Ik heb geen TV thuis. Ik bedoel: het apparaat heb ik wel, anders zou ik geen DVD’s en blu-rays kunnen kijken en geen computerspellen kunnen spelen, maar ik kijk er geen TV op. Nooit gedaan. Dat heeft als voordeel dat ik niet in de verleiding kom om een hele avond gedachteloos te zappen om uiteindelijk te realiseren dat ik twee saaie spelletjes gezien heb en een halve aflevering van een serie die me toch niet zo boeide. En dat naast talloze reclames voor wasmiddel en sterke drank. Maar het nadeel is dat ik sommige dingen niet zelf zie. Over de vloedgolf van kerst 2004 las ik alleen in de krant. Dat was natuurlijk al indrukwekkend genoeg. En ik zag de satellietfoto’s die toonden hoe de kustlijn was veranderd na de tsunami, wat de ongelofelijke kracht van het water illustreerde.
Maar het gebeurde bleef abstract. Cijfers waar ik weinig mee kon. Ik had geen voorstelling hoe het geweest moest zijn voor de mensen in de gebieden rond de Indische oceaan. Wel herinner ik me hoe we op kantoor geld inzamelden voor de hulpfondsen. Ik had nog Noorse kronen van een eerdere vakantie in mijn portemonnee zitten en doneerde die. Wat de impact was van de ramp werd me echter pas goed duidelijk toen ik in 2010 in India was, en mijn gastheren van de kerk in Hyderabad me vertelden hoe ze met voedsel en kleding hulp gingen bieden in de getroffen streken van India. Ze lieten ook een paar foto’s zien van de verwoesting die daar was aangericht.
Toen ik vroeger bij mijn grootouders logeerde, las ik graag in de Het Beste (Readers Digest) - waar ze heel wat jaargangen van hadden staan - en dan vooral de overlevingsverhalen. Mensen die een vliegramp hadden meegemaakt, die waren verdwaald in de bergen, die in een mijn waren vast komen te zitten. Die een aardbeving hadden doorstaan. Of een vloedgolf. Wat deze artikelen deden was dat ze de abstracte cijfers - aantallen doden, statistieken over verkeersongelukken, waarschuwingen over het gevaar van verdwalen - minder abstract maakten. Ze maakten er namelijk een verhaal van. En ik geloof dat wij als mensen (of in elk geval de meesten van ons) niet zijn gebouwd om te denken in abstracties (die betekenisloos zijn), maar wel in verhalen (die betekenis geven). Zelfs als we over abstracties praten, gebruiken we er vaak beeldspraak voor of analogieën - dat wil zeggen: we vertellen er een verhaal over.
Als we dus willen omgaan met gebeurtenissen of rampen (individueel of collectief) vertellen we er een verhaal over. Kennissen die iets erg hebben meegemaakt willen graag ‘hun verhaal kwijt’ (ik weet dat toen ik door de IJslandse vulkaanuitbarsting had vastgezeten in Doha, ik later graag dat verhaal vertelde). Net zo vertellen we verhalen over oorlogen en rampen. Dat begint op school, want de beste geschiedenisleraar is degene die mooie verhalen over geschiedenis weet te vertellen. Toch? Maar ook later - niet voor niets zijn er zoveel boeken geschreven en films gemaakt over de tweede wereldoorlog, over de Titanic, over Vietnam. En er kwamen films over de Twin Towers na elf september, en boeken waarin die gebeurtenissen een rol speelden. Die verhalen helpen ons om beter te begrijpen wat de impact was van die momenten, ze doen ons meeleven met de personen die werden getroffen (en daardoor ontwikkelen we meer empathie en ‘theory of mind’) en ze maken ons weerbaar, doordat we onszelf afvragen wat wij in zo’n situatie zouden doen en ons daarop gaan voorbereiden.
Vaak worden deze verhalen verteld vanuit het oogpunt van een overlevende. Dat lijkt misschien niet ‘eerlijk’, alsof de overledenen geen verhaal te vertellen hadden. Maar het lot van anderen wordt niet over het hoofd gezien. Het wordt juist pijnlijk duidelijk hoe ‘oneerlijk’ het is dat het verhaal van die anderen wreed tot een einde is gebracht. De onrechtvaardigheid van het universum blijkt er juist heel duidelijk uit. Het brengt bij ons de verontwaardiging tot stand die gepast is bij het zinloze lijden in de wereld. We heffen onze vuist en komen in actie. Maar waarom zouden we in actie komen als het menselijke bestaan geen waarde zou hebben? Als het individuele bestaan werkelijk zinloos zou zijn. Wat deze verhalen ons ook duidelijk maken is dat het universum uiteindelijk niet hopeloos is. Dat onze opoffering en medemenselijkheid betekenis hebben. En juist dat er mensen overleefden kan ons hier geloof in schenken. G.K. Chesterton zei al dat kinderen behoefte hebben aan verhalen, niet om te leren dat draken bestaan, maar om te leren dat ze verslagen kunnen worden. We weten allemaal met de Prediker dat ‘tijd en toeval treffen allen’. De verhalen bevestigen dit (het zijn immers vaak gewone mensen die door gebeurtenissen groter dan zichzelf worden overvallen), maar ze laten tevens zien dat in die situaties toch ruimte mogelijk is voor medemenselijkheid, opoffering en naastenliefde. En voor hoop. Hoe klein dat sprankje ook mag zijn.
(Natuurlijk is er het gevaar dat als de gebeurtenis langer geleden is, er legendevorming kan optreden, waardoor de verhalen de gebeurtenis niet dichterbij brengen, maar de afstand tussen de luisteraar en de werkelijkheid juist vergroten. Je gaat als kijker bijvoorbeeld meeleven met de helden in een oorlogsfilm en gaat de tegenstanders als minder menselijk zien. De werkelijke menselijke kosten van een gebeurtenis worden over het hoofd gezien. Daarom moeten te grote verhalen uiteindelijk gedeconstrueerd worden - de verhaaldynamiek moet worden ontmaskerd, zodat de gebeurtenis zelf weer zichtbaar wordt. Parodieen doen dit bijvoorbeeld, of een film als Inglourious Basterds van Quentin Tarantino.)
Tot slot geloof ik dat juist in dit type verhalen het Grote Verhaal het duidelijkst zichtbaar kan worden, want gaat dat er ook niet over hoe wij wonder boven wonder, tegen alle hoop in, zijn gered van de dood van het lichaam en de vernietiging van het heelal?
De film The Impossible bracht voor mij de gebeurtenissen rond de tsunami van 2004 tot leven. Hij maakte de onweerstaanbare kracht van het water duidelijk, maar ook de chaos en verwarring die er na de tsunami heersten. Als ik nu over een vloedgolf hoor, is het niet meer iets abstracts. Maar de film toont ook opvallende tekenen van medemenselijkheid. Sprankjes hoop in een duistere situatie. Wat deze film zo bijzonder maakt is dat hij zo dicht bij de hoofdpersonen blijft. De camera blijft ze op de huid zitten. Je maakt mee wat zij meemaken, soms in gruwelijk detail. (Maar zonder te gruwelijk te zijn - de film is in dat opzicht gelukkig niet sensationeel). Soms juist door het ontbreken van detail (zo is het scherm even zwart en hoor je alleen geluiden - en dat is misschien nog wel het gruwelijkst). Daarbij helpen de sympathieke acteurs, die hun rol geloofwaardig neerzetten, zelfs de kinderen die meespeelden. Het gezin heeft een heel natuurlijk overkomende dynamiek, ook de interactie tussen de drie jongens. Ik vond de muziek tegen het einde toe wel wat sentimenteel worden. Dat had wat minder gekund. Vooral omdat de gebeurtenissen tegen het einde al te mooi lijken om waar te zijn. Als de film niet was gebaseerd op een waargebeurd verhaal, zou ik het einde niet hebben geslikt. De wetenschap dat het echt is gebeurd, maakt het ontroerend.
De familie Bennett is tijdens de kerst op vakantie aan de kust in Thailand. Henry heeft te horen gekregen dat hij mogelijk zal worden ontslagen, zijn vrouw Maria wil haar baan als arts wel weer oppakken. Ondertussen spelen hun kinderen en maken ze ruzie, zoals jongens dat onderling nu eenmaal doen. De ochtend na kerst zijn ze allemaal in het zwembad in het resort als er een vreemde wind opsteekt. Er komen onheilspellend roepende vogels overwaaien. Dan verschijnt als uit het niets een muur van water, alles op zijn weg vernietigend. Als Maria uit de maalstroom boven water komt, is ze al vele meters meegesleurd landinwaarts. Ze treft haar oudste zoon Lucas aan en samen klampen ze zich vast aan een boomstam. Als het water zakt, zijn ze alleen. Van Henry en haar andere twee kinderen is geen spoor te bekennen. En zelf is ze door het puin in het water gewond geraakt. Als ze er niet aan onderdoor gaat door het bloedverlies, loopt ze het gevaar een stevige infectie op te lopen. Lucas neemt al snel de verantwoordelijkheid op zich over zijn moeder. Hij blijft bij haar als ze gevonden worden door locale mensen, en naar een ziekenhuis worden gebracht. Daar dringt Maria er bij Lucas op aan dat hij mensen gaat helpen. Als hij terugkomt, is zijn moeder verdwenen. Hij is moederziel alleen...
Waar mijn vriendin en ik ons over verbaasden bij het kijken van de film, was hoe deze familie zich inzet voor anderen, ook na wat ze allemaal hebben doorstaan. Het kan ook anders, en dat wordt in de film getoond: mensen die anderen niet van hun mobiele telefoon laten gebruikmaken, omdat ze bang zijn dat de batterij opraakt. En die angst is natuurlijk terecht. Een ‘ieder voor zich’-mentaliteit meten we ons in ons dagelijkse leven al makkelijk aan. Maar als je leven in gevaar is, als je dreigt alles kwijt te raken wat je bezit, dan al helemaal. Om te overleven worden mensen egoïstisch - uiteindelijk in staat elkaar te doden om een korst brood (is bekend van extreme situaties, bijvoorbeeld in de concentratiekampen). Ik maak me niet veel illusies over mijn eigen houding in dezen - ik weet niet of ik zou delen wat ik heb, als ik niet weet of dat voor mijzelf genoeg is.
Maar deze familie steekt anders in elkaar. Als het water zich net heeft teruggetrokken, en Maria en Lucas landinwaarts strompelen, horen ze een kind huilen. Lucas wil dat ze een boom opzoeken. Ze moeten omhoog klimmen om veilig te zijn als er een nieuwe golf komt. Elke seconde telt. Maar Maria geeft niet toe, al kan ze zelf nauwelijks meer op haar benen staan. “Weet je wat voor mij het angstigste moment was?”, zegt ze (even uit het hoofd geparafraseerd). “Niet toen de golf me raakte, maar toen ik boven kwam en ik was helemaal alleen. Misschien zijn je vader en je broers op dit moment wel helemaal alleen. Dan zou je toch ook willen dat iemand ze vond en ze hielp? Dit kindje is nu helemaal alleen. Hij heeft alleen ons. ” Lucas laat zich overreden en helpt het blonde jongetje dat Daniel heet. Later in het ziekenhuis vraagt zijn moeder hem een mandarijn te delen met een medepatient, die vast veel honger en dorst heeft. En hij helpt mensen die Engels spreken, brengt ouders en kinderen bij elkaar. Zelfs als hij daarvoor bij zijn moeder weg moet. Hij is een reddende engel - voor anderen, zoals hij het is voor zijn moeder.
Hoe kan het dat deze mensen in een noodsituatie in staat zijn anderen te helpen? Hoe kan het dat ze ook de noden zien van hun medemensen en niet alleen die van zichzelf?
Een ramp als deze brengt onze diepste motivaties boven, uiterlijkheden vallen weg. Rationeel nadenken over je gedrag is er niet bij. Je handelt uit instinct. De enige manier om na zo’n ramp liefde te kunnen tonen voor je medemensen, is als dat is wat je in de rest van je leven doet. Het gedrag dat je oefent als het je voor de wind gaat, als er niets aan de hand is, is wat je vertoont als het tegenzit. Als je in het normale dagelijkse leven de roep van je medemens negeert, voordringt in de rij, en niet uitdeelt van wat je hebt, zul je dat ook niet doen als je leven abnormaal wordt.
Wat in deze film mooi zichtbaar is, is dat de familie voor de tsunami de kust bereikt, al wordt gekenmerkt door een hulpvaardige instelling. Ze zorgen voor elkaar, dat is al heel snel duidelijk. En omdat ze dat altijd al deden, kunnen ze daarmee doorgaan als de rampspoed toeslaat.
We weten niet of en wanneer we in moeilijke omstandigheden komen. Misschien wel nooit. Maar misschien zitten we morgen in een auto die over de kop slaat, wordt een ernstige ziekte vastgesteld, breekt een crisis uit, worden we ontslagen. We leven in een wrede wereld. Onze wereld is in zichzelf niet menselijk. Als wij wel menselijk willen zijn. Als wij willen dat we zelfs in zulke onmenselijke omstandigheden onze menselijkheid bewaren en er kunnen zijn voor anderen, moeten we daarom nu al dagelijks zo leven, nu we nog de vrijheid hebben ons gedrag zelf te kiezen. Als onze naastenliefde in ons systeem zit, als het ons instinct is geworden, zullen we onze naasten liefhebben als we puur instinctmatig handelen. Dit is de rol van de disciplines in het geloof, van rituelen, van liturgie. Die laten schoonheid, waarheid en liefde tot in ons merg doordringen. En ze komen naar buiten als we ze nodig hebben.
Uiteindelijk in het ziekenhuis ziet Lucas Daniel weer. Hij bevindt zich in de armen van een man die net zo blond is als hij, en lacht. En Lucas weet waarvoor hij het gedaan heeft, waarvoor hij heeft gewacht een boom in te klimmen, waarvoor hij zichzelf heeft opgeofferd. Hij heeft iemand gered van de eenzaamheid, van de dood. En nu ziet hij in dat zijn moeder gelijk had. De ander helpen is de moeite waard. Hij is de realiteit gaan zien van de ‘gouden regel’ die Jezus instelde: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.’ (Mattheus 7:12) Als we dat nu doen, doen we dat ook in tijden van een tsunami.
Maar het gebeurde bleef abstract. Cijfers waar ik weinig mee kon. Ik had geen voorstelling hoe het geweest moest zijn voor de mensen in de gebieden rond de Indische oceaan. Wel herinner ik me hoe we op kantoor geld inzamelden voor de hulpfondsen. Ik had nog Noorse kronen van een eerdere vakantie in mijn portemonnee zitten en doneerde die. Wat de impact was van de ramp werd me echter pas goed duidelijk toen ik in 2010 in India was, en mijn gastheren van de kerk in Hyderabad me vertelden hoe ze met voedsel en kleding hulp gingen bieden in de getroffen streken van India. Ze lieten ook een paar foto’s zien van de verwoesting die daar was aangericht.
Toen ik vroeger bij mijn grootouders logeerde, las ik graag in de Het Beste (Readers Digest) - waar ze heel wat jaargangen van hadden staan - en dan vooral de overlevingsverhalen. Mensen die een vliegramp hadden meegemaakt, die waren verdwaald in de bergen, die in een mijn waren vast komen te zitten. Die een aardbeving hadden doorstaan. Of een vloedgolf. Wat deze artikelen deden was dat ze de abstracte cijfers - aantallen doden, statistieken over verkeersongelukken, waarschuwingen over het gevaar van verdwalen - minder abstract maakten. Ze maakten er namelijk een verhaal van. En ik geloof dat wij als mensen (of in elk geval de meesten van ons) niet zijn gebouwd om te denken in abstracties (die betekenisloos zijn), maar wel in verhalen (die betekenis geven). Zelfs als we over abstracties praten, gebruiken we er vaak beeldspraak voor of analogieën - dat wil zeggen: we vertellen er een verhaal over.
Als we dus willen omgaan met gebeurtenissen of rampen (individueel of collectief) vertellen we er een verhaal over. Kennissen die iets erg hebben meegemaakt willen graag ‘hun verhaal kwijt’ (ik weet dat toen ik door de IJslandse vulkaanuitbarsting had vastgezeten in Doha, ik later graag dat verhaal vertelde). Net zo vertellen we verhalen over oorlogen en rampen. Dat begint op school, want de beste geschiedenisleraar is degene die mooie verhalen over geschiedenis weet te vertellen. Toch? Maar ook later - niet voor niets zijn er zoveel boeken geschreven en films gemaakt over de tweede wereldoorlog, over de Titanic, over Vietnam. En er kwamen films over de Twin Towers na elf september, en boeken waarin die gebeurtenissen een rol speelden. Die verhalen helpen ons om beter te begrijpen wat de impact was van die momenten, ze doen ons meeleven met de personen die werden getroffen (en daardoor ontwikkelen we meer empathie en ‘theory of mind’) en ze maken ons weerbaar, doordat we onszelf afvragen wat wij in zo’n situatie zouden doen en ons daarop gaan voorbereiden.
Vaak worden deze verhalen verteld vanuit het oogpunt van een overlevende. Dat lijkt misschien niet ‘eerlijk’, alsof de overledenen geen verhaal te vertellen hadden. Maar het lot van anderen wordt niet over het hoofd gezien. Het wordt juist pijnlijk duidelijk hoe ‘oneerlijk’ het is dat het verhaal van die anderen wreed tot een einde is gebracht. De onrechtvaardigheid van het universum blijkt er juist heel duidelijk uit. Het brengt bij ons de verontwaardiging tot stand die gepast is bij het zinloze lijden in de wereld. We heffen onze vuist en komen in actie. Maar waarom zouden we in actie komen als het menselijke bestaan geen waarde zou hebben? Als het individuele bestaan werkelijk zinloos zou zijn. Wat deze verhalen ons ook duidelijk maken is dat het universum uiteindelijk niet hopeloos is. Dat onze opoffering en medemenselijkheid betekenis hebben. En juist dat er mensen overleefden kan ons hier geloof in schenken. G.K. Chesterton zei al dat kinderen behoefte hebben aan verhalen, niet om te leren dat draken bestaan, maar om te leren dat ze verslagen kunnen worden. We weten allemaal met de Prediker dat ‘tijd en toeval treffen allen’. De verhalen bevestigen dit (het zijn immers vaak gewone mensen die door gebeurtenissen groter dan zichzelf worden overvallen), maar ze laten tevens zien dat in die situaties toch ruimte mogelijk is voor medemenselijkheid, opoffering en naastenliefde. En voor hoop. Hoe klein dat sprankje ook mag zijn.
(Natuurlijk is er het gevaar dat als de gebeurtenis langer geleden is, er legendevorming kan optreden, waardoor de verhalen de gebeurtenis niet dichterbij brengen, maar de afstand tussen de luisteraar en de werkelijkheid juist vergroten. Je gaat als kijker bijvoorbeeld meeleven met de helden in een oorlogsfilm en gaat de tegenstanders als minder menselijk zien. De werkelijke menselijke kosten van een gebeurtenis worden over het hoofd gezien. Daarom moeten te grote verhalen uiteindelijk gedeconstrueerd worden - de verhaaldynamiek moet worden ontmaskerd, zodat de gebeurtenis zelf weer zichtbaar wordt. Parodieen doen dit bijvoorbeeld, of een film als Inglourious Basterds van Quentin Tarantino.)
Tot slot geloof ik dat juist in dit type verhalen het Grote Verhaal het duidelijkst zichtbaar kan worden, want gaat dat er ook niet over hoe wij wonder boven wonder, tegen alle hoop in, zijn gered van de dood van het lichaam en de vernietiging van het heelal?
De film The Impossible bracht voor mij de gebeurtenissen rond de tsunami van 2004 tot leven. Hij maakte de onweerstaanbare kracht van het water duidelijk, maar ook de chaos en verwarring die er na de tsunami heersten. Als ik nu over een vloedgolf hoor, is het niet meer iets abstracts. Maar de film toont ook opvallende tekenen van medemenselijkheid. Sprankjes hoop in een duistere situatie. Wat deze film zo bijzonder maakt is dat hij zo dicht bij de hoofdpersonen blijft. De camera blijft ze op de huid zitten. Je maakt mee wat zij meemaken, soms in gruwelijk detail. (Maar zonder te gruwelijk te zijn - de film is in dat opzicht gelukkig niet sensationeel). Soms juist door het ontbreken van detail (zo is het scherm even zwart en hoor je alleen geluiden - en dat is misschien nog wel het gruwelijkst). Daarbij helpen de sympathieke acteurs, die hun rol geloofwaardig neerzetten, zelfs de kinderen die meespeelden. Het gezin heeft een heel natuurlijk overkomende dynamiek, ook de interactie tussen de drie jongens. Ik vond de muziek tegen het einde toe wel wat sentimenteel worden. Dat had wat minder gekund. Vooral omdat de gebeurtenissen tegen het einde al te mooi lijken om waar te zijn. Als de film niet was gebaseerd op een waargebeurd verhaal, zou ik het einde niet hebben geslikt. De wetenschap dat het echt is gebeurd, maakt het ontroerend.
De familie Bennett is tijdens de kerst op vakantie aan de kust in Thailand. Henry heeft te horen gekregen dat hij mogelijk zal worden ontslagen, zijn vrouw Maria wil haar baan als arts wel weer oppakken. Ondertussen spelen hun kinderen en maken ze ruzie, zoals jongens dat onderling nu eenmaal doen. De ochtend na kerst zijn ze allemaal in het zwembad in het resort als er een vreemde wind opsteekt. Er komen onheilspellend roepende vogels overwaaien. Dan verschijnt als uit het niets een muur van water, alles op zijn weg vernietigend. Als Maria uit de maalstroom boven water komt, is ze al vele meters meegesleurd landinwaarts. Ze treft haar oudste zoon Lucas aan en samen klampen ze zich vast aan een boomstam. Als het water zakt, zijn ze alleen. Van Henry en haar andere twee kinderen is geen spoor te bekennen. En zelf is ze door het puin in het water gewond geraakt. Als ze er niet aan onderdoor gaat door het bloedverlies, loopt ze het gevaar een stevige infectie op te lopen. Lucas neemt al snel de verantwoordelijkheid op zich over zijn moeder. Hij blijft bij haar als ze gevonden worden door locale mensen, en naar een ziekenhuis worden gebracht. Daar dringt Maria er bij Lucas op aan dat hij mensen gaat helpen. Als hij terugkomt, is zijn moeder verdwenen. Hij is moederziel alleen...
Waar mijn vriendin en ik ons over verbaasden bij het kijken van de film, was hoe deze familie zich inzet voor anderen, ook na wat ze allemaal hebben doorstaan. Het kan ook anders, en dat wordt in de film getoond: mensen die anderen niet van hun mobiele telefoon laten gebruikmaken, omdat ze bang zijn dat de batterij opraakt. En die angst is natuurlijk terecht. Een ‘ieder voor zich’-mentaliteit meten we ons in ons dagelijkse leven al makkelijk aan. Maar als je leven in gevaar is, als je dreigt alles kwijt te raken wat je bezit, dan al helemaal. Om te overleven worden mensen egoïstisch - uiteindelijk in staat elkaar te doden om een korst brood (is bekend van extreme situaties, bijvoorbeeld in de concentratiekampen). Ik maak me niet veel illusies over mijn eigen houding in dezen - ik weet niet of ik zou delen wat ik heb, als ik niet weet of dat voor mijzelf genoeg is.
Maar deze familie steekt anders in elkaar. Als het water zich net heeft teruggetrokken, en Maria en Lucas landinwaarts strompelen, horen ze een kind huilen. Lucas wil dat ze een boom opzoeken. Ze moeten omhoog klimmen om veilig te zijn als er een nieuwe golf komt. Elke seconde telt. Maar Maria geeft niet toe, al kan ze zelf nauwelijks meer op haar benen staan. “Weet je wat voor mij het angstigste moment was?”, zegt ze (even uit het hoofd geparafraseerd). “Niet toen de golf me raakte, maar toen ik boven kwam en ik was helemaal alleen. Misschien zijn je vader en je broers op dit moment wel helemaal alleen. Dan zou je toch ook willen dat iemand ze vond en ze hielp? Dit kindje is nu helemaal alleen. Hij heeft alleen ons. ” Lucas laat zich overreden en helpt het blonde jongetje dat Daniel heet. Later in het ziekenhuis vraagt zijn moeder hem een mandarijn te delen met een medepatient, die vast veel honger en dorst heeft. En hij helpt mensen die Engels spreken, brengt ouders en kinderen bij elkaar. Zelfs als hij daarvoor bij zijn moeder weg moet. Hij is een reddende engel - voor anderen, zoals hij het is voor zijn moeder.
Hoe kan het dat deze mensen in een noodsituatie in staat zijn anderen te helpen? Hoe kan het dat ze ook de noden zien van hun medemensen en niet alleen die van zichzelf?
Een ramp als deze brengt onze diepste motivaties boven, uiterlijkheden vallen weg. Rationeel nadenken over je gedrag is er niet bij. Je handelt uit instinct. De enige manier om na zo’n ramp liefde te kunnen tonen voor je medemensen, is als dat is wat je in de rest van je leven doet. Het gedrag dat je oefent als het je voor de wind gaat, als er niets aan de hand is, is wat je vertoont als het tegenzit. Als je in het normale dagelijkse leven de roep van je medemens negeert, voordringt in de rij, en niet uitdeelt van wat je hebt, zul je dat ook niet doen als je leven abnormaal wordt.
Wat in deze film mooi zichtbaar is, is dat de familie voor de tsunami de kust bereikt, al wordt gekenmerkt door een hulpvaardige instelling. Ze zorgen voor elkaar, dat is al heel snel duidelijk. En omdat ze dat altijd al deden, kunnen ze daarmee doorgaan als de rampspoed toeslaat.
We weten niet of en wanneer we in moeilijke omstandigheden komen. Misschien wel nooit. Maar misschien zitten we morgen in een auto die over de kop slaat, wordt een ernstige ziekte vastgesteld, breekt een crisis uit, worden we ontslagen. We leven in een wrede wereld. Onze wereld is in zichzelf niet menselijk. Als wij wel menselijk willen zijn. Als wij willen dat we zelfs in zulke onmenselijke omstandigheden onze menselijkheid bewaren en er kunnen zijn voor anderen, moeten we daarom nu al dagelijks zo leven, nu we nog de vrijheid hebben ons gedrag zelf te kiezen. Als onze naastenliefde in ons systeem zit, als het ons instinct is geworden, zullen we onze naasten liefhebben als we puur instinctmatig handelen. Dit is de rol van de disciplines in het geloof, van rituelen, van liturgie. Die laten schoonheid, waarheid en liefde tot in ons merg doordringen. En ze komen naar buiten als we ze nodig hebben.
Uiteindelijk in het ziekenhuis ziet Lucas Daniel weer. Hij bevindt zich in de armen van een man die net zo blond is als hij, en lacht. En Lucas weet waarvoor hij het gedaan heeft, waarvoor hij heeft gewacht een boom in te klimmen, waarvoor hij zichzelf heeft opgeofferd. Hij heeft iemand gered van de eenzaamheid, van de dood. En nu ziet hij in dat zijn moeder gelijk had. De ander helpen is de moeite waard. Hij is de realiteit gaan zien van de ‘gouden regel’ die Jezus instelde: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.’ (Mattheus 7:12) Als we dat nu doen, doen we dat ook in tijden van een tsunami.