Als het mogelijk was boeken zes sterren te geven, zou ik dat voor dit boek doen (wat suggereert dat mijn beoordelingssysteem voor boeken op Goodreads niet helemaal klopt). Ik overdrijf niet als ik zeg dat dit boek mijn leven heeft veranderd. Het is ook lang geleden dat ik hele pagina's van een boek aan mijn vrouw voorlas, of aan vrienden (en broers) toezond, omdat ik dacht dat ze wel wat inspiratie konden gebruiken. En dat voor een boek over economie! Wie mij een beetje kent weet dat ik altijd heb gezegd dat ik geen enkele interesse heb in dat onderwerp, een van de weinige onderwerpen waarvoor dat geldt. Ik ben net zo verrast als jullie!
Zelf zou ik het boek waarschijnlijk niet hebben uitgekozen, want de titel wekt de indruk dat het een behoorlijk technisch betoog wordt ('marginal costs', dat klinkt als economie, nietwaar?). Maar een vriend raadde me aan het boek te lezen. We hadden namelijk met elkaar gegeten in Rotterdam, en tijdens onze maaltijd had ik hem verteld dat ik vaak depressief wordt als ik nadenk over de toestand van de wereld, omdat ik wordt bestookt met doemscenario na doemscenario. Dan weer gaat het over klimaatverandering, die niet meer te stoppen zou zijn, dan weer over het uitsterven van diersoorten en het leeg raken van de zeeën, dan weer over de komende oliecrisis ('peak oil') of over de vluchtelingenproblematiek (we kunnen ze nu wel helpen, maar het probleem is daarmee niet opgelost). En dan zijn er ook nog christenen die overtuigd zijn dat de Heer eind september 2015 terugkomt. Zoals hij zou terugkomen in 2011 en in de jaren '70 en in het jaar 1000. Maar toch: een kennis van me ging deze zomer maar veel reizen, want stel je voor dat de profetieën gelijk hadden ... Ik vind deze negatieve scenario's echter heel ontmoedigend, en vraag me soms af of het zin heeft door te leven als onze toekomst alleen maar slechter wordt.
De vriend met wie ik aan het eten was, bracht hier tegenin dat er ook positievere verhalen waren te vertellen over onze wereld en de toekomst, en dit was een van de boeken die hij me aanraadde te lezen. Het andere was 'The improving state of the world' van Indur M. Gorlany. Al voor ik er aan toekwam ze te bestellen, had ik op basis van zijn opmerkingen al geconcludeerd dat we als menselijk ras een bias (vooroordeel) hebben ten gunste van apocalyptische scenario's. We houden van samenzweringstheorieën waarbij grote machten samenspannen om ons voor de gek te houden en te overheersen, en we denken dat alles beter was in het verleden. Dat is van alle tijden. Zelfs de Egyptenaren dachten dat hun jeugd moreel bankroet was, en in de 19e eeuw werd er ook geklaagd over de losgeslagen studenten. Nu zeggen mensen dat de jeugd geen werkelijk contact meer heeft, maar zich afsluit achter beeldschermen. Maar er zijn foto's van begin vorige eeuw waarin je mensen in een tram ziet zitten, allemaal achter een krant verborgen. Kennelijk willen mensen in een drukke omgeving zich gewoon afsluiten van prikkels en is het niet iets van deze tijd. Toch vertellen we deze verhalen graag. Mogelijk omdat de meeste mensen 'in het moment' leven, en dit soort verhalen de situatie op scherp stellen en spannend maken. Mogelijk eenvoudig omdat over vrede en rust en groei weinig spectaculairs te vertellen is. De kranten bevatten ook al sinds mensenheugenis vooral slecht nieuws.
Ondertussen is het echter heus niet allemaal slecht nieuws dat de bovenhand voert. Niet alleen is de mens in een paar duizend jaar in medisch en technologisch opzicht een heel stuk verder gekomen, en is het leven van heel veel mensen verbeterd - we leven langer en blijven langer gezond, zijn rijker dan koningen in de middeleeuwen en hebben zelfs recht op vakantie en gerechtelijke bijstand! Wij hebben het beter dan onze ouders en al helemaal dan onze voorouders. En dit geldt niet alleen in het westen. Over de hele wereld zijn ziekten uitgeroeid, daalt kindersterfte, daalt het aantal slachtoffers van geweld (het lijkt anders omdat we door de media meer te horen krijgen). Bovendien zijn dit niet slechts cosmetische veranderingen, het lijkt erop dat ons menselijke bewustzijn zich ook verder ontwikkelt. In de steentijd leefden mensen in groepen van maximaal 500. Mensen van buiten die groep werden als 'anderen' beschouwd, als minder menselijk, en werden dus bestreden. Zo leven huidige steentijdstammen nog steeds! Maar uiteindelijk leerden mensen de eigen groep uit te breiden en zagen ze de mensen van hun eigen religie als tot hun groep behorend (de familie van het geloof). Mensen die iets anders geloofden waren 'heidenen' of 'barbaren' en werden nog steeds bestreden. Uiteindelijk gingen mensen zien dat anderen uit hun eigen land, ook als ze iets anders geloofden dan zij, het beschermen waard waren. De nationale identiteit werd belangrijk: de landgenoot werd de broeder. En in een volgende stap: de rasgenoot (die zie je in de 19e eeuw, en daarom is soms literatuur uit die tijd in onze ogen racistisch. Wat deze thesis bewijst). De volgende stap was de opkomst van het psychologische inzicht: we gingen zien dat alle mensen, ongeacht afkomst, een innerlijk leven hadden. Ook als ze anders leefden dan wij, zelfs als ze zich misdadig gedroegen, of zich afzonderden, of juist heel sociaal waren. We kregen er oog voor hoe ze zo geworden waren, en begrip voor hun reis. Onze eigen grootouders missen dit inzicht vaak, en snappen niet waarom anderen uit andere culturen zo 'anders' doen dan zij. Zo recent is deze ontwikkeling!
Deze evolutie ging gepaard met innovaties in de beschikbaarheid van energie (landbouw, windmolens en watermolens, stoomkracht, olie en benzine), in transportmogelijkheden (het wiel, boten, treinen, vrachtwagens) en in communicatiemiddelen (nodig om de energiestromen en het transport te reguleren: het schrift, de drukpers, het telegram, de telefoon et cetera). Het zal niemand ontgaan dat deze innovaties doorgaan en wel in een steeds hoger tempo. Deze eeuw zag de opkomst van het internet als communicatiemiddel, waarmee het mogelijk was gegevens uit te wisselen met mensen aan de andere kant van de wereld, samen te werken zonder hoge kosten en toegang te krijgen tot boeken, muziek en video. Deze nieuwe communicatiemiddelen scheppen heel veel mogelijkheden, onder andere op het gebied van energie. Groene, vernieuwbare energie die door mensen zelf wordt opgewekt, wordt opgeslagen in de vorm van waterstof en wordt verspreid op een door mensen gedeeld 'energie internet', zal de marginale kosten van energie tot bijna nul laten dalen (marginale kosten: de kosten om meer van hetzelfde product te genereren). Energie zal dus niet langer kostbaar zijn, maar alom tegenwoordig. En dit maakt het mogelijk dat iedereen zijn eigen benodigdheden gaat produceren. 3D-printers zijn in opkomst. Hiermee kan iedereen, ook weer tegen materiaalkosten, in zijn/haar eigen behoeften voorzien. 3D-printers kunnen zelfs andere 3D-printers printen! We worden van 'consumers' dus 'prosumers'. Vervolgens zal de uitwisseling van goederen ook veel goedkoper worden door ontwikkelingen als het 'internet der dingen', wat de efficiëntste manier zal berekenen om energie te gebruiken en goederen van plek tot plek te krijgen, bijvoorbeeld middels 'drones'.
Rifkin noemt al deze ontwikkelingen samen 'De Derde Industriële Revolutie'. En deze revolutie zal onze economie ook ingrijpend veranderen, zoals het bij elke eerdere revolutie ook is gebeurd. Wij zijn namelijk zo opgegroeid in een kapitalistische omgeving (in elk geval mijn eigen generatie, voor jongeren ligt dit al weer anders), dat we het als normaal zijn gaan beschouwen. Dit zou 'het einde van de geschiedenis zijn'. Maar het kapitalisme als systeem zoals we dat nu kennen, is van recente oorsprong. Over de loop van eeuwen heeft het steeds meer gebieden van het leven in zich opgenomen en op de marktplaats gebracht, zodat we nu betalen voor muziek, verhalen, water, transport, elektriciteit, en zelfs: spiritualiteit (denk aan televisiedominees en megakerken). Er zijn hekken omheen geplaatst: deze terreinen zijn niet langer het bezit van iedereen, maar worden geëxploiteerd door ondernemers. En wij, van deze generatie, weten niet anders dan dat alles gekocht en verkocht kan worden. Ik noem dat wel eens het 'transactionele wereldbeeld'. Maar het is nu al zichtbaar dat de kapitalistische economie aan het plaatsmaken voor een andere vorm. En wel een economie van overvloed in plaats van schaarste of tekort.
Door de gratis productie van hernieuwbare energie en de toegang tot efficiënt transport en eigen productie via 3D-printers hoeven we niet meer om muziek, boeken, water, elektriciteit en spiritualiteit te concurreren. Iedereen kan zelf voorzien in wat hij/zij nodig heeft om te overleven, zonder afhankelijk te zijn van bedrijven. In deze economie zal het belangrijker zijn toegang te hebben tot voorzieningen, dan om ze te bezitten (dit zie je nu al met media), en we zullen met elkaar willen delen in plaats van te moeten kopen, samenwerken in plaats van concurreren. We zullen de bronnen van de wereld niet zien als grondstoffen om commercieel te exploiteren of op de markt te brengen, maar als een gedeeld goed dat we als gemeenschap zullen beheren, zodat iedereen er op een duurzame manier van kan profiteren. Rifkin noemt dit de 'collaborative commons'. Het systeem van de 'Commons' is al eeuwenlang in vele culturen gangbaar. Bijvoorbeeld in Zwitserland, waar mensen uit een dorp hun alpenweide niet in bezit hebben, maar de weiden zien als een gedeeld goed en het ook zo beheren. Ze zorgen samen voor het onderhoud ervan, en verdelen de opbrengsten naar ratio. Op deze manier zijn deze weiden al meer dan 800 jaar duurzaam onderhouden, en zijn ze niet kaalgevreten en geërodeerd! Dit oude systeem zal waarschijnlijk weer in belang toenemen, als we ons milieu, maar ook onze cultuur en ons geloof gaan zien als gedeeld goed.
(wordt vervolgd!)
Zelf zou ik het boek waarschijnlijk niet hebben uitgekozen, want de titel wekt de indruk dat het een behoorlijk technisch betoog wordt ('marginal costs', dat klinkt als economie, nietwaar?). Maar een vriend raadde me aan het boek te lezen. We hadden namelijk met elkaar gegeten in Rotterdam, en tijdens onze maaltijd had ik hem verteld dat ik vaak depressief wordt als ik nadenk over de toestand van de wereld, omdat ik wordt bestookt met doemscenario na doemscenario. Dan weer gaat het over klimaatverandering, die niet meer te stoppen zou zijn, dan weer over het uitsterven van diersoorten en het leeg raken van de zeeën, dan weer over de komende oliecrisis ('peak oil') of over de vluchtelingenproblematiek (we kunnen ze nu wel helpen, maar het probleem is daarmee niet opgelost). En dan zijn er ook nog christenen die overtuigd zijn dat de Heer eind september 2015 terugkomt. Zoals hij zou terugkomen in 2011 en in de jaren '70 en in het jaar 1000. Maar toch: een kennis van me ging deze zomer maar veel reizen, want stel je voor dat de profetieën gelijk hadden ... Ik vind deze negatieve scenario's echter heel ontmoedigend, en vraag me soms af of het zin heeft door te leven als onze toekomst alleen maar slechter wordt.
De vriend met wie ik aan het eten was, bracht hier tegenin dat er ook positievere verhalen waren te vertellen over onze wereld en de toekomst, en dit was een van de boeken die hij me aanraadde te lezen. Het andere was 'The improving state of the world' van Indur M. Gorlany. Al voor ik er aan toekwam ze te bestellen, had ik op basis van zijn opmerkingen al geconcludeerd dat we als menselijk ras een bias (vooroordeel) hebben ten gunste van apocalyptische scenario's. We houden van samenzweringstheorieën waarbij grote machten samenspannen om ons voor de gek te houden en te overheersen, en we denken dat alles beter was in het verleden. Dat is van alle tijden. Zelfs de Egyptenaren dachten dat hun jeugd moreel bankroet was, en in de 19e eeuw werd er ook geklaagd over de losgeslagen studenten. Nu zeggen mensen dat de jeugd geen werkelijk contact meer heeft, maar zich afsluit achter beeldschermen. Maar er zijn foto's van begin vorige eeuw waarin je mensen in een tram ziet zitten, allemaal achter een krant verborgen. Kennelijk willen mensen in een drukke omgeving zich gewoon afsluiten van prikkels en is het niet iets van deze tijd. Toch vertellen we deze verhalen graag. Mogelijk omdat de meeste mensen 'in het moment' leven, en dit soort verhalen de situatie op scherp stellen en spannend maken. Mogelijk eenvoudig omdat over vrede en rust en groei weinig spectaculairs te vertellen is. De kranten bevatten ook al sinds mensenheugenis vooral slecht nieuws.
Ondertussen is het echter heus niet allemaal slecht nieuws dat de bovenhand voert. Niet alleen is de mens in een paar duizend jaar in medisch en technologisch opzicht een heel stuk verder gekomen, en is het leven van heel veel mensen verbeterd - we leven langer en blijven langer gezond, zijn rijker dan koningen in de middeleeuwen en hebben zelfs recht op vakantie en gerechtelijke bijstand! Wij hebben het beter dan onze ouders en al helemaal dan onze voorouders. En dit geldt niet alleen in het westen. Over de hele wereld zijn ziekten uitgeroeid, daalt kindersterfte, daalt het aantal slachtoffers van geweld (het lijkt anders omdat we door de media meer te horen krijgen). Bovendien zijn dit niet slechts cosmetische veranderingen, het lijkt erop dat ons menselijke bewustzijn zich ook verder ontwikkelt. In de steentijd leefden mensen in groepen van maximaal 500. Mensen van buiten die groep werden als 'anderen' beschouwd, als minder menselijk, en werden dus bestreden. Zo leven huidige steentijdstammen nog steeds! Maar uiteindelijk leerden mensen de eigen groep uit te breiden en zagen ze de mensen van hun eigen religie als tot hun groep behorend (de familie van het geloof). Mensen die iets anders geloofden waren 'heidenen' of 'barbaren' en werden nog steeds bestreden. Uiteindelijk gingen mensen zien dat anderen uit hun eigen land, ook als ze iets anders geloofden dan zij, het beschermen waard waren. De nationale identiteit werd belangrijk: de landgenoot werd de broeder. En in een volgende stap: de rasgenoot (die zie je in de 19e eeuw, en daarom is soms literatuur uit die tijd in onze ogen racistisch. Wat deze thesis bewijst). De volgende stap was de opkomst van het psychologische inzicht: we gingen zien dat alle mensen, ongeacht afkomst, een innerlijk leven hadden. Ook als ze anders leefden dan wij, zelfs als ze zich misdadig gedroegen, of zich afzonderden, of juist heel sociaal waren. We kregen er oog voor hoe ze zo geworden waren, en begrip voor hun reis. Onze eigen grootouders missen dit inzicht vaak, en snappen niet waarom anderen uit andere culturen zo 'anders' doen dan zij. Zo recent is deze ontwikkeling!
Deze evolutie ging gepaard met innovaties in de beschikbaarheid van energie (landbouw, windmolens en watermolens, stoomkracht, olie en benzine), in transportmogelijkheden (het wiel, boten, treinen, vrachtwagens) en in communicatiemiddelen (nodig om de energiestromen en het transport te reguleren: het schrift, de drukpers, het telegram, de telefoon et cetera). Het zal niemand ontgaan dat deze innovaties doorgaan en wel in een steeds hoger tempo. Deze eeuw zag de opkomst van het internet als communicatiemiddel, waarmee het mogelijk was gegevens uit te wisselen met mensen aan de andere kant van de wereld, samen te werken zonder hoge kosten en toegang te krijgen tot boeken, muziek en video. Deze nieuwe communicatiemiddelen scheppen heel veel mogelijkheden, onder andere op het gebied van energie. Groene, vernieuwbare energie die door mensen zelf wordt opgewekt, wordt opgeslagen in de vorm van waterstof en wordt verspreid op een door mensen gedeeld 'energie internet', zal de marginale kosten van energie tot bijna nul laten dalen (marginale kosten: de kosten om meer van hetzelfde product te genereren). Energie zal dus niet langer kostbaar zijn, maar alom tegenwoordig. En dit maakt het mogelijk dat iedereen zijn eigen benodigdheden gaat produceren. 3D-printers zijn in opkomst. Hiermee kan iedereen, ook weer tegen materiaalkosten, in zijn/haar eigen behoeften voorzien. 3D-printers kunnen zelfs andere 3D-printers printen! We worden van 'consumers' dus 'prosumers'. Vervolgens zal de uitwisseling van goederen ook veel goedkoper worden door ontwikkelingen als het 'internet der dingen', wat de efficiëntste manier zal berekenen om energie te gebruiken en goederen van plek tot plek te krijgen, bijvoorbeeld middels 'drones'.
Rifkin noemt al deze ontwikkelingen samen 'De Derde Industriële Revolutie'. En deze revolutie zal onze economie ook ingrijpend veranderen, zoals het bij elke eerdere revolutie ook is gebeurd. Wij zijn namelijk zo opgegroeid in een kapitalistische omgeving (in elk geval mijn eigen generatie, voor jongeren ligt dit al weer anders), dat we het als normaal zijn gaan beschouwen. Dit zou 'het einde van de geschiedenis zijn'. Maar het kapitalisme als systeem zoals we dat nu kennen, is van recente oorsprong. Over de loop van eeuwen heeft het steeds meer gebieden van het leven in zich opgenomen en op de marktplaats gebracht, zodat we nu betalen voor muziek, verhalen, water, transport, elektriciteit, en zelfs: spiritualiteit (denk aan televisiedominees en megakerken). Er zijn hekken omheen geplaatst: deze terreinen zijn niet langer het bezit van iedereen, maar worden geëxploiteerd door ondernemers. En wij, van deze generatie, weten niet anders dan dat alles gekocht en verkocht kan worden. Ik noem dat wel eens het 'transactionele wereldbeeld'. Maar het is nu al zichtbaar dat de kapitalistische economie aan het plaatsmaken voor een andere vorm. En wel een economie van overvloed in plaats van schaarste of tekort.
Door de gratis productie van hernieuwbare energie en de toegang tot efficiënt transport en eigen productie via 3D-printers hoeven we niet meer om muziek, boeken, water, elektriciteit en spiritualiteit te concurreren. Iedereen kan zelf voorzien in wat hij/zij nodig heeft om te overleven, zonder afhankelijk te zijn van bedrijven. In deze economie zal het belangrijker zijn toegang te hebben tot voorzieningen, dan om ze te bezitten (dit zie je nu al met media), en we zullen met elkaar willen delen in plaats van te moeten kopen, samenwerken in plaats van concurreren. We zullen de bronnen van de wereld niet zien als grondstoffen om commercieel te exploiteren of op de markt te brengen, maar als een gedeeld goed dat we als gemeenschap zullen beheren, zodat iedereen er op een duurzame manier van kan profiteren. Rifkin noemt dit de 'collaborative commons'. Het systeem van de 'Commons' is al eeuwenlang in vele culturen gangbaar. Bijvoorbeeld in Zwitserland, waar mensen uit een dorp hun alpenweide niet in bezit hebben, maar de weiden zien als een gedeeld goed en het ook zo beheren. Ze zorgen samen voor het onderhoud ervan, en verdelen de opbrengsten naar ratio. Op deze manier zijn deze weiden al meer dan 800 jaar duurzaam onderhouden, en zijn ze niet kaalgevreten en geërodeerd! Dit oude systeem zal waarschijnlijk weer in belang toenemen, als we ons milieu, maar ook onze cultuur en ons geloof gaan zien als gedeeld goed.
(wordt vervolgd!)