Mijn schrijfcarrière lijkt zo langzamerhand in een stroomversnelling te komen. Mijn fantasyduologie 'De Krakenvorst' verschijnt volgend jaar, ik doe mee aan wedstrijden voor korte verhalen, en een verhaal verscheen in 'Ganymedes 15' - een staalkaart van de Nederlandstalige SF en fantasy. Verder komt eind oktober een prachtig koffietafelboek uit, getiteld 'Woestijnvaders', waarvoor ik de redactie heb gedaan en hoewel de betreffende heiligen in een droge omgeving leefden, waren ze totaal niet stoffig. Beeld en tekst komen in dit boek samen en bieden inspiratie uit de woestijn. En eind oktober zal ook mijn vijfde boek worden gepubliceerd: 'Hoe je zwakheid leven brengt ... Als God je verhaal vertelt'. Daar ben ik natuurlijk erg enthousiast over!
Toen 'Indrukwekkende Vrijheid' uitkwam, mijn vorige non-fictieboek, heb ik op mijn blog een driedelige serie geschreven over 'The Making Of ...' (deel 1, deel 2, deel 3). Want de totstandkoming van een boek is vaak in zichzelf ook al een heel verhaal, vooral boeken over onderwerpen die je na aan het hart liggen. En met dit nieuwe boek is dat ook het geval. Dat verhaal is echter niet een-op-een in het boek terug te lezen, zoals je om te zien hoe een film gemaakt is ook de extra's op de blu-ray moet raadplegen (of het moet een heel postmoderne film zijn, dat kan). Ik vind het zelf echter wel altijd leuk om te weten hoe iemand ertoe kwam een bepaald verhaal te schrijven, en hoe hij zelf groeide (of niet) door het schrijfproces. En als het waar is wat ik geloof, namelijk dat elk goed verteld verhaal het Verhaal van de Werkelijkheid weerspiegelt, geldt dat dus ook hiervoor.
Het verhaal van 'Hoe je zwakheid leven brengt ...' begint zelfs al voordat 'Indrukwekkende Vrijheid' in de winkels lag. In het voorjaar van 2010 kwam ik namelijk in het weekeinde thuis van een afspraak toen ik een berichtje hoorde op mijn antwoordapparaat. Het waren mijn ouders: dat ik het vorige jaar niet op vakantie was geweest en of ik daarom niet naar Visakhapatnam in India wilde. Helaas was het februari, en dat is voor mij niet het beste jaargetijde. Zelfs met daglichtlamp heeft de winterdepressie nog invloed op mijn gevoelsleven, en ik zocht allerlei motieven achter het ingesproken berichtje: vonden mijn ouders dat ik het vorige jaar op vakantie had moeten gaan? Was dit inherente kritiek? Was ik alleen geslaagd als ik verre reizen maakte?
Ik had de weken daarvoor toch al de nodige worstelingen gehad, bijvoorbeeld op mijn werk. Zo was er een externe adviseur gekomen op de communicatieafdeling, om ons te begeleiden in een veranderingsproces. Een van de doelen was het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, waarvan ik bureauredacteur was, te gaan omvormen, van een blad dat klakkeloos plaatste wat mensen instuurden, al waren het congresverslagen van zes pagina's, tot een journalistiek gedreven vakblad. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er niet zo positief bij zat: een paar jaar eerder was ik namelijk bij het Pharmaceutisch Weekblad bij net zo'n omslag betrokken geweest: van wetenschappelijk tijdschrift naar vaktijdschrift. En het jaar daarna was ik ontslagen, omdat ik niet mee had kunnen komen. Ik ben namelijk niet een assertieve journalist en nieuwsjager en dat werd ik toen wel geacht te zijn. Ik had nu dus mijn hakken in het zand. En de adviseur legde de vinger op de zere plek: een negatief zelfbeeld. Ik verwachtte opnieuw te falen, dus wilde ik geen risico nemen.
Ik wist eigenlijk al jaren dat ik hiermee worstelde, maar dacht dat ik al een eindje gegroeid was. Het bleek echter nog steeds een rode draad in mijn leven. En ik had geen flauw idee hoe ik er iets in kon veranderen: ik kan mezelf niet aan mijn eigen haren uit een moeras trekken. Dat er tegelijkertijd een nieuw functiewaarderingssysteem werd ingevoerd hielp me niet bepaald - dat hield ook in dat ik me elk jaar opnieuw moest bewijzen, dat ik moest laten zien competenties te kunnen verbeteren en resultaten te halen, terwijl ik het al moeilijk vond om gewoon te functioneren.
Ik besloot mijn ouders gewoon terug te bellen en van kritiek bleek geen sprake (misschien wel van wat onhandig uitdrukken). Het punt was dat ze wisten dat ik van reizen hield. En dat zij geld hadden verzameld voor een project van een Indiase kerk, waarvan een waterput geboord zou worden, maar dat ze de afgelopen jaren al een paar keer naar India waren geweest en tegen nog een reis opzagen. En dat ze mij dus graag wilden afvaardigen om namens hen te gaan. Ik zou direct de kans krijgen in een kerk aldaar een keer te spreken en zij wilden ook de reiskosten betalen. Dat was een gaaf aanbod. En ik had op dat moment ook geen levenspartner met wie ik rekening hoefde houden. De weg was dus vrij voor mij om te gaan. Ik zag wel op tegen het regelen van een visum en dat soort praktische zaken, maar toen ik zeker wist dat ik dit wilde, bleek dat ook geen probleem.
Van te voren dacht ik na wat ik zou brengen als ik de gelegenheid had om tot mensen te spreken in India. Tegelijk met de confrontatie op kantoor met mijn negatieve zelfbeeld was ik gaan nadenken over wat de bijbel zegt over zwakheid. Hierover had ik op mijn blog een serie geschreven. Ik was me daarbij bewust geworden dat zwakheid tot de kern behoort van het christelijke geloof. Wat wil je met een religie die draait om een man die aan een kruis wordt genageld en sterft?
Vooral het opnieuw lezen van 1 Korinthe had me ervan overtuigd dat we als mensen niet op onze eigen kracht moeten vertrouwen. Dat is de weg of het geheim van de wereld. Het geheim van God is dat van de zwakheid. Dat is waarom volgens Paulus zowel Joden als Grieken het dwaasheid vinden. Het betekent namelijk dat je accepteert dat je zwak bent, dat je het belang van de ander hoger acht dan dat van jezelf en niet probeert je eigen bestaan tegen elke prijs veilig te stellen. Zoals Jezus dat ook niet deed. Hij vertrouwde in plaats daarvan op God en die wekte hem uiteindelijk uit de dood op. Jezus kon daar zelf niets aan bijdragen. Hij steeg niet op uit het graf op eigen kracht (in weerwil van een bekend Paaslied). Hij was dood. Hij kon niets. Het was God die hem tot leven wekte, en net zo is God aan het werk in ons, als wij Hem niet in de weg staan. Zoals Paulus in Galaten zegt: God handelt alleen (3:20).
Dat is voor ons westerlingen met onze cultus van persoonlijke ontplooiing en assertiviteit misschien aanstootgevend, maar uiteindelijk is het goed nieuws. Want er staat een ding vast, en dat is dat we uiteindelijk allemaal aan de zwakheid ten prooi vallen. We sterven allemaal, of we in India wonen of in Nederland, of we rijke directeur zijn of heroineverslaafde. En allemaal kunnen we niet op eigen kracht, zelfs niet door ons geloof, maar alleen door God uit de dood worden opgewekt. Dit was iets wat ik in India kon brengen, zelfs toen ik een keer met acute diarree van het podium af moest. Paulus zelf kwam immers ook in Korinthe 'in al mijn zwakheid en [bovendien] was ik angstig en onzeker' (1 Korinthe 2:3).
Ik nam dit keer niet een tas vol boeken mee op reis. Er zat eigenlijk maar een boek in mijn bagage, en dat was 'The Shack' van William Paul Young (in het Nederlands 'De Uitnodiging' geheten). Dit boek had ik een paar jaar eerder ook al gelezen en het had me toen heel erg aangesproken. Ik nam het nu mee in de hoop dat ik door het lezen ervan opnieuw iets van God zou leren. Het is echter geen onomstreden boek.
Young geeft zijn boodschap namelijk door in de vorm van een verhaal. Een verhaal over Mack, een man die zijn dochtertje verliest aan een seriemoordenaar. Verteerd door verdriet raakt hij in een depressie. Dan krijgt hij een uitnodiging om naar een hut in de bergen te komen. Daar heeft hij een ontmoeting met de drie personen van de drie-eenheid: Papa, een Afroamerikaanse vrouw die van lekker eten houdt, Jezus en de Heilige Geest, gepersonificeerd als een Aziatische vrouw. Dit is namelijk hoe God tot Mack, kan doordringen. Andere beelden zouden bij hem tot weerstand leiden. Papa wil Mack ervan overtuigen dat hoewel hij een groot lijden heeft ervaren, dat niet betekent dat God niet van hem houdt. Papa is zelfs 'especially fond of him'. En die liefde hoeft Mack niet te verdienen. Niet door zich aan religieuze verplichtingen te houden, niet door zich moreel te gedragen. Hij is gewoon geliefd, en mag erin rusten. Die liefde betekent ook niet dat het hem voor de wind zal gaan, en dat hij geen verdriet zal kennen. Maar de littekens op Jezus' handen laten zien dat God er ook in dat verdriet bij is, en dat hij ook als hij boos is of teleurgesteld, in Gods liefde mag rusten. Want uiteindelijk zal God door de dood en de pijn heen vernieuwing brengen, een die niet door mensen tot stand kan worden gebracht, maar op een organische manier, als een fractal. Het enige dat Mack hoeft te doen is te rusten in Gods liefde.
Vreemd genoeg hadden heel veel christenen, vooral in de Verenigde Staten, felle kritiek op deze boodschap. Ik meende echter dat de boodschap zo bijbels was als het maar wezen kon. Zowel de eerste keer dat ik het boek las, als toen ik het in India herlas, zat ik voortdurend te knikken. Eigenlijk wilde ik een boek schrijven over dezelfde thematiek, om te laten zien dat het Godsbeeld uit 'The Shack' gewoon uit de bijbel afkomstig is. Daarin zou ik echter 'The Shack' of William Paul Young niet noemen of citeren. Wie weet zouden mensen het op deze manier wel tot zich durven nemen.
En ikzelf bleek de boodschap ook nodig te hebben, vooral toen er in IJsland een vulkaan met een onuitspreekbare naam uitbarstte, precies op de dag dat ik naar Nederland zou terugreizen. Zo strandde ik in het Midden-Oosten op het vliegveld van Doha. Ik was bang en zenuwachtig, wist niet hoe lang ik daar zou moeten blijven. Mijn negatieve zelfbeeld dreigde me te overweldigen. En ik ging oefenen om mezelf te zien als door God geliefd, om mezelf dat voor te houden als de diepste waarheid, ook toen ik achterin de rij stond en mensen probeerden voor te dringen ...
Hoe dat afliep zal ik hier niet schrijven! Daarvoor zul je het boek moeten lezen. De reis naar India en mijn belevenissen daar vormen namelijk een rode draad in het boek. Ik zie het zelf als een avonturenverhaal. De jongensboeken die ik vroeger las eindigden immers ook bijna allemaal met een vulkaanuitbarsting ...
(wordt vervolgd)
Toen 'Indrukwekkende Vrijheid' uitkwam, mijn vorige non-fictieboek, heb ik op mijn blog een driedelige serie geschreven over 'The Making Of ...' (deel 1, deel 2, deel 3). Want de totstandkoming van een boek is vaak in zichzelf ook al een heel verhaal, vooral boeken over onderwerpen die je na aan het hart liggen. En met dit nieuwe boek is dat ook het geval. Dat verhaal is echter niet een-op-een in het boek terug te lezen, zoals je om te zien hoe een film gemaakt is ook de extra's op de blu-ray moet raadplegen (of het moet een heel postmoderne film zijn, dat kan). Ik vind het zelf echter wel altijd leuk om te weten hoe iemand ertoe kwam een bepaald verhaal te schrijven, en hoe hij zelf groeide (of niet) door het schrijfproces. En als het waar is wat ik geloof, namelijk dat elk goed verteld verhaal het Verhaal van de Werkelijkheid weerspiegelt, geldt dat dus ook hiervoor.
Het verhaal van 'Hoe je zwakheid leven brengt ...' begint zelfs al voordat 'Indrukwekkende Vrijheid' in de winkels lag. In het voorjaar van 2010 kwam ik namelijk in het weekeinde thuis van een afspraak toen ik een berichtje hoorde op mijn antwoordapparaat. Het waren mijn ouders: dat ik het vorige jaar niet op vakantie was geweest en of ik daarom niet naar Visakhapatnam in India wilde. Helaas was het februari, en dat is voor mij niet het beste jaargetijde. Zelfs met daglichtlamp heeft de winterdepressie nog invloed op mijn gevoelsleven, en ik zocht allerlei motieven achter het ingesproken berichtje: vonden mijn ouders dat ik het vorige jaar op vakantie had moeten gaan? Was dit inherente kritiek? Was ik alleen geslaagd als ik verre reizen maakte?
Ik had de weken daarvoor toch al de nodige worstelingen gehad, bijvoorbeeld op mijn werk. Zo was er een externe adviseur gekomen op de communicatieafdeling, om ons te begeleiden in een veranderingsproces. Een van de doelen was het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, waarvan ik bureauredacteur was, te gaan omvormen, van een blad dat klakkeloos plaatste wat mensen instuurden, al waren het congresverslagen van zes pagina's, tot een journalistiek gedreven vakblad. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er niet zo positief bij zat: een paar jaar eerder was ik namelijk bij het Pharmaceutisch Weekblad bij net zo'n omslag betrokken geweest: van wetenschappelijk tijdschrift naar vaktijdschrift. En het jaar daarna was ik ontslagen, omdat ik niet mee had kunnen komen. Ik ben namelijk niet een assertieve journalist en nieuwsjager en dat werd ik toen wel geacht te zijn. Ik had nu dus mijn hakken in het zand. En de adviseur legde de vinger op de zere plek: een negatief zelfbeeld. Ik verwachtte opnieuw te falen, dus wilde ik geen risico nemen.
Ik wist eigenlijk al jaren dat ik hiermee worstelde, maar dacht dat ik al een eindje gegroeid was. Het bleek echter nog steeds een rode draad in mijn leven. En ik had geen flauw idee hoe ik er iets in kon veranderen: ik kan mezelf niet aan mijn eigen haren uit een moeras trekken. Dat er tegelijkertijd een nieuw functiewaarderingssysteem werd ingevoerd hielp me niet bepaald - dat hield ook in dat ik me elk jaar opnieuw moest bewijzen, dat ik moest laten zien competenties te kunnen verbeteren en resultaten te halen, terwijl ik het al moeilijk vond om gewoon te functioneren.
Ik besloot mijn ouders gewoon terug te bellen en van kritiek bleek geen sprake (misschien wel van wat onhandig uitdrukken). Het punt was dat ze wisten dat ik van reizen hield. En dat zij geld hadden verzameld voor een project van een Indiase kerk, waarvan een waterput geboord zou worden, maar dat ze de afgelopen jaren al een paar keer naar India waren geweest en tegen nog een reis opzagen. En dat ze mij dus graag wilden afvaardigen om namens hen te gaan. Ik zou direct de kans krijgen in een kerk aldaar een keer te spreken en zij wilden ook de reiskosten betalen. Dat was een gaaf aanbod. En ik had op dat moment ook geen levenspartner met wie ik rekening hoefde houden. De weg was dus vrij voor mij om te gaan. Ik zag wel op tegen het regelen van een visum en dat soort praktische zaken, maar toen ik zeker wist dat ik dit wilde, bleek dat ook geen probleem.
Van te voren dacht ik na wat ik zou brengen als ik de gelegenheid had om tot mensen te spreken in India. Tegelijk met de confrontatie op kantoor met mijn negatieve zelfbeeld was ik gaan nadenken over wat de bijbel zegt over zwakheid. Hierover had ik op mijn blog een serie geschreven. Ik was me daarbij bewust geworden dat zwakheid tot de kern behoort van het christelijke geloof. Wat wil je met een religie die draait om een man die aan een kruis wordt genageld en sterft?
Vooral het opnieuw lezen van 1 Korinthe had me ervan overtuigd dat we als mensen niet op onze eigen kracht moeten vertrouwen. Dat is de weg of het geheim van de wereld. Het geheim van God is dat van de zwakheid. Dat is waarom volgens Paulus zowel Joden als Grieken het dwaasheid vinden. Het betekent namelijk dat je accepteert dat je zwak bent, dat je het belang van de ander hoger acht dan dat van jezelf en niet probeert je eigen bestaan tegen elke prijs veilig te stellen. Zoals Jezus dat ook niet deed. Hij vertrouwde in plaats daarvan op God en die wekte hem uiteindelijk uit de dood op. Jezus kon daar zelf niets aan bijdragen. Hij steeg niet op uit het graf op eigen kracht (in weerwil van een bekend Paaslied). Hij was dood. Hij kon niets. Het was God die hem tot leven wekte, en net zo is God aan het werk in ons, als wij Hem niet in de weg staan. Zoals Paulus in Galaten zegt: God handelt alleen (3:20).
Dat is voor ons westerlingen met onze cultus van persoonlijke ontplooiing en assertiviteit misschien aanstootgevend, maar uiteindelijk is het goed nieuws. Want er staat een ding vast, en dat is dat we uiteindelijk allemaal aan de zwakheid ten prooi vallen. We sterven allemaal, of we in India wonen of in Nederland, of we rijke directeur zijn of heroineverslaafde. En allemaal kunnen we niet op eigen kracht, zelfs niet door ons geloof, maar alleen door God uit de dood worden opgewekt. Dit was iets wat ik in India kon brengen, zelfs toen ik een keer met acute diarree van het podium af moest. Paulus zelf kwam immers ook in Korinthe 'in al mijn zwakheid en [bovendien] was ik angstig en onzeker' (1 Korinthe 2:3).
Ik nam dit keer niet een tas vol boeken mee op reis. Er zat eigenlijk maar een boek in mijn bagage, en dat was 'The Shack' van William Paul Young (in het Nederlands 'De Uitnodiging' geheten). Dit boek had ik een paar jaar eerder ook al gelezen en het had me toen heel erg aangesproken. Ik nam het nu mee in de hoop dat ik door het lezen ervan opnieuw iets van God zou leren. Het is echter geen onomstreden boek.
Young geeft zijn boodschap namelijk door in de vorm van een verhaal. Een verhaal over Mack, een man die zijn dochtertje verliest aan een seriemoordenaar. Verteerd door verdriet raakt hij in een depressie. Dan krijgt hij een uitnodiging om naar een hut in de bergen te komen. Daar heeft hij een ontmoeting met de drie personen van de drie-eenheid: Papa, een Afroamerikaanse vrouw die van lekker eten houdt, Jezus en de Heilige Geest, gepersonificeerd als een Aziatische vrouw. Dit is namelijk hoe God tot Mack, kan doordringen. Andere beelden zouden bij hem tot weerstand leiden. Papa wil Mack ervan overtuigen dat hoewel hij een groot lijden heeft ervaren, dat niet betekent dat God niet van hem houdt. Papa is zelfs 'especially fond of him'. En die liefde hoeft Mack niet te verdienen. Niet door zich aan religieuze verplichtingen te houden, niet door zich moreel te gedragen. Hij is gewoon geliefd, en mag erin rusten. Die liefde betekent ook niet dat het hem voor de wind zal gaan, en dat hij geen verdriet zal kennen. Maar de littekens op Jezus' handen laten zien dat God er ook in dat verdriet bij is, en dat hij ook als hij boos is of teleurgesteld, in Gods liefde mag rusten. Want uiteindelijk zal God door de dood en de pijn heen vernieuwing brengen, een die niet door mensen tot stand kan worden gebracht, maar op een organische manier, als een fractal. Het enige dat Mack hoeft te doen is te rusten in Gods liefde.
Vreemd genoeg hadden heel veel christenen, vooral in de Verenigde Staten, felle kritiek op deze boodschap. Ik meende echter dat de boodschap zo bijbels was als het maar wezen kon. Zowel de eerste keer dat ik het boek las, als toen ik het in India herlas, zat ik voortdurend te knikken. Eigenlijk wilde ik een boek schrijven over dezelfde thematiek, om te laten zien dat het Godsbeeld uit 'The Shack' gewoon uit de bijbel afkomstig is. Daarin zou ik echter 'The Shack' of William Paul Young niet noemen of citeren. Wie weet zouden mensen het op deze manier wel tot zich durven nemen.
En ikzelf bleek de boodschap ook nodig te hebben, vooral toen er in IJsland een vulkaan met een onuitspreekbare naam uitbarstte, precies op de dag dat ik naar Nederland zou terugreizen. Zo strandde ik in het Midden-Oosten op het vliegveld van Doha. Ik was bang en zenuwachtig, wist niet hoe lang ik daar zou moeten blijven. Mijn negatieve zelfbeeld dreigde me te overweldigen. En ik ging oefenen om mezelf te zien als door God geliefd, om mezelf dat voor te houden als de diepste waarheid, ook toen ik achterin de rij stond en mensen probeerden voor te dringen ...
Hoe dat afliep zal ik hier niet schrijven! Daarvoor zul je het boek moeten lezen. De reis naar India en mijn belevenissen daar vormen namelijk een rode draad in het boek. Ik zie het zelf als een avonturenverhaal. De jongensboeken die ik vroeger las eindigden immers ook bijna allemaal met een vulkaanuitbarsting ...
(wordt vervolgd)