maandag 21 januari 2013

Filmbespreking: Les Miserables

Wie filmrecensies leest op internet, ontdekt al snel dat de meningen over Les Miserables verdeeld zijn. Ik bezoek bijvoorbeeld vaak een filmforum. Een recensent wiens mening ik meestal wel waardeer, bleek helemaal niet positief over de film. Hij vond dat hij in de bioscoop onderworpen was aan rauwe emotie, en dat er te veel close ups waren en geen overzichtsbeelden. Ook anderen waren heel kritisch. Aan de andere kant hoorde ik van kennissen uit de Verenigde Staten dat het een geweldige film was - ze waren er tot tranen door geroerd en hadden de film al meerdere malen gezien. Ik vond dat opvallend. Het is niet zo heel vaak dat een film door critici met de grond gelijk wordt gemaakt, terwijl het algemene publiek er dol op is.
Zo’n kloof tussen de mening van de professionele ‘critici’ en de mening van het publiek was in dit geval echter te verwachten. Het oorspronkelijke boek, Les Miserables, van de Franse auteur Victor Hugo, werd ook door de critici afgewezen - het was volgens hen te sensationeel. Maar het boek werd wel een verkoopsucces. Hetzelfde gebeurde bij de musical op basis van het boek. Theaterrecensenten waren kritisch, maar de musical was zo populair dat hij in Londen nog steeds draait, na 25 jaar! Hoewel de critici er niet warm of koud van worden, smullen de normale mensen ervan - en komen ernaar terug. En nu gebeurt hetzelfde met de film.
Interesant genoeg was iets vergelijkbaars eerder dit jaar waar te nemen toen de tweede CD van de band Mumford and Sons uitkwam. Muziekrecensenten brandden de plaat af, maar het publiek bleek enthousiast. Ik ook trouwens, de CD van Mumford and Sons bevindt zich nog steeds in mijn platenspeler. In dit geval werd het fenomeen van de kloof tussen de mening van de critici en de mening van de luisteraars ook opgemerkt door schrijvers. Die identificeerden Mumford and Sons als voorbeeld van de ‘New Sincerity’. De nieuwe oprechtheid. De band zingt eerlijke teksten over liefde, en leven, maar ook over falen, zonde en eerlijkheid naar anderen. Teksten over genezing en vergeving. En dat zonder ironie. Het lijkt alsof ze echt geloven wat ze zeggen. Kan dat wel?
Ik denk dat de Westerse Cultuur heel lang heeft gedreven op cynisme en ironie. De laatste decennia moesten er steeds vraagtekens worden gesteld bij elk ‘grote verhaal’. Waarheidsclaims moesten worden ontleed en worden teruggebracht tot verlangen naar macht (en andere freudiaanse motivaties). Oprechte opoffering voor een ander kon niet bestaan, echt heldendom moest worden vervangen door de ‘anti-held’. Wie iets serieus zei, moest er een knipoog achteraan geven.
Neem bijvoorbeeld de manier waarop in de Nederlandse Literatuur met geloof wordt omgegaan. Heel lang konden mensen alleen over het christendom schrijven als ze er kritisch over waren. Schrijvers als Jan Wolkers en Maarten ‘t Hart hadden succes bij het literaire establishment toen ze afrekenden met hun religieuze achtergrond. En grotendeels terecht, trouwens, want de kerk heeft ook heel wat gedaan om kritiek te verdienen. Maar het werd wel eenzijdig. In dit soort boeken bleken er geen kerken te zijn die niet stijf, onderdrukkend of schijnheilig waren. Alle ouderlingen legden onschuldige mensen regels op waar ze zichzelf niet aan hielden. Elke voorganger predikte alleen de wet. En elke hoofdpersoon werd er zonder geloof alleen maar beter op. Het was ‘not done’ om iets positiefs te schrijven over religie. Zelfs christenen leerden om hun boodschap te brengen met een kwinkslag, zich ervan bewust dat ze er niet teveel gewicht aan moesten verlenen. Maar nu zijn er dus weer mensen die over de levensvragen durven praten zonder ironisch sausje, zoals Mumford and sons. Er worden boeken geschreven over geloof (‘Eat, pray, love’ om er maar een te noemen) en die worden door velen gelezen. En in de bioscoop verschijnen films die geloofsvragen stellen: Cloud Atlas, Life of Pi en dus nu Les Miserables - een film met een sympathieke bisschop, vol gebeden, kruizen en meldingen van Christus. Een film zonder ironie.
En de kijkers stromen toe. Kijkers die niet de recensies lezen, die niet op de hoogte zijn van het culturele discours, en die zich niets aantrekken van de critici. Kijkers die dus ook niet hebben meegekregen dat ze niet eerlijk mogen zijn over hun levensvragen en dat ze niet oprecht mogen spreken over hun verlangen naar betekenis. Kijkers die willen geloven. Het volk houdt zich niet aan de mening van de critici. Het volk houdt zich niet aan de laatste mode. Het volk wordt gedreven door oudere drijfveren dan trends die elke paar jaar wisselen. “Goede literatuur (volgens de standaarden van de critici) kan ons de geest van een enkel mens leren kennen”, betoogde G.K. Chesterton daarom in Heretics. “Slechte literatuur (volgens de critici, oftewel ‘lectuur’) kan ons de geest van heel veel mensen leren kennen. Een goede roman leert ons de waarheid over zijn held; maar een slechte roman leert ons de waarheid over zijn lezers ... de basale aannames en eeuwige drijfveren van de mens kunnen worden gevonden in stuiverromans en novellettes van twee cent.”
De burger heeft geen smaak, zeggen ze de critici. Net zoals de Farizeeën zich verheven voelden boven ‘de massa die de wet niet kent’ (Johannes 7:49_. Maar dat volk was dichter bij de waarheid dan zij ooit waren.
Dat geldt ook voor Les Miserables. En G.K. Chesterton -die de ‘apostel van het gezonde verstand’ werd genoemd, en op de hoogte was van het denken van de gewone mensen - legt uit waarom. Hij zegt dat in het boek Les Miserables (zoals in de rest van het werk van Victor Hugo) alles betekenis heeft. "In other novelists all these details are dead; in Hugo they are all alive. In Hugo we may be certain that the sandy waste will be made typical, in some wild way, of the type and tribe of characters to which it gives birth; we may be certain that the furniture in the room will be packed with symbolism like an antique chapel. There will be something human and horrible about the tree, something significant and psychological about the three-legged stool. This is no exaggeration; in this sense it is literally true that there is not a dull line in Hugo." Daarom is Hugo volgens Chesterton een mysticus.
Hugo beschrijft in detail het leven van een priester op het Franse platteland, de slag bij Waterloo, het ontwerp van het Parijse riool, de verschillende categorieën straatschoffie en het leven in een streng klooster - maar die details zijn niet overbodig. Ze doen er allemaal toe. Voor Hugo zijn er geen toevalligheden. Gebeurtenissen zijn geen ironische samenloop van omstandigheden, maar beschikkingen van het lot. En zijn lange paragrafen over de ontwikkeling van het menselijke ras, het bestrijden van armoede, het belang van onderwijs en de glorieuze toekomst van Europa in de twintigste eeuw meent hij ook allemaal oprecht. Als bands als Mumford and Sons representanten zijn van The New Sincerity, is Hugo een voorbeeld van de oude oprechtheid. Hij is een onbeschaamd idealist. Een romanticus - maar niet een die in het romantische vlucht uit de wereld, maar een die het romantische in de wereld ziet. Een die net als Chesterton zelf zegt: ‘Romance is the deepest thing in life.
En dit idealisme, waar hij zich niet voor verontschuldigt, is wat volgens mij niet goed valt bij critici. We geloven niet meer in pure liefde, we voelen ons ongemakkelijk bij welgemeende liefdadigheid, en als we een volwassen man een kind zien helpen denken we er ook het onze van. We zijn onze onschuld verloren. Maar Hugo is wel een gelovige! Niet dat hij zijn hoofd in het zand steekt. Hij is geen wereldvreemde wereldverbeteraar, hij negeert niet het kwaad in de wereld, en ontkent niet dat verbetering moeilijk zal zijn. Maar hij is niet bereid die stemmen het laatste woord te geven. Het is beter te hopen dan te wanhopen, is zijn mening. Maar wij hebben de wanhoop omarmd. ‘Laten we eten en drinken’, zegt onze cultuur met 1 Korintiers 15:32. ‘Want morgen sterven wij’. In zo’n cultuur zijn een boek, een musical en een film als Les Miserables een (naar mijn mening broodnodig) licht in de duisternis.

Les Miserables vertelt het verhaal van Jean Valjean, die aan het begin van de negentiende eeuw na negentien dwangarbeid eindelijk vrijkomt. En dat terwijl hij alleen maar een brood had gestolen. Nu wordt hij beschouwd als een gevaarlijk crimineel. Niemand wil hem welkom heten, nergens vindt hij werk. Uiteindelijk wordt hij ontvangen door de bisschop Bienvenue. Maar hij is gaan geloven in wat zijn papieren over hem zeggen, en doet wat bewaker Javert had gezegd dat hij zou doen: hij steelt het zilver van de bisschop. Hij komt er echter niet ver mee. In ketens wordt hij teruggebracht. Maar de bestolen man doet iets totaal onverwachts. Hij geeft Valjean geen straf, zoals hij verdiend had, hij geeft hem zelfs de twee zilveren kandelaren. En hij roept hem op van deze tweede kans gebruik te maken. Met het zilver heeft hij Valjeans ziel gekocht voor God. Diep geraakt kiest Valjean ervoor een nieuwe koers in te slaan. Hij neemt de identiteit aan van ‘meneer Madeleine’, start een fabriek en wordt zelfs burgemeester. Ondertussen ondersteunt hij de armen. Acht jaar gaat het hem voor de wind. Dan komt een van de arbeidsters in zijn fabriek, Fantine, op straat te staan en wordt ziek. Valjean belooft voor haar dochter Colette te zorgen. Ondertussen is Javert aangesteld als inspecteur bij de politie. En hij houdt ‘meneer Madeleine’ nauwlettend in de gaten. Als hij ontdekt dat het in werkelijkheid gaat om Jean Valjean, zet hij natuurlijk de achtervolging in. Valjean kan niet anders dan met Colette in zijn armen vluchten naar Parijs en weer een andere identiteit aannemen. Hij denkt ontsnapt te zijn aan de wet, maar in 1832, terwijl er rellen uitbreken en barricades worden opgericht in de straten, wanneer Colette de liefde van haar leven ontmoet, loopt Valjean opnieuw Javert tegen het lijf ...

Ik heb afgelopen december het boek Les Miserables gelezen (in Engelse vertaling) en dat boek is hoog binnengekomen in mijn persoonlijke lijst van favorieten. De eerste keer dat ik de film keek was ik daarom in mijn gedachten aan het vergelijken. En ik moet eerlijk zeggen dat in dit geval het boek beter is. Het telt meer dan 1200 pagina’s en de film is nauwelijks drie uur lang. Dus geeft het boek veel achtergrond die in de film ontbreekt. Hoe kwam de bisschop ertoe Valjean zijn zilver mee te geven? Je leest het in het boek. Waarom had Fantine haar dochter achtergelaten bij de Thenardiers? Het verhaal uit het boek is hartverscheurend. Hoe kwam het dat Marius de Thenardiers kende? (het boek geeft het antwoord, en het heeft te maken met Waterloo). Werden Marius en Cosette na een enkele blik al verliefd? Het boek beschrijft een proces van een jaar. De film heeft wel elementen van het boek verwerkt. Zo komt de opa van Marius even in beeld. Maar alleen in het boek leer je waarom Marius geen liefdadigheid van hem wil ontvangen. De dronken student die in de film naast leider Enjolras komt te staan, wordt in het boek een tragische held. Valjean klimt met een touw van een lantaarn over de muur van een klooster, maar hoe hij zich daar voordoet als broer van de tuinman Fauchelevent, waardoor hij ook nog levend begraven dreigt te worden, staat alleen in het boek. Ik ga het boek binnen een paar jaar nog een keer herlezen, heb ik me al voorgenomen.
Maar deze bespreking gaat over de film, niet over het boek. En de film is absoluut de moeite waard. Dit is de eerste musicalverfilming waarbij de stemmen zijn opgenomen tijdens het filmen (in andere musicalfilms wordt de zang apart opgenomen, maar daardoor krijgen de stemmen niet dezelfde emotie mee die de acteur aan zijn rol geeft). De gok heeft goed uitgepakt. De liederen dragen veel (soms hartverscheurende) emotie. Vooral ‘I dreamed a dream’ is aangrijpend. Ook omdat Anne Hathaway zo goed speelt. Verder is Hugh Jackman een innemende, geloofwaardige Jean Valjean. Russell Crowe is wat minder als Javert. Sacha Baron Cohen en Helena Bonham Carter zijn grappig als herbergiersduo de Thenardiers. De camera zoomt in op de gezichten van de acteurs, maar dit werkt juist erg goed, omdat het de emoties zo goed overbrengt. En dit is niet in de eerste plaats een historische film, maar een emotionele film. Hij vertelt niet de geschiedenis van de revolutie, maar de geschiedenis van een hart.  Verder vond ik de vele verwijzingen naar het kruis mooi en de manier waarop de film eerlijk was over de religieuze motivaties van de karakters. Mijn voornaamste kritiek is (behalve het tekort aan diepgang vergeleken met het boek) dat de keuze van Marius voor Cosette in plaats van Eponine totaal niet geloofwaardig is. Ook dit is in het boek beter weergegeven (natuurlijk).

De film toont prachtig het verschil tussen een leven gebaseerd op de wet en een bestaan dat wordt gevormd door genade. De wet moet hier niet alleen worden gezien in religieuze zin, maar lijkt te duiden op alle systemen, of het nu de religieuze wet is (Javert ziet zijn wetsijver in elk geval ook in religieuze termen), de juridische wet, of de economische wet. Elk systeem ontneemt mensen hun persoonlijkheid, en maakt ze tot een nummer, een radertje in het geheel. Mensen worden slaven van de wet, of ze nu dwangarbeider zijn of prostituee. Hier tegenover staat de genade, die mensen juist ziet als persoon, als individu, en hen behandelt als waardevol en betekenisvol, ongeacht wat ze gedaan hebben. Dit heeft verreikende gevolgen. Wie zo’n liefde ervaart, wil zelf ook gaan liefhebben. En wie een ander liefheeft, ziet het aangezicht van God. Ik zou hier een volledig essay over kunnen schrijven, maar tegelijk is over dit aspect van het verhaal al veel geschreven, onder andere door Philip Yancey in zijn boek ‘What’s so amazing about grace?’ (een aanrader). In dit bericht laat ik het thema verder liggen en richt ik mij op het hoopvolle einde van het verhaal.
Eerder in de film is de revolutie op niets uitgelopen. De Parijse bevolking heeft zich niet aangesloten bij het studentenverzet en de barricade is onder de voet gelopen door de soldaten van het onderdrukkende regime. De idealisten met wie we meeleefden, liggen dood naast elkaar op de grond. Het is makkelijk om het idealisme van Hugo belachelijk te maken. De twintigste eeuw bracht namelijk nieuwe oorlogen voor Europa, oorlogen die de conflicten uit de negentiende eeuw overschaduwden. Van eenheid en gerechtigheid was lange tijd geen sprake. En zelfs in de eenentwintigste eeuw is er nog sprake van ongerechtigheid en crisis. Maar ik denk dat het daarom betekenisvol is dat Hugo schreef over een mislukte revolutie. Dat hij zijn hoofdpersonen niet de overwinning liet halen. Als er een nieuwe tijd zal aanbreken voor Europa, zal dat niet gebeuren zonder moeite en mislukkingen. Degenen die zich sterk maken voor vernieuwing, zullen de vruchten van hun werk vaak niet proeven. Dit alles maakt Hugo echter niet moedeloos. Hij gelooft namelijk dat de uiteindelijke vervulling van zijn ideaal niet van mensen afhangt, maar van God. En God doet wat Hij heeft beloofd.
Ook de film eindigt daarom hoopvol. In de slotscène heeft de barricade zich over heel Parijs uitgebreid en in een ied wordt de kijker uitgenodigd zich bij de vrijheidsstrijders te voegen. De revolutie waar ze voor gingen, komt er nu echt! Maar ze zingen nu niet meer over Parijs alleen. Ze zingen over de toekomst die er komt, in de tuin van de Heer, waar zwaarden zullen zijn gesmeed tot ploegijzers. En we zien op deze barricade iedereen die een rol heeft gespeeld in de film, iedereen die was onderdrukt, iedereen die het onderspit heeft gedolven. Hun levens hadden betekenis, ondanks hun schijnbare falen dragen ze bij aan de wereld die komt. En luid zingend kijken ze de verte in, terwijl hun blik verandert in een van verwondering en blijdschap.
Christenen kunnen net als Hugo uiteindelijk niet cynisch zijn. We moeten eerlijk zijn - we zien mislukkingen overal om ons heen, plannen die afbranden, vrienden die ziek worden, kinderen die dood gaan. Oorlogen en geruchten van oorlogen. Maar dit alles is niet het einde. God heeft een nieuwe hemel en een nieuwe aarde beloofd, waar gerechtigheid woont. Het is makkelijk dat beeld terzijde te schuiven. We beschermen ons hart met cynisme. Want wat als God niet blijkt te bestaan? Wat als we tevergeefs verlangen? Maar aan de andere kant: wat als onze levens werkelijk verlost zullen worden? Wat als iedereen die een rol heeft gespeeld in ons verhaal daarvoor eer zal ontvangen? Wat als zelfs onze mislukkingen en fouten aan de komst van het koninkrijk zullen bijdragen? Durven we dat verlangen te voelen? Durven we ons leven vorm te geven volgens dat ideaal? Durven we voor die hoop te leven? En te sterven?
Dit is wat het betekent te geloven: we geloven dat God deze toekomst werkelijkheid zal laten worden. Dat het niet van ons afhangt, maar van Hem. En wij brengen ons leven er nu al mee in overeenstemming. Dat geloof is het antwoord op cynisme. Dit vertrouwen is de nieuwe oprechtheid.