Hoe breng je mensen ertoe hun gedrag te veranderen?
Dat was de vraag die ik aan de orde stelde in mijn vorige bericht. Ik betoogde dat het weinig effect had om mensen te vertellen dat ze bepaalde dingen moeten. Dat geldt niet alleen in de kerk, maar ook in de maatschappij daarbuiten. Het zou bijvoorbeeld gezond zijn als mensen de trap zouden nemen in plaats van de roltrap, want mensen hebben lichaamsbeweging nodig. Maar mensen gaan niet meer bewegen, alleen omdat je zegt dat het moet, of gezond is. Net zo is het met eten. Ja, we weten allemaal dat we gezond moeten eten. Maar toch kiezen we (of laat ik voor mezelf spreken: ik) als ik voor de balie van het fastfoodrestaurant sta toch weer de ongezonde optie. De omgeving ziet er schoner uit als mensen hun rotzooi opruimen, maar toch zie je keer op keer dat mensen lege frisdrankblikjes of papiertjes gewoon weggooien, ook al staat er een afvalbak op twee meter afstand. Gescheiden inzamelen van glas en papier is goed voor het milieu, maar het is veel makkelijker het gewoon in de vuilniszak te doen. We weten dat verkeersregels er niet voor niets zijn, maar toch rijden we steeds weer te snel of door het rode licht. We weten heel goed wat eigenlijk moet, maar de realiteit is dat we het niet doen. Zelfs niet als we voor verkeerd gedrag gestraft worden, anders zouden we ons wel aan de snelheidsbeperkingen houden.
Dit was het uitgangspunt van een wedstrijd van Volkswagen - die was gebaseerd op de ‘Fun’-theorie - met als uitgangspunt ‘The thought that something as simple as fun is the easiest way to change people’s behaviour for the better’. Dat leidde tot heel interessante experimenten! Kijk maar eens naar de volgende filmpjes op Youtube!
Op een trap wordt een pianotoetsenbord geinstalleerd - en prompt nemen heel veel reizigers niet de roltrap, maar de ‘pianotrap’. Sommigen lopen zelfs een paar keer op en neer. Lichaamsbeweging is opeens geen verplichting meer, maar een toevallige bijkomstigheid van een leuke activiteit.
Met een luidspreker werd in een prullenbak de illusie gewekt van een bodemloze put. Voorbijgangers bleven staan om te horen hoe hun colablikje eindeloos leek te vallen. Je ziet mensen daadwerkelijk naar de prullenbak lopen om iets weg te gooien. Om de interessante ervaring te beleven, willen ze de moeite doen iets op te ruimen, opnieuw en opnieuw.
Een glasbak werd omgetoverd tot een speelautomaat, met lampjes en een computerscherm. En mensen kwamen van heinde en verre om hun flessen en jampotten er in te werpen en te proberen een nieuwe ‘high score’ te behalen.
De wedstrijd van Volkswagen werd uiteindelijk gewonnen door het idee van een snelheidscamera-loterij. Mensen die te snel reden betaalden gewoon een boete - maar die ging niet naar de gemeente. De boete vormde een prijzenpot. Degenen die zich gewoon aan de maximumsnelheid hielden deden me aan een loterij waarmee ze geld uit de pot konden winnen. Het resultaat loog er niet om: de gemiddelde snelheid op het traject daalde van boven de maximumsnelheid, tot eronder. De automobilisten hielden zich aan de regels.
Het lijkt erop dat Volkswagen met de ‘Fun’-theorie op het juiste spoor zit. Mensen veranderen hun gedrag niet of weinig op basis van motivatie van buitenaf: een voorschrift, kennis van wat gezond is, dreiging van een boete of een beloning in de toekomst. Op de beperkingen die ons van buitenaf worden opgelegd gaan we uiteindelijk reageren door ons ertegen te verzetten, of door ons eraan te onderwerpen uit schuldgevoel (waardoor we onze levensvreugde kunnen kwijtraken). Ons gedrag wordt uiteindelijk niet bepaald door wat buiten ons is, maar door wat binnen ons is, door ons hart. En ons hart is veel minder bezig met beperkingen en regels, maar meer met creativiteit, plezier, relaties, gerechtigheid, schoonheid, liefde. Dit zijn de dingen waar we bewust of onbewust in ons leven naar zoeken. We verlangen ernaar om het genot van een lekkere maaltijd te ervaren en een dieet voelt dus altijd aan als een beperking. We verlangen ernaar ons vrij te kunnen uiten en dus schilderen we onze graffiti ook waar het niet mag. Ons gedrag komt voort uit ons verlangen, als water uit een bron. Je kunt het water wel met maatregelen van buitenaf proberen in te dammen of te reguleren, maar dat zorgt er alleen maar voor dat de druk en frustratie binnen zich op gaat bouwen en uiteindelijk op een destructieve manier tot uiting komt. Mensen zijn namelijk in essentie scheppende wezens, op basis van wat in ons is, veranderen we de wereld buiten ons. Het zaad van het verlangen in ons hart, draagt vrucht in onze omgeving. Ons gedrag is dus iets positiefs, iets werkelijks, iets dat we maken, en niet iets negatiefs, iets dat we indammen of onder controle houden. We zijn werkelijk beelddragers van God - de Schepper, die uit de overvloed van zijn hart, zijn ongelimiteerde creativiteit, het heelal tot aanschijn riep.
Wil je gedrag daadwerkelijk veranderen, dan moet je dus aangrijpen op de verlangens zelf. En de manier om dat te doen is met de verbeelding. Onze beeldenwereld is eigenlijk de verbinding tussen ons gedrag en ons verlangen. Via de verbeelding vindt tweerichtingsverkeer plaats. Ten eerste dat van binnen naar buiten. Met onze verbeelding maken we een voorstelling van manieren waarop we onze verlangens kunnen uiten. Die voorstelling zetten we daarna al dan niet om in realiteit buiten ons. Ten tweede loopt het verkeer van buiten naar binnen via onze verbeelding. Gebeurtenissen buiten ons, wat we zien of horen, vormen beelden in ons hart, van wat goed is, wat mooi is, wat belangrijk is, en daar gaan we naar verlangen (of bij negatieve ervaringen krijgen we een afkeer van het object in de buitenwereld - wie een slechte vader had, heeft een negatief beeld bij het begrip vader, en verlangt dus ook niet naar God als vader). Neem de piano-trap uit het eerste filmpje. Een groep creatievelingen gebruikte de verbeelding om het traplopen een heel ander karakter te geven. Mensen die altijd saai de roltrap namen, die met een mistroostige uitdrukking op het gezicht op weg waren naar alweer een dag op het kantoor, ontdekten opeens dat iets simpels als een trap oplopen een plezierige activiteit kan. En ze gaan opeens met een glimlach naar hun werk. Maar door het traplopen opeens als leuk, creatief en interessant te ervaren, zal hun beeld bij het begrip ‘traplopen’ veranderd zijn. Het is niet meer zo’n saaie, vermoeiende activiteit, niet langer een sleur. En het zou me niet verbazen als ze -ook als de piano is gedemonteerd- in de toekomst vaker de trap nemen dan de roltrap. Hun beeld is veranderd, en daardoor hun verlangen.
Een ander voorbeeld, wat persoonlijker: ik heb vanaf de basisschool alleen maar negatieve ervaringen opgedaan met sport. Ik was bijvoorbeeld als kind nogal rechtshandig en kon mezelf daardoor onder andere niet goed opvangen als ik viel. Ik eindigde ook altijd als laatste met rennen, bij het rondjes lopen in de gymzaal werd ik door iedereen ingehaald. Ik werd als laatste gekozen met teamsporten en mensen klaagden als ze met mij werden opgescheept. Bij volleybal gingen de klasgenoten in een kringetje om mij heen staan, opdat de bal niet naar mij zou worden gespeeld. En toen ik een periode lang trainde met hardlopen, had ik geen schema om het goed op te bouwen, maar begon ik direct met vier kilometer. Ik had elke keer pijn in mijn zij en was buiten adem. Toen het survivalkamp waarvoor ik trainde achter de rug was, hield ik er dus snel mee op. En ik ben nog steeds niet te porren voor sport of lichaamsbeweging die een beetje aan sport doet denken - mijn beelden erbij zijn allemaal negatief. Maar ik heb wel altijd graag gezwommen. Ik heb ongeveer alle diploma’s gehaald die er te behalen waren. Ik heb zelfs mijn duikbrevet gehaald, en was zolang ik in Leiden woonde trouw bij de trainingen. Bij het zwemmen had ik namelijk positieve beelden. Ik hield van vissen (geen verrassing voor mijn trouwe volgers), las boeken over het leven in de oceanen, wilde van jongs af aan al duiken en bij de zwemlessen merkte ik dat ik goed was in onder water zwemmen. Ik ben nog steeds een waterrat. Ik ben zelfs bereid kou te doorstaan en moeite om te kunnen snorkelen (waardoor ik een keer in Spanje in het voorjaar behoorlijk onderkoeld raakte). Om van de onderwaterwereld te genieten ben ik bereid me heel hard in te spannen, wat ik niet wil voor zoiets als sport (hoewel het dezelfde lichamelijk inspanning is). Ik heb bij de twee vormen van inspanning gewoon verschillende beelden. Als ik op de een of andere manier bij andere vormen van sport ook positieve beelden zou ontwikkelen, zouden de beelden uit mijn jeugd aan kracht inboeten, en zou ik het misschien zelfs leuk kunnen gaan vinden. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik in India was, op een stoffig volleybalveldje ergens achteraf in Visakhapatnam, met Indiase jongens van de kerk daar, onder een oranje hemel, met palmbomen achter de betonnen muur. En ze vroegen mij mee te spelen. Ik hield eerst af, vanwege die negatieve beelden, maar ze wisten me te overtuigen. En het bleek leuk te zijn! Ik wist de bal zelfs een paar keer over het net te slaan! De volgende keer dat ik ergens ben waar wordt gevolleybald zal ik iets minder huiverig zijn om mee te doen. Mijn beeld ervan is weer iets veranderd.
Jezus koos voor dezelfde aanpak. Tijdens zijn leven op Aarde maakte hij zich er niet in de eerste plaats druk om het gedrag van mensen te veranderen. Dat was waar de farizeeen zich op richtten, met al hun regeltjes, nog veel meer dan er daadwerkelijk in de bijbel stonden. Zij hielden zich bezig met het gedrag. Jezus hield zich bezig met de verlangens van mensen. Hij wilde dat die mensen die moe waren geworden van het moeten, die wisten dat ze niet konden voldoen aan die hoge eisen die de religieuze leiders stelden, die zich door hun dag sleepten met weinig hoop om betekenis te hebben in hun leven, zouden gaan verlangen naar het koninkrijk van God. Naar die werkelijkheid waar de zwakke overwint, waar de laatste vooraan staat, waar mensen hun vijanden liefhebben en waar God voor iedereen bereikbaar is. Die werkelijkheid waarin de wil van God gebeurt op de Aarde, zoals in de hemel. En naar het leven dat daarbij hoort, een leven van liefde voor God boven alles, en voor de naaste als zichzelf. En om de verlangens van de mensen te veranderen, sprak hij tot hen met gelijkenissen. Hij sprak op het niveau van de verbeelding, de associaties en aannames in het hart van mensen. Ook zijn wonderen waren niet zomaar leuke goocheltrucs, maar in zichzelf al beelden van het extravagante koninkrijk - een koninkrijk zo vrijgevig dat er twaalf manden met brood overbleven na de spijziging, een koninkrijk zo groot dat demonen zich in zee lieten drijven met de varkens. Net als zijn verhalen waren Jezus’ wonderen uitzinnig, te mooi om waar te zijn. Maar ze zaaiden wel zaadjes in het hart van mensen: wat nou als het beeld van God als regeltjesmaker niet het correcte is? Wat nou als God inderdaad is zoals die Vader uit de gelijkenis, die met open armen klaarstaat om zijn verloren zoon te verwelkomen? Ze zaaiden nieuwe beelden. Beelden die mensen lieten verlangen naar een God die werkelijk zo goed was, en een leven dat werkelijk zo mooi was. En dat verlangen vertaalde zich in gedrag, in creatieve uitingen van liefde, gerechtigheid, schoonheid. Bij Zaccheus bijvoorbeeld. Jezus zette de sociale realiteit op zijn kop door zichzelf bij deze belastingontvanger uit te nodigen. Dat was in zichzelf al een subversieve daad, die inging tegen veel beelden die de mensen hadden in die tijd (belastingontvanger = slecht). Maar deze daad veranderde iets in het hart van Zaccheus. Misschien wel het beeld van zichzelf als iemand die niet geliefd was en dus ook niet kon liefhebben. Nu zag hij zich opeens als iemand die door God werd uitgekozen. En hij kreeg het verlangen om zelf ook lief te hebben. Dat verlangen zette hij vervolgens op een creatieve manier om in daden. Jezus had hem niet verteld dat hij de helft van zijn bezittingen moest verkopen en aan de armen geven - hij kwam zelf op het idee. Het kwam uit zijn hart.
Natuurlijk waren er ook in de tijd van Jezus mensen die zich niet wilden laten veranderen. Ze sloten zich af voor de nieuwe beelden. Ze staken hun vingers in de oren. Ze wilden vast blijven houden aan hun eigen kleine, beperkte werkelijkheid. Wat Jezus deed was niet een manipulatieve techniek waarmee hij mensen dingen kon laten doen die ze eigenlijk niet wilden. Juist niet! Zijn wonderen, zijn verhalen, zijn leven was een uitnodiging. En mensen behielden de vrijheid op die uitnodiging in te gaan of niet. Dat maakte zijn aanpak ook risicovol. Hij liep de kans te worden afgewezen. Hij liep de kans dat mensen hun oude gedrag volhielden, en niet volgens de nieuwe werkelijkheid gingen leven. En hij treurde daarover. Maar hij kon hen niet dwingen. Hij kon hen alleen beelden laten zien van het koninkrijk en hen de keuze laten daar wat mee te doen.
Ik denk dat wij op dezelfde manier mogen leven. Dat we niet het gedrag van mensen proberen te veranderen door regels op te stellen, of straffen uit te delen of beloningen te beloven. Dat we niet mensen vertellen dat ze dit wel moeten doen en dit niet. Maar dat we mensen op creatieve manieren beelden laten zien van het radicale koninkrijk van God. In onze verhalen en kunst, in onze preken, maar ook in ons dagelijkse leven, de manier waarop we ons werk doen, en de manier waarop we anderen helpen. We lezen de bijbel, niet omdat het moet, maar omdat het voor ons brood uit de hemel is. We bidden, niet omdat het moet, maar omdat we genieten van Gods aanwezigheid. We helpen onze medemensen, niet omdat het moet, maar omdat we door de liefde worden aangedreven. Gedreven door ons eigen verlangen naar het koninkrijk, maken we voor anderen deze nieuwe werkelijkheid zichtbaar, en vervolgens laten we ze vrij. Of ze sluiten zich af en blijven in hun eigen kleine wereldje rondcirkelen. Of ze gaan naar dat goede, wonderlijke, mooie koninkrijk verlangen, en willen er ook binnengaan. Hun verlangen verandert, en vertaalt zich in creatieve koninkrijksdaden, die op hun beurt een uitnodiging zijn aan weer andere mensen. Zo verspreidt het rijk van God zich als een olievlek, en verandert werkelijk de wereld.
Dat was de vraag die ik aan de orde stelde in mijn vorige bericht. Ik betoogde dat het weinig effect had om mensen te vertellen dat ze bepaalde dingen moeten. Dat geldt niet alleen in de kerk, maar ook in de maatschappij daarbuiten. Het zou bijvoorbeeld gezond zijn als mensen de trap zouden nemen in plaats van de roltrap, want mensen hebben lichaamsbeweging nodig. Maar mensen gaan niet meer bewegen, alleen omdat je zegt dat het moet, of gezond is. Net zo is het met eten. Ja, we weten allemaal dat we gezond moeten eten. Maar toch kiezen we (of laat ik voor mezelf spreken: ik) als ik voor de balie van het fastfoodrestaurant sta toch weer de ongezonde optie. De omgeving ziet er schoner uit als mensen hun rotzooi opruimen, maar toch zie je keer op keer dat mensen lege frisdrankblikjes of papiertjes gewoon weggooien, ook al staat er een afvalbak op twee meter afstand. Gescheiden inzamelen van glas en papier is goed voor het milieu, maar het is veel makkelijker het gewoon in de vuilniszak te doen. We weten dat verkeersregels er niet voor niets zijn, maar toch rijden we steeds weer te snel of door het rode licht. We weten heel goed wat eigenlijk moet, maar de realiteit is dat we het niet doen. Zelfs niet als we voor verkeerd gedrag gestraft worden, anders zouden we ons wel aan de snelheidsbeperkingen houden.
Dit was het uitgangspunt van een wedstrijd van Volkswagen - die was gebaseerd op de ‘Fun’-theorie - met als uitgangspunt ‘The thought that something as simple as fun is the easiest way to change people’s behaviour for the better’. Dat leidde tot heel interessante experimenten! Kijk maar eens naar de volgende filmpjes op Youtube!
Op een trap wordt een pianotoetsenbord geinstalleerd - en prompt nemen heel veel reizigers niet de roltrap, maar de ‘pianotrap’. Sommigen lopen zelfs een paar keer op en neer. Lichaamsbeweging is opeens geen verplichting meer, maar een toevallige bijkomstigheid van een leuke activiteit.
Met een luidspreker werd in een prullenbak de illusie gewekt van een bodemloze put. Voorbijgangers bleven staan om te horen hoe hun colablikje eindeloos leek te vallen. Je ziet mensen daadwerkelijk naar de prullenbak lopen om iets weg te gooien. Om de interessante ervaring te beleven, willen ze de moeite doen iets op te ruimen, opnieuw en opnieuw.
Een glasbak werd omgetoverd tot een speelautomaat, met lampjes en een computerscherm. En mensen kwamen van heinde en verre om hun flessen en jampotten er in te werpen en te proberen een nieuwe ‘high score’ te behalen.
De wedstrijd van Volkswagen werd uiteindelijk gewonnen door het idee van een snelheidscamera-loterij. Mensen die te snel reden betaalden gewoon een boete - maar die ging niet naar de gemeente. De boete vormde een prijzenpot. Degenen die zich gewoon aan de maximumsnelheid hielden deden me aan een loterij waarmee ze geld uit de pot konden winnen. Het resultaat loog er niet om: de gemiddelde snelheid op het traject daalde van boven de maximumsnelheid, tot eronder. De automobilisten hielden zich aan de regels.
Het lijkt erop dat Volkswagen met de ‘Fun’-theorie op het juiste spoor zit. Mensen veranderen hun gedrag niet of weinig op basis van motivatie van buitenaf: een voorschrift, kennis van wat gezond is, dreiging van een boete of een beloning in de toekomst. Op de beperkingen die ons van buitenaf worden opgelegd gaan we uiteindelijk reageren door ons ertegen te verzetten, of door ons eraan te onderwerpen uit schuldgevoel (waardoor we onze levensvreugde kunnen kwijtraken). Ons gedrag wordt uiteindelijk niet bepaald door wat buiten ons is, maar door wat binnen ons is, door ons hart. En ons hart is veel minder bezig met beperkingen en regels, maar meer met creativiteit, plezier, relaties, gerechtigheid, schoonheid, liefde. Dit zijn de dingen waar we bewust of onbewust in ons leven naar zoeken. We verlangen ernaar om het genot van een lekkere maaltijd te ervaren en een dieet voelt dus altijd aan als een beperking. We verlangen ernaar ons vrij te kunnen uiten en dus schilderen we onze graffiti ook waar het niet mag. Ons gedrag komt voort uit ons verlangen, als water uit een bron. Je kunt het water wel met maatregelen van buitenaf proberen in te dammen of te reguleren, maar dat zorgt er alleen maar voor dat de druk en frustratie binnen zich op gaat bouwen en uiteindelijk op een destructieve manier tot uiting komt. Mensen zijn namelijk in essentie scheppende wezens, op basis van wat in ons is, veranderen we de wereld buiten ons. Het zaad van het verlangen in ons hart, draagt vrucht in onze omgeving. Ons gedrag is dus iets positiefs, iets werkelijks, iets dat we maken, en niet iets negatiefs, iets dat we indammen of onder controle houden. We zijn werkelijk beelddragers van God - de Schepper, die uit de overvloed van zijn hart, zijn ongelimiteerde creativiteit, het heelal tot aanschijn riep.
Wil je gedrag daadwerkelijk veranderen, dan moet je dus aangrijpen op de verlangens zelf. En de manier om dat te doen is met de verbeelding. Onze beeldenwereld is eigenlijk de verbinding tussen ons gedrag en ons verlangen. Via de verbeelding vindt tweerichtingsverkeer plaats. Ten eerste dat van binnen naar buiten. Met onze verbeelding maken we een voorstelling van manieren waarop we onze verlangens kunnen uiten. Die voorstelling zetten we daarna al dan niet om in realiteit buiten ons. Ten tweede loopt het verkeer van buiten naar binnen via onze verbeelding. Gebeurtenissen buiten ons, wat we zien of horen, vormen beelden in ons hart, van wat goed is, wat mooi is, wat belangrijk is, en daar gaan we naar verlangen (of bij negatieve ervaringen krijgen we een afkeer van het object in de buitenwereld - wie een slechte vader had, heeft een negatief beeld bij het begrip vader, en verlangt dus ook niet naar God als vader). Neem de piano-trap uit het eerste filmpje. Een groep creatievelingen gebruikte de verbeelding om het traplopen een heel ander karakter te geven. Mensen die altijd saai de roltrap namen, die met een mistroostige uitdrukking op het gezicht op weg waren naar alweer een dag op het kantoor, ontdekten opeens dat iets simpels als een trap oplopen een plezierige activiteit kan. En ze gaan opeens met een glimlach naar hun werk. Maar door het traplopen opeens als leuk, creatief en interessant te ervaren, zal hun beeld bij het begrip ‘traplopen’ veranderd zijn. Het is niet meer zo’n saaie, vermoeiende activiteit, niet langer een sleur. En het zou me niet verbazen als ze -ook als de piano is gedemonteerd- in de toekomst vaker de trap nemen dan de roltrap. Hun beeld is veranderd, en daardoor hun verlangen.
Een ander voorbeeld, wat persoonlijker: ik heb vanaf de basisschool alleen maar negatieve ervaringen opgedaan met sport. Ik was bijvoorbeeld als kind nogal rechtshandig en kon mezelf daardoor onder andere niet goed opvangen als ik viel. Ik eindigde ook altijd als laatste met rennen, bij het rondjes lopen in de gymzaal werd ik door iedereen ingehaald. Ik werd als laatste gekozen met teamsporten en mensen klaagden als ze met mij werden opgescheept. Bij volleybal gingen de klasgenoten in een kringetje om mij heen staan, opdat de bal niet naar mij zou worden gespeeld. En toen ik een periode lang trainde met hardlopen, had ik geen schema om het goed op te bouwen, maar begon ik direct met vier kilometer. Ik had elke keer pijn in mijn zij en was buiten adem. Toen het survivalkamp waarvoor ik trainde achter de rug was, hield ik er dus snel mee op. En ik ben nog steeds niet te porren voor sport of lichaamsbeweging die een beetje aan sport doet denken - mijn beelden erbij zijn allemaal negatief. Maar ik heb wel altijd graag gezwommen. Ik heb ongeveer alle diploma’s gehaald die er te behalen waren. Ik heb zelfs mijn duikbrevet gehaald, en was zolang ik in Leiden woonde trouw bij de trainingen. Bij het zwemmen had ik namelijk positieve beelden. Ik hield van vissen (geen verrassing voor mijn trouwe volgers), las boeken over het leven in de oceanen, wilde van jongs af aan al duiken en bij de zwemlessen merkte ik dat ik goed was in onder water zwemmen. Ik ben nog steeds een waterrat. Ik ben zelfs bereid kou te doorstaan en moeite om te kunnen snorkelen (waardoor ik een keer in Spanje in het voorjaar behoorlijk onderkoeld raakte). Om van de onderwaterwereld te genieten ben ik bereid me heel hard in te spannen, wat ik niet wil voor zoiets als sport (hoewel het dezelfde lichamelijk inspanning is). Ik heb bij de twee vormen van inspanning gewoon verschillende beelden. Als ik op de een of andere manier bij andere vormen van sport ook positieve beelden zou ontwikkelen, zouden de beelden uit mijn jeugd aan kracht inboeten, en zou ik het misschien zelfs leuk kunnen gaan vinden. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik in India was, op een stoffig volleybalveldje ergens achteraf in Visakhapatnam, met Indiase jongens van de kerk daar, onder een oranje hemel, met palmbomen achter de betonnen muur. En ze vroegen mij mee te spelen. Ik hield eerst af, vanwege die negatieve beelden, maar ze wisten me te overtuigen. En het bleek leuk te zijn! Ik wist de bal zelfs een paar keer over het net te slaan! De volgende keer dat ik ergens ben waar wordt gevolleybald zal ik iets minder huiverig zijn om mee te doen. Mijn beeld ervan is weer iets veranderd.
Jezus koos voor dezelfde aanpak. Tijdens zijn leven op Aarde maakte hij zich er niet in de eerste plaats druk om het gedrag van mensen te veranderen. Dat was waar de farizeeen zich op richtten, met al hun regeltjes, nog veel meer dan er daadwerkelijk in de bijbel stonden. Zij hielden zich bezig met het gedrag. Jezus hield zich bezig met de verlangens van mensen. Hij wilde dat die mensen die moe waren geworden van het moeten, die wisten dat ze niet konden voldoen aan die hoge eisen die de religieuze leiders stelden, die zich door hun dag sleepten met weinig hoop om betekenis te hebben in hun leven, zouden gaan verlangen naar het koninkrijk van God. Naar die werkelijkheid waar de zwakke overwint, waar de laatste vooraan staat, waar mensen hun vijanden liefhebben en waar God voor iedereen bereikbaar is. Die werkelijkheid waarin de wil van God gebeurt op de Aarde, zoals in de hemel. En naar het leven dat daarbij hoort, een leven van liefde voor God boven alles, en voor de naaste als zichzelf. En om de verlangens van de mensen te veranderen, sprak hij tot hen met gelijkenissen. Hij sprak op het niveau van de verbeelding, de associaties en aannames in het hart van mensen. Ook zijn wonderen waren niet zomaar leuke goocheltrucs, maar in zichzelf al beelden van het extravagante koninkrijk - een koninkrijk zo vrijgevig dat er twaalf manden met brood overbleven na de spijziging, een koninkrijk zo groot dat demonen zich in zee lieten drijven met de varkens. Net als zijn verhalen waren Jezus’ wonderen uitzinnig, te mooi om waar te zijn. Maar ze zaaiden wel zaadjes in het hart van mensen: wat nou als het beeld van God als regeltjesmaker niet het correcte is? Wat nou als God inderdaad is zoals die Vader uit de gelijkenis, die met open armen klaarstaat om zijn verloren zoon te verwelkomen? Ze zaaiden nieuwe beelden. Beelden die mensen lieten verlangen naar een God die werkelijk zo goed was, en een leven dat werkelijk zo mooi was. En dat verlangen vertaalde zich in gedrag, in creatieve uitingen van liefde, gerechtigheid, schoonheid. Bij Zaccheus bijvoorbeeld. Jezus zette de sociale realiteit op zijn kop door zichzelf bij deze belastingontvanger uit te nodigen. Dat was in zichzelf al een subversieve daad, die inging tegen veel beelden die de mensen hadden in die tijd (belastingontvanger = slecht). Maar deze daad veranderde iets in het hart van Zaccheus. Misschien wel het beeld van zichzelf als iemand die niet geliefd was en dus ook niet kon liefhebben. Nu zag hij zich opeens als iemand die door God werd uitgekozen. En hij kreeg het verlangen om zelf ook lief te hebben. Dat verlangen zette hij vervolgens op een creatieve manier om in daden. Jezus had hem niet verteld dat hij de helft van zijn bezittingen moest verkopen en aan de armen geven - hij kwam zelf op het idee. Het kwam uit zijn hart.
Natuurlijk waren er ook in de tijd van Jezus mensen die zich niet wilden laten veranderen. Ze sloten zich af voor de nieuwe beelden. Ze staken hun vingers in de oren. Ze wilden vast blijven houden aan hun eigen kleine, beperkte werkelijkheid. Wat Jezus deed was niet een manipulatieve techniek waarmee hij mensen dingen kon laten doen die ze eigenlijk niet wilden. Juist niet! Zijn wonderen, zijn verhalen, zijn leven was een uitnodiging. En mensen behielden de vrijheid op die uitnodiging in te gaan of niet. Dat maakte zijn aanpak ook risicovol. Hij liep de kans te worden afgewezen. Hij liep de kans dat mensen hun oude gedrag volhielden, en niet volgens de nieuwe werkelijkheid gingen leven. En hij treurde daarover. Maar hij kon hen niet dwingen. Hij kon hen alleen beelden laten zien van het koninkrijk en hen de keuze laten daar wat mee te doen.
Ik denk dat wij op dezelfde manier mogen leven. Dat we niet het gedrag van mensen proberen te veranderen door regels op te stellen, of straffen uit te delen of beloningen te beloven. Dat we niet mensen vertellen dat ze dit wel moeten doen en dit niet. Maar dat we mensen op creatieve manieren beelden laten zien van het radicale koninkrijk van God. In onze verhalen en kunst, in onze preken, maar ook in ons dagelijkse leven, de manier waarop we ons werk doen, en de manier waarop we anderen helpen. We lezen de bijbel, niet omdat het moet, maar omdat het voor ons brood uit de hemel is. We bidden, niet omdat het moet, maar omdat we genieten van Gods aanwezigheid. We helpen onze medemensen, niet omdat het moet, maar omdat we door de liefde worden aangedreven. Gedreven door ons eigen verlangen naar het koninkrijk, maken we voor anderen deze nieuwe werkelijkheid zichtbaar, en vervolgens laten we ze vrij. Of ze sluiten zich af en blijven in hun eigen kleine wereldje rondcirkelen. Of ze gaan naar dat goede, wonderlijke, mooie koninkrijk verlangen, en willen er ook binnengaan. Hun verlangen verandert, en vertaalt zich in creatieve koninkrijksdaden, die op hun beurt een uitnodiging zijn aan weer andere mensen. Zo verspreidt het rijk van God zich als een olievlek, en verandert werkelijk de wereld.