Boodschappen die mij proberen duidelijk te maken dat ik iets ‘BEHOOR’ te doen of niet te doen, zijn in essentie manipulatief, omdat ze mij het recht op een eigen oordeel ontnemen. Daarom denk ik dat daar geen plaats voor is in het christelijke geloof. Maar voordat je nu geërgerd van dit essay weg klikt, laat ik duidelijk stellen dat ik geloof dat de bijbel duidelijk is dat er een manier van leven is die door God niet bedoeld is, namelijk dat wij onze lusten volgen en daardoor andere mensen hun vrijheid en waardigheid ontnemen of onszelf kwaad doen. Dit leven noemt de bijbel het ‘vlees’. Ik meen dat dit de ‘behorens’ zijn die ons door ons verlangen worden opgelegd - en als we zoals Mr. Rochester denken dat we onze verlangens ten koste van alles (ook ten koste van andere mensen) behoren te bevredigen, leven we uit het vlees. En: ‘Het is bekend wat het vlees allemaal teweegbrengt: ontucht, zeleoosheid en losbandigheid, afgoderij en toerij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen en nog meer van dat soort dingen’ (Galaten 5:19v). Deze manier van leven leidt tot de dood van onszelf en van anderen (‘wie op de akker van zijn zondige natuur zaait, oogst de dood’ (6:8)). De bijbel roept ons daarom op het vlees te laten afsterven. Dat wil volgens mij zeggen dat als we om ons verlangen te vervullen, onszelf of anderen zonder respect zouden moeten behandelen, we ervoor kiezen het niet doen. Want de mens is belangrijker dan het tijdelijke plezier van een vervuld verlangen.
De bijbel is er volgens mij net zo duidelijk over dat er een manier van leven is die hoort bij hoe mensen bedoeld zijn: een leven gebaseerd op het liefhebben, van God boven alles en je naaste als jezelf. Daarom dat God in de bijbel ook aanstuurt op verandering van mensen, tot deze manier van leven in hen zichtbaar wordt. Wie liefheeft heeft de wet vervuld, dat is het doel van God. Ook al heb ik het op mijn blog heel veel over de genade, en lijk ik zelfs voor de oppervlakkige lezer antinomianistisch, ik geloof wel degelijk dat God wil dat we op een bepaalde manier leven. Maar ik geloof niet dat deze manier van leven te bereiken is door motivatie van buitenaf, door boodschappen van ‘behoren’. Het gaat namelijk om liefde. En liefde is vrijwillig, liefde laat zich niet dwingen. Het IK WIL dat de basis is van ons handelen, kan niet van buitenaf veranderd worden. De wet heeft daar geen invloed op. We kunnen niet opeens iets anders gaan willen, omdat dat hoort. Regels, straf en beloning hebben er geen invloed op - wat we dan willen is namelijk niet goed te doen, maar straf ontlopen of beloond worden. Of bij de groep horen, of een goed christen gevonden worden. En dat is iets heel anders. Dat is niet wat God wil. Het leidt ook niet tot blijvende verandering. St. John Rivers probeert Jane Eyre op deze manier te veranderen, maar Jane heeft heel goed door dat de wet haar tot een vloek zou worden, en haar zou laten sterven. De wet is, net als het vlees, uiteindelijk dodelijk (‘Iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt’, Galaten 3:10).
Daarom dat God al in het oude testament, toen mensen nog onder de wet leefden, beloofde dat er een ander, een nieuw verbond zou komen. ‘Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden ‘Leer de HEER kennen’, want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al.’ (Jeremia 31:33v). En: ‘Ik zal hen een van hart en een van zin maken, zodat ze altijd ontzag voor mij zullen hebben. Ik zal hen met ontzag voor mij vervullen, zodat zij zich noot meer van mij zullen afkeren’ (32:40). En in Ezechiel: ‘Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mij wetten leven en mijn regels in acht nemen.’ (36:26v).
Dit alles is vervuld in het Nieuwe Testament. Jezus kwam om het nieuwe verbond in werking te stellen. En hoe deed hij dat? Door mensen lief te hebben. Kijk hoe hij met mensen omgaat in de evangeliën, welke verhalen hij vertelt. Hoeren, tollenaars, melaatsen krijgen van hem geen ‘behorens’ opgelegd. Ze horen dat ze vergeven zijn, dat ze geliefd zijn, dat ze oneindig waardevol zijn voor God. Zo waardevol dat Hij zich met hen identificeert -in hun zwakheid. En omdat ze van zichzelf gaan geloven dat ze waardevol zijn, krijgen ze respect voor zichzelf en voor anderen. Ze gaan anderen liefhebben, zoals God hen liefheeft. Zaccheus verkoopt zijn bezit niet omdat Jezus hem had verteld dat hij dat ‘hoorde’ te doen, maar omdat hij het zelf wilde. Zijn verlangen was veranderd.
Ook Paulus in zijn brieven legt eerst uit wat het evangelie heeft gedaan, hoe wij van uitgeslotenen in de aanwezigheid van de Vader zijn gebracht, hoe we hoewel we dood waren, met Jezus uit de dood zijn opgestaan en met Jezus zijn gezeten aan Gods rechterhand. Hij vertelt dat niets ons meer kan scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze heer. Dit is het goede nieuws. En als we dat echt gaan geloven, als we die waarheid echt tot ons laten doordringen, zal ons verlangen gaan veranderen. Dan zullen we ons niet langer willen laten regeren door onze zelfzuchtige verlangens (zoals Mr. Rochester), maar willen we anderen en onszelf met respect behandelen. En we zullen ons niet meer onder controle te hoeven houden met regels en verplichtingen (zoals St. John Rivers) omdat de liefde de angst heeft uitgedreven. “Volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf” (een indicatie van ‘behoren’ is dat er altijd een vorm van angst onder schuilt). Dit betekent dat we werkelijk vrij zijn! Om vrij te zijn heeft Christus ons vrij gemaakt. In plaats daarvan zullen we liefhebben ‘omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:18v). Eerst verandert ons verlangen, dan pas ons gedrag. ‘De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geluld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft’ (Galaten 5:22,23). Maar ons verlangen verandert niet door de wet, maar alleen door het goede nieuws - ‘wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet’ (v18). Daarom denk ik dat alle preken met ‘behorens’ in de kerk niet effectief zijn. Mensen zouden veel ingrijpender veranderen als ze het goede nieuws horen.
Dit zie ik ook terug bij Jane Eyre. Ze weigert namelijk om op het voorstel van Mr. Rochester in te gaan, ook al betekent dat dat ze berooid door het land moet zwerven. En waarom doet ze dat? Omdat ze zichzelf respecteert. “I care for myself. The more solitary, the more friendless, the more unsystained I am, the more I will respect myself. I will keep the law given by God; sanctioned by man. I will hold to the principles received by me when I was sane, and not mad, as I am now. Laws and principles are not for the times when there is no temptation: they are for such moments as this, when body and soul rise in mutiny against their rigour; stringent are they; inviolate they shall be. If at my individual convenience I might break them, what would be their worth? They have a worth- so I have always believed; and if I cannot believe it now, it is because I am insane.” Nog even voorbijziend aan het feit dat het in de negentiende eeuw waarschijnlijk een behoorlijke schok was dat een vrouw zichzelf zo respecteerde en zichzelf zo waardevol vond, wordt hier de basis zichtbaar van Jane Eyre’s karakter. Ze houdt zich aan de huwelijkswet, niet omdat het ‘behoort’, maar omdat ze zichzelf en anderen zo waardevol vindt en zo respecteert dat ze zich aan deze wet wil houden. Uit haar conversatie met St. John Rivers weten we namelijk dat ze zich niet houdt aan regels puur omdat iemand ze oplegt. Hij haalt er zelfs bijbelteksten bij aan om haar ertoe te brengen met hem te trouwen en naar India te gaan. Volgens hem is het de wil van God. Maar ook dan zegt ze ‘Nee’. Ze houdt dus niet de regels omdat het regels zijn, maar omdat ze ziet dat deze regel gebaseerd is op echte liefde en echt respect voor mensen. Dat is wat ze wil en daarom kiest ze ervoor deze regel te houden. Ze MOET het, omdat ze het WIL. Zoals ze zag dat de woorden van St. John Rivers wel met bijbelteksten ondersteund waren, maar niet haar als persoon respecteerden en haar waardigheid niet respecteerden, en ze daarom niet met hem kon trouwen. Ze MOEST hem pijn doen door hem af te wijzen, zoals ze haar eigen verlangen naar Mr. Rochester MOEST ontkennen. Omdat ze zichzelf en hen met respect WILDE behandelen.
Jane is twee keer in staat een ‘behoren’ te weerstaan. Een ‘behoren’ dat voortkomt uit het zelfzuchtige verlangen (uit het ‘vlees’ zou de bijbel zeggen), en een ‘behoren’ dat voortkomt uit de regels (uit de ‘wet’ zou de bijbel zeggen). Waarom was ze daartoe in staat? Omdat ze geloofde in God. Haar geloof in God was anders dan het geloof van Mr. Rochester, of St. John Rivers. Die hadden beide eigenlijk een overeenkomend beeld van God. Allebei geloofden ze in een God die de daden van mensen woog en ze overeenkomstig zou belonen dan wel straffen. Mr. Rochester geloofde daarom dat hij toch al verdoemd was en alles kon doen wat hij verlangde, en St. John Rivers geloofde dat God hem zou belonen in de eeuwigheid als hij zendeling werd. Maar Jane heeft een heel ander Godsbeeld. Dat blijkt als ze afscheid neemt van St. John. Ze zegt daar: ‘I mounted to my chamber; locked myself in; fell on my knees; and prayed in my way - a different way to St. Johns, but effective in its own fashion. I seemed to penetrate very near a Mighty Spirit; and my soul rushed out in gratitute at His feet. I rose from the tanksgiving- took a resolve - and lay down, unscared enlightened - eager but for the daylight.’
Dat verschilt nogal van de God tot wie St. John bidt (of tegen wie hij minipreekjes afsteekt). Dit is een God waarvan Jane weet en ervaart dat Hij er voor haar is, dat Hij van haar houdt. Daarom dat ze opstaat met dankbaarheid. Zelfs al zou ze niet de juiste keuze gemaakt hebben, deze God respecteert haar als persoon en wijst haar niet af. En daarom kan ze handelen met respect voor zichzelf. En voor anderen (het is tekenend dat het boek eindigt met St. John - het feit dat Jane hem afwees, wil niet zeggen dat ze hem niet respecteert. Ze laat hem in zijn waarde, zoals ze zichzelf in haar waarde laat).
Jane had dit godsbeeld niet van zichzelf - ze groeide juist op als wees in een hard huishouden. Niet de beste omgeving om respect te leren. Maar ik geloof dat het is terug te voeren op haar eerste vriendin Helen Burns. Niet voor niets heeft Charlotte Bronte zoveel aandacht besteed aan deze vriendschap. Dit is de basis om de rest van het werk te interpreteren. Goed, wat dogma’s betreft zou ik als ik muggenzifterig was op haar overtuigingen wel wat aan te merken kunnen hebben (maar daar moet ik nog een keer een ander essay over schrijven) en ze maakt niet echt melding van Jezus - degene door wie wij de Vader hebben leren kennen op de manier zoals Helen Hem beschrijft. Maar hoe Helen God beschrijft, is hoe ik hem heb leren kennen - door Jezus en in mijn gebeden. Als Jane vraagt: ‘Where Is God? What is God?’, antwoordt Helen: ‘My Maker and yours, who will never destroy what He created. I rely implicitly on His power, and confide wholly in His goodness: I count the hours till that eventful one arrives which shall restore me to Him, reveal Him to me.’ En dan vraagt Jane: ‘You are sure then Helen, that there is such a place as heaven, and that our souls can get to it when we die?’. Helen antwoordt: ‘I am sure there is a future state; I believe God is good; I can resign my immortal part to Him without any misgiving. God is my father; God is my friend: I love Him; I believe He loves me.” Jane vraagt: “And shall I see you again, Helen, when I die?”. Ze antwoordt: “You will come to the same region of happiness: be received by the same mighty, universal Parent, no doubt, dear Jane.”
Dit is wat Jane is gaan geloven. Voor haar heeft Gods liefde inderdaad de angst uitgebannen. Ze verlangt niet meer naar beloning voor haar inspanning, en is niet meer bang om door God gestraft te worden. In plaats daarvan weet ze dat God van haar houdt, en haar nooit zal vernietigen, maar haar bij zich wil hebben in zijn eeuwigheid. God is haar vriend, en zal zichzelf aan Haar openbaren. Ze heeft van God waardigheid gekregen, zoals ieder mens van God waarde heeft gekregen. En daarom WIL ze zichzelf en anderen met waardigheid behandelen, ook al MOET ze daarvoor zichzelf soms ontkennen, en anderen pijn doen door ze af te wijzen. Maar ze BEHOORT niets meer. Ze is vrij!
Ik wil ook op deze manier leven. Ik BEHOOR niet meer bijbelstudie te doen of te bidden - ik hoef mezelf niet meer onder druk te zetten om daar mijn tijd mee te vullen. Of God van mij houdt hangt er niet van af. Maar ik realiseer me dat mijn diepste verlangen is om te schrijven. Dat WIL ik, zoals ik nooit heb willen bijbelstudie doen, en daarom MOET ik er tijd voor maken. Daarom MOET ik er elke dag voor zitten. Dat past bij mij. Het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik ga er niet aan onderdoor, ik kom er juist door tot leven. Maar net zo WIL ik anderen respecteren. Ik WIL anderen zien zoals God ze ziet. Daarom MOET ik soms dingen doen die in eerste instantie ongemakkelijk zijn, uit mijn comfortzone komen, bijvoorbeeld om een zwerver niet als minder dan menselijk af te schudden, maar hem of haar echt in de ogen te kijken. Maar ook hier ga ik niet aan ten onder, het is voor mij geen verplichting die mij overspannen maakt, want het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik geloof zelfs dat ik er uiteindelijk meer mens door wordt, en niet minder. Want we zijn het meest mens als we liefhebben, zoals God ons heeft liefgehad. God, de universele Ouder, die ons en hen ooit zal ontvangen in zijn huis van blijdschap.
De bijbel is er volgens mij net zo duidelijk over dat er een manier van leven is die hoort bij hoe mensen bedoeld zijn: een leven gebaseerd op het liefhebben, van God boven alles en je naaste als jezelf. Daarom dat God in de bijbel ook aanstuurt op verandering van mensen, tot deze manier van leven in hen zichtbaar wordt. Wie liefheeft heeft de wet vervuld, dat is het doel van God. Ook al heb ik het op mijn blog heel veel over de genade, en lijk ik zelfs voor de oppervlakkige lezer antinomianistisch, ik geloof wel degelijk dat God wil dat we op een bepaalde manier leven. Maar ik geloof niet dat deze manier van leven te bereiken is door motivatie van buitenaf, door boodschappen van ‘behoren’. Het gaat namelijk om liefde. En liefde is vrijwillig, liefde laat zich niet dwingen. Het IK WIL dat de basis is van ons handelen, kan niet van buitenaf veranderd worden. De wet heeft daar geen invloed op. We kunnen niet opeens iets anders gaan willen, omdat dat hoort. Regels, straf en beloning hebben er geen invloed op - wat we dan willen is namelijk niet goed te doen, maar straf ontlopen of beloond worden. Of bij de groep horen, of een goed christen gevonden worden. En dat is iets heel anders. Dat is niet wat God wil. Het leidt ook niet tot blijvende verandering. St. John Rivers probeert Jane Eyre op deze manier te veranderen, maar Jane heeft heel goed door dat de wet haar tot een vloek zou worden, en haar zou laten sterven. De wet is, net als het vlees, uiteindelijk dodelijk (‘Iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt’, Galaten 3:10).
Daarom dat God al in het oude testament, toen mensen nog onder de wet leefden, beloofde dat er een ander, een nieuw verbond zou komen. ‘Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden ‘Leer de HEER kennen’, want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al.’ (Jeremia 31:33v). En: ‘Ik zal hen een van hart en een van zin maken, zodat ze altijd ontzag voor mij zullen hebben. Ik zal hen met ontzag voor mij vervullen, zodat zij zich noot meer van mij zullen afkeren’ (32:40). En in Ezechiel: ‘Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mij wetten leven en mijn regels in acht nemen.’ (36:26v).
Dit alles is vervuld in het Nieuwe Testament. Jezus kwam om het nieuwe verbond in werking te stellen. En hoe deed hij dat? Door mensen lief te hebben. Kijk hoe hij met mensen omgaat in de evangeliën, welke verhalen hij vertelt. Hoeren, tollenaars, melaatsen krijgen van hem geen ‘behorens’ opgelegd. Ze horen dat ze vergeven zijn, dat ze geliefd zijn, dat ze oneindig waardevol zijn voor God. Zo waardevol dat Hij zich met hen identificeert -in hun zwakheid. En omdat ze van zichzelf gaan geloven dat ze waardevol zijn, krijgen ze respect voor zichzelf en voor anderen. Ze gaan anderen liefhebben, zoals God hen liefheeft. Zaccheus verkoopt zijn bezit niet omdat Jezus hem had verteld dat hij dat ‘hoorde’ te doen, maar omdat hij het zelf wilde. Zijn verlangen was veranderd.
Ook Paulus in zijn brieven legt eerst uit wat het evangelie heeft gedaan, hoe wij van uitgeslotenen in de aanwezigheid van de Vader zijn gebracht, hoe we hoewel we dood waren, met Jezus uit de dood zijn opgestaan en met Jezus zijn gezeten aan Gods rechterhand. Hij vertelt dat niets ons meer kan scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze heer. Dit is het goede nieuws. En als we dat echt gaan geloven, als we die waarheid echt tot ons laten doordringen, zal ons verlangen gaan veranderen. Dan zullen we ons niet langer willen laten regeren door onze zelfzuchtige verlangens (zoals Mr. Rochester), maar willen we anderen en onszelf met respect behandelen. En we zullen ons niet meer onder controle te hoeven houden met regels en verplichtingen (zoals St. John Rivers) omdat de liefde de angst heeft uitgedreven. “Volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf” (een indicatie van ‘behoren’ is dat er altijd een vorm van angst onder schuilt). Dit betekent dat we werkelijk vrij zijn! Om vrij te zijn heeft Christus ons vrij gemaakt. In plaats daarvan zullen we liefhebben ‘omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:18v). Eerst verandert ons verlangen, dan pas ons gedrag. ‘De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geluld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft’ (Galaten 5:22,23). Maar ons verlangen verandert niet door de wet, maar alleen door het goede nieuws - ‘wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet’ (v18). Daarom denk ik dat alle preken met ‘behorens’ in de kerk niet effectief zijn. Mensen zouden veel ingrijpender veranderen als ze het goede nieuws horen.
Dit zie ik ook terug bij Jane Eyre. Ze weigert namelijk om op het voorstel van Mr. Rochester in te gaan, ook al betekent dat dat ze berooid door het land moet zwerven. En waarom doet ze dat? Omdat ze zichzelf respecteert. “I care for myself. The more solitary, the more friendless, the more unsystained I am, the more I will respect myself. I will keep the law given by God; sanctioned by man. I will hold to the principles received by me when I was sane, and not mad, as I am now. Laws and principles are not for the times when there is no temptation: they are for such moments as this, when body and soul rise in mutiny against their rigour; stringent are they; inviolate they shall be. If at my individual convenience I might break them, what would be their worth? They have a worth- so I have always believed; and if I cannot believe it now, it is because I am insane.” Nog even voorbijziend aan het feit dat het in de negentiende eeuw waarschijnlijk een behoorlijke schok was dat een vrouw zichzelf zo respecteerde en zichzelf zo waardevol vond, wordt hier de basis zichtbaar van Jane Eyre’s karakter. Ze houdt zich aan de huwelijkswet, niet omdat het ‘behoort’, maar omdat ze zichzelf en anderen zo waardevol vindt en zo respecteert dat ze zich aan deze wet wil houden. Uit haar conversatie met St. John Rivers weten we namelijk dat ze zich niet houdt aan regels puur omdat iemand ze oplegt. Hij haalt er zelfs bijbelteksten bij aan om haar ertoe te brengen met hem te trouwen en naar India te gaan. Volgens hem is het de wil van God. Maar ook dan zegt ze ‘Nee’. Ze houdt dus niet de regels omdat het regels zijn, maar omdat ze ziet dat deze regel gebaseerd is op echte liefde en echt respect voor mensen. Dat is wat ze wil en daarom kiest ze ervoor deze regel te houden. Ze MOET het, omdat ze het WIL. Zoals ze zag dat de woorden van St. John Rivers wel met bijbelteksten ondersteund waren, maar niet haar als persoon respecteerden en haar waardigheid niet respecteerden, en ze daarom niet met hem kon trouwen. Ze MOEST hem pijn doen door hem af te wijzen, zoals ze haar eigen verlangen naar Mr. Rochester MOEST ontkennen. Omdat ze zichzelf en hen met respect WILDE behandelen.
Jane is twee keer in staat een ‘behoren’ te weerstaan. Een ‘behoren’ dat voortkomt uit het zelfzuchtige verlangen (uit het ‘vlees’ zou de bijbel zeggen), en een ‘behoren’ dat voortkomt uit de regels (uit de ‘wet’ zou de bijbel zeggen). Waarom was ze daartoe in staat? Omdat ze geloofde in God. Haar geloof in God was anders dan het geloof van Mr. Rochester, of St. John Rivers. Die hadden beide eigenlijk een overeenkomend beeld van God. Allebei geloofden ze in een God die de daden van mensen woog en ze overeenkomstig zou belonen dan wel straffen. Mr. Rochester geloofde daarom dat hij toch al verdoemd was en alles kon doen wat hij verlangde, en St. John Rivers geloofde dat God hem zou belonen in de eeuwigheid als hij zendeling werd. Maar Jane heeft een heel ander Godsbeeld. Dat blijkt als ze afscheid neemt van St. John. Ze zegt daar: ‘I mounted to my chamber; locked myself in; fell on my knees; and prayed in my way - a different way to St. Johns, but effective in its own fashion. I seemed to penetrate very near a Mighty Spirit; and my soul rushed out in gratitute at His feet. I rose from the tanksgiving- took a resolve - and lay down, unscared enlightened - eager but for the daylight.’
Dat verschilt nogal van de God tot wie St. John bidt (of tegen wie hij minipreekjes afsteekt). Dit is een God waarvan Jane weet en ervaart dat Hij er voor haar is, dat Hij van haar houdt. Daarom dat ze opstaat met dankbaarheid. Zelfs al zou ze niet de juiste keuze gemaakt hebben, deze God respecteert haar als persoon en wijst haar niet af. En daarom kan ze handelen met respect voor zichzelf. En voor anderen (het is tekenend dat het boek eindigt met St. John - het feit dat Jane hem afwees, wil niet zeggen dat ze hem niet respecteert. Ze laat hem in zijn waarde, zoals ze zichzelf in haar waarde laat).
Jane had dit godsbeeld niet van zichzelf - ze groeide juist op als wees in een hard huishouden. Niet de beste omgeving om respect te leren. Maar ik geloof dat het is terug te voeren op haar eerste vriendin Helen Burns. Niet voor niets heeft Charlotte Bronte zoveel aandacht besteed aan deze vriendschap. Dit is de basis om de rest van het werk te interpreteren. Goed, wat dogma’s betreft zou ik als ik muggenzifterig was op haar overtuigingen wel wat aan te merken kunnen hebben (maar daar moet ik nog een keer een ander essay over schrijven) en ze maakt niet echt melding van Jezus - degene door wie wij de Vader hebben leren kennen op de manier zoals Helen Hem beschrijft. Maar hoe Helen God beschrijft, is hoe ik hem heb leren kennen - door Jezus en in mijn gebeden. Als Jane vraagt: ‘Where Is God? What is God?’, antwoordt Helen: ‘My Maker and yours, who will never destroy what He created. I rely implicitly on His power, and confide wholly in His goodness: I count the hours till that eventful one arrives which shall restore me to Him, reveal Him to me.’ En dan vraagt Jane: ‘You are sure then Helen, that there is such a place as heaven, and that our souls can get to it when we die?’. Helen antwoordt: ‘I am sure there is a future state; I believe God is good; I can resign my immortal part to Him without any misgiving. God is my father; God is my friend: I love Him; I believe He loves me.” Jane vraagt: “And shall I see you again, Helen, when I die?”. Ze antwoordt: “You will come to the same region of happiness: be received by the same mighty, universal Parent, no doubt, dear Jane.”
Dit is wat Jane is gaan geloven. Voor haar heeft Gods liefde inderdaad de angst uitgebannen. Ze verlangt niet meer naar beloning voor haar inspanning, en is niet meer bang om door God gestraft te worden. In plaats daarvan weet ze dat God van haar houdt, en haar nooit zal vernietigen, maar haar bij zich wil hebben in zijn eeuwigheid. God is haar vriend, en zal zichzelf aan Haar openbaren. Ze heeft van God waardigheid gekregen, zoals ieder mens van God waarde heeft gekregen. En daarom WIL ze zichzelf en anderen met waardigheid behandelen, ook al MOET ze daarvoor zichzelf soms ontkennen, en anderen pijn doen door ze af te wijzen. Maar ze BEHOORT niets meer. Ze is vrij!
Ik wil ook op deze manier leven. Ik BEHOOR niet meer bijbelstudie te doen of te bidden - ik hoef mezelf niet meer onder druk te zetten om daar mijn tijd mee te vullen. Of God van mij houdt hangt er niet van af. Maar ik realiseer me dat mijn diepste verlangen is om te schrijven. Dat WIL ik, zoals ik nooit heb willen bijbelstudie doen, en daarom MOET ik er tijd voor maken. Daarom MOET ik er elke dag voor zitten. Dat past bij mij. Het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik ga er niet aan onderdoor, ik kom er juist door tot leven. Maar net zo WIL ik anderen respecteren. Ik WIL anderen zien zoals God ze ziet. Daarom MOET ik soms dingen doen die in eerste instantie ongemakkelijk zijn, uit mijn comfortzone komen, bijvoorbeeld om een zwerver niet als minder dan menselijk af te schudden, maar hem of haar echt in de ogen te kijken. Maar ook hier ga ik niet aan ten onder, het is voor mij geen verplichting die mij overspannen maakt, want het is niet iets dat ik BEHOOR. Ik geloof zelfs dat ik er uiteindelijk meer mens door wordt, en niet minder. Want we zijn het meest mens als we liefhebben, zoals God ons heeft liefgehad. God, de universele Ouder, die ons en hen ooit zal ontvangen in zijn huis van blijdschap.