Museum
Ze
kijken me aan vanuit
hun
glazen dozen met hun
kralenogen.
Vacht verkleurd.
De
mooiste veren grijs
onder
het stof. Houding stijf
hun
poot gebogen, valse grijns.
Hun
naam gespeld op geel papier
in
spinnenpoten, de datum
en
de vinder er zorgvuldig
bij
geplaatst. Zo wachten ze
geduldig,
maar de optocht
trekt
aan hen voorbij, nietsziend
met
kromme schouders, fluisterend
over
buurvrouw, koffie, werk.
Kinderen
die vragen wanneer
ze
weer naar buiten mogen. Licht
van
hun schermen doet de schaduw
dansen
tot aan sluitingstijd.
Het
doek valt opnieuw. Dit was hun
kans
om te bestaan. Hun laatste
glorie.
In de schemering
worden
ze opnieuw begraven.