Racen
Ik
blijf staan hijgen, uitgeput,
mijn
handen op mijn knieën.
Zij
steekt, hart ratelt, mijn keel prikt,
maar
hier is geen water. Je roept
me
toe dat ik weer verder moet
op
zere voeten, moet geven
wat
ik nog aan kracht bezit,
die
niet voor mezelf gebruiken
maar
voor de finish gaan. Dichtbij
zou
die nu zijn. Maar dat heb je
duizend
keer gezegd. Een leugen
was
het steeds, nooit kon ik rusten,
rondkijken
waar ik mij bevond
tussen
de bergen, zelf kiezen
voor
een pad en dan maar kijken
waar
dat voert. Wat is er voor mij
achter
de eindstreep weggelegd?
Voor
jou voldoening, je hebt mij
afdoende
opgejaagd. Maar ik ben
opgebrand.
Ja, anderen die
rennen
met plezier, want dit is
waarvan
zij houden. Mijn vreugde
ligt
hier niet. Dus ik laat ze mij
voorbijgaan.
Dan maar geen beker.
Ik
les mijn dorst liever direct
knielend
bij de bergbeek koel.