zondag 21 augustus 2011

Lessen uit Amerika 1: Panda’s en vrijheid

Mijn reis naar de VS is alweer een paar maanden geleden. Hoog tijd dus om er wat over op mijn blog te schrijven. De foto’s, althans een paar ervan, hebben jullie al gezien, maar wat ik er heb meegemaakt heb ik nog niet verteld. Ik heb alleen gezegd dat het de geestelijke reis was geworden waar ik op had gehoopt. Nu ga ik niet alles vertellen wat er in de drie weken van mijn reis gebeurde. Ik weet hoe nieuwsgierig sommige van mijn lezers zijn, maar er blijven onderwerpen die ik liever voor mezelf houd. Maar een paar hoogtepunten wil ik wel delen, vooral omdat ik denk dat er universele waarheden in mijn ervaringen worden gereflecteerd, en dat jullie ze dus ook kunnen waarderen.
Ik heb het afgelopen jaar een paar keer gechat met een Amerikaanse vriendin van me, toen ik worstelde met het nemen van initiatief op een aantal terreinen van mijn leven. Ze merkte op dat vrijheid voor mij iets was waar ik mezelf van moest overtuigen. Ik moest mezelf vrijheid aanpraten, steeds opnieuw moest ik mezelf op het punt brengen dat ik kon doen wat ik wilde doen. Diep van binnen geloofde ik kennelijk niet dat ik werkelijk vrij ben, dat ik mag doen wat ik wil, zonder me schuldig te voelen. Waar mijn vriendin voor bad, was ‘effortless freedom’. Vrijheid zonder inspanning. Vrijheid die er gewoon is. Ik weet nog goed dat ik me daar niets bij kon voorstellen. Voor mij voelde vrijheid als iets dat een enorme inspanning kostte. Maar ik merkte dat ik er wel naar verlangde. Het zou een opluchting zijn, gewoon te kunnen leven zonder mezelf steeds toe te moeten spreken.
Ook tijdens onze reis naar de Verenigde Staten was dit iets waar ik tegen aanliep. Met z’n tweeën in een camper door de natuur trekken bleek toch een uitdaging. Mijn vriend en ik zijn behoorlijk verschillende persoonlijkheden. Dat betekent dat we verschillende activiteiten leuk vinden, en verschillende bezigheden juist niet. Mijn vriend deed zijn best van mij te weten te komen wat ik graag wilde. Maar dat kostte hem veel moeite. Ik was namelijk erg geneigd om hem te laten bepalen wat we gingen doen. Ik maakte mijn eigen verlangen ondergeschikt aan wat hij wilde. Als ik eigenlijk ergens in een slootje wilde kijken naar visjes, vond ik het moeilijk dat aan te geven. En ik durfde ook niet te zeggen dat ik graag wilde weten of we ‘s ochtends of ‘s avonds naar de supermarkt zouden gaan, omdat ik niet van onduidelijkheid houd.
Gelukkig zijn we goede vrienden, dus we konden het hierover hebben. Ik moest toegeven dat ik het moeilijk vind om op te komen voor wat ik wil, voor wat ik belangrijk vind. En ook dat ik het moeilijk vind te zeggen dat ik iets niet wil, of dat iets voor mij vervelend is. Ik legde de verbinding met de stressvolle periode van voor mijn vakantie, toen de druk op het werk en in mijn privé-leven leidde tot stress en slaapproblemen, met een duidelijke depressieve component. De oorzaak daarvan was ook mede een probleem om mijn eigen prioriteiten (schrijven, lezen) voorrang te geven en niet aan te geven dat ik sommige taken heel moeilijk vond (telefoneren). Ik ging daardoor steeds over mijn grenzen heen en voelde me alles behalve vrij.

Tijdens de reis had ik het boek The Shack (Ned: De Uitnodiging) weer bij me. We zouden namelijk in Oregon een locatie bezoeken (Multnomah Falls) die een belangrijke rol speelt in het boek. En dat was een goed excuus voor mij om het boek nog eens (de derde keer nu) te lezen. Ik merk dat elke keer als ik het lees er iets anders is dat mij aanspreekt in dit boek. Niet dat het de bijbel zelf is, maar ik geloof ook niet meer dat God expliciet door de bijbel tot ons spreekt. Job zelf zegt dat God op veel manieren tot de mens spreekt. Dit boek is er voor mij een van. Het verhaal gaat over Mack, een man die iets verschrikkelijks heeft meegemaakt en daardoor zijn geloof in God eigenlijk heeft verloren. Hij gaat nog wel naar de kerk, en speelt het religieuze spel mee, maar in zijn hart kan hij niet geloven dat God goed is. Want hoe kon God laten gebeuren wat er gebeurde? Hij raakt in een diep dal. Tot hij op een dag in de winter een uitnodiging in de brievenbus vindt: een kaartje dat hem vraagt daar de hut in het bos te komen. Ondertekent door ‘Papa’. Nu is juist die hut de plek waar het vreselijke gebeurde dat hem van God verwijderd heeft. En ‘Papa’ is de naam die zijn vrouw gebruikt voor God. Mack vermoedt dat er sprake is van een wrede ‘pracktical joke’, maar toch gaat hij er met de jeep van een vriend op uit. Op de plek van de hut vindt hij een prachtig nieuw gebouw aan een meer, in de zomer, in plaats van in de winter, en binnen ontmoet hij inderdaad Papa. Die is anders dan hij zich God voorstelde. Hij wordt gedurende een weekeinde opgenomen in de liefdevolle relaties van de personen van de drie-eenheid, die met elkaar omgaan zonder over elkaar te heersen, en die zich voortdurend aan elkaar geven. Door die ongedwongen liefde te zien, en door de gesprekken over religie, macht, relaties en vrijheid, realiseert Mack zich dat hij altijd heeft geprobeerd de mensen om hem heen te controleren, en dat hij ook God probeerde te controleren. Hij verwachtte dat God hem iets zou geven omdat hij zoveel voor hem deed en zich aan de regels hield. Maar zo werkt het niet, maakt God duidelijk. Er zijn geen regels, er zijn geen systemen om de liefde van God te verdienen. Naar de kerk gaan maakt je niet meer geliefd, en als je goed doet, betekent dit niet dat God je moet zegenen. Aan de keukentafel houdt Papa zijn hand open, en een vogel komt door het raam naar binnen en landt tussen zijn vingers. De vogel vertrouwt God volledig, en toont geen spoortje van angst. Mack probeert ondertussen de woorden van God te verwerken. “Maar”, vraagt hij. “Als ik uw liefde niet kan verdienen, als ik nergens recht op kan laten gelden, als ik niets kan doen om u op mijn hand te krijgen, wat blijft er dan voor mij over? ... ‘where does that leave me?’.” Papa knikt naar de vogel, en zegt: “Right where you’ve always been. Smack dab in the middle of my love.”
Die woorden spraken tot me. In de hele periode waarin Mack God probeerde te controleren, waar hij Gods liefde probeerde te verdienen, en in die hele periode dat hij God probeerde te vergeten en geloofde dat God hem had teleurgesteld, was hij niet buiten de liefde van God. Hij was ‘smack dab in the middle of Gods love’. Hij werd door de liefde van God omgeven. Maar hij zag het niet. Hij stond er niet open voor. Hij sloot zich er moedwillig voor af, juist door zich zo aan systemen en ‘voor wat hoort wat’ vast te klampen. Nu moest hij toegeven dat al zijn pogingen om God op zijn hand te krijgen tevergeefs waren, dat hij geen invloed op God kon uitoefenen. En daardoor kon hij openstaan voor wat altijd al realiteit was, wat altijd al gold, namelijk dat God ongelooflijk veel van hem hield. In de woorden van The Shack: dat God ‘especially fond of him’ was. Hij was geliefd. Gewoon om wie hij was. Niet om wat hij deed, of zou doen, of niet deed. Niet om enige andere reden dan gewoon dat hij bestond. Hij was nooit uit die liefde vandaan geweest. Hij was er alleen tijdelijk blind voor geweest. En als hij zichzelf zou gaan zien als ‘geliefde’, als dat zijn basisidentiteit zou worden, zou hij daadwerkelijk vrij worden. Dan zou hij kunnen doen wat hij wilde - want hij zou die liefde nooit kwijt raken. Maar God kon hem niet dwingen zichzelf zo te zien. God kon hij niet dwingen zijn ogen te openen voor de waarheid. Hij moest er zelf voor kiezen. Hij moest zelf beslissen te leven in de realiteit.
Ik geloof dat het christelijke leven niet in de eerste plaats draait om wat we doen, maar om wie we zijn. We vinden onze basis in wie we zijn - geliefde kinderen van God. Als dat onze diepste realiteit is, volgt daaruit wat we doen. Als we in Jezus blijven (zijn), gaan we vrucht dragen (doen). Dit is de basis van de vrijheid.

Nadat ik tot deze conclusie was gekomen, kreeg ik de gelegenheid de waarheid in praktijk te brengen. We waren net aangekomen in South Dakota. Mt. Rushmore, waar de hoofden van vier presidenten zijn uitgehouwen, lag echter verscholen in de mist. We waren er wel naar toe gereden in de hoop dat de bewolking zou wegtrekken, maar tevergeefs. Dus gingen we door naar Rapid City. Daar arriveerden we vroeger dan gepland. We zouden dus een hele avond kunnen doorbrengen op het parkeerterrein van de WalMart. Ik had me echter voorgenomen tijdens de reis een keer naar de bioscoop te gaan. Amerika is per slot van rekening het land van de film - en in andere landen naar de bioscoop gaan is altijd een leuke ervaring. Ik had dus al uit de camper naar buiten gekeken of ik niet een bioscoop zag, maar ik had er niet gevonden. Daar baalde ik een beetje van. Toen we hadden geparkeerd, zette mijn vriend zijn computer aan. Hij had toegang tot het internet en zocht naar de dichtstbijzijnde Starbucks - daar konden we dan de volgende ochtend mooi onze koffie halen. Opeens kreeg ik een ingeving. Ik kon hem ook vragen om te zoeken naar de dichtstbijzijnde bioscoop! En dat deed ik dus. Er bleek er een te zijn op een kwartiertje lopen afstand. Nog dichterbij dan de Starbucks. Er draaiden niet zo veel films, de enige waar ik interesse in had was Kung Fu Panda 2, maar ik wilde wel graag gaan. Mijn vriend had geen zin om een film te gaan kijken. Hij is niet zo’n filmliefhebber, en vond het onzin om tijdens zijn reis in een bioscoop te gaan zitten. Hij bleef liever in de camper. Normaal zou ik me daarbij hebben aangesloten, maar nu bedacht ik dat ik me niet door hem hoefde laten beperken. Als ik naar de film wilde, kon ik zelf naar de film gaan. Ik was vrij.
Dus liep ik die avond naar de bioscoop. Daar bleek ik de enige te zijn in de zaal. Ik had dus een goede zitplaats! Tijdens de reclames kwam nog een gezin binnen, dat achterin ging zitten. Tijdens de wandeling was ik me er al van bewust geweest dat het misschien niet toeval was dat ik deze film ging zien. Daarvoor sloten de gebeurtenissen te mooi op elkaar aan. Misschien was er een boodschap voor me in het verhaal (ik merk dat God vaker tot mij spreekt door de films die ik kijk). Ik lette dus extra op. De film was knap gemaakt en werkelijk spannend (en grappig), hoewel er wel wat clichés waren. Ik vond ook de 3-D animatie mooi. Maar vooral bleek de film inderdaad tot mij te spreken. Het verhaal gaat namelijk over de panda Po. Die is opgenomen in een Kung Fu-gemeenschap, waar hij strijdt voor de vrijheid. Aan het begin van de film vraagt hij aan zijn meester wat de volgende stap is in zijn ontwikkeling. Het antwoord? “Inner peace. Innerlijke vrede.” Po ziet die uitdaging wel zitten. “Vertel me maar hoe ik het moet doen”, roept hij enthousiast. “Ik ga die ‘innerlijke vrede’ wel eens aanpakken. Ik krijg hem er wel onder!” Hij gelooft dat hij alles wel gedaan krijgt door zijn eigen inspanning. Maar hij komt er al snel achter dat de innerlijke vrede niet zo makkelijk te bereiken is. Het is niet iets dat je kunt doen. Po wordt namelijk geconfronteerd met zijn verleden. Dat blijkt anders te zijn dan hij altijd gedacht heeft. Hij blijkt geadopteerd te zijn (zijn vader is een gans - maar hij had zelf kennelijk nooit gevraagd hoe dat kon), en zijn ouders blijken door een schurk te zijn omgebracht. Dat brengt hem in beroering. Het maakt hem ook kwetsbaar. Hij kan niet meer reageren op de bedreigingen die op hem afkomen, en brengt zelfs zijn teamgenoten in gevaar. Uiteindelijk moet hij achterblijven als de anderen gaan proberen het land te redden. Po is van binnen verre van vredig.
(Pas op: ik verklap hier iets van het einde!) Uiteindelijk realiseert Po zich dat hij niet naar zijn biologische ouders hoeft te zoeken. Hij heeft een vader, die heel veel van hem houdt. Hij besluit die werkelijkheid te accepteren. Dus gaat hij terug naar zijn vader, en omarmt die, en zegt: “Ik weet wie ik ben. Ik ben uw kind.” En dat is het geheim van de innerlijke vrede. Als Po ervoor heeft gekozen zichzelf te zien als het geliefde kind van zijn vader. Als hij heeft geaccepteerd dat zijn vader van hem houdt, ook al is hij een panda en geen gans. Als hij zijn eigen identiteit als de geliefde omarmt - wie hij IS - is hij opeens in staat de aanvallen van de tegenstander te weerstaan, zonder enige moeite. Pijlen ketsen af, kanonskogels worden terug geslingerd. Hij is volledig vrij.
Ik zag hierin een bevestiging van wat God mij in de vakantie had willen zeggen: ik mag mezelf gaan beschouwen als ‘smack dab in the middle of His love’. En dat stelt mij in staat om voor mijzelf op te komen, en tegelijk anderen te accepteren om wie ze zijn. Dat geeft mij innerlijke vrede. Dat is het geheim van de ‘effortless freedom’. Het begint met een keuze: niet om iets te doen, maar om iets te zijn: het geliefde kind van de vader.

woensdag 17 augustus 2011

Amerika: Korstmossen

Ik heb een bekentenis te doen: ik heb al sinds mijn vroege jeugd een zwak voor korstmossen. Vraag me niet waarom. Of juist wel, maar wees er dan wel op voorbereid dat je een lang, lang verhaal te horen krijgt over de boeiende samenwerking tussen algen en schimmels, de plekken waar korstmossen overleven (in woestijnen en op de zuidpool), de verre familieleden van mij die biologen waren en op korstmossen waren gepromoveerd, het beeld uit een boek over insecten van het laatste leven op Aarde: een kever op een stukje korstmos, de manier waarop je aan het soort korstmos kunt zien of de lucht schoon is of vervuild, de uren die ik achter de bank met de encyclopedie doorbracht om over korstmossen te lezen, en de foto's die ik van korstmossen maak. In Amerika kwam ik ook korstmossen tegen, en ik kon het niet nalaten ze op de gevoelige plaat (of chip) vast te leggen.
En als toegift iets heel anders, maar ook van dichtbij gefotografeerd. Kijk naar de rimpeltjes in zijn (of haar) vleugels! Ook prachtig.

zondag 14 augustus 2011

Het leuke koninkrijk

Hoe breng je mensen ertoe hun gedrag te veranderen?
Dat was de vraag die ik aan de orde stelde in mijn vorige bericht. Ik betoogde dat het weinig effect had om mensen te vertellen dat ze bepaalde dingen moeten. Dat geldt niet alleen in de kerk, maar ook in de maatschappij daarbuiten. Het zou bijvoorbeeld gezond zijn als mensen de trap zouden nemen in plaats van de roltrap, want mensen hebben lichaamsbeweging nodig. Maar mensen gaan niet meer bewegen, alleen omdat je zegt dat het moet, of gezond is. Net zo is het met eten. Ja, we weten allemaal dat we gezond moeten eten. Maar toch kiezen we (of laat ik voor mezelf spreken: ik) als ik voor de balie van het fastfoodrestaurant sta toch weer de ongezonde optie. De omgeving ziet er schoner uit als mensen hun rotzooi opruimen, maar toch zie je keer op keer dat mensen lege frisdrankblikjes of papiertjes gewoon weggooien, ook al staat er een afvalbak op twee meter afstand. Gescheiden inzamelen van glas en papier is goed voor het milieu, maar het is veel makkelijker het gewoon in de vuilniszak te doen. We weten dat verkeersregels er niet voor niets zijn, maar toch rijden we steeds weer te snel of door het rode licht. We weten heel goed wat eigenlijk moet, maar de realiteit is dat we het niet doen. Zelfs niet als we voor verkeerd gedrag gestraft worden, anders zouden we ons wel aan de snelheidsbeperkingen houden.
Dit was het uitgangspunt van een wedstrijd van Volkswagen - die was gebaseerd op de ‘Fun’-theorie - met als uitgangspunt ‘The thought that something as simple as fun is the easiest way to change people’s behaviour for the better’. Dat leidde tot heel interessante experimenten! Kijk maar eens naar de volgende filmpjes op Youtube!
Op een trap wordt een pianotoetsenbord geinstalleerd - en prompt nemen heel veel reizigers niet de roltrap, maar de ‘pianotrap’. Sommigen lopen zelfs een paar keer op en neer. Lichaamsbeweging is opeens geen verplichting meer, maar een toevallige bijkomstigheid van een leuke activiteit.
Met een luidspreker werd in een prullenbak de illusie gewekt van een bodemloze put. Voorbijgangers bleven staan om te horen hoe hun colablikje eindeloos leek te vallen. Je ziet mensen daadwerkelijk naar de prullenbak lopen om iets weg te gooien. Om de interessante ervaring te beleven, willen ze de moeite doen iets op te ruimen, opnieuw en opnieuw.
Een glasbak werd omgetoverd tot een speelautomaat, met lampjes en een computerscherm. En mensen kwamen van heinde en verre om hun flessen en jampotten er in te werpen en te proberen een nieuwe ‘high score’ te behalen.
De wedstrijd van Volkswagen werd uiteindelijk gewonnen door het idee van een snelheidscamera-loterij. Mensen die te snel reden betaalden gewoon een boete - maar die ging niet naar de gemeente. De boete vormde een prijzenpot. Degenen die zich gewoon aan de maximumsnelheid hielden deden me aan een loterij waarmee ze geld uit de pot konden winnen. Het resultaat loog er niet om: de gemiddelde snelheid op het traject daalde van boven de maximumsnelheid, tot eronder. De automobilisten hielden zich aan de regels.
Het lijkt erop dat Volkswagen met de ‘Fun’-theorie op het juiste spoor zit. Mensen veranderen hun gedrag niet of weinig op basis van motivatie van buitenaf: een voorschrift, kennis van wat gezond is, dreiging van een boete of een beloning in de toekomst.  Op de beperkingen die ons van buitenaf worden opgelegd gaan we uiteindelijk reageren door ons ertegen te verzetten, of door ons eraan te onderwerpen uit schuldgevoel (waardoor we onze levensvreugde kunnen kwijtraken). Ons gedrag wordt uiteindelijk niet bepaald door wat buiten ons is, maar door wat binnen ons is, door ons hart. En ons hart is veel minder bezig met beperkingen en regels, maar meer met creativiteit, plezier, relaties, gerechtigheid, schoonheid, liefde. Dit zijn de dingen waar we bewust of onbewust in ons leven naar zoeken. We verlangen ernaar om het genot van een lekkere maaltijd te ervaren en een dieet voelt dus altijd aan als een beperking. We verlangen ernaar ons vrij te kunnen uiten en dus schilderen we onze graffiti ook waar het niet mag. Ons gedrag komt voort uit ons verlangen, als water uit een bron. Je kunt het water wel met maatregelen van buitenaf proberen in te dammen of te reguleren, maar dat zorgt er alleen maar voor dat de druk en frustratie binnen zich op gaat bouwen en uiteindelijk op een destructieve manier tot uiting komt. Mensen zijn namelijk in essentie scheppende wezens, op basis van wat in ons is, veranderen we de wereld buiten ons. Het zaad van het verlangen in ons hart, draagt vrucht in onze omgeving. Ons gedrag is dus iets positiefs, iets werkelijks, iets dat we maken, en niet iets negatiefs, iets dat we indammen of onder controle houden. We zijn werkelijk beelddragers van God - de Schepper, die uit de overvloed van zijn hart, zijn ongelimiteerde creativiteit, het heelal tot aanschijn riep.

Wil je gedrag daadwerkelijk veranderen, dan moet je dus aangrijpen op de verlangens zelf. En de manier om dat te doen is met de verbeelding. Onze beeldenwereld is eigenlijk de verbinding tussen ons gedrag en ons verlangen. Via de verbeelding vindt tweerichtingsverkeer plaats. Ten eerste dat van binnen naar buiten. Met onze verbeelding maken we een voorstelling van manieren waarop we onze verlangens kunnen uiten. Die voorstelling zetten we daarna al dan niet om in realiteit buiten ons. Ten tweede loopt het verkeer van buiten naar binnen via onze verbeelding. Gebeurtenissen buiten ons, wat we zien of horen, vormen beelden in ons hart, van wat goed is, wat mooi is, wat belangrijk is, en daar gaan we naar verlangen (of bij negatieve ervaringen krijgen we een afkeer van het object in de buitenwereld - wie een slechte vader had, heeft een negatief beeld bij het begrip vader, en verlangt dus ook niet naar God als vader). Neem de piano-trap uit het eerste filmpje. Een groep creatievelingen gebruikte de verbeelding om het traplopen een heel ander karakter te geven. Mensen die altijd saai de roltrap namen, die met een mistroostige uitdrukking op het gezicht op weg waren naar alweer een dag op het kantoor, ontdekten opeens dat iets simpels als een trap oplopen een plezierige activiteit kan. En ze gaan opeens met een glimlach naar hun werk. Maar door het traplopen opeens als leuk, creatief en interessant te ervaren, zal hun beeld bij het begrip ‘traplopen’ veranderd zijn. Het is niet meer zo’n saaie, vermoeiende activiteit, niet langer een sleur. En het zou me niet verbazen als ze -ook als de piano is gedemonteerd- in de toekomst vaker de trap nemen dan de roltrap. Hun beeld is veranderd, en daardoor hun verlangen.
Een ander voorbeeld, wat persoonlijker: ik heb vanaf de basisschool alleen maar negatieve ervaringen opgedaan met sport. Ik was bijvoorbeeld als kind nogal rechtshandig en kon mezelf daardoor onder andere niet goed opvangen als ik viel. Ik eindigde ook altijd als laatste met rennen, bij het rondjes lopen in de gymzaal werd ik door iedereen ingehaald. Ik werd als laatste gekozen met teamsporten en mensen klaagden als ze met mij werden opgescheept. Bij volleybal gingen de klasgenoten in een kringetje om mij heen staan, opdat de bal niet naar mij zou worden gespeeld. En toen ik een periode lang trainde met hardlopen, had ik geen schema om het goed op te bouwen, maar begon ik direct met vier kilometer. Ik had elke keer pijn in mijn zij en was buiten adem. Toen het survivalkamp waarvoor ik trainde achter de rug was, hield ik er dus snel mee op. En ik ben nog steeds niet te porren voor sport of lichaamsbeweging die een beetje aan sport doet denken - mijn beelden erbij zijn allemaal negatief. Maar ik heb wel altijd graag gezwommen. Ik heb ongeveer alle diploma’s gehaald die er te behalen waren. Ik heb zelfs mijn duikbrevet gehaald, en was zolang ik in Leiden woonde trouw bij de trainingen. Bij het zwemmen had ik namelijk positieve beelden. Ik hield van vissen (geen verrassing voor mijn trouwe volgers), las boeken over het leven in de oceanen, wilde van jongs af aan al duiken en bij de zwemlessen merkte ik dat ik goed was in onder water zwemmen. Ik ben nog steeds een waterrat. Ik ben zelfs bereid kou te doorstaan en moeite om te kunnen snorkelen (waardoor ik een keer in Spanje in het voorjaar behoorlijk onderkoeld raakte). Om van de onderwaterwereld te genieten ben ik bereid me heel hard in te spannen, wat ik niet wil voor zoiets als sport (hoewel het dezelfde lichamelijk inspanning is). Ik heb bij de twee vormen van inspanning gewoon verschillende beelden. Als ik op de een of andere manier bij andere vormen van sport ook positieve beelden zou ontwikkelen, zouden de beelden uit mijn jeugd aan kracht inboeten, en zou ik het misschien zelfs leuk kunnen gaan vinden. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik in India was, op een stoffig volleybalveldje ergens achteraf in Visakhapatnam, met Indiase jongens van de kerk daar, onder een oranje hemel, met palmbomen achter de betonnen muur. En ze vroegen mij mee te spelen. Ik hield eerst af, vanwege die negatieve beelden, maar ze wisten me te overtuigen. En het bleek leuk te zijn! Ik wist de bal zelfs een paar keer over het net te slaan! De volgende keer dat ik ergens ben waar wordt gevolleybald zal ik iets minder huiverig zijn om mee te doen. Mijn beeld ervan is weer iets veranderd.

Jezus koos voor dezelfde aanpak. Tijdens zijn leven op Aarde maakte hij zich er niet in de eerste plaats druk om het gedrag van mensen te veranderen. Dat was waar de farizeeen zich op richtten, met al hun regeltjes, nog veel meer dan er daadwerkelijk in de bijbel stonden. Zij hielden zich bezig met het gedrag. Jezus hield zich bezig met de verlangens van mensen. Hij wilde dat die mensen die moe waren geworden van het moeten, die wisten dat ze niet konden voldoen aan die hoge eisen die de religieuze leiders stelden, die zich door hun dag sleepten met weinig hoop om betekenis te hebben in hun leven, zouden gaan verlangen naar het koninkrijk van God. Naar die werkelijkheid waar de zwakke overwint, waar de laatste vooraan staat, waar mensen hun vijanden liefhebben en waar God voor iedereen bereikbaar is. Die werkelijkheid waarin de wil van God gebeurt op de Aarde, zoals in de hemel. En naar het leven dat daarbij hoort, een leven van liefde voor God boven alles, en voor de naaste als zichzelf. En om de verlangens van de mensen te veranderen, sprak hij tot hen met gelijkenissen. Hij sprak op het niveau van de verbeelding, de associaties en aannames in het hart van mensen. Ook zijn wonderen waren niet zomaar leuke goocheltrucs, maar in zichzelf al beelden van het extravagante koninkrijk - een koninkrijk zo vrijgevig dat er twaalf manden met brood overbleven na de spijziging, een koninkrijk zo groot dat demonen zich in zee lieten drijven met de varkens. Net als zijn verhalen waren Jezus’ wonderen uitzinnig, te mooi om waar te zijn. Maar ze zaaiden wel zaadjes in het hart van mensen: wat nou als het beeld van God als regeltjesmaker niet het correcte is? Wat nou als God inderdaad is zoals die Vader uit de gelijkenis, die met open armen klaarstaat om zijn verloren zoon te verwelkomen? Ze zaaiden nieuwe beelden. Beelden die mensen lieten verlangen naar een God die werkelijk zo goed was, en een leven dat werkelijk zo mooi was. En dat verlangen vertaalde zich in gedrag, in creatieve uitingen van liefde, gerechtigheid, schoonheid. Bij Zaccheus bijvoorbeeld. Jezus zette de sociale realiteit op zijn kop door zichzelf bij deze belastingontvanger uit te nodigen. Dat was in zichzelf al een subversieve daad, die inging tegen veel beelden die de mensen hadden in die tijd (belastingontvanger = slecht). Maar deze daad veranderde iets in het hart van Zaccheus. Misschien wel het beeld van zichzelf als iemand die niet geliefd was en dus ook niet kon liefhebben. Nu zag hij zich opeens als iemand die door God werd uitgekozen. En hij kreeg het verlangen om zelf ook lief te hebben. Dat verlangen zette hij vervolgens op een creatieve manier om in daden. Jezus had hem niet verteld dat hij de helft van zijn bezittingen moest verkopen en aan de armen geven - hij kwam zelf op het idee. Het kwam uit zijn hart.
Natuurlijk waren er ook in de tijd van Jezus mensen die zich niet wilden laten veranderen. Ze sloten zich af voor de nieuwe beelden. Ze staken hun vingers in de oren. Ze wilden vast blijven houden aan hun eigen kleine, beperkte werkelijkheid. Wat Jezus deed was niet een manipulatieve techniek waarmee hij mensen dingen kon laten doen die ze eigenlijk niet wilden. Juist niet! Zijn wonderen, zijn verhalen, zijn leven was een uitnodiging. En mensen behielden de vrijheid op die uitnodiging in te gaan of niet. Dat maakte zijn aanpak ook risicovol. Hij liep de kans te worden afgewezen. Hij liep de kans dat mensen hun oude gedrag volhielden, en niet volgens de nieuwe werkelijkheid gingen leven. En hij treurde daarover. Maar hij kon hen niet dwingen. Hij kon hen alleen beelden laten zien van het koninkrijk en hen de keuze laten daar wat mee te doen.

Ik denk dat wij op dezelfde manier mogen leven. Dat we niet het gedrag van mensen proberen te veranderen door regels op te stellen, of straffen uit te delen of beloningen te beloven. Dat we niet mensen vertellen dat ze dit wel moeten doen en dit niet. Maar dat we mensen op creatieve manieren beelden laten zien van het radicale koninkrijk van God. In onze verhalen en kunst, in onze preken, maar ook in ons dagelijkse leven, de manier waarop we ons werk doen, en de manier waarop we anderen helpen. We lezen de bijbel, niet omdat het moet, maar omdat het voor ons brood uit de hemel is. We bidden, niet omdat het moet, maar omdat we genieten van Gods aanwezigheid. We helpen onze medemensen, niet omdat het moet, maar omdat we door de liefde worden aangedreven. Gedreven door ons eigen verlangen naar het koninkrijk, maken we voor anderen deze nieuwe werkelijkheid zichtbaar, en vervolgens laten we ze vrij. Of ze sluiten zich af en blijven in hun eigen kleine wereldje rondcirkelen. Of ze gaan naar dat goede, wonderlijke, mooie koninkrijk verlangen, en willen er ook binnengaan. Hun verlangen verandert, en vertaalt zich in creatieve koninkrijksdaden, die op hun beurt een uitnodiging zijn aan weer andere mensen. Zo verspreidt het rijk van God zich als een olievlek, en verandert werkelijk de wereld.

zaterdag 13 augustus 2011

Nieuwe zonsondergangen

Voor de afwisseling een paar foto's uit Nederland. De zonsondergangen zijn weer spectaculair de afgelopen weken!





donderdag 11 augustus 2011

Meer doen of meer verlangen?

De afgelopen maanden zat ik niet lekker in mijn vel. Ik sliep niet goed (eigenlijk sinds eind februari of daaromtrent) en was dus vaak moe. Daardoor kreeg ik niet veel gedaan. Niet alleen verwaarloosde ik mijn huishouden, ik kwam ook niet toe aan die activiteiten waar ik normaal energie van krijg. Als ik uit bed kwam, voelde ik me al uitgeput. Ik sleepte mij naar afspraken die ik weken van te voren in mijn agenda had gezet. Op mijn werk was ik niet mijn vrolijke zelf - en ik weet niet of de artikelen die ik in deze periode schreef nou tot hoogtepunten van mijn oeuvre moeten worden gerekend. Het behoeft geen uitleg dat het met mijn humeur niet goed gesteld was toen. Ik kan wel zeggen dat ik me een beetje depressief voelde. Een oogontsteking en een kaakoperatie maakten het allemaal niet makkelijker. Toen ik een keer ook vrijdag had gewerkt, sprak ik ‘s avonds af met een vriend een terrasje te pakken. We vonden een plek voor een biertje. Ik was na een lange week moe, en niet te vrolijk. Maar mijn vriend leek zich eraan te ergeren dat ik wat cynisch reageerde. Volgens hem moest ik ‘gewoon’ van het leven genieten. Ik moest het ‘gewoon’ positief inzien - en niet steeds zo mopperen. Hij deed dat immers ook - ‘gewoon’ genieten.
Aan het gesprek kwam snel een einde. Er was immers niets meer om over te praten. Ik kon niets met zijn advies. Natuurlijk wilde ik me weer eens lekker in mijn vel voelen. Ik wilde weer met energie mijn dag ingaan, en enthousiasme kunnen tonen voor mijn werk. Maar het was niet zo alsof ik een knop in mezelf kon omzetten, waardoor ik opeens weer zou gaan lachen. Mijn gevoel is niet zomaar op commando te veranderen. Het advies van mijn vriend had een averechts effect: het leidde er alleen maar toe dat ik me schuldig ging voelen - want volgens hem had ik mijn negatieve bui alleen aan mezelf te wijten. Ik had ook opeens niets meer tegen mijn vriend te vertellen. Zijn opmerking maakte voor mij duidelijk dat hij me niet serieus nam. Als ik mijn hart voor hem opende, wilde ik geen ineffectieve dooddoener horen. Ik wilde dat hij naar mij zou luisteren. En het idee dat je geforceerd in een blij universum moet leven en van alles maar moet genieten, vond ik maar oppervlakkig. We hadden het nog even over koetjes en kalfjes, en daarna was onze afspraak snel voorbij.
Mensen maken vaker de fout om mensen die zich depressief of verdrietig voelen dergelijke ‘makkelijke’ adviezen te geven.
Op de mockingbirdblog werd verwezen naar tien dingen die je niet tegen iemand met depressie moet zeggen. "Huur gewoon een komische film of neem een massage. Mijn zus is net als jij. Hoe kan jij nou depressief zijn? Je bent zo zelfverzekerd! Mensen in ontwikkelingslanden hebben dit soort problemen helemaal niet. Maar je bent toch gelukkig? Je hebt een partner en kinderen! Je hebt zeker wel medelijden met jezelf. Waarschijnlijk is het gewoon je leeftijd." De schrijver van het stuk had al deze opmerkingen daadwerkelijk gehoord van mensen in zijn omgeving. En ze hadden allemaal hetzelfde effect: ze lieten hem alleen maar slechter over zichzelf denken. Misschien hadden sommige van deze mensen het beste voor met deze patiënt. Maar ik vermoed dat bewust of onbewust ook meespeelde dat ze niet te veel met de negatieve emotie geconfronteerd wilden worden. Ze wilden zichzelf goed blijven voelen. Ze wilden de illusie behouden dat ze hun vrolijkheid aan zichzelf te danken hadden, dat ze er zelf verantwoordelijk voor waren. En wellicht zelfs dat ze beter of sterker waren dan iemand die depressief was, omdat het hen wel lukte om van het leven te genieten. Ze wilden niet van hun voetstuk afkomen en naast de gebroken medemens gaan staan.

Ik moest hier laatst aan denken in verband met de kerk. De meeste preken die ik hoor komen erop neer dat de toehoorders meer moeten doen. Ze moeten meer bidden. Meer bijbellezen. Meer evangeliseren. Meer geloven. Dat is de oplossing voor alle problemen. En de mensen in de zaal knikken, en de oudsten herhalen de boodschap instemmend in het afsluitende gebed. Maar, vraag ik me af, als je in de volgende week een onderzoek zou doen onder de gemeenteleden, zou ook maar iemand na zo’n preek meer zijn gaan bidden of bijbellezen? Zou ook maar iemand meer zijn gaan geloven? Zou iemand een seconde langer ‘stille tijd’ zijn gaan houden? Ik denk het niet. Anders zou niet elke zondag dezelfde oproep moeten worden gedaan. De enigen die op basis van zo’n preek meer gaan bidden of bijbellezen zijn de mensen die geneigd zijn zich schuldig te voelen, die slecht over zichzelf denken en die vinden dat ze niet genoeg doen. En bij hen leidt het niet tot verandering in hun leven, maar juist tot meer vermoeidheid, spanning en meer schuldgevoel. Dat doet het in elk geval bij mij (laat ik het persoonlijk houden). Maar niet alleen bij mij. Ik heb vaker verteld van mijn vriend die een keer zei: “De ene zondag hoor ik dat ik hier aan moet werken, de volgende dat ik daaraan moet werken. Maar ik ben nog niet klaar met het ene van vorige week. Er komt elke keer meer bij!”
Vorig jaar op kring hadden we een avond over discipelschap. Een van de kringleden stelde voor om een rondje te doen en dan kon iedereen vertellen wat hij of zij deed aan het volgen van Jezus. Ik voelde me direct ongemakkelijk. Ik meende zeker te weten dat ik veel minder christelijke dingen deed dan mijn kringgenoten. Ik bad vast veel minder, las minder de bijbel, en evangeliseerde minder. Dat moest wel, want ik was de enige van de kring die zich bij preken over deze onderwerpen schuldig voelde. Maar toen we de kring rondgingen bleek dat de een na de ander van mijn kringgenoten nog minder bad of uit de bijbel las dan ik! Ik was -hoe onreligieus ik me ook voelde- nog steeds een van de mensen die het meeste deed! Maar deze mensen hadden allemaal dezelfde preken gehoord als ik, dezelfde oproepen om dagelijks stille tijd te houden, om meer dit te doen en minder dat te doen. Sommige nog veel vaker dan ik. Hun leven was echter niet veranderd.
Ik ben misschien cynisch, maar als je elke week mensen zegt dat ze meer moeten doen, en het leidt er niet toe dat ze meer gaan doen, dan is er iets mis met je boodschap. Waarom blijven leiders en predikers dan toch hetzelfde zeggen? En waarom blijft iedereen ernaar luisteren, week in, week uit?
Ik vermoed dat deze boodschap ons in staat stelt ons beter te voelen dan anderen - net als de ‘goede adviezen’ die aan de depressiepatiënt werden gegeven. Zelfs als je erbij zegt dat je zelf ook tekortschiet - dan ben je er tenminste bewust van dat je tekortschiet, en ook dat geeft al morele superioriteit. En misschien is voor sommige mensen het horen dat ze te weinig doen, dat ze eigenlijk dit of eigenlijk dat zouden moeten, op een bepaalde manier geruststellend. Het is een soort geestelijke daad, een boetedoening, om in de kerk te zitten en je slecht over jezelf te voelen. Het is de prijs die je betaalt, en als je dat gevoeld hebt kun je gelouterd de week weer in. De boodschap van ‘moeten’ is een ritueel geworden. Maar degenen die het wel proberen, die worstelen met schuld, die weten dat ze het zelf niet kunnen, voelen zich alleen maar slechter - zoals de vrouw van wie Philip Yancey vertelt (ook dit voorbeeld heb ik vaker aangehaald), die op de vraag waarom ze niet met haar probleem naar de kerk was gegaan, antwoordde: “De kerk? Daar zouden ze me alleen maar slechter over mezelf laten denken dan ik al doe.”

Weg dus met de boodschappen van ‘moeten’! Weg dus met die wekelijkse vermaningen. Weg met de religieuze focus op het juiste gedrag. Dit soort oproepen kan ons niet veranderen. Mockingbird wijt dat aan geestelijke entropie, de natuurwet die zegt dat een gesloten systeem aan zichzelf overgelaten alleen maar wanordelijker kan worden. "No matter how hard we try, no matter how tightly we cling to the standards we follow (be it Mosaic Law or modern church expectations or Zen Buddhism or American societal norms or organic environmentalism or political philosophy or new-age scientism), we cannot grow spiritually as closed systems. Trying to ‘will’ oursevles to spirituality by adhering to some form of law will always fail–we will tend to either stay the same or get worse, but certainly no better. Willpower is insufficient to overcome the natural decay of life."
Gelukkig is het goede nieuws niet afhankelijk van ons gedrag. Het goede nieuws is een aankondiging van iets dat al realiteit is: het koninkrijk van God. Het is een blijde boodschap: de regering van God is werkelijkheid geworden. Het herstel en de vernieuwing waar de profeten over spraken, dringt door in de schepping. Alle dingen worden nieuw gemaakt. De wil van God zal gebeuren, op Aarde, zoals in de Hemel. En ik en jij zijn welkom in deze nieuwe realiteit, in het koninkrijk van God. We hoeven het alleen maar te ontvangen, zonder dat we er iets voor hoeven doen. Het is een geschenk, onvoorwaardelijke liefde.
Natuurlijk hoort bij deze realiteit een andere manier van leven - daar is waar bijvoorbeeld een gedeelte als de bergrede over gaat. Je kunt niet tot in het diepst van je ziel geloven dat God je onvoorwaardelijk liefheeft, en dan zelf je medemens haten. Je kunt niet aanvaarden dat God je als persoon boven alles waardevol vindt, en andere mensen als object behandelen. Je kunt niet omgaan met de God die onvervalste werkelijkheid is en zelf blijven liegen. Maar als je werkelijk iets bent gaan begrijpen van het koninkrijk van de liefdevolle God, wil je dat soort dingen niet meer. Dan krijg je er een afkeer van. Je zult fouten maken, je zult tekortschieten, maar je verlangen is veranderd. Je wilt leven als een onderdaan, sterker als kind van de Koning. En omdat je daarnaar verlangt zal steeds meer je gedrag veranderen.

Dwang zal nooit blijvende verandering bewerkstelligen, of het nou harde dwang is of zachte. En de ‘moet’-boodschappen zijn boodschappen van dwang - ze zijn manipulatief: ze laten je slecht over jezelf denken als je in de ogen van de spreker te weinig doet, en goed als je aan de verwachtingen voldoet. Maar de boodschap van Jezus is dat we al aan de verwachting van God voldoen. Dat we dus niet meer over onszelf hoeven oordelen als ‘goed’ of ‘kwaad’ - maar dat we het oordeel van God over ons mogen aanvaarden: we zijn geliefd. Punt. Niets meer en niets minder. En God zal ons nergens toe dwingen. Hij zal ons niet manipuleren door op onze gevoelens te spelen. Hij zal ons niet bang maken met straf, en ons niet proberen te paaien met beloning. Hij laat ons vrij. Want Hij houdt van ons. En de volmaakte liefde drijft de vrees uit, omdat de echte liefde nooit straft.
Laat al het moeten en niet moeten varen, laat elke dwang en plicht los -hoe eng dat ook voelt (zo voelt het in elk geval voor mij)- en realiseer je dat het niets verandert aan de liefde van God voor jou. Zijn liefde is werkelijk onvoorwaardelijk. We moeten niet meer bidden. We moeten niet meer bijbellezen. We moeten niet meer evangeliseren. We hebben alles al (‘Al het mijne is het uwe’, zei de vader tegen de broer die buiten het feest bleef staan). Laten we ophouden met die pogingen om onszelf geliefd te maken. En laten we de waarheid dat we geliefd zijn tot in onze diepste vezels laten doordringen. Laten we tot op het bot gaan voelen hoe goed de werkelijkheid van God eigenlijk is, hoe radicaal anders dan onze menselijke machtssystemen, hoe verfrissend, hoe betoverend.
Het lijkt onwerkelijk, een ideaal. En dat is natuurlijk wat het is. Als het iets was dat wij konden bereiken met onze inspanning, zou het niet anders zijn dan welke religie ook. Als wij het konden organiseren, als het iets was dat wij ‘moesten‘ doen, zou het een menselijk systeem zijn als alle anderen. Het punt is nu juist dat wij dit niet kunnen bewerkstelligen. Dat het onze verwachtingen maar ook onze vaardigheden ver te boven gaat. We moeten het niet eens willen proberen. In plaats daarvan mogen we het accepteren als Gods realiteit. We mogen in die werkelijkheid gaan leven, in een werkelijkheid die op geen enkele manier van ons afhangt. En dan zal ons gedrag gaan veranderen. Omdat we onder de indruk komen van de liefde van God, zullen we ernaar gaan verlangen om meer naar Hem te luisteren. We zullen met Hem willen communiceren. We zullen zijn woord willen lezen. En we zullen anderen over Hem willen vertellen, omdat we zo enthousiast zijn geworden over deze prachtige God en zijn koninkrijk. We zullen andere mensen gaan liefhebben, omdat we zelf Gods liefde hebben ervaren. We zullen gaan strijden voor gerechtigheid, omdat we onder de indruk zijn geraakt van Gods gerechtigheid. We zullen schoonheid gaan maken en najagen, omdat we een glimp hebben opgevangen van de schoonheid van Gods aangezicht. We zullen de zonde gaan haten, omdat we hebben gezien hoeveel schade die toebrengt aan Gods visioen. Dit is de bron van verandering.

In de kerk zou dus het goede nieuws moeten klinken. Niet alleen voor mensen die nog niet geloven, maar voor iedereen. Steeds weer moeten we het horen, steeds weer moet het ons voor ogen worden geschilderd. Steeds weer moeten we onder de indruk komen van deze werkelijkheid. Dan zullen we er namelijk naar gaan verlangen. En het verlangen is het enige dat nodig is voor verandering.

Later dit weekeinde meer over de manier waarop Jezus mensen naar het koninkrijk deed verlangen.

dinsdag 2 augustus 2011

Amerika: Yosemite

Het eerste nationale park dat mijn vriend Menno en ik bezochten op onze reis door de Verenigde Staten was Yosemite. Onder andere bekend om de hoge granietwanden en de prachtige watervallen.






Mijn favoriete uitzicht vanaf Tunnel View.