Eind 2007 was ik in Australië. Dat was een heel bijzondere reis. Er zat een spiritueel aspect aan, omdat ik tijdens de reis een conferentie bezocht en met vrienden optrok, en veel goede en confronterende gesprekken had. Daarover gaat deze filmbespreking verder niet. Wie geïnteresseerd is in de ontdekkingen die ik tijdens die reis heb gedaan, kan erover lezen in mijn boek Indrukwekkende Vrijheid - warm aanbevolen! Maar het was ook bijzonder omdat ik een natuurliefhebber ben, en Australië een unieke flora en fauna heeft.
Het continent Australië is zo lang afgesneden geweest van de rest van de wereld dat niet de placentale zoogdieren de dienst uitmaken, maar buideldieren. De evolutie heeft er een ander spoor gevolgd dan in bijvoorbeeld Europa. De niches in het ecosysteem zijn door andere soorten opgevuld. Er leefden in het verleden bijvoorbeeld enorme loopvogels, buidelwolven en buidelleeuwen, wombatachtige dieren zo groot als neushoorns en zes meter lange varanen. De meest bizarre soorten - soorten zonder vergelijking op de andere continenten.
Helaas zijn veel van die soorten uitgestorven, een deel door klimaatverandering, een deel door het ingrijpen van de mens. De eerste aboriginals maakten bijvoorbeeld jacht op reuzenkangaroes, en introduceerden honden die de buidelwolven eruit concurreerden. Later kwamen de Europese immigranten en die lieten schapen, kamelen, konijnen en katten los op het continent - en deze soorten bleken een bedreiging voor de inheemse Australische natuur. Net als bijvoorbeeld de Indiase vogels die je er nu bijna vaker ziet dan inheemse Australische soorten. Dat alles was al schadelijk genoeg zonder de actieve jacht van mensen op soorten die als ‘schadelijk’ werden gezien. Er is gelukkig nog heel wat overgebleven en ik was blij dat ik daarvan kon genieten. Ik zag in de natuur zelf een varaan, en een andere grote waterhagedis, ik zag eucalyptusbomen, en cicaden, ik zag prachtige bloemen en inheemse kikkers. Ik zag de bijzondere liervogel tussen prehistorisch aandoende boomvarens in de Blue Mountains, en ik zag de zwermen vliegende honden in de bomen in Sydney. Australië was werkelijk een andere wereld, en ik voelde me een beetje als een ontdekkingsreiziger die op een andere planeet is geland en tussen vreemde planten en dieren is terechtgekomen. Het leek wel science fiction. En ik zag regenboogvissen in hun natuurlijke omgeving! Het was een van de meest bijzondere ervaringen van mijn leven.
Ik ben nog niet op het eiland Tasmanië geweest, maar ook dat heeft een bijzondere flora en fauna. Ook daar groeien boomvarens, en springen wallabies rond en komen Tasmaanse duivels op aas af. En op het eiland Tasmanië leefde tot voor kort de Tasmaanse buidelwolf - de laatste vertegenwoordiger van een groep roofdieren die ooit over het hele Australische continent verspreid was. Omdat er op Tasmanië geen dingo’s leefden, kon de buidelwolf daar blijven bestaan. In elk geval tot er Europese kolonisten op het eiland landden. Die wilden er schapen houden, en ze dachten dat de buidelwolven hun schapen aanvielen. En daarom besloten ze de buidelwolf uit te roeien. Dat lukte, want de laatste buidelwolf stierf in de jaren dertig van de vorige eeuw in gevangenschap. Er zijn nog een paar filmbeelden van bewaard gebleven - enorm fascinerend, de laatste blik op een unieke soort: het laatste grote buidelroofdier.
Wat de situatie ironisch maakt, is dat uit recent wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de Tasmaanse buidelwolf geen sterke kaken had, en uit berekeningen blijkt dat hij niet in staat moet zijn geweest een schaap te doden. De kolonisten reageerden uit angst en roeiden daarom een soort uit die hen helemaal niet bedreigde. En een eenmaal uitgeroeide soort is niet meer terug te brengen uit de vergetelheid. Daarmee wordt het verhaal van de buidelwolf, net als dat van de dodo, de Amerikaanse trekduif en de Stellers’ zeekoe (en de olifantsvogel van Madagaskar, de moa’s van Nieuw-Zeeland en de cichliden uit het Victoriameer, en de reuzenalk, en ga zo maar door), een aanklacht tegen de menselijke expansiedrift die ten koste gaat van het unieke, het onvervangbare, het individuele. In eerste instantie van de natuur - de menselijke expansiedrift, het verlangen naar macht en controle maakt de natuur eenvormig. Een unieke ecologie wordt vervangen door eentonig landbouwgebied, met dezelfde granen en dezelfde schapen als elders op de wereld, maar een of twee soorten per vierkante kilometer. We maken de wereld saai en voorspelbaar. Maar ook de individuele mens verliest zijn eigenheid, zijn uniciteit. Mensen worden tot productie-eenheden, consumenten, werkers - niet meer gewaardeerd om wie ze zijn, maar alleen om wat ze bijdragen aan de economie. Ze zijn niet meer vrij, ze moeten binnen een kader passen. Zoals de buidelwolf werd uitgeroeid omdat hij niet in het kader paste van de schapenfokkers van Tasmanië (gebaseerd op een vooroordeel en niet op werkelijkheid), zo moet de individuele mens zich schikken naar de verwachtingen van de consumptiemaatschappij, of ten onder gaan (en dat vaak op basis van vooroordelen en niet op basis van de werkelijkheid). Er is in het menselijke leven meer belangrijk dan productie, geld of efficiëntie - en daarvoor moeten we vechten, zoals we vechten voor het behoud van unieke diersoorten. We moeten doen aan bescherming van de waardigheid van de individuele mens, zoals we doen aan bescherming van de unieke natuur. Het is geen situatie van of/of, maar een van en/en. Als christenen zijn we rentmeesters, rentmeesters van de hele schepping: van binnen en van buiten.
Deze boodschap is volgens mij terug te vinden in de Australische film The Hunter. Al toen ik het eerste voorstukje zag op internet was ik in deze film geïnteresseerd. Hij ging namelijk om de zoektocht naar een misschien nog overlevende buidelwolf. Ik heb toch al een zwak voor cryptozoologie - de wetenschap die zoekt naar diersoorten uit legenden, levende fossielen en mogelijk nog overlevende soorten. Van de fantastische (het monster van Loch Ness en Bigfoot) tot de realistische (de coelacanth en okapi). Deze film was mij dus wat betreft het onderwerp op het lijf geschreven. De efficiënte jager Martin krijgt een opdracht van het mysterieuze bedrijf Red Leaf om af te reizen naar Tasmanië. Er zijn namelijk waarnemingen geweest van de Tasmaanse buidelwolf, waarvan al tientallen jaren werd aangenomen dat hij was uitgestorven. Het bedrijf wil monsters van dit zeldzame zoogdier: bloed, organen, huid, en dat voordat de concurrenten het dier op het spoor komen. Ze zijn bereid er grof geld voor te betalen. Martin doet zich voor als wetenschapper van de universiteit en trekt in bij Lucy en haar twee kinderen. De sympathieke Jack leidt hem rond in de omgeving. Al snel trekt Martin de wildernis in, waar hij kampeert, zijn vallen opzet en bij holen en grotten op de loer ligt. Eens in de zoveel tijd keert hij terug naar het huis van Lucy. Hij leert haar en haar kinderen steeds beter kennen. Het blijkt dat haar man een tijd terug spoorloos is verdwenen. Martin brengt weer wat vreugde terug in hun huishouden. Maar het bedrijf Red Leaf wordt ongeduldig. De leidinggevenden willen resultaten zien. En ze zijn bereid desnoods over lijken te gaan. Martin begint te vermoeden dat hun bedoelingen niet bepaald edel zijn ...
The Hunter is geen spectaculaire, snel vertelde actiefilm. Het is een rustig vertelde mengeling tussen karakterobservatie en avontuur, die het moet hebben van het diep gegroefde gezicht van Willem Dafoe (die in deze film prachtig speelt. Het verveelt niet om hem het grootste deel van de tijd alleen op het scherm te zien) en de prachtige natuur van Tasmanië (er zitten echt prachtige beelden in de film van het licht op de Eucalyptusbossen en van boomvarens en poelen en sneeuw - ik wilde dat ik er zelf kon rondlopen!). Het is fascinerend om toe te kijken hoe Martin zijn vallen plaatst, met een professionele precisie. Maar het is ook interessant om waar te nemen hoe de kinderen van Lucy met hun onbevangenheid een plekje in zijn hart veroveren. Sam Neill deed me een heel klein beetje aan Sean Connery denken en laat zien dat een hoed hem erg goed staat (net als in Jurassic Park). Het was ook mooi om de laatste beelden van de buidelwolf voorbij te zien komen. Het eind van de film was ook best ontroerend. Al met al een aanrader voor een rustige filmervaring, die ook al gaat hij over een uitgestorven dier, toch opvallend menselijk is.
De film waar The Hunter me het meest aan deed denken was het sciencefictionepos Avatar. Nu is dat niet bepaald een rustige filmervaring, dus daarin zit de overeenkomst niet. Maar de thema’s zijn wel vergelijkbaar. Ook deze film gaat over iemand die eigenlijk als soldaat wordt gehuurd door een bedrijf om naar een andere wereld te gaan, met een unieke ecologie, om een grondstof te verkrijgen die alleen daar te vinden is. En ook in deze film komt de hoofdpersoon in contact met de locale bevolking. Daar hervindt hij zijn eigen menselijkheid en dus gaat hij vragen stellen bij de motivatie van zijn opdrachtgevers. Ook hier krijgen die opdrachtgevers uiteindelijk niet waar ze op uit waren. En ook in deze film staat de vraag centraal wat ons tot mensen maakt: is dat onze expansiedrift en vernietigingsdrang, of is dat onze liefde en opoffering voor onze naaste? Kijk de films maar eens naast elkaar, en je zult ongetwijfeld net als ik de overeenkomsten zien.
Als Martin in het begin van de film in Parijs op zijn opdrachtgevers wacht, zegt iemand dat hij de toerist moet spelen en de bezienswaardigheden moet bekijken. Martin is echt efficiënt, georganiseerd. Hij heeft geen interesse in bezienswaardigheden. Hij leeft alleen voor de volgende opdracht. Hij is eigenlijk bijna meer machine dan mens. Hij waardeert niet wat Parijs uniek maakt, hij heeft geen belangstelling voor kunst of cultuur. En de opdracht om de mogelijk laatste vertegenwoordiger van een diersoort, de laatste buidelwolf, te doden accepteert hij zonder aarzelen. Het kan hem niet schelen dat hij degene zal zijn die deze soort van de aardbodem zal uitroeien - hij ziet de waarde toch niet in van natuur. Hij is in dat opzicht perfect geschikt als instrument van het gezichtsloze bedrijf Red Leaf - hij vervult een functie, en dat doet hij zonder vragen te stellen.
Aanvankelijk is hij niet blij dat hij verblijft bij een gezin thuis. Hij zit liever in een hotel. Nu wordt hij in zijn activiteiten gestoord door de kinderen, die maar vragen blijven stellen. En hij kan ze niet laten weten dat hij een jager is en geen wetenschapper. Lucy is immers wetenschapper en maakt zich net als haar man voor haar sterk voor natuurbescherming. De andere natuurbeschermers en zij proberen te voorkomen dat er meer bos gekapt wordt. Dat zorgt voor een conflict met de plaatselijke bevolking, die juist leeft van de houtindustrie. De houthakkers zijn geen fan van de natuurbeschermers - die zorgen er voor dat zij geen inkomsten hebben. Voor hen is het bos, hoe uniek ook, alleen van economisch belang. Ironisch genoeg beschouwen ze Martin ook als natuurbeschermer. Ze besmeuren zijn auto en bedreigen hem zelfs met een geweer, en dat terwijl hij net als hij alleen maar op geldelijk gewin uit is. Ook hij ziet de natuur als bron van inkomsten - niet als waardevol in zichzelf. Als hij zijn buit heeft, is hij weer weg. Hij is dus eigenlijk ‘undercover’.
Maar zijn interactie met Lucy en met haar kinderen doet Martin ontdooien. Hij gaat genieten van de vragen van de kinderen, en hij begint hen te helpen. Hij repareert de generator, hij zorgt dat de luidsprekers weer muziek maken. Hij helpt ook Lucy, die na het verdwijnen van haar man zichzelf met medicijnen verdoofde. Martin krijgt oog voor schoonheid, waarheid en intimiteit. Hij leert te zien dat het leven niet mechanisch en eenvormig is, maar dat uniciteit en persoonlijkheid belangrijk zijn. En daardoor gaat hij vragen stellen bij zijn opdrachtgevers, bij het standpunt dat de natuur alleen uit economisch oogpunt belangrijk is.
De film eindigt als Martin zegt dat hij nu wel de bezienswaardigheden gaat bekijken. Hij heeft zijn les geleerd. En hij heeft het dan niet alleen over toeristische plekken. Hij heeft het voor die onderdelen van het leven die niet alleen maar economisch zijn of machtsgerelateerd. Hij heeft het over individuen, over relaties. Een mooie boodschap uit een mooie film.
Het continent Australië is zo lang afgesneden geweest van de rest van de wereld dat niet de placentale zoogdieren de dienst uitmaken, maar buideldieren. De evolutie heeft er een ander spoor gevolgd dan in bijvoorbeeld Europa. De niches in het ecosysteem zijn door andere soorten opgevuld. Er leefden in het verleden bijvoorbeeld enorme loopvogels, buidelwolven en buidelleeuwen, wombatachtige dieren zo groot als neushoorns en zes meter lange varanen. De meest bizarre soorten - soorten zonder vergelijking op de andere continenten.
Helaas zijn veel van die soorten uitgestorven, een deel door klimaatverandering, een deel door het ingrijpen van de mens. De eerste aboriginals maakten bijvoorbeeld jacht op reuzenkangaroes, en introduceerden honden die de buidelwolven eruit concurreerden. Later kwamen de Europese immigranten en die lieten schapen, kamelen, konijnen en katten los op het continent - en deze soorten bleken een bedreiging voor de inheemse Australische natuur. Net als bijvoorbeeld de Indiase vogels die je er nu bijna vaker ziet dan inheemse Australische soorten. Dat alles was al schadelijk genoeg zonder de actieve jacht van mensen op soorten die als ‘schadelijk’ werden gezien. Er is gelukkig nog heel wat overgebleven en ik was blij dat ik daarvan kon genieten. Ik zag in de natuur zelf een varaan, en een andere grote waterhagedis, ik zag eucalyptusbomen, en cicaden, ik zag prachtige bloemen en inheemse kikkers. Ik zag de bijzondere liervogel tussen prehistorisch aandoende boomvarens in de Blue Mountains, en ik zag de zwermen vliegende honden in de bomen in Sydney. Australië was werkelijk een andere wereld, en ik voelde me een beetje als een ontdekkingsreiziger die op een andere planeet is geland en tussen vreemde planten en dieren is terechtgekomen. Het leek wel science fiction. En ik zag regenboogvissen in hun natuurlijke omgeving! Het was een van de meest bijzondere ervaringen van mijn leven.
Ik ben nog niet op het eiland Tasmanië geweest, maar ook dat heeft een bijzondere flora en fauna. Ook daar groeien boomvarens, en springen wallabies rond en komen Tasmaanse duivels op aas af. En op het eiland Tasmanië leefde tot voor kort de Tasmaanse buidelwolf - de laatste vertegenwoordiger van een groep roofdieren die ooit over het hele Australische continent verspreid was. Omdat er op Tasmanië geen dingo’s leefden, kon de buidelwolf daar blijven bestaan. In elk geval tot er Europese kolonisten op het eiland landden. Die wilden er schapen houden, en ze dachten dat de buidelwolven hun schapen aanvielen. En daarom besloten ze de buidelwolf uit te roeien. Dat lukte, want de laatste buidelwolf stierf in de jaren dertig van de vorige eeuw in gevangenschap. Er zijn nog een paar filmbeelden van bewaard gebleven - enorm fascinerend, de laatste blik op een unieke soort: het laatste grote buidelroofdier.
Wat de situatie ironisch maakt, is dat uit recent wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de Tasmaanse buidelwolf geen sterke kaken had, en uit berekeningen blijkt dat hij niet in staat moet zijn geweest een schaap te doden. De kolonisten reageerden uit angst en roeiden daarom een soort uit die hen helemaal niet bedreigde. En een eenmaal uitgeroeide soort is niet meer terug te brengen uit de vergetelheid. Daarmee wordt het verhaal van de buidelwolf, net als dat van de dodo, de Amerikaanse trekduif en de Stellers’ zeekoe (en de olifantsvogel van Madagaskar, de moa’s van Nieuw-Zeeland en de cichliden uit het Victoriameer, en de reuzenalk, en ga zo maar door), een aanklacht tegen de menselijke expansiedrift die ten koste gaat van het unieke, het onvervangbare, het individuele. In eerste instantie van de natuur - de menselijke expansiedrift, het verlangen naar macht en controle maakt de natuur eenvormig. Een unieke ecologie wordt vervangen door eentonig landbouwgebied, met dezelfde granen en dezelfde schapen als elders op de wereld, maar een of twee soorten per vierkante kilometer. We maken de wereld saai en voorspelbaar. Maar ook de individuele mens verliest zijn eigenheid, zijn uniciteit. Mensen worden tot productie-eenheden, consumenten, werkers - niet meer gewaardeerd om wie ze zijn, maar alleen om wat ze bijdragen aan de economie. Ze zijn niet meer vrij, ze moeten binnen een kader passen. Zoals de buidelwolf werd uitgeroeid omdat hij niet in het kader paste van de schapenfokkers van Tasmanië (gebaseerd op een vooroordeel en niet op werkelijkheid), zo moet de individuele mens zich schikken naar de verwachtingen van de consumptiemaatschappij, of ten onder gaan (en dat vaak op basis van vooroordelen en niet op basis van de werkelijkheid). Er is in het menselijke leven meer belangrijk dan productie, geld of efficiëntie - en daarvoor moeten we vechten, zoals we vechten voor het behoud van unieke diersoorten. We moeten doen aan bescherming van de waardigheid van de individuele mens, zoals we doen aan bescherming van de unieke natuur. Het is geen situatie van of/of, maar een van en/en. Als christenen zijn we rentmeesters, rentmeesters van de hele schepping: van binnen en van buiten.
Deze boodschap is volgens mij terug te vinden in de Australische film The Hunter. Al toen ik het eerste voorstukje zag op internet was ik in deze film geïnteresseerd. Hij ging namelijk om de zoektocht naar een misschien nog overlevende buidelwolf. Ik heb toch al een zwak voor cryptozoologie - de wetenschap die zoekt naar diersoorten uit legenden, levende fossielen en mogelijk nog overlevende soorten. Van de fantastische (het monster van Loch Ness en Bigfoot) tot de realistische (de coelacanth en okapi). Deze film was mij dus wat betreft het onderwerp op het lijf geschreven. De efficiënte jager Martin krijgt een opdracht van het mysterieuze bedrijf Red Leaf om af te reizen naar Tasmanië. Er zijn namelijk waarnemingen geweest van de Tasmaanse buidelwolf, waarvan al tientallen jaren werd aangenomen dat hij was uitgestorven. Het bedrijf wil monsters van dit zeldzame zoogdier: bloed, organen, huid, en dat voordat de concurrenten het dier op het spoor komen. Ze zijn bereid er grof geld voor te betalen. Martin doet zich voor als wetenschapper van de universiteit en trekt in bij Lucy en haar twee kinderen. De sympathieke Jack leidt hem rond in de omgeving. Al snel trekt Martin de wildernis in, waar hij kampeert, zijn vallen opzet en bij holen en grotten op de loer ligt. Eens in de zoveel tijd keert hij terug naar het huis van Lucy. Hij leert haar en haar kinderen steeds beter kennen. Het blijkt dat haar man een tijd terug spoorloos is verdwenen. Martin brengt weer wat vreugde terug in hun huishouden. Maar het bedrijf Red Leaf wordt ongeduldig. De leidinggevenden willen resultaten zien. En ze zijn bereid desnoods over lijken te gaan. Martin begint te vermoeden dat hun bedoelingen niet bepaald edel zijn ...
The Hunter is geen spectaculaire, snel vertelde actiefilm. Het is een rustig vertelde mengeling tussen karakterobservatie en avontuur, die het moet hebben van het diep gegroefde gezicht van Willem Dafoe (die in deze film prachtig speelt. Het verveelt niet om hem het grootste deel van de tijd alleen op het scherm te zien) en de prachtige natuur van Tasmanië (er zitten echt prachtige beelden in de film van het licht op de Eucalyptusbossen en van boomvarens en poelen en sneeuw - ik wilde dat ik er zelf kon rondlopen!). Het is fascinerend om toe te kijken hoe Martin zijn vallen plaatst, met een professionele precisie. Maar het is ook interessant om waar te nemen hoe de kinderen van Lucy met hun onbevangenheid een plekje in zijn hart veroveren. Sam Neill deed me een heel klein beetje aan Sean Connery denken en laat zien dat een hoed hem erg goed staat (net als in Jurassic Park). Het was ook mooi om de laatste beelden van de buidelwolf voorbij te zien komen. Het eind van de film was ook best ontroerend. Al met al een aanrader voor een rustige filmervaring, die ook al gaat hij over een uitgestorven dier, toch opvallend menselijk is.
De film waar The Hunter me het meest aan deed denken was het sciencefictionepos Avatar. Nu is dat niet bepaald een rustige filmervaring, dus daarin zit de overeenkomst niet. Maar de thema’s zijn wel vergelijkbaar. Ook deze film gaat over iemand die eigenlijk als soldaat wordt gehuurd door een bedrijf om naar een andere wereld te gaan, met een unieke ecologie, om een grondstof te verkrijgen die alleen daar te vinden is. En ook in deze film komt de hoofdpersoon in contact met de locale bevolking. Daar hervindt hij zijn eigen menselijkheid en dus gaat hij vragen stellen bij de motivatie van zijn opdrachtgevers. Ook hier krijgen die opdrachtgevers uiteindelijk niet waar ze op uit waren. En ook in deze film staat de vraag centraal wat ons tot mensen maakt: is dat onze expansiedrift en vernietigingsdrang, of is dat onze liefde en opoffering voor onze naaste? Kijk de films maar eens naast elkaar, en je zult ongetwijfeld net als ik de overeenkomsten zien.
Als Martin in het begin van de film in Parijs op zijn opdrachtgevers wacht, zegt iemand dat hij de toerist moet spelen en de bezienswaardigheden moet bekijken. Martin is echt efficiënt, georganiseerd. Hij heeft geen interesse in bezienswaardigheden. Hij leeft alleen voor de volgende opdracht. Hij is eigenlijk bijna meer machine dan mens. Hij waardeert niet wat Parijs uniek maakt, hij heeft geen belangstelling voor kunst of cultuur. En de opdracht om de mogelijk laatste vertegenwoordiger van een diersoort, de laatste buidelwolf, te doden accepteert hij zonder aarzelen. Het kan hem niet schelen dat hij degene zal zijn die deze soort van de aardbodem zal uitroeien - hij ziet de waarde toch niet in van natuur. Hij is in dat opzicht perfect geschikt als instrument van het gezichtsloze bedrijf Red Leaf - hij vervult een functie, en dat doet hij zonder vragen te stellen.
Aanvankelijk is hij niet blij dat hij verblijft bij een gezin thuis. Hij zit liever in een hotel. Nu wordt hij in zijn activiteiten gestoord door de kinderen, die maar vragen blijven stellen. En hij kan ze niet laten weten dat hij een jager is en geen wetenschapper. Lucy is immers wetenschapper en maakt zich net als haar man voor haar sterk voor natuurbescherming. De andere natuurbeschermers en zij proberen te voorkomen dat er meer bos gekapt wordt. Dat zorgt voor een conflict met de plaatselijke bevolking, die juist leeft van de houtindustrie. De houthakkers zijn geen fan van de natuurbeschermers - die zorgen er voor dat zij geen inkomsten hebben. Voor hen is het bos, hoe uniek ook, alleen van economisch belang. Ironisch genoeg beschouwen ze Martin ook als natuurbeschermer. Ze besmeuren zijn auto en bedreigen hem zelfs met een geweer, en dat terwijl hij net als hij alleen maar op geldelijk gewin uit is. Ook hij ziet de natuur als bron van inkomsten - niet als waardevol in zichzelf. Als hij zijn buit heeft, is hij weer weg. Hij is dus eigenlijk ‘undercover’.
Maar zijn interactie met Lucy en met haar kinderen doet Martin ontdooien. Hij gaat genieten van de vragen van de kinderen, en hij begint hen te helpen. Hij repareert de generator, hij zorgt dat de luidsprekers weer muziek maken. Hij helpt ook Lucy, die na het verdwijnen van haar man zichzelf met medicijnen verdoofde. Martin krijgt oog voor schoonheid, waarheid en intimiteit. Hij leert te zien dat het leven niet mechanisch en eenvormig is, maar dat uniciteit en persoonlijkheid belangrijk zijn. En daardoor gaat hij vragen stellen bij zijn opdrachtgevers, bij het standpunt dat de natuur alleen uit economisch oogpunt belangrijk is.
De film eindigt als Martin zegt dat hij nu wel de bezienswaardigheden gaat bekijken. Hij heeft zijn les geleerd. En hij heeft het dan niet alleen over toeristische plekken. Hij heeft het voor die onderdelen van het leven die niet alleen maar economisch zijn of machtsgerelateerd. Hij heeft het over individuen, over relaties. Een mooie boodschap uit een mooie film.