Ik herinner me nog goed dat we op de basisschool gymles kregen. En het uurtje gym begon er altijd mee dat we rondjes rond de zaal moesten hardlopen. Over de lijn op de linoleum vloer, voorbij de klimrekken, langs de bankjes, langs de ruimte met de turntoestellen. Een eindeloze tien minuten lang. Ik was altijd de langzaamste. Al tijdens het eerste rondje begonnen mijn klasgenoten op me uit te lopen. En al snel liep iedereen aan de andere kant van de zaal en kwam ik in mijn eentje achteraan. Het kwam zelfs voor dat ik door de snelsten weer werd ingehaald. Het was vernederend.
En als er tijdens gym teams werden gekozen voor een potje voetbal, of volleybal, of trefbal, werd ik er altijd als laatste tussenuit gehaald, samen met een vriend van me. De groep die uiteindelijk gedwongen was mij te kiezen, mopperde dan, want het betekende dat ze zouden gaan verliezen. Soms mochten mijn vriend en ik de keuzes maken, maar het scenario waarbij wij de laatsten waren, kwam vaak genoeg voor. Ook op de middelbare school. Ook op christelijke zomerkampen. Daar gingen mijn teamgenoten bij volleybal in een halve cirkel om mij heen staan, zodat de tegenstander maar niet in de verleiding zou komen een bal naar mij te spelen.
Ergens in die periode las ik een sciencefictionverhaal over een overbevolkte Aarde. Er waren zoveel mensen dat niet iedereen in leven kon blijven. Er was een selectieprocedure opgesteld. Als een kind op een bepaalde leeftijd kwam, moet hij testen ondergaan om zijn toekomst te bepalen. Een van die testen was een hardloopwedstrijd. Wie niet snel genoeg liep, werd gedood ... Dat scenario joeg me behoorlijk angst aan. De overleving van de snelste. Ik zou het niet lang uithouden als dat ooit werkelijkheid zou worden.
Het was natuurlijk een beeld voor onze op prestatie en productie gerichte maatschappij, waarbij je uit alle macht moet proberen mee te komen, omdat je anders in het stof bijt en achter blijft. Ik moest er weer aan terugdenken bij het zien van de nieuwe film Divergent. Ik moet toegeven dat ik sceptisch was toen ik naar de bioscoop ging. Een tienerfilm, die in productie werd genomen toen The Hunger Games een succes werd, met net als dat verhaal een stoere jonge vrouw in de hoofdrol die in een totalitaire, postapocalyptische samenleving overeind moet zien te blijven en een rol gaat spelen in de revolutie. Het klonk niet heel origineel. Maar ik ben sinds kort de gelukkige bezitter van een Pathe-pas, wat betekent dat ik naar elke film kan die ik wil voor een vast maandelijks bedrag. En dit was een sciencefictionfilm. Meer excuus heb ik niet nodig. In het eerste uur leek mijn verwachting uit te komen. Behalve wat indrukwekkende beelden van de toekomstige wereld (een vervallen Chicago, met overal windturbines), bleek het verhaal behoorlijk voorspelbaar. De hoofdpersoon blijkt bijzonder te zijn, sluit zich aan bij de stoerste groep, sluit vriendschap met een paar buitenbeentjes, maakt vijanden, moet zich bewijzen en ontmoet een zwijgzame, ogenschijnlijk harde jongen, die dan toch los blijkt te komen. Een paar van de bijfiguren vond ik bovendien interessanter dan het hoofdpersonage, die toch wel wat vlak leek. Misschien om het voor het gemiddelde tienermeisje makkelijker te maken zich met haar te identificeren.
Het uitgangspunt van de film leek me bovendien ook onwaarschijnlijk. Een wereld verdeeld in vijf partijen, die elk een bepaalde karaktereigenschap cultiveren, en die verschillende taken in de maatschappij uitoefenen. Tieners worden getest om te zien bij welke groep ze horen. Bij de meesten blijkt dat de groep waar ze in opgroeiden. Als je eenmaal bij een partij hoort, mag je niet meer van keuze veranderen. En de mensen waarbij de tests voor karaktereigenschappen niet doorslaggevend zijn, zijn voor deze maatschappij gevaarlijk. Maar aan de andere kant mogen mensen ongeacht de uitkomst van de test zelf kiezen bij welke partij ze zich aansluiten. Ze mogen bij de groep van de erudieten komen, ook als ze zelf zijn getest als opofferende zielen. Maar waarom is het dan een bedreiging als er mensen zijn die meerdere karaktereigenschappen hebben? Zij kunnen toch ook gewoon kiezen? Ik besloot het maar te zien als metafoor, en toen werd de film toch nog heel erg boeiend. Vooral omdat het verhaal een duister randje krijgt, de hoofdpersoon het echt heel moeilijk krijgt, karakters onverwachte keuzes maken en aan het eind opeens niet meer voorspelbaar was wat er in het vervolg zou gaan gebeuren. Ik leefde uiteindelijk echt mee, en dat maakt de film in mijn optiek een aanrader.
Films als Divergent (en de boeken waarop ze gebaseerd zijn) bereiken hun populariteit omdat ze voor de jonge lezers een vorm van ‘wish fulfillment’ bieden. Veel tieners willen graag geloven dat ze uniek zijn, dat zij horen bij een kleine groep mensen die niet zomaar kan worden ingedeeld in een kliek, dat de hokjes en vakjes maatschappij geen greep op hen heeft, en dat als ze door volwassenen niet begrepen worden, dat is omdat het hun taak is de wereld te vernieuwen. Voor zo iemand gelden de regels en beperkingen niet, want zij zijn de uitverkorenen. Harry Potters succes was hier ook deels door te verklaren, natuurlijk. In dit opzicht zouden deze verhalen ongezond kunnen zijn. Zie bijvoorbeeld mijn analyse van de rol van fantasie in mijn bespreking van The Secret Life of Walter Mitty. Hunger Games had dit probleem minder (daar is het karakter duidelijker slachtoffer van het systeem), maar de Harry Potterverhalen deconstrueren uiteindelijk zichzelf door Harry’s status als uitverkorene en Perkamentus’ lievelingetje onder de loep te nemen, waarbij blijkt dat zijn mentor veel voor hem verborgen hield en hij erg veel gemeen heeft met de boosaardige slechterik van de serie. Zijn overwinning behaalt hij uiteindelijk niet op basis van zijn uitzonderingsstatus (zo goed kan hij helemaal niet toveren), maar op basis van zijn opofferende liefde. En deze film maakte volgens mij een vergelijkbare keuze, die de kijker uitdaagt zich niet met de hoofdpersoon te identificeren vanwege haar status, maar vanwege haar bereidheid om iets heel moeilijks te doen.
In een zeker opzicht zijn we allemaal uitzonderingen. We passen geen van allen naadloos in het systeem van deze wereld. Ik vond dat deze film dat erg goed (misschien een beetje te goed, want weinig subtiel) uitbeeldde. De hoofdpersoon, Beatrice, sluit zich namelijk na haar mislukte test, aan bij de groep ‘Dauntless’, de onbevreesden - dit zijn de politieagenten en soldaten van de samenleving, wildebrassen die niets liever doen dan uit rijdende treinen springen en elkaar bruut tegen de grond werpen. Het was me niet echt duidelijk waarom iemand bij deze groep zou willen horen, maar dat ter zijde. De nieuwe lichting leden van de ‘Dauntless’-fractie wordt met gejuich ontvangen en de jongens en meisjes reageren euforisch. Een beetje zoals je na jarenlange scholing eindelijk deel mag zijn van het volwassen bestaan en een baan vindt. Nu gaat het werkelijke leven beginnen! Geen lessen meer, maar geld verdienen! Maar de nieuwelingen wacht een onaangename verrassing. Ze hebben wel voor deze groep gekozen, maar hun lidmaatschap is daarmee niet zeker. Er volgt een intensieve training, en wie niet genoeg presteert moet afhaken. Die wordt een fractieloze, een zwerver, alleen onderhouden door de vrijgevigheid van de zelfopofferende groep. De spanning neemt dus toe. De jongens en meisjes worden afgebeuld. Wie opgeeft in een gevecht, valt automatisch af. Degenen die succesvol zijn, kijken neer op de zwakkelingen die onderaan de rangorde bungelen. Sommigen die hun positie bovenaan de lijst verliezen (want als er een stijgt, bijvoorbeeld de hoofdpersoon, valt er een ander van de lijst af!) nemen hun toevlucht tot geweld, en sluiten zich aan bij schimmige gezelschappen. Mensen worden wantrouwig, bezorgd, hopeloos.
Een zelfde gevoel bekruipt mij soms in het werkende leven, dat met zijn functiewaarderingssystemen, ontslagen, beloningen en winstdoelstellingen niet veel verschilt van de situatie binnen ‘Dauntless’. Je wordt beoordeeld op je prestaties, en als die achterblijven bij de rest, is dat je eigen schuld en val je buiten het systeem. Dit is het kapitalistische systeem. Gelukkig hebben we in Nederland behoorlijke sociale voorzieningen die nog niet te ver afgekalfd zijn, maar deze film is gemaakt in de Verenigde Staten, en daar ben je veel meer op jezelf aangewezen. Niet voor niets wordt er over carrière maken gesproken als de ‘ratrace’. Ook in Nederland lezen we boeken als ‘Hoe word ik een rat’? Bijna driekwart van de mensen geeft aan slecht te slapen door spanningen op het werk, overspannenheid komt regelmatig voor, en we moeten op vakantie om weer bij te komen. De economie is een ‘zero sum game’, waar als je niet bij de winnaars behoort, je een verliezer bent. En over andere onderdelen van het volwassen leven denken we net zo. Kijk maar naar bijvoorbeeld de ‘dating scene’ - we beoordelen elkaar, moeten bijblijven bij de minimumeisen, we concurreren met elkaar. En de prestatiegerichte manier van denken is ook in de kerk doorgedrongen. Alsof het leven een spel is dat we moeten winnen, en waarin we niet het onderspit mogen delven. Maar je kunt er niet aan ontsnappen, lijkt het. Zelfs als je het eigenlijk anders wilt, als je weet dat je diep van binnen andere dingen belangrijk vind, als je afwijkend bent. De hoofdpersoon in dit verhaal, Beatrice, staat voor dit dilemma. Als ze niet oppast wordt ze ontmaskerd, en zal ze de dood vinden. Ze moet kijken naar de mensen om haar heen, de anderen in de ‘angstloze’ groep, en zich steeds afvragen wat die zouden doen. Dat moet ze vervolgens toepassen. Ze moet de kunst afkijken. Alleen zo valt ze niet op, trekt ze niet de aandacht, is ze niet afwijkend. Het is een stressvol bestaan, en ze vindt alleen rust bij een andere ‘afwijkende’, die zich op het eerste gezicht aan het systeem lijkt te hebben aangepast, maar die eigenlijk wil voldoen aan alle goede karaktereigenschappen en niet alleen aan de ‘onverschrokkenheid’. Als ze bij elkaar zijn kunnen ze even de race vergeten, kunnen ze even niet vergelijken, dan kunnen ze zichzelf zijn.
En dan blijkt dat een groep mensen het systeem misbruikt om zelf de macht te kunnen overnemen. En alle leden van de ‘onverschrokkenen’ laten zich daarvoor gebruiken. De film gebruikt het beeld van hersenspoeling. Een chemisch stofje maakt ze allemaal ontvankelijk, en ze nemen de idealen van de leidinggevenden over als de hunne. Dus zien ze er opeens geen been in om onschuldige mannen, vrouwen en kinderen onder schot te nemen en gevangen af te voeren. Vergezocht? Ik denk het niet. Ik zag dit weekeinde ook de film The Book Thief, die zich afspeelt in Nazi-Duitsland. En heel normale burgers, jongens en meisjes, scanderen mee: ‘Deutschland uber alles’. Als je ze het voor de opkomst van het nazisme zou hebben gevraagd, zouden ze vast gezegd hebben dat ze goede mensen wilden zijn die niet zomaar anderen wilden doden. Maar het systeem heeft vat op ze gekregen en oefent nu door hen heen zijn wil uit. Ze zijn weerloos, omdat ze zich niet weerbaar hebben gemaakt. Ze hebben altijd al meegelopen, en dus lopen ze nu ook mee.
En hier wordt voor Beatrice en haar andere afwijkende partner de grens bereikt. Ze hebben zich tot nu toe kunnen verschuilen door te doen wat anderen ook deden en alleen in de veiligheid van elkaars omhelzing zichzelf te zijn. Maar als enigen zijn zij niet door het systeem ingepalmd. Als enigen zijn zij nog in staat hun eigen keuzes te maken. En ze willen niet onschuldigen het slachtoffer laten worden van de amibitie van hun eigen groep. Ik zie hier een parallel met de volgelingen van Jezus in onze maatschappij. Mensen die wel in de wereld leven, maar die niet van de wereld zijn. We moeten meedoen met de ‘ratrace’, anders kunnen we geen deel zijn van de maatschappij, dus soms moeten we de manier van handelen kopiëren van de mensen om ons heen. Maar er zijn grenzen. Daar waar de menselijke waardigheid in het geding komt, waar mensen hun identiteit dreigen te verliezen, en het slachtoffer worden van machtswellust, moeten we in opstand komen. Want dan zijn wij degenen die zien dat de keizer geen kleren aanheeft. Dan zijn wij het die zien dat het systeem misbruikend is geworden.
Hoe kunnen we het systeem veranderen? Ook daar geeft de film een antwoord op. Laat ik dit verklappen: het is niet door ook geweld te gebruiken, zoals het systeem. Het is niet door het zwaard te pakken en zelf een revolutie op gang te brengen. Dat was niet hoe Jezus het deed, en wij volgen hem. Hij veranderde het systeem door zwak te zijn, door zich aan het kruis te laten nagelen, terwijl hij bad: ‘Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat ze doen’. Het lijkt contra-intuïtief. Hoe kan zo’n daad van opoffering nu ooit de wereld veranderen? Hoe kan je zo mensen overtuigen, als je uit eigen keuze het slachtoffer wordt van het systeem? Maar Jezus’ opoffering was een daad van liefde. Juist doordat hij de mensen vergaf die het hem aandeden, konden die niet van zijn kruis wegkijken. Ze konden zijn lijden niet negeren. Want hij ontmaskerde hun betrokkenheid bij een systeem dat onschuldigen doet lijden en drukte tegelijk uit dat hij henzelf daar niet van beschuldigde, maar het systeem. En dat raakte hun hart. Daardoor werd de betovering verbroken. Hun ogen gingen open. Het systeem bleek slecht en onderdrukkend. Hun eigen daden bleken daaraan medeplichtig. En ze sloten zich aan bij de geweldloze revolutie van Gods liefde. Idealistisch? Natuurlijk. Misschien zelfs onrealistisch. Wat zwak is is immers kwetsbaar, en dat geldt ook voor Jezus’ offer. Hij nam een risico door zich zo kwetsbaar op te stellen. Want net zo goed had niemand zich er iets van aangetrokken en had het systeem de overhand behaald. Maar dat gebeurde niet. En dat is voor ons een belofte. Wij worden opgeroepen om als het puntje bij het paaltje komt het systeem te ontmaskeren. Niet door geweld, maar door opoffering. Door af te zien van een eigen systeem, maar te doen wat goed is voor de ander. Door onvoorwaardelijke liefde.
Wat er daarna gebeurt, is niet gegeven. Ook niet in deze film. En zo is het leven ook. We weten niet wat er volgt op onze keuze radicaal lief te hebben. We kunnen alleen de ene voet voor de andere zetten, en vertrouwen. Deze film herinnerde mij daaraan, en dat alleen al maakt hem de moeite waard.
En als er tijdens gym teams werden gekozen voor een potje voetbal, of volleybal, of trefbal, werd ik er altijd als laatste tussenuit gehaald, samen met een vriend van me. De groep die uiteindelijk gedwongen was mij te kiezen, mopperde dan, want het betekende dat ze zouden gaan verliezen. Soms mochten mijn vriend en ik de keuzes maken, maar het scenario waarbij wij de laatsten waren, kwam vaak genoeg voor. Ook op de middelbare school. Ook op christelijke zomerkampen. Daar gingen mijn teamgenoten bij volleybal in een halve cirkel om mij heen staan, zodat de tegenstander maar niet in de verleiding zou komen een bal naar mij te spelen.
Ergens in die periode las ik een sciencefictionverhaal over een overbevolkte Aarde. Er waren zoveel mensen dat niet iedereen in leven kon blijven. Er was een selectieprocedure opgesteld. Als een kind op een bepaalde leeftijd kwam, moet hij testen ondergaan om zijn toekomst te bepalen. Een van die testen was een hardloopwedstrijd. Wie niet snel genoeg liep, werd gedood ... Dat scenario joeg me behoorlijk angst aan. De overleving van de snelste. Ik zou het niet lang uithouden als dat ooit werkelijkheid zou worden.
Het was natuurlijk een beeld voor onze op prestatie en productie gerichte maatschappij, waarbij je uit alle macht moet proberen mee te komen, omdat je anders in het stof bijt en achter blijft. Ik moest er weer aan terugdenken bij het zien van de nieuwe film Divergent. Ik moet toegeven dat ik sceptisch was toen ik naar de bioscoop ging. Een tienerfilm, die in productie werd genomen toen The Hunger Games een succes werd, met net als dat verhaal een stoere jonge vrouw in de hoofdrol die in een totalitaire, postapocalyptische samenleving overeind moet zien te blijven en een rol gaat spelen in de revolutie. Het klonk niet heel origineel. Maar ik ben sinds kort de gelukkige bezitter van een Pathe-pas, wat betekent dat ik naar elke film kan die ik wil voor een vast maandelijks bedrag. En dit was een sciencefictionfilm. Meer excuus heb ik niet nodig. In het eerste uur leek mijn verwachting uit te komen. Behalve wat indrukwekkende beelden van de toekomstige wereld (een vervallen Chicago, met overal windturbines), bleek het verhaal behoorlijk voorspelbaar. De hoofdpersoon blijkt bijzonder te zijn, sluit zich aan bij de stoerste groep, sluit vriendschap met een paar buitenbeentjes, maakt vijanden, moet zich bewijzen en ontmoet een zwijgzame, ogenschijnlijk harde jongen, die dan toch los blijkt te komen. Een paar van de bijfiguren vond ik bovendien interessanter dan het hoofdpersonage, die toch wel wat vlak leek. Misschien om het voor het gemiddelde tienermeisje makkelijker te maken zich met haar te identificeren.
Het uitgangspunt van de film leek me bovendien ook onwaarschijnlijk. Een wereld verdeeld in vijf partijen, die elk een bepaalde karaktereigenschap cultiveren, en die verschillende taken in de maatschappij uitoefenen. Tieners worden getest om te zien bij welke groep ze horen. Bij de meesten blijkt dat de groep waar ze in opgroeiden. Als je eenmaal bij een partij hoort, mag je niet meer van keuze veranderen. En de mensen waarbij de tests voor karaktereigenschappen niet doorslaggevend zijn, zijn voor deze maatschappij gevaarlijk. Maar aan de andere kant mogen mensen ongeacht de uitkomst van de test zelf kiezen bij welke partij ze zich aansluiten. Ze mogen bij de groep van de erudieten komen, ook als ze zelf zijn getest als opofferende zielen. Maar waarom is het dan een bedreiging als er mensen zijn die meerdere karaktereigenschappen hebben? Zij kunnen toch ook gewoon kiezen? Ik besloot het maar te zien als metafoor, en toen werd de film toch nog heel erg boeiend. Vooral omdat het verhaal een duister randje krijgt, de hoofdpersoon het echt heel moeilijk krijgt, karakters onverwachte keuzes maken en aan het eind opeens niet meer voorspelbaar was wat er in het vervolg zou gaan gebeuren. Ik leefde uiteindelijk echt mee, en dat maakt de film in mijn optiek een aanrader.
Films als Divergent (en de boeken waarop ze gebaseerd zijn) bereiken hun populariteit omdat ze voor de jonge lezers een vorm van ‘wish fulfillment’ bieden. Veel tieners willen graag geloven dat ze uniek zijn, dat zij horen bij een kleine groep mensen die niet zomaar kan worden ingedeeld in een kliek, dat de hokjes en vakjes maatschappij geen greep op hen heeft, en dat als ze door volwassenen niet begrepen worden, dat is omdat het hun taak is de wereld te vernieuwen. Voor zo iemand gelden de regels en beperkingen niet, want zij zijn de uitverkorenen. Harry Potters succes was hier ook deels door te verklaren, natuurlijk. In dit opzicht zouden deze verhalen ongezond kunnen zijn. Zie bijvoorbeeld mijn analyse van de rol van fantasie in mijn bespreking van The Secret Life of Walter Mitty. Hunger Games had dit probleem minder (daar is het karakter duidelijker slachtoffer van het systeem), maar de Harry Potterverhalen deconstrueren uiteindelijk zichzelf door Harry’s status als uitverkorene en Perkamentus’ lievelingetje onder de loep te nemen, waarbij blijkt dat zijn mentor veel voor hem verborgen hield en hij erg veel gemeen heeft met de boosaardige slechterik van de serie. Zijn overwinning behaalt hij uiteindelijk niet op basis van zijn uitzonderingsstatus (zo goed kan hij helemaal niet toveren), maar op basis van zijn opofferende liefde. En deze film maakte volgens mij een vergelijkbare keuze, die de kijker uitdaagt zich niet met de hoofdpersoon te identificeren vanwege haar status, maar vanwege haar bereidheid om iets heel moeilijks te doen.
In een zeker opzicht zijn we allemaal uitzonderingen. We passen geen van allen naadloos in het systeem van deze wereld. Ik vond dat deze film dat erg goed (misschien een beetje te goed, want weinig subtiel) uitbeeldde. De hoofdpersoon, Beatrice, sluit zich namelijk na haar mislukte test, aan bij de groep ‘Dauntless’, de onbevreesden - dit zijn de politieagenten en soldaten van de samenleving, wildebrassen die niets liever doen dan uit rijdende treinen springen en elkaar bruut tegen de grond werpen. Het was me niet echt duidelijk waarom iemand bij deze groep zou willen horen, maar dat ter zijde. De nieuwe lichting leden van de ‘Dauntless’-fractie wordt met gejuich ontvangen en de jongens en meisjes reageren euforisch. Een beetje zoals je na jarenlange scholing eindelijk deel mag zijn van het volwassen bestaan en een baan vindt. Nu gaat het werkelijke leven beginnen! Geen lessen meer, maar geld verdienen! Maar de nieuwelingen wacht een onaangename verrassing. Ze hebben wel voor deze groep gekozen, maar hun lidmaatschap is daarmee niet zeker. Er volgt een intensieve training, en wie niet genoeg presteert moet afhaken. Die wordt een fractieloze, een zwerver, alleen onderhouden door de vrijgevigheid van de zelfopofferende groep. De spanning neemt dus toe. De jongens en meisjes worden afgebeuld. Wie opgeeft in een gevecht, valt automatisch af. Degenen die succesvol zijn, kijken neer op de zwakkelingen die onderaan de rangorde bungelen. Sommigen die hun positie bovenaan de lijst verliezen (want als er een stijgt, bijvoorbeeld de hoofdpersoon, valt er een ander van de lijst af!) nemen hun toevlucht tot geweld, en sluiten zich aan bij schimmige gezelschappen. Mensen worden wantrouwig, bezorgd, hopeloos.
Een zelfde gevoel bekruipt mij soms in het werkende leven, dat met zijn functiewaarderingssystemen, ontslagen, beloningen en winstdoelstellingen niet veel verschilt van de situatie binnen ‘Dauntless’. Je wordt beoordeeld op je prestaties, en als die achterblijven bij de rest, is dat je eigen schuld en val je buiten het systeem. Dit is het kapitalistische systeem. Gelukkig hebben we in Nederland behoorlijke sociale voorzieningen die nog niet te ver afgekalfd zijn, maar deze film is gemaakt in de Verenigde Staten, en daar ben je veel meer op jezelf aangewezen. Niet voor niets wordt er over carrière maken gesproken als de ‘ratrace’. Ook in Nederland lezen we boeken als ‘Hoe word ik een rat’? Bijna driekwart van de mensen geeft aan slecht te slapen door spanningen op het werk, overspannenheid komt regelmatig voor, en we moeten op vakantie om weer bij te komen. De economie is een ‘zero sum game’, waar als je niet bij de winnaars behoort, je een verliezer bent. En over andere onderdelen van het volwassen leven denken we net zo. Kijk maar naar bijvoorbeeld de ‘dating scene’ - we beoordelen elkaar, moeten bijblijven bij de minimumeisen, we concurreren met elkaar. En de prestatiegerichte manier van denken is ook in de kerk doorgedrongen. Alsof het leven een spel is dat we moeten winnen, en waarin we niet het onderspit mogen delven. Maar je kunt er niet aan ontsnappen, lijkt het. Zelfs als je het eigenlijk anders wilt, als je weet dat je diep van binnen andere dingen belangrijk vind, als je afwijkend bent. De hoofdpersoon in dit verhaal, Beatrice, staat voor dit dilemma. Als ze niet oppast wordt ze ontmaskerd, en zal ze de dood vinden. Ze moet kijken naar de mensen om haar heen, de anderen in de ‘angstloze’ groep, en zich steeds afvragen wat die zouden doen. Dat moet ze vervolgens toepassen. Ze moet de kunst afkijken. Alleen zo valt ze niet op, trekt ze niet de aandacht, is ze niet afwijkend. Het is een stressvol bestaan, en ze vindt alleen rust bij een andere ‘afwijkende’, die zich op het eerste gezicht aan het systeem lijkt te hebben aangepast, maar die eigenlijk wil voldoen aan alle goede karaktereigenschappen en niet alleen aan de ‘onverschrokkenheid’. Als ze bij elkaar zijn kunnen ze even de race vergeten, kunnen ze even niet vergelijken, dan kunnen ze zichzelf zijn.
En dan blijkt dat een groep mensen het systeem misbruikt om zelf de macht te kunnen overnemen. En alle leden van de ‘onverschrokkenen’ laten zich daarvoor gebruiken. De film gebruikt het beeld van hersenspoeling. Een chemisch stofje maakt ze allemaal ontvankelijk, en ze nemen de idealen van de leidinggevenden over als de hunne. Dus zien ze er opeens geen been in om onschuldige mannen, vrouwen en kinderen onder schot te nemen en gevangen af te voeren. Vergezocht? Ik denk het niet. Ik zag dit weekeinde ook de film The Book Thief, die zich afspeelt in Nazi-Duitsland. En heel normale burgers, jongens en meisjes, scanderen mee: ‘Deutschland uber alles’. Als je ze het voor de opkomst van het nazisme zou hebben gevraagd, zouden ze vast gezegd hebben dat ze goede mensen wilden zijn die niet zomaar anderen wilden doden. Maar het systeem heeft vat op ze gekregen en oefent nu door hen heen zijn wil uit. Ze zijn weerloos, omdat ze zich niet weerbaar hebben gemaakt. Ze hebben altijd al meegelopen, en dus lopen ze nu ook mee.
En hier wordt voor Beatrice en haar andere afwijkende partner de grens bereikt. Ze hebben zich tot nu toe kunnen verschuilen door te doen wat anderen ook deden en alleen in de veiligheid van elkaars omhelzing zichzelf te zijn. Maar als enigen zijn zij niet door het systeem ingepalmd. Als enigen zijn zij nog in staat hun eigen keuzes te maken. En ze willen niet onschuldigen het slachtoffer laten worden van de amibitie van hun eigen groep. Ik zie hier een parallel met de volgelingen van Jezus in onze maatschappij. Mensen die wel in de wereld leven, maar die niet van de wereld zijn. We moeten meedoen met de ‘ratrace’, anders kunnen we geen deel zijn van de maatschappij, dus soms moeten we de manier van handelen kopiëren van de mensen om ons heen. Maar er zijn grenzen. Daar waar de menselijke waardigheid in het geding komt, waar mensen hun identiteit dreigen te verliezen, en het slachtoffer worden van machtswellust, moeten we in opstand komen. Want dan zijn wij degenen die zien dat de keizer geen kleren aanheeft. Dan zijn wij het die zien dat het systeem misbruikend is geworden.
Hoe kunnen we het systeem veranderen? Ook daar geeft de film een antwoord op. Laat ik dit verklappen: het is niet door ook geweld te gebruiken, zoals het systeem. Het is niet door het zwaard te pakken en zelf een revolutie op gang te brengen. Dat was niet hoe Jezus het deed, en wij volgen hem. Hij veranderde het systeem door zwak te zijn, door zich aan het kruis te laten nagelen, terwijl hij bad: ‘Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat ze doen’. Het lijkt contra-intuïtief. Hoe kan zo’n daad van opoffering nu ooit de wereld veranderen? Hoe kan je zo mensen overtuigen, als je uit eigen keuze het slachtoffer wordt van het systeem? Maar Jezus’ opoffering was een daad van liefde. Juist doordat hij de mensen vergaf die het hem aandeden, konden die niet van zijn kruis wegkijken. Ze konden zijn lijden niet negeren. Want hij ontmaskerde hun betrokkenheid bij een systeem dat onschuldigen doet lijden en drukte tegelijk uit dat hij henzelf daar niet van beschuldigde, maar het systeem. En dat raakte hun hart. Daardoor werd de betovering verbroken. Hun ogen gingen open. Het systeem bleek slecht en onderdrukkend. Hun eigen daden bleken daaraan medeplichtig. En ze sloten zich aan bij de geweldloze revolutie van Gods liefde. Idealistisch? Natuurlijk. Misschien zelfs onrealistisch. Wat zwak is is immers kwetsbaar, en dat geldt ook voor Jezus’ offer. Hij nam een risico door zich zo kwetsbaar op te stellen. Want net zo goed had niemand zich er iets van aangetrokken en had het systeem de overhand behaald. Maar dat gebeurde niet. En dat is voor ons een belofte. Wij worden opgeroepen om als het puntje bij het paaltje komt het systeem te ontmaskeren. Niet door geweld, maar door opoffering. Door af te zien van een eigen systeem, maar te doen wat goed is voor de ander. Door onvoorwaardelijke liefde.
Wat er daarna gebeurt, is niet gegeven. Ook niet in deze film. En zo is het leven ook. We weten niet wat er volgt op onze keuze radicaal lief te hebben. We kunnen alleen de ene voet voor de andere zetten, en vertrouwen. Deze film herinnerde mij daaraan, en dat alleen al maakt hem de moeite waard.