Storm
een moment. De wind wil niet
gaan liggen. De plaagstootjes
zijn ruw geworden, hij rukt
aan mijn hoed, mijn jas, mijn haren,
sleept me mee en duwt me zodat
ik wankel. Koude regen prikt
mijn wangen. Protest is zinloos.
Zelfs 's nachts liet hij me niet alleen
maar loeide om de flat en hield
me wakker. Gaat het zo dagen,
weken, totdat mijn weerstand breekt?
Zover laat ik het niet komen!
Nee, ik recht mijn rug, rol met mijn
schouders en loop: de ene voet,
de ander volgt en zo steeds door.
Mijn doel voor ogen, net zo lang
tot ik mijn huis bereik, de deur
zich opent, ik jou weer voor me zie.