. Maar Schaeffer is minstens net zo scherp tegen de evangelische fundamentalisten. Megavoorganger Rick Warren krijgt er van langs en met hem de ‘celebrity’-cultuur uit de kerk, en de Laatste Bazuin-serie: boeken over de eindtijd, die duidelijk een afkeer van andersdenkenden en andersgelovigen illustreren. Bij beide groepen merkt Schaeffer op dat ze gebaseerd zijn op een volledige overtuiging van het eigen gelijk. Maar dat is een valse zekerheid.
In het tweede deel van het boek zoekt Schaeffer naar een weg die beiden overstijgt. Hij wijst erop dat er in de geschriften van de oude kerkvaders (die in de Oosters Orthodoxe kerk nog steeds worden bestudeerd) een andere vorm van christelijk geloof te vinden is dan de ‘wie het niet met ons eens is gaat naar de hel’-variant. Het is een theologie die in de westerse kerk, vooral van de protestantse en evangelische tak bijkans vergeten lijkt. Deze kerkvaders betoogden dat mensen God niet in beschrijvingen kunnen vangen. Dat wil zeggen: we kunnen niet van God uitspreken wat of hoe hij IS. Gods wezen is daarvoor nu eenmaal te groot. Wat we wel van God kunnen zeggen is wat en hoe hij NIET is. De term daarvoor is ‘apophatic theology’.
Het moge duidelijk zijn dat deze theologie het niet mogelijk maakt absolute zekerheid te claimen, maar meer een zoeken inhoudt naar de grenzen van de menselijke kennis. Deze theologie maakt het ook mogelijk de paradoxen te omarmen die ons bestaan als mensen kenmerken. “I think that atheism and fundamentalist religion as we know them will last barely a geological eye-blink”, schrijft Schaeffer. “Just a few hundred or a few thousand years more. Then we will begin to understand that we are spiritual beings AND animals; that the universe is impersonal AND love preceded it; that we believe AND we doubt; that a particle may be in one place AND in another place at the same time; and that love is a chemical reaction AND a revelation. Above all, I hope that we will someday understand that apophatic paradox is the blessed, creative and freeing nature of reality, not a ‘problem’.”
De paradox - een (schijnbaar) onmogelijke tegenstelling - is altijd al een kenmerk geweest van de christelijke leer. Zoals de Engelse auteur Michael Green ooit zei: ‘Paradox is an essential form of truth’. Ga maar na: God die zowel een eenheid is als een gemeenschap. Jezus die zowel God is als mens. De mens is niet alleen zowel geest als lichaam, maar ook zowel een heilige is als een zondaar. Het Koninkrijk van God is er, maar nog niet. In de kerkgeschiedenis zijn mensen die een van deze uitersten claimden en de andere kant van de paradox verwierpen, voor ketters uitgemaakt. Dat wil zeggen: de kerk stelt het ‘accepteren dat je iets niet kunt begrijpen’ boven een keuze voor ‘absolute zekerheid’. Dit biedt de ruimte om ook op andere gebieden (zoals die waarover Schaeffer schrijft) zowel het een als het ander te aanvaarden en niet te hoeven kiezen voor een enkel gezichtspunt. Onzekerheid hoort er in het christelijke geloof bij - al heet het dan officieel mysterie.
Volgens de kerkvaders die Schaeffer aanhaalt, is het christelijke leven dus niet een vaste positie van waaruit stellige uitspraken gedaan kunnen worden. Het is een reis, niet gebaseerd op een juiste kennis van de waarheid of het claimen van zekerheid, maar op liefde. Liefde is het dienen van de God die niet beschreven kan worden, omdat hij anders is dan wij. Want wat is liefde anders dan het toekennen van waarde en betekenis aan iets of iemand buiten jezelf? Wat is liefde anders dan je opofferen voor de ander, in plaats van hem of haar af te wijzen voor zijn of haar anders-zijn? Liefde is het omarmen van de paradox, het bijeenbrengen van tegenpolen. Liefde is bovendien niet iets theoretisch. Het is geen lijst met regels die je uit het hoofd kunt leren, of een waarheid waar je over kunt discussieren. Het is ook niet een fijn gevoel of een spirituele ervaring. Liefde is heel praktisch. Liefde wordt uitgeleefd in de rituelen van het dagelijkse bestaan. In het masseren van de voetjes van je vijf maanden oude kleindochter, in het uitzwaaien van je zoon als hij naar zijn werk gaat, in een blik naar de hemel als je aan je werk begint.
Schaeffer beschrijft het zo: “As the congregants in African American churches clap, sing or solemnly process or as new Rangers put on their hard-won tan berets for the first time at their graduation ceremony, or as mothers push a stroller through the park and wave to other mothers, we ARE liturgy. We ARE ‘faith and love drawing near’. We ARE all vowing to ‘fight on ... though I be the lone survivor’, along with those Rangers. We have love, as Maximos says, and love is God’s gift. We see this not with our eyes, but with inner eyes. It is revealed to us, not in a book, but through our experience.”
Het Grote Verhaal speelt zich af in ons dagelijkse leven, sterker nog: het Grote Verhaal IS ons dagelijkse leven. Het optrekken met andere mensen, het genieten van schoonheid, betrokkenheid bij de maatschappij: dat is geloven - geen mentale activiteit of een emotionele toestand. Schaeffer legt die verbinding in een aantal verhalen die hij vertelt over zijn jeugd, over het schoolhoofd dat een voorbeeld geeft van genade en acceptatie, en de metselaar in het kleine Zwitserse dorp die eenvoudig goed zijn werk deed, bij iedereen, en daarmee vanzelf Frank inspireerde hetzelfde te doen, zonder enige vorm van dwang.
Tegelijk is er de liturgie van de kerk. Die is niet gescheiden van het normale leven, alsof het twee verschillende werelden betreft (dat is wel hoe ik vaak de gemiddelde evangelische kerkdienst ervaar - vooral omdat het eenrichtingsverkeer is, denk ik). In de liturgie beleven gelovigen samen het Grote Verhaal - in de vorm van symbolen en rituelen. Net als bij het leven van alle dag gaat het niet om theorie of gevoel, maar om het uitleven van het Verhaal. Door het in de vorm van de liturgie samen mee te maken, wordt het Verhaal meer realiteit voor de gemeenteleden, en herkennen ze het eerder in hun leven in de wereld door de weeks. De liturgie, geestelijke vorming, gebed, liefdadigheid, het is allemaal deel van de weg die leidt naar het uiteindelijke doel van de Schepper, dat we zouden delen in zijn natuur, die niets anders is dan liefde. Niet voor niets werden de eerste christenen ‘volgers van de Weg’ genoemd.
Op sommige punten houd ik iets meer vast aan het traditionele christendom dan Frank Schaeffer. Hij gaat uit van de gedachte dat de mensheid zal evolueren naar een meer spiritueel hoogstaande vorm, die geen valse zekerheid meer zal claimen. Zo optimistisch ben ik dan weer niet - de mens zal volgens mij zonder ingrijpen van buitenaf niet van zijn religieuze neigingen afraken. Ik verwacht het daarom niet van de progressie van de mens, maar van God. Het is zijn Verhaal, niet het onze. Ik zeg nog altijd van harte ‘amen’ op de weergave van dat Verhaal in de Apostolische geloofsbelijdenis. Ik geloof dat alleen de opstanding van Jezus (niet figuurlijk, maar concreet in ruimte en tijd) werkelijke hoop geeft op verandering in mij persoonlijk en in de wereld. Als Jezus niet is opgestaan, hebben we niets om op te vertrouwen.
Desondanks zie ik overeenkomsten tussen mijn huidige beleving van het christelijke geloof en die van Schaeffer. Ik ben vooral gefascineerd door de verbinding die hij legt tussen zijn ‘hoopvolle onzekerheid’ en de uitspraken van sommige kerkvaders. Ikzelf ben me namelijk ook voorzichtig aan het oriënteren op de theologie van de Oosters Orthodoxe kerken. Het blijkt uit wat ik erover op internet lees, dat mijn gedachten over het leven als christen -zoals ik die onder andere verwoord op mijn blog- niet zo origineel zijn als ik wel eens denk: ik vind ze namelijk terug in wat ik lees over de Orthodoxe theologie. Deze tak van de kerk was alleen een paar duizend jaar eerder met het benadrukken van de drie-eenheid, de liefde van God, en redding als genezing en herstel in plaats van een juridische transactie. Gelukkig maar, want ik zou mezelf flink moeten wantrouwen als ik meende als eerste in de geschiedenis van de christenheid de waarheid te hebben gevonden.
Op de blog van Rachel Held Evans beantwoordde schrijfster Frederica Matthewes-Green onlangs meerdere vragen van lezers over de Orthodoxe kerk. Ze werd onder andere gevraagd om te beschrijven hoe mensen volgens de Orthodoxe kerk worden ‘gered’. Lees het onderstaande gedeelte dat ze gaf als antwoord op die vraag. Je zult zien dat deze visie heel anders is dan in westerse protestante of evangelische kerken wordt geleerd. Vooral de nadruk op het feit dat God liefde is en nooit die liefde voor de mensen heeft opgegeven, vind ik erg belangrijk. God vergaf ons al bij voorbaat uit zijn eigen natuur. Hij had daar geen genoegdoening voor nodig. Jezus’ dood en opstanding waren dus geen juridische transactie, maar Gods manier om de dood in ons en de wereld van binnenuit te verslaan en er leven uit voort te brengen. Zoals Jezus de dood overwon, zal uiteindelijk het Koninkrijk van God realiteit worden in het heelal, en zo zullen ook de dood en de gevolgen daarvan in ons niet het laatste woord hebben, maar zal er leven uit de dood voortkomen. We zullen veranderd worden, zodat we op God gaan lijken. Dat is ook wat ik van harte geloof.
“Instead of viewing salvation primarily as a matter of Christ paying his Father the debt for our sins (a view which doesn’t appear before the 11th century), Orthodox Christians hold the first-century view that sees the Father and Son united in a rescue operation, very much foreshadowed by the Exodus at the Red Sea. This time the enemy is not Pharaoh, but Death itself; “The reason the Son of God appeared was to destroy the works of the devil” (Hebrews), and free us from condemnation to eternal death. In the East, there never was a concern that the Father could not forgive us until the debt was paid. Instead, he forgives us freely, without payment, like the father in the parable of the Prodigal Son.
In this ancient view of salvation, Christ became human in order to go into the realm of death, where we were held captive. Once there he revealed his powers and broke down the gates of Hell. The result is that death is now only a transition into eternal life.
Heaven and Hell (or Paradise and Hades) are not places; they are both experiences of the presence of God. In this life, God is veiled by the material world he created; in the next life, the veil is taken away and there is no separation. We will participate in God’s life, his “energies” in theological language, as distinct from his “essence” which is something beyond human capacity to know. His life or “energies” fill us, like the warmth and light of fire, the “energies” in turn of fire, which penetrate through a piece of iron in a furnace and make it hot and glowing. “Our God is a consuming fire,” and those who loved him in this life will find that fire to be warmth and light. Those who “loved darkness rather than light,” on the other hand, will find the inescapable light to be burning and misery.
These energies are God’s love. He really is love. Love is not an emotion but a living force, the life that upholds the universe. God does not have anger and does not punish, though it is right for us to recall in humility that that is what we deserve. But those who hate and reject him will feel his love as pain. St. Isaac the Syrian (7th century) said that those who are scourged in hell are whipped with the cords of love.
The experience of God, by which we assimilate his presence, begins in this life and continues into eternity. As St. Peter says, we are “partakers of the divine nature.” This is called theosis. “Theos” means God, and “-osis” means a process, so it is a process of being “God-ized.” The iron-in-furnace analogy fits well here. When Orthodox think of salvation, union with God is what they mean; and that Christ suffered and died in order to go into the realm of death to set us free, and enable us to choose and embrace it.”
Over deze boodschap word ik enthousiast, terwijl ik vooral moe wordt van wat ik gewoonlijk op zondag hoor in de evangelische kerk. Daarom hoop ik binnen afzienbare tijd een keer een Orthodoxe kerkdienst te kunnen bezoeken. Zoals ik het nu zie zijn de Orthodoxe christenen als een ‘oudere broer’ die al een tijd langer op weg is in de richting die ik nu op wil gaan. Ik denk dat ik nog veel van hun ervaringen en wijsheid kan leren. Ik sluit zelfs niet uit dat ik me een keer zal aansluiten bij een Orthodoxe kerk. We zullen zien. Het leven als gelovige blijft ten slotte een reis.
P.S. De serie op mijn blog ‘Terug naar de basis’ beschrijft wat uitgebreider mijn zoektocht naar de kern van wat het inhoudt te geloven. In deel 5 staan voor de geinteresserden nog enkele citaten van Frank Schaeffer.
P.P.S. Nu we het toch over orthodoxie hebben: lees Orthodoxie van G.K. Chesterton voor een frisse, levenslustige manier van geloven.