donderdag 23 oktober 2014

Filmbespreking: What Dreams May Come

Toen een paar maanden geleden het nieuws bekend werd dat komiek en acteur Robin Williams zelfmoord had gepleegd, kwam dat als een grote klap. Ik was er meer van onder de indruk dan van de dood van Michael Jackson eerder, maar ik ben dan ook meer een film- dan een muziekliefhebber, en waardeerde Robin Williams erg vanwege zijn rollen in onder andere Alladin, Dead Poets Society, Good Will Hunting en ga zo maar door. Bij het kijken van What Dreams May Come moest ik weer denken aan zijn dood. Niet omdat zijn rol in deze film nu zo memorabel is. Hij speelt een sympathieke hoofdpersoon, en brengt zijn verbazing en vastberadenheid goed, maar het is geen rol waardoor hij zal blijven voortleven. De film zelf lijkt ook al in de vergetelheid te raken, en buiten enkele prachtige visuele effecten na (de geverfde tuin, de stad aan de overkant, de vlakte van de hel - allemaal ingegeven door romantische kunst) is dat mijns inziens niet onterecht. Een filmmaker als Christopher Nolan maakte met Inception al een veel bevreemdender beeld van een andere werkelijkheid, waardoor deze toch als zoet en oppervlakkig blijft hangen (zoals ook de romantische kunst waarop de beelden van het paradijs zijn gebaseerd uiteindelijk gekunsteld aanvoelen). Het geschetste beeld van de hemel acht ik ook theologisch zwak, alhoewel ik in de film wel mooie metaforen zag, maar daarover later meer. Nu terug naar de dood van Robin Williams. Daar moest ik aan denken, omdat deze film over zelfmoord gaat. En dat zijn karakter in de film zijn vrouw voorhoudt dat ze moet kiezen voor het leven. Het is ironisch dat Williams zelf in een zo duister gat terecht is gekomen, dat hij zelf die boodschappen niet meer kon horen en koos voor zelfdestructie in plaats van hoop. De film zelf toont ook hoe diep de wanhoop moet zijn voor iemand zo’n keuze maakt, en ik bedoel dus geen verwijt aan Williams. Zijn dood is een voortvloeisel uit onze menselijke toestand, waarbij we ons op onszelf teruggeworpen voelen en niet kunnen geloven dat we waardevol zijn, of geliefd. Maar dat betekent niet dat we niet waardevol zijn en dat we niet geliefd zijn.

Williams speelt Chris Nielsen, een arts die gelukkig getrouwd is met kunstenares Annie. Bij een auto-ongeluk komen hun beide kinderen om het leven. Die klap brengt Annie zo van slag dat ze in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden opgenomen. Er dreigt een scheiding aan te komen, maar Annie kiest ervoor om de draad weer op te pakken. Vier jaar later sterft Chris echter in een auto-ongeluk. Aan gene zijde van de dood wordt hij opgewacht door Albert, een oude vriend, die hem vertelt dat hij in de hemel is. Een hemel die er precies uitziet als een schilderij dat zijn vrouw heeft gemaakt (en zelfs bestaat uit verf). Voor hij ervan heeft kunnen genieten, krijgt hij te horen dat Annie is gestorven. En omdat ze niet gelooft dat ze er mag zijn, is ze in de hel terechtgekomen. Chris krijgt te horen dat hij dat maar moet accepteren, omdat niemand ooit uit de hel is teruggebracht. Maar hij steigert. Accepteren dat de vrouw die hij zijn hele leven heeft liefgehad, met wie hij al een keer door een hel was gegaan, die zijn leven was, voor eeuwig pijn zou lijden? Dat is hij niet van plan. Dus begint hij samen met Albert aan een reis naar de diepte om haar te gaan zoeken. Ondertussen moet hij ook de waarheid over zijn kinderen onder ogen zien, want waarom heeft hij hen in de hemel eigenlijk nog niet ontmoet?

De eerste aanwijzing dat deze film niet alleen maar te lezen is als een oppervlakkige ‘wish fulfillment’ van een Westers ideaal van het leven na de dood, was voor mij de naam van de schrijver van het oorspronkelijke verhaal. Richard Matheson. Hij is bekend als schrijver van onder andere The Omega Man, The Shrinking Man en nog veel andere verhalen (ik heb een interessante bundel SF-verhalen van hem in de kast staan). Zijn verhalen zijn meestal niet conventioneel, en zijn altijd op meerdere niveaus te lezen. Ik zie geen reden waarom dat met dit verhaal niet het geval zou zijn. (En de elementen waar ik me aan ergerde (het reïncarnatieaspect) leken er zo aan de haren bij te zijn gesleept, dat ik ervan uitga dat die niet bij het oorspronkelijke verhaal hoorden).
En een eindje op weg in de film wordt het zelfs geëxpliciteerd. Chris vraagt zijn begeleider Albert waar God eigenlijk is. Hij heeft hem namelijk nog niet ontmoet. Albert antwoordt: ‘Daarboven. En hij roept naar ons dat hij van ons houdt, en vraagt zich af waarom wij hem niet kunnen horen.’ Het lijkt eerst bedoeld als makkelijke oplossing om God buiten beeld te houden, maar niet veel later roept Chris hetzelfde tot zijn vrouw: ‘Ik houd van je!’. Maar ze hoort hem niet, gooit terpentine over een schilderij heen en zakt wanhopig in elkaar. En Chris ook, want waarom lukt het hem niet zijn liefde te communiceren? De parallel tussen deze twee scenes, zo kort achter elkaar, wijst erop dat hier het thematische hart van de film ligt, wat Richard Matheson wilde aanstippen: wat kun je doen om iemand ervan te overtuigen dat je van hem of haar houdt, als de ander je niet kan horen? Moet je dat maar accepteren en je rug naar die ander toekeren?
Ik werk op de communicatieafdeling van een organisatie, en daar heb ik wel eens de stelregel gehoord: als er iets misgaat in de communicatie en de ander heeft je niet begrepen, dan is dat niet de verantwoordelijkheid van de ander, maar van jou als degene die communiceert. Dan moet je je communicatie aanpassen. En dat is wat Chris doet. Toen hij en zijn vrouw nog leefden, dreigde hij haar ook al kwijt te raken. Zij beschuldigde hem er toen van dat hij niet bij haar was gebleven in haar verdriet, maar dat hij was gevlucht in zijn werk. En hij gaf haar gelijk. Daarom draait hij zich nu niet van haar af, maar gaat haar achterna, tot in de diepte van de hel. Als hij haar daar uiteindelijk aantreft, lukt het hem niet haar te overreden. Zijn argumenten vallen op dove oren. Ze herkent hem zelf niet. Dus besluit hij bij haar te blijven, en haar lot te delen. Hij blijft naast haar zitten, alleen om van haar te houden, zelfs al blijft zij tegen hem schelden, blijft ze hem slaan, blijft ze hem pijn doen. Zelfs al zou hij zelf dan ook verloren zijn. Hij zal zich nooit meer van haar afkeren.
Dat is precies hoe God ervoor gekozen heeft zijn liefde te communiceren naar de mensen die niet konden horen hoe hij zijn liefde voor hen uitschreeuwde. Hij heeft hen opgezocht, is bij hen komen zitten, en accepteerde zelfs hoe zij zich op hem uitleefden. Hij vergaf hen alles, omdat ze niet wisten wat ze deden. Tot zijn dood aan toe. ‘Hij opende zijn armen wijd aan het kruis’, zegt een regel in de Anglicaanse liturgie, heel mooi. Natuurlijk is het niet toevallig dat de hoofdpersoon van deze film ‘Chris’ heet. ‘Christy’ noemt zijn vrouw hem zelfs. Duidelijker kan het niet. Jezus Christus is Immanuel, God met ons. En hij heeft laten zien nooit zich van ons af te keren, zelfs niet als wij hem doden. Daar was het hem om te doen, al vanaf het begin. Niet om ons te straffen.
Albert zegt het tegen Chris: ‘Het is geen oordeel, geen rechtspraak’. Het is een gevolg. De mensen die niet de liefde van God ervaren, hebben (met de woorden van C.S. Lewis) zelf de sleutel omgedraaid aan de binnenkant van het slot. De liefde van God is namelijk niet veranderd. Ze zijn op zichzelf gericht en kiezen er kennelijk niet voor open te staan voor de ander, door zelfzucht of wanhoop. Dat is de straf - het wordt in de film ook gezegd: hun leven op Aarde was al tot een hel geworden. Zelfs de uitsluiting van mensen in het paradijs in Genesis 3 is niet te lezen als straf. God voorkomt dat de mens, die zo graag als God wilde worden en zichzelf dus centraal stelde, eeuwig zou blijven leven. Want dan zou de mens eeuwig zo op zichzelf gericht zijn, gebukt onder schaamte en de breuk met de ander. Hetzelfde verhaal uit Genesis suggereert dat de mens religie kan aangrijpen als alternatief om goed over zichzelf te denken, maar dat het vervullen van religieuze plichten niet helpt om te ontsnappen uit de eenzaamheid van het als God willen zijn - zie het verhaal van Kain. In de film komt een omgekeerd kerkgebouw voor - een treffend beeld hoe wij dat wat bedoeld is om de liefde van God te leren kennen, vervormen tot iets wat alleen ons eigen ego dient. De enige ontsnapping uit deze spiraal waarin wij wij onszelf verliezen is door de dood. We gaan verloren omdat we zo aan onze wanhoop of juis ego willen vasthouden, en kunnen alleen gered worden als we onze hand durven openen. Als we liefde toelaten. Daarop volgt de opstanding (wat in de film ook wordt gesymboliseerd, met beelden van water en onderdompeling, die met de doop en dus de dood zijn te associëren).

Voor ons die opgegroeid zijn in de westerse theologie klinkt dit allemaal vreemd, onwerkelijk. Wij denken namelijk van jongs af aan dat God zich aan een wet moet houden, en een soort ‘smetvrees’ heeft, dus dat hij zich wel van ons af moet keren als wij tekortschieten. Hij kan niet meer van ons houden, als wij niet perfect zouden zijn. En we zien het werk van Jezus (die in ons beeld vaak een heel ander karakter heeft dan God zelf) als een plaatsvervangend offer. God leeft zijn afkeer (smetvrees of ‘wettelijke straf’) uit op een onschuldige tussenpersoon (zijn eigen kind nota bene), en doet dan alsof wij die persoon zijn. Door zo te doen alsof (wij ‘staan in de positie van Christus’, of ‘God ziet ons in Christus’) kan God ons toch in zijn aanwezigheid accepteren. Maar hij kan niet werkelijk van ons, onvolmaakte mensen, houden. O wee als wij niet beschermd waren door het bloed van Jezus, dan zou hij ons wel raken met eeuwige toorn. Het is dus aan ons om ons te bekeren en ons achter het offer van Jezus te scharen, willen we kunnen zeggen dat God van ons houdt (niet van ons, maar van ons ‘In Christus). En we moeten ons best doen daar niet van achter vandaan te komen.
Gisteravond, toen ik deze film bekeek, werd ik voor het eerst echt boos om dit beeld van God. Echt boos. Het is toch van de zotte dat een man ervoor kan kiezen zijn vrouw te blijven liefhebben, ook als ze psychisch ziek is en hem uitscheldt, of ouders alles doen om in contact te blijven met hun kinderen, maar dat God zijn schepselen zomaar zou laten vallen als ze een fout maken, pijn hebben, of zich van hem afkeren. Het kan toch niet zo zijn dat God zo wankelmoedig is? Dat hij zegt van mensen te houden, maar er niets voor over heeft ze die liefde te laten ervaren? Het zou toch bizar zijn als God ons alleen maar zou accepteren als we ‘on our best behaviour’ zijn, en het hem niets zou kunnen schelen als we onszelf ‘verloren’ laten gaan? Gods liefde zou dan toch puur voorwaardelijk zijn, en geen ‘liefde’ mogen heten? Dan zou God toch meer een nare werkgever zijn, of slechte tiran? Zo’n God zouden we toch niet moeten willen dienen? Ik denk dat we hier echt boos om mogen, nee, moeten worden, want dit Godsbeeld doet totaal geen recht aan wie God is, en is dus eigenlijk zelfs godslasterlijk.
Wie God is, is voor eens en altijd zichtbaar geworden in Jezus, die mens werd, zich identificeerde met zieken en zondaars, en zich zonder protesteren aan het kruis liet nagelen om bij ons te zijn in onze dood. God die zich niet van mensen afkeert, ook niet als zij zich wel van hem afkeren. Die zich bij hen voegt en hen toeroept dat Hij van hen houdt, ook als zij weigeren naar Hem te luisteren. Die hen zelfs opzoekt in de dood, want die vormt voor Hem geen beperking. Dit is een heel ander Godsbeeld, maar wel een met diepe wortels in de christelijke traditie. Namelijk de Oosterse traditie. Kijk maar eens naar deze video waarin een Oosters Orthodoxe priester het verschil uitlegde tussen het reddingsverhaal uit de Westerse en dat uit de Oosterse traditie.


Inderdaad, God is in deze film niet in beeld gebracht, en Jezus ook niet. Maar zij worden wel zichtbaar in Chris/Christy als hij nederdaalt ter helle, en zijn vrouw daar niet alleen laat, zoals hij ook zijn kinderen overtuigt van zijn liefde en zijn respect voor hen als individu. Een krachtig beeld, dat ik op dit punt in mijn geloofsreis goed kon gebruiken. Net als Annie in deze film vind ik het moeilijk echt te geloven dat ik geliefd ben, dat iemand van mij kan houden, zoals ik ben. Zelfs als mijn vrouw me vertelt dat ze me knap vindt, en lief, en begripsvol, en moedig, lijkt het alsof ze het over een ander heeft en niet over mij. Ik vind namelijk zelf dat ik meer moet doen en beter moet zijn, voor ik geaccepteerd kan worden. Daarom heb ik dit soort verhalen nodig, om me ervan te overtuigen dat God daar in elk geval niet zo over denkt. Hij zoekt me op, ook al ben ik kritisch op mezelf en ongelukkig in mijn zelfafwijzing. Hij accepteert mijn frustratie, niet maar even, maar zo lang als nodig is tot uiteindelijk zijn liefde tot me gaat doordringen.

En nee, als lezer van N.T. Wright (en als bijbellezer), moet ik natuurlijk zeggen dat ik het in deze film geschetste beeld van het leven na de dood niet overtuigend vind. De bijbelse argumenten voor het geloof in de opstanding en het leven op de nieuwe Aarde ga ik hier niet herhalen (zie daarvoor dit blogbericht), maar ik werd hier ook aan herinnerd door de scene in de film waarbij Chris voor het eerst in de hemel is. Zijn vriend Albert vertelt hem dan dat hij een universum voor zichzelf alleen heeft, dat hij met zijn gedachten kan besturen. Alles is zoals hij bedenkt dat het moet zijn. Er hangt een vogel in de lucht, die pas gaat vliegen als Chris daartoe opdracht geeft. En ik dacht: dat zou voor mij helemaal niet de hemel zijn. Een universum dat ik bij elkaar zou hebben bedacht, zou tam, saai en voorspelbaar zijn. Ik zou alles al van te voren weten, en als ik bewegende wolken zou willen zien zou ik daar zelf voor moeten zorgen. Ik denk dat het bij de ervaring van schoonheid onontbeerlijk is dat het object een onafhankelijk bestaan heeft buiten jezelf. Dat je wordt geconfronteerd met iets echts, iets waars, iets eigens. Iets waar je een relatie mee zou kunnen hebben. Want ook liefde wil een object buiten zichzelf (denk aan de film Inception waarin de hoofdpersoon uiteindelijk ook geen relatie aangaat met de ideale vrouw in zijn droom, want die heeft niet alle kleine imperfecties van de echte vrouw. Hij wil een echt persoon kunnen liefhebben). En dat is waarom onze hoop die is van een opstanding en een vernieuwing van de schepping, in al zijn concreetheid. Misschien dat in dit licht het ‘reïncarnatie-einde’ positief is uit te leggen: als een opstanding in een nieuwe wereld. Geen fantasierijk, maar een echte wereld, waar echte schoonheid en echte liefde mogelijk zijn en blijven. Ik geloof dat Robin Williams die wereld ook zal kennen, want zoals zijn karakter dat in de film deed, zal God zich bij hem voegen in zijn wanhoop, en hem net zo lang liefhebben tot hij die liefde kan ontvangen. Gods liefde is namelijk nog veel groter dan die van Chris.