donderdag 16 oktober 2014

Gedicht: mist

Mist

Je vluchtte weg tussen de bomen,
schreeuwend, maar ik kon je niet verstaan.
De weg was te zwaar geweest. Ons doel
achter de bergpas onbereikbaar.
Ik ben je achterna gelopen
in de mist. Steeds bleef je me voor.
Ik zag je rug, misschien je enkel,
dan was je weer verdwenen. Niets te zien,
Slechts witte flarden die zich sloten.
Mijn roep leek zinloos, doofde uit,
ik kon mezelf niet horen. De kou
sloeg ketens om mijn benen, mijn hart.
Maar ik bleef gaan, sloeg takken weg,
volgde afdrukken in het mos.
Tot ik je ontwaarde bij de rivier
water rond je voeten, gezicht betraand.
Ik riep je naam, je leek te schrikken,
keerde je om. Je ogen werden groot.
Mijn angst smolt weg en ik zag jou stralen.
De wind stak op en blies de hemel schoon
toen wij elkaar opnieuw omarmden.
De reis volbrachten we daarna samen.