Ik mailde laatst met een lezer van mijn blog die me toevertrouwde maar weinig te hebben gehoord over de toekomst die we als volgelingen van Jezus verwachten. In de kerk waar deze persoon naar toeging werd wel veel gesproken over hoeveel God nu van ons houdt, en hoe we nu al mogen leven in het besef van Gods genade. Dat is bijzonder waardevol, haast ik me op te merken, want er zijn genoeg kerken en gemeenschappen waar het alleen maar gaat om het ontsnappen aan de hel, en waar aan het leven op Aarde nauwelijks aandacht wordt besteed (in zo’n kerk ben ik opgegroeid). En het is misschien als reactie op deze visie dat veel gelovigen de nadruk leggen op het heden. Het leven hier en nu is waar het om gaat. Dat ontken ik niet. Verre van dat zelfs. Maar om deze materiĆ«le wereld en individuele mensen werkelijk als waardevol te zien, is een helder toekomstbeeld vereist - zowel voor de wereld als voor individuen.
De verwachting van de kerk waar de lezer van deze blog naar toeging was eigenlijk niet veel anders dan die in de gemeenschap waar ik opgroeide: er zou een einde komen aan pijn en verdriet, we zouden ‘bij Jezus zijn’ en de rest zou er niet veel meer toe doen. Wat er met deze wereld gebeurde, was niet meer belangrijk, en ook de toekomst van individuen en hun eigenheid bleef nogal in het vage. En als ik het goed begrepen heb was de theologie van deze kerk ook vergelijkbaar met die van de gemeente uit mijn jeugd: de verlossing werd meer gezien als herstel van de ideale situatie uit het verleden, dan als het begin van de verwerkelijking van een prachtig toekomstvisioen. In de termen die ik in deze berichten gebruik: de pijl van de tijd beweegt zich weg van het verleden. Ik heb al uitgelegd waarom zo’n visie leidt tot pessimisme: we bevinden ons immers nu in een onstuitbaar proces van verval, tot door een goddelijk ingrijpen alle schade ongedaan word gemaakt. De periode daar tussenin zal hooguit nog een boze droom lijken, waar we maar beter niet aan kunnen terugdenken. Dat geldt voor de schepping als geheel - alles wat mensen hebben opgebouwd en in cultuur gebracht zal vergaan - de wereld zal weer een tuin zijn zoals het paradijs. Het geldt ook voor ons als mensen: sommigen zeggen dat we in de eeuwigheid ons leven op Aarde niet meer kunnen herinneren, of dat we vrienden en familie niet meer zullen herkennen. Er zijn er zelfs die beweren dat we niet meer geslachtelijk zullen zijn. Met zo’n toekomstverwachting is het geen wonder dat christenen niet verlangen naar de eeuwigheid, en - durf ik te zeggen - zich niet bezighouden met het koninkrijk van God.
Ik geloof echter dat de bijbel een heel ander verhaal vertelt over God en zijn bedoelingen. God werkt ergens naar toe, naar een wereld waar zijn wil gebeurt zoals die in de hemel gebeurt, waar zijn bedoelingen volledig werkelijkheid worden, naar zijn eeuwige koninkrijk. En hij werkt met mensen samen om die toekomst tot stand te brengen. De bijbel begint niet met een staat van perfectie. Het eerste vers van genesis vertelt dat in het begin de Aarde woest en ledig was en duisternis over de vloed zweefde. Om met de kunstenaarsmetafoor te spreken, die ik vaker gebruik: het doek was nog leeg, de verf zat nog in de tube, het blok steen was nog niet door de beitel aangeroerd. De stapel A4tjes lag nog onbeschreven naast de typemachine. Vervolgens gaat God aan het werk. Hij heeft een plan, dat hij stap voor stap werkelijkheid maakt. Hij gebruikt een creatief proces (of je nu gelooft dat het zes dagen waren, of 13,5 miljard jaar, zoals de wetenschap suggereert). En ik stel me voor dat hij er van genoot, zoals een kunstenaar geniet van zijn werk. Uiteindelijk is hij zover dat hij de mens maakt, en die zet hij in een tuin, waar ze veilig op ontdekking kunnen gaan, de wereld en elkaar kunnen kijken. Maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de mensen zich buiten de tuin gaan wagen, in het nog chaotische, ruwe landschap daarbuiten, en de wereld in cultuur gaan brengen. De mens heeft de opdracht de dieren en planten namen te geven, zich te vermenigvuldigen, en de potentie die ligt opgesloten in de schepping te verwezenlijken - op een verantwoordelijke manier, waarbij alles en iedereen in zijn waarde wordt gelaten. De mens is gemaakt om een schepper te zijn, zoals God Schepper is. Als er niets zou zijn gebeurd, zou de mens de Aarde hebben verkend, kunst en techniek hebben ontwikkeld, schoonheid hebben waargenomen en gemaakt, en Gods glorie hebben verkondigd in het hele heelal. Gods wil zou zijn gebeurd op de Aarde zoals in de hemel, en het koninkrijk van God zou zich hebben uitgebreid in en door mensen heen tot het universum ermee vervuld was. Dan zou Gods doel zijn bereikt.
Maar Genesis 3 - en wat we zien op het 8 uur-journaal en in ons eigen leven - vertelt dat er iets anders gebeurde. De mens koos ervoor zijn plek als vertegenwoordiger van God - van schepper onder de Schepper - te verlaten en zichzelf op de eerste plaats te zetten. De mens koos ervoor niet langer de wil van God te volgen, maar zijn eigen wil te zien als arbiter tussen goed en kwaad. De mens verloor het visioen van Gods koninkrijk uit het oog, en stichtte in plaats daarvan zijn eigen kleine koninkrijk. Hij stelde zijn eigen zelfzuchtige droom boven het visioen van God. En dat leidde tot jaloezie, haat, moord, eenzaamheid, schuld, verdriet, chaos en vernietiging. Het leidde tot de dood, zoals God had voorspeld. Dit was niet wat God bedoeld had.
Christenen hebben het in dit verband vaak over de ‘zondeval’. Het woord ‘val’ suggereert echter dat de mens daarvoor perfect was en zich in een perfecte omgeving bevond, en van die volmaakte staat is afgevallen. Het suggereert dat in de verlossing de val in het verleden ongedaan moet worden vermaakt. De term ‘val’ voor de gebeurtenissen in Genesis 3 wordt echter in de bijbel zelf niet genoemd. Het is pas de vierde-eeuwse theoloog Augustinus die deze bewoordingen gaat gebruiken voor de keuze van de eerste mensen. Zijn ideeen hebben de overhand gekregen in de eeuwen die volgden en de meeste gelovigen stemmen er zonder verder na te denken mee in. Maar Augustinus’ visie was niet de enige. Andere kerkvaders spraken in heel andere termen over Genesis 3. Ireaneus van Lyon bijvoorbeeld. Hij meende dat de mens niet van een perfecte toestand was afgevallen, maar dat de mens door zijn keuze niet zijn potentie had vervuld. De mens had niet voldaan aan de bedoeling die God met hem had, hij had zich niet ontwikkeld op de manier die paste bij het visioen van God. De mens had als het ware een stok tussen de wielen gestoken van Gods plan.
In het beeld van Ireaneus wijst de pijl van de tijd naar de toekomst. God werkt actief aan de voltooiing van zijn visie. De zelfzucht van de mens heeft de voortgang van het kunstwerk verstoord, maar Gods doel is nog steeds hetzelfde gebleven. Hij laat zich niet zomaar tegenhouden. De dood van Jezus en zijn opstanding zijn de manier waarop God zijn plan alsnog verwezenlijkt. Door op deze manier in de schepping in te grijpen, brengt God zijn koninkrijk tot stand, in ons en door ons, wat altijd al zijn plan was geweest. Hij neemt de verhaallijn van ons verzet op in zijn weefsel, en voegt het samen met zijn eigen verhaal, zodat het eindresultaat nog veel mooier wordt. Waar God naar toe werkt, staat in de bijbel beschreven. Het is het visioen uit Jesaja, van een wereld waarin woestijnen veranderd zijn in vruchtbaar land, waar leeuw en lam, rund en beer samen weiden, en waar zwaarden zijn omgesmeed in ploegscharen. Dit is niet een beschrijving van het paradijs zoals het was - er zijn geen bijbelse aanwijzingen dat dieren niet konden sterven, of dat vleesetende soorten begonnen als planteneters, of dat er ooit geen parasieten waren. Jesaja schrijft over de toekomst, niet over het verleden. Kennelijk is er een ontwikkeling naar een steeds hogere organisatiegraad en een steeds hogere toestand van vrede en liefde in de schepping. Ik geloof trouwens dat deze weergave van het plan van God heel mooi kan aansluiten bij de wetenschappelijke ontdekkingen over de geschiedenis van het heelal en het leven, vooral als we oog hebben voor de doelgerichtheid in zowel de evolutie als de kosmologie.
Het boek van de natuur en het boek van de Bijbel vertellen een enkel verhaal. Maar voor beide geldt: Gods uiteindelijke doel is nog niet bereikt. De beschrijving van Gods koninkrijk in het bijbelboek Openbaringen geeft er beeldende beschrijvingen van, waarbij thema’s uit de eerste hoofdstukken van Genesis terugkomen - het beeld van een tuin met waterbronnen, en bomen waarvan de vruchten leven geven. Maar mijns inziens zegt de schrijver van Openbaringen niet dat in de eeuwigheid de toestand uit het paradijs hersteld wordt. Het visioen grijpt niet terug op het verleden. Het is eerder andersom: de tuin uit Genesis 3, de plek waar de eerste mensen woonden, wees vooruit naar het Koninkrijk van God dat nog moest komen. Toen was het een begrensde plek op Aarde waar Gods wil gebeurde, ooit zal het hele universum erdoor gevuld worden. Toen was er slechts een enkele boom des levens, ooit zullen het er ontelbare zijn, die genezing brengen aan alle volken. Toen wandelde God met de mensen in de avondschemer, ooit zal God onder de mensen wonen. Toen kregen de mensen het rentmeesterschap over de schepping, ooit zullen Gods beelddragers met Hem als koning regeren. Het was altijd Gods bedoeling dat mensen vooruit zouden kijken, naar wat Hij nog voor hen zou gaan doen. Niet dat mensen zouden terugkijken naar wat achter hen lag, dat ze zouden verlangen naar een paradijs in het verleden. In de bijbel gaat het om de ‘het einde van de eeuw’, ‘de voleinding van de tijd’, de ‘hoop op wat voor ons in het verschiet ligt’, de ‘heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden’. Het enthousiasme van de bijbelschrijvers spat van de pagina’s af. Ze baden: ‘Maranatha, kom spoedig Heer’, en hielden elkaar voor dat het einde nu al dichterbij was dan toen ze tot geloof kwamen. Ze waren gericht op de toekomst.
En het bijbelse visioen geldt niet alleen voor de schepping als geheel, maar ook voor individuele mensen, voor ons allemaal. Ook wij worden niet bepaald door het verleden, waar we vandaan komen, maar door de toekomst, onze bestemming. De lijn in ons leven is er niet een van steeds verdere achteruitgang, en steeds diepere gebondenheid, maar van steeds toenemende glorie. ‘Al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd’ (2 Korintiers 4:16). Volgens de bijbel is ook onze verlossing niet het herstel van een toestand uit het verleden, maar de vervulling van Gods bedoeling in de toekomst. En net als de verlossing van de schepping, wordt ze mogelijk gemaakt door de dood en opstanding van Jezus. Toen Jezus uit de dood opstond, werd in Hem Gods uiteindelijke bedoeling met de mens zichtbaar. Hij was niet alleen maar tot leven gekomen, gezond gemaakt, hersteld tot de persoon die hij was voordat hij werd gekruisigd. Een man die moest slapen, ziek kon worden en uiteindelijk zou sterven. Nee, hij was een mens van vlees en bloed, maar tegelijk meer mens dan tevoren - hij verscheen in afgesloten ruimtes, bewoog in een oogwenk naar Galilea en was niet meer afhankelijk van eten en drinken. Zijn opstanding was niet alleen een medisch wonder, het was de overgang naar een nieuwe vorm van zijn. Een metamorfose - Jezus was van een rups veranderd in een vlinder. Hij was van een graankorrel veranderd in een korenaar. Hij had zijn bestemming bereikt, als eerste van alle mensen. Want zijn bestemming is ook onze bestemming. We weten nog niet wat we zullen zijn, schrijft Johannes, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn. En Paulus schrijft: “Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt ... Wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt ... Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt” (1 Korintiers 15).
Het is het doel van een zaadkorrel om eens een korenaar te zijn, het is de bestemming van een rups om ooit een vlinder te worden. Ook voor ons ligt het doel van ons bestaan in de toekomst, niet in het verleden. Daar mogen we ons naar uitstrekken, daar mogen we ons voor inspannen.
De pijl van de tijd wijst naar de toekomst, naar de voltooiing van het plan van God. Alleen dit beeld geeft ons leven nu, op dit moment, op deze Aarde, werkelijke betekenis. Alleen door dit vooruitzicht kunnen we werkelijk geloven dat niets wat we doen tevergeefs is. Onze eigen strijd tegen armoede, ziekte en onrecht zal onmisbaar blijken te zijn in de komst van de nieuwe hemel en nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Onze eigen liefdevolle relaties, opoffering voor anderen, eerlijke intimiteit, zal een onderdeel blijken te zijn van de gemeenschap van de heiligen, de bruid van Christus. Onze eigen creatieve uitingen, pogingen om de schoonheid van de schepping weer te geven, kunst en cultuur, zullen blijken bij te dragen aan de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem, met zijn gouden straten en poorten van parels. Dit is het visioen dat de bijbel schetst - het koninkrijk van God dat komt wordt niet uitgebeeld met beelden uit de natuur, die door God is gemaakt. Nee, Gods uiteindelijke bedoeling wordt uitgebeeld als een stad. En een stad is iets dat door mensen wordt gemaakt. Een samenleving van mensen, die gerechtigheid nastreven, elkaar liefhebben en hun wereld mooi maken. En onder deze mensen, die Zijn schepping ontwikkelen en in cultuur brengen, wil God leven. Daar wil hij wonen. Dat is de bestemming, de zijne en de onze.
De verwachting van de kerk waar de lezer van deze blog naar toeging was eigenlijk niet veel anders dan die in de gemeenschap waar ik opgroeide: er zou een einde komen aan pijn en verdriet, we zouden ‘bij Jezus zijn’ en de rest zou er niet veel meer toe doen. Wat er met deze wereld gebeurde, was niet meer belangrijk, en ook de toekomst van individuen en hun eigenheid bleef nogal in het vage. En als ik het goed begrepen heb was de theologie van deze kerk ook vergelijkbaar met die van de gemeente uit mijn jeugd: de verlossing werd meer gezien als herstel van de ideale situatie uit het verleden, dan als het begin van de verwerkelijking van een prachtig toekomstvisioen. In de termen die ik in deze berichten gebruik: de pijl van de tijd beweegt zich weg van het verleden. Ik heb al uitgelegd waarom zo’n visie leidt tot pessimisme: we bevinden ons immers nu in een onstuitbaar proces van verval, tot door een goddelijk ingrijpen alle schade ongedaan word gemaakt. De periode daar tussenin zal hooguit nog een boze droom lijken, waar we maar beter niet aan kunnen terugdenken. Dat geldt voor de schepping als geheel - alles wat mensen hebben opgebouwd en in cultuur gebracht zal vergaan - de wereld zal weer een tuin zijn zoals het paradijs. Het geldt ook voor ons als mensen: sommigen zeggen dat we in de eeuwigheid ons leven op Aarde niet meer kunnen herinneren, of dat we vrienden en familie niet meer zullen herkennen. Er zijn er zelfs die beweren dat we niet meer geslachtelijk zullen zijn. Met zo’n toekomstverwachting is het geen wonder dat christenen niet verlangen naar de eeuwigheid, en - durf ik te zeggen - zich niet bezighouden met het koninkrijk van God.
Ik geloof echter dat de bijbel een heel ander verhaal vertelt over God en zijn bedoelingen. God werkt ergens naar toe, naar een wereld waar zijn wil gebeurt zoals die in de hemel gebeurt, waar zijn bedoelingen volledig werkelijkheid worden, naar zijn eeuwige koninkrijk. En hij werkt met mensen samen om die toekomst tot stand te brengen. De bijbel begint niet met een staat van perfectie. Het eerste vers van genesis vertelt dat in het begin de Aarde woest en ledig was en duisternis over de vloed zweefde. Om met de kunstenaarsmetafoor te spreken, die ik vaker gebruik: het doek was nog leeg, de verf zat nog in de tube, het blok steen was nog niet door de beitel aangeroerd. De stapel A4tjes lag nog onbeschreven naast de typemachine. Vervolgens gaat God aan het werk. Hij heeft een plan, dat hij stap voor stap werkelijkheid maakt. Hij gebruikt een creatief proces (of je nu gelooft dat het zes dagen waren, of 13,5 miljard jaar, zoals de wetenschap suggereert). En ik stel me voor dat hij er van genoot, zoals een kunstenaar geniet van zijn werk. Uiteindelijk is hij zover dat hij de mens maakt, en die zet hij in een tuin, waar ze veilig op ontdekking kunnen gaan, de wereld en elkaar kunnen kijken. Maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de mensen zich buiten de tuin gaan wagen, in het nog chaotische, ruwe landschap daarbuiten, en de wereld in cultuur gaan brengen. De mens heeft de opdracht de dieren en planten namen te geven, zich te vermenigvuldigen, en de potentie die ligt opgesloten in de schepping te verwezenlijken - op een verantwoordelijke manier, waarbij alles en iedereen in zijn waarde wordt gelaten. De mens is gemaakt om een schepper te zijn, zoals God Schepper is. Als er niets zou zijn gebeurd, zou de mens de Aarde hebben verkend, kunst en techniek hebben ontwikkeld, schoonheid hebben waargenomen en gemaakt, en Gods glorie hebben verkondigd in het hele heelal. Gods wil zou zijn gebeurd op de Aarde zoals in de hemel, en het koninkrijk van God zou zich hebben uitgebreid in en door mensen heen tot het universum ermee vervuld was. Dan zou Gods doel zijn bereikt.
Maar Genesis 3 - en wat we zien op het 8 uur-journaal en in ons eigen leven - vertelt dat er iets anders gebeurde. De mens koos ervoor zijn plek als vertegenwoordiger van God - van schepper onder de Schepper - te verlaten en zichzelf op de eerste plaats te zetten. De mens koos ervoor niet langer de wil van God te volgen, maar zijn eigen wil te zien als arbiter tussen goed en kwaad. De mens verloor het visioen van Gods koninkrijk uit het oog, en stichtte in plaats daarvan zijn eigen kleine koninkrijk. Hij stelde zijn eigen zelfzuchtige droom boven het visioen van God. En dat leidde tot jaloezie, haat, moord, eenzaamheid, schuld, verdriet, chaos en vernietiging. Het leidde tot de dood, zoals God had voorspeld. Dit was niet wat God bedoeld had.
Christenen hebben het in dit verband vaak over de ‘zondeval’. Het woord ‘val’ suggereert echter dat de mens daarvoor perfect was en zich in een perfecte omgeving bevond, en van die volmaakte staat is afgevallen. Het suggereert dat in de verlossing de val in het verleden ongedaan moet worden vermaakt. De term ‘val’ voor de gebeurtenissen in Genesis 3 wordt echter in de bijbel zelf niet genoemd. Het is pas de vierde-eeuwse theoloog Augustinus die deze bewoordingen gaat gebruiken voor de keuze van de eerste mensen. Zijn ideeen hebben de overhand gekregen in de eeuwen die volgden en de meeste gelovigen stemmen er zonder verder na te denken mee in. Maar Augustinus’ visie was niet de enige. Andere kerkvaders spraken in heel andere termen over Genesis 3. Ireaneus van Lyon bijvoorbeeld. Hij meende dat de mens niet van een perfecte toestand was afgevallen, maar dat de mens door zijn keuze niet zijn potentie had vervuld. De mens had niet voldaan aan de bedoeling die God met hem had, hij had zich niet ontwikkeld op de manier die paste bij het visioen van God. De mens had als het ware een stok tussen de wielen gestoken van Gods plan.
In het beeld van Ireaneus wijst de pijl van de tijd naar de toekomst. God werkt actief aan de voltooiing van zijn visie. De zelfzucht van de mens heeft de voortgang van het kunstwerk verstoord, maar Gods doel is nog steeds hetzelfde gebleven. Hij laat zich niet zomaar tegenhouden. De dood van Jezus en zijn opstanding zijn de manier waarop God zijn plan alsnog verwezenlijkt. Door op deze manier in de schepping in te grijpen, brengt God zijn koninkrijk tot stand, in ons en door ons, wat altijd al zijn plan was geweest. Hij neemt de verhaallijn van ons verzet op in zijn weefsel, en voegt het samen met zijn eigen verhaal, zodat het eindresultaat nog veel mooier wordt. Waar God naar toe werkt, staat in de bijbel beschreven. Het is het visioen uit Jesaja, van een wereld waarin woestijnen veranderd zijn in vruchtbaar land, waar leeuw en lam, rund en beer samen weiden, en waar zwaarden zijn omgesmeed in ploegscharen. Dit is niet een beschrijving van het paradijs zoals het was - er zijn geen bijbelse aanwijzingen dat dieren niet konden sterven, of dat vleesetende soorten begonnen als planteneters, of dat er ooit geen parasieten waren. Jesaja schrijft over de toekomst, niet over het verleden. Kennelijk is er een ontwikkeling naar een steeds hogere organisatiegraad en een steeds hogere toestand van vrede en liefde in de schepping. Ik geloof trouwens dat deze weergave van het plan van God heel mooi kan aansluiten bij de wetenschappelijke ontdekkingen over de geschiedenis van het heelal en het leven, vooral als we oog hebben voor de doelgerichtheid in zowel de evolutie als de kosmologie.
Het boek van de natuur en het boek van de Bijbel vertellen een enkel verhaal. Maar voor beide geldt: Gods uiteindelijke doel is nog niet bereikt. De beschrijving van Gods koninkrijk in het bijbelboek Openbaringen geeft er beeldende beschrijvingen van, waarbij thema’s uit de eerste hoofdstukken van Genesis terugkomen - het beeld van een tuin met waterbronnen, en bomen waarvan de vruchten leven geven. Maar mijns inziens zegt de schrijver van Openbaringen niet dat in de eeuwigheid de toestand uit het paradijs hersteld wordt. Het visioen grijpt niet terug op het verleden. Het is eerder andersom: de tuin uit Genesis 3, de plek waar de eerste mensen woonden, wees vooruit naar het Koninkrijk van God dat nog moest komen. Toen was het een begrensde plek op Aarde waar Gods wil gebeurde, ooit zal het hele universum erdoor gevuld worden. Toen was er slechts een enkele boom des levens, ooit zullen het er ontelbare zijn, die genezing brengen aan alle volken. Toen wandelde God met de mensen in de avondschemer, ooit zal God onder de mensen wonen. Toen kregen de mensen het rentmeesterschap over de schepping, ooit zullen Gods beelddragers met Hem als koning regeren. Het was altijd Gods bedoeling dat mensen vooruit zouden kijken, naar wat Hij nog voor hen zou gaan doen. Niet dat mensen zouden terugkijken naar wat achter hen lag, dat ze zouden verlangen naar een paradijs in het verleden. In de bijbel gaat het om de ‘het einde van de eeuw’, ‘de voleinding van de tijd’, de ‘hoop op wat voor ons in het verschiet ligt’, de ‘heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden’. Het enthousiasme van de bijbelschrijvers spat van de pagina’s af. Ze baden: ‘Maranatha, kom spoedig Heer’, en hielden elkaar voor dat het einde nu al dichterbij was dan toen ze tot geloof kwamen. Ze waren gericht op de toekomst.
En het bijbelse visioen geldt niet alleen voor de schepping als geheel, maar ook voor individuele mensen, voor ons allemaal. Ook wij worden niet bepaald door het verleden, waar we vandaan komen, maar door de toekomst, onze bestemming. De lijn in ons leven is er niet een van steeds verdere achteruitgang, en steeds diepere gebondenheid, maar van steeds toenemende glorie. ‘Al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd’ (2 Korintiers 4:16). Volgens de bijbel is ook onze verlossing niet het herstel van een toestand uit het verleden, maar de vervulling van Gods bedoeling in de toekomst. En net als de verlossing van de schepping, wordt ze mogelijk gemaakt door de dood en opstanding van Jezus. Toen Jezus uit de dood opstond, werd in Hem Gods uiteindelijke bedoeling met de mens zichtbaar. Hij was niet alleen maar tot leven gekomen, gezond gemaakt, hersteld tot de persoon die hij was voordat hij werd gekruisigd. Een man die moest slapen, ziek kon worden en uiteindelijk zou sterven. Nee, hij was een mens van vlees en bloed, maar tegelijk meer mens dan tevoren - hij verscheen in afgesloten ruimtes, bewoog in een oogwenk naar Galilea en was niet meer afhankelijk van eten en drinken. Zijn opstanding was niet alleen een medisch wonder, het was de overgang naar een nieuwe vorm van zijn. Een metamorfose - Jezus was van een rups veranderd in een vlinder. Hij was van een graankorrel veranderd in een korenaar. Hij had zijn bestemming bereikt, als eerste van alle mensen. Want zijn bestemming is ook onze bestemming. We weten nog niet wat we zullen zijn, schrijft Johannes, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn. En Paulus schrijft: “Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt ... Wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt ... Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt” (1 Korintiers 15).
Het is het doel van een zaadkorrel om eens een korenaar te zijn, het is de bestemming van een rups om ooit een vlinder te worden. Ook voor ons ligt het doel van ons bestaan in de toekomst, niet in het verleden. Daar mogen we ons naar uitstrekken, daar mogen we ons voor inspannen.
De pijl van de tijd wijst naar de toekomst, naar de voltooiing van het plan van God. Alleen dit beeld geeft ons leven nu, op dit moment, op deze Aarde, werkelijke betekenis. Alleen door dit vooruitzicht kunnen we werkelijk geloven dat niets wat we doen tevergeefs is. Onze eigen strijd tegen armoede, ziekte en onrecht zal onmisbaar blijken te zijn in de komst van de nieuwe hemel en nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Onze eigen liefdevolle relaties, opoffering voor anderen, eerlijke intimiteit, zal een onderdeel blijken te zijn van de gemeenschap van de heiligen, de bruid van Christus. Onze eigen creatieve uitingen, pogingen om de schoonheid van de schepping weer te geven, kunst en cultuur, zullen blijken bij te dragen aan de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem, met zijn gouden straten en poorten van parels. Dit is het visioen dat de bijbel schetst - het koninkrijk van God dat komt wordt niet uitgebeeld met beelden uit de natuur, die door God is gemaakt. Nee, Gods uiteindelijke bedoeling wordt uitgebeeld als een stad. En een stad is iets dat door mensen wordt gemaakt. Een samenleving van mensen, die gerechtigheid nastreven, elkaar liefhebben en hun wereld mooi maken. En onder deze mensen, die Zijn schepping ontwikkelen en in cultuur brengen, wil God leven. Daar wil hij wonen. Dat is de bestemming, de zijne en de onze.