In maart begon ik met het publiceren van een zevendelige serie die ik ooit schreef voor een mensenrechtenorganisatie. Nu is het alweer bijna september! Gelukkig zijn de losse overdenkingen ook apart te lezen. Deel 1 vind je hier, en deel 2 hier.
Het is nogal wat, een campagne voor gerechtigheid. Een kwartiertje bladeren in de krant, een half uurtje kijken naar het acht uur-journaal, een dag op Facebook: het is genoeg om je de moed in de schoenen te laten zinken. Waar moet je als individu immers beginnen? Hoe kan je ook maar iets doen om een eind te maken aan het lijden van zoveel mensen? Het kwaad is overweldigend. Als het op de ene plek ongedaan is gemaakt, steekt het ergens anders weer de kop op. Als op het ene continent een epidemie is bestreden, breekt ergens anders een hongersnood uit. Als het ene conflict voorbij is, begint het volgende. Alle hulp die we bieden, alle acties die we organiseren, alle inspanningen die we leveren, ze lijken een druppel op een gloeiende plaat. Het effect ervan is altijd slechts tijdelijk. Hoeveel we ook geven van ons geld, onze tijd en onze energie, het is nooit genoeg. Er blijft altijd meer nodig. Meer steun, meer inspanning, meer financiën. Als we ons al niet verschuilen achter een muur van cynisme, spoeden we onherroepelijk af op overspannenheid. Zo werkt het in ieder geval voor mij. Het is de reden waarom ik liever niet te veel wil weten van wat er op de wereld aan ongerechtigheid gebeurt. Het lijkt allemaal hopeloos, slecht nieuws.
Maar ik zou geen overdenking schrijven voor deze website, als ik niet geloofde dat er goed nieuws te melden was: een boodschap die ons gevoel van zinloosheid verlicht, die betekenis verleent aan onze inspanningen, die hoop biedt op een blijvende verbetering voor ieder mens. Dit is het goede nieuws dat Jezus verkondigde: “De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij!” (Marcus 1:15). Het koninkrijk van God heeft ons bereikt (Lucas 10:9). Dit verandert de zaak. Dit zet alles wat we doen in een nieuw perspectief.
Wie de evangeliën leest, kan er niet omheen: het koninkrijk van God vormde de kern van Jezus’ boodschap, het ijkpunt waar hij steeds weer op terugkwam. Ons ongemak met de ongerechtigheid laat zien dat wij Jezus’ bedoeling niet hebben begrepen. We geloven in zijn dood en opstanding, maar we geloven niet wat die volgens Hem tot stand hebben gebracht: de vestiging van Gods regering op de Aarde. Een koninkrijk is namelijk niets anders dan het gebied waarin de wil van de koning gebeurt. Binnen de grenzen van Nederland vindt plaats wat de koningin besluit (ik weet dat de huidige politieke realiteit wat ingewikkelder is, maar het idee mag duidelijk zijn). Het koninkrijk van God is dus het gebied waar gebeurt wat God wil. Dat is waar Jezus op doelt in het ‘onze vader’: ‘Laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde, zoals in de hemel’ (Matteüs 6:10). Als het koninkrijk van God op een bepaalde plek arriveert, gebeurt daar de wil van God, zoals die nu al gebeurt in de hemel. En dat is het beste wat kan gebeuren. Dat is werkelijk goed. Dat geldt voor elk individu, elk gezin, elke organisatie en elke samenleving. Als Gods wil gebeurt, komen die tot hun eeuwige bestemming, hun ultieme ontplooiing, hun hemelse glorie. Jezus beschrijft wat zijn roeping was: ‘[God] heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuws te brengen … om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen’ (Lucas 4:18,19). Door zijn leven werd zichtbaar wat de wil van God was: blinden konden weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat werden gereinigd en doven konden weer horen, doden werden opgewekt en aan armen werd het goede nieuws bekendgemaakt (Lucas 7:22). Dit was wat God wilde, dit was wat Gods regering door Jezus heen tot stand bracht. En dit is wat Jezus voor ons beschikbaar heeft gemaakt door zijn dood en opstanding: als we ons bij hem aansluiten, worden we gered uit de macht van de duisternis en overgebracht naar het rijk van Gods geliefde zoon (Kolossenzen 1:13). Voortaan kan in ons en door ons heen de wil van God gebeuren.
Het koninkrijk van God is niet iets dat wij tot stand kunnen brengen, het is niet iets dat wij tevoorschijn kunnen roepen, dat wij kunnen maken of breken. Het is immers niet onze wil waarvan het afhankelijk is, maar die van God. Het enige dat wij kunnen doen om er deel aan te krijgen, is ons ervoor open te stellen. Jezus zei: “Wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan” (Marcus 10:15). Toen nog meer dan nu, kwam niemand op het idee iets van een kind te verwachten. Ze konden niets produceren, ze konden niets verdienen, niets aan de samenleving bijdragen, ze konden alleen ontvangen. Pas dit voorjaar realiseerde ik me dat het verhaal over de ‘rijke jongeling’ hiermee in verband staat. Het probleem van deze man was niet dat hij niet in staat was alles op te geven, maar dat hij dacht dat hij iets kon doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven (Marcus 10:17). Hij meende dat hij door zich aan regels te houden, kon zorgen dat Gods wil in zijn leven gebeurde. Maar Jezus hield al van hem zonder dat hij ook maar iets deed. Hij hoefde het koninkrijk van God alleen maar als een geschenk te ontvangen, er ruimte voor te maken in zijn leven. Daarom is het voor rijken zo moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan (vers 23). Zij denken dat ze iets kunnen bereiken met hun eigen inspanningen, hun eigen tijd, hun eigen geld. Ze denken dat zij zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor de gerechtigheid. Maar God is de enige die in staat is zijn wil te laten gebeuren. Alleen hij is verantwoordelijk voor zijn koninkrijk.
Het enige dat wij dus hoeven doen om te delen in Gods koninkrijk, is Hem te vragen zijn wil te laten gebeuren. We hoeven ons alleen aan hem beschikbaar te stellen, in elke situatie waarin we ons bevinden, elke dag opnieuw. Als we dat doen, verandert ons perspectief, dan krijgt ons leven een nieuwe basis, dan worden we opnieuw geboren. Pas als we niet langer op onszelf vertrouwen, maar op God, kunnen we het koninkrijk van God zien (Johannes 3:3,5). Dan zien we hoe de wil van God werkelijkheid wordt door wat we doen en wat we zeggen. Dan worden we verrast door de gevolgen van de meest eenvoudige daden van medemenselijkheid, van de kleinste woorden van liefde. Dan zien we wonderen die we niet hadden kunnen organiseren, blijvende veranderingen die we niet van te voren konden verwachten. Dan breken we niet onder de last van de gerechtigheid, maar vinden we rust voor onze zielen, en gaan we voort van kracht tot kracht, tot we voor God verschijnen in Sion, tot Gods koninkrijk wereldwijd werkelijkheid wordt (vergelijk Psalm 84:8).
Dit is pas werkelijk goed nieuws.
Het is nogal wat, een campagne voor gerechtigheid. Een kwartiertje bladeren in de krant, een half uurtje kijken naar het acht uur-journaal, een dag op Facebook: het is genoeg om je de moed in de schoenen te laten zinken. Waar moet je als individu immers beginnen? Hoe kan je ook maar iets doen om een eind te maken aan het lijden van zoveel mensen? Het kwaad is overweldigend. Als het op de ene plek ongedaan is gemaakt, steekt het ergens anders weer de kop op. Als op het ene continent een epidemie is bestreden, breekt ergens anders een hongersnood uit. Als het ene conflict voorbij is, begint het volgende. Alle hulp die we bieden, alle acties die we organiseren, alle inspanningen die we leveren, ze lijken een druppel op een gloeiende plaat. Het effect ervan is altijd slechts tijdelijk. Hoeveel we ook geven van ons geld, onze tijd en onze energie, het is nooit genoeg. Er blijft altijd meer nodig. Meer steun, meer inspanning, meer financiën. Als we ons al niet verschuilen achter een muur van cynisme, spoeden we onherroepelijk af op overspannenheid. Zo werkt het in ieder geval voor mij. Het is de reden waarom ik liever niet te veel wil weten van wat er op de wereld aan ongerechtigheid gebeurt. Het lijkt allemaal hopeloos, slecht nieuws.
Maar ik zou geen overdenking schrijven voor deze website, als ik niet geloofde dat er goed nieuws te melden was: een boodschap die ons gevoel van zinloosheid verlicht, die betekenis verleent aan onze inspanningen, die hoop biedt op een blijvende verbetering voor ieder mens. Dit is het goede nieuws dat Jezus verkondigde: “De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij!” (Marcus 1:15). Het koninkrijk van God heeft ons bereikt (Lucas 10:9). Dit verandert de zaak. Dit zet alles wat we doen in een nieuw perspectief.
Wie de evangeliën leest, kan er niet omheen: het koninkrijk van God vormde de kern van Jezus’ boodschap, het ijkpunt waar hij steeds weer op terugkwam. Ons ongemak met de ongerechtigheid laat zien dat wij Jezus’ bedoeling niet hebben begrepen. We geloven in zijn dood en opstanding, maar we geloven niet wat die volgens Hem tot stand hebben gebracht: de vestiging van Gods regering op de Aarde. Een koninkrijk is namelijk niets anders dan het gebied waarin de wil van de koning gebeurt. Binnen de grenzen van Nederland vindt plaats wat de koningin besluit (ik weet dat de huidige politieke realiteit wat ingewikkelder is, maar het idee mag duidelijk zijn). Het koninkrijk van God is dus het gebied waar gebeurt wat God wil. Dat is waar Jezus op doelt in het ‘onze vader’: ‘Laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde, zoals in de hemel’ (Matteüs 6:10). Als het koninkrijk van God op een bepaalde plek arriveert, gebeurt daar de wil van God, zoals die nu al gebeurt in de hemel. En dat is het beste wat kan gebeuren. Dat is werkelijk goed. Dat geldt voor elk individu, elk gezin, elke organisatie en elke samenleving. Als Gods wil gebeurt, komen die tot hun eeuwige bestemming, hun ultieme ontplooiing, hun hemelse glorie. Jezus beschrijft wat zijn roeping was: ‘[God] heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuws te brengen … om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen’ (Lucas 4:18,19). Door zijn leven werd zichtbaar wat de wil van God was: blinden konden weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat werden gereinigd en doven konden weer horen, doden werden opgewekt en aan armen werd het goede nieuws bekendgemaakt (Lucas 7:22). Dit was wat God wilde, dit was wat Gods regering door Jezus heen tot stand bracht. En dit is wat Jezus voor ons beschikbaar heeft gemaakt door zijn dood en opstanding: als we ons bij hem aansluiten, worden we gered uit de macht van de duisternis en overgebracht naar het rijk van Gods geliefde zoon (Kolossenzen 1:13). Voortaan kan in ons en door ons heen de wil van God gebeuren.
Het koninkrijk van God is niet iets dat wij tot stand kunnen brengen, het is niet iets dat wij tevoorschijn kunnen roepen, dat wij kunnen maken of breken. Het is immers niet onze wil waarvan het afhankelijk is, maar die van God. Het enige dat wij kunnen doen om er deel aan te krijgen, is ons ervoor open te stellen. Jezus zei: “Wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan” (Marcus 10:15). Toen nog meer dan nu, kwam niemand op het idee iets van een kind te verwachten. Ze konden niets produceren, ze konden niets verdienen, niets aan de samenleving bijdragen, ze konden alleen ontvangen. Pas dit voorjaar realiseerde ik me dat het verhaal over de ‘rijke jongeling’ hiermee in verband staat. Het probleem van deze man was niet dat hij niet in staat was alles op te geven, maar dat hij dacht dat hij iets kon doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven (Marcus 10:17). Hij meende dat hij door zich aan regels te houden, kon zorgen dat Gods wil in zijn leven gebeurde. Maar Jezus hield al van hem zonder dat hij ook maar iets deed. Hij hoefde het koninkrijk van God alleen maar als een geschenk te ontvangen, er ruimte voor te maken in zijn leven. Daarom is het voor rijken zo moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan (vers 23). Zij denken dat ze iets kunnen bereiken met hun eigen inspanningen, hun eigen tijd, hun eigen geld. Ze denken dat zij zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor de gerechtigheid. Maar God is de enige die in staat is zijn wil te laten gebeuren. Alleen hij is verantwoordelijk voor zijn koninkrijk.
Het enige dat wij dus hoeven doen om te delen in Gods koninkrijk, is Hem te vragen zijn wil te laten gebeuren. We hoeven ons alleen aan hem beschikbaar te stellen, in elke situatie waarin we ons bevinden, elke dag opnieuw. Als we dat doen, verandert ons perspectief, dan krijgt ons leven een nieuwe basis, dan worden we opnieuw geboren. Pas als we niet langer op onszelf vertrouwen, maar op God, kunnen we het koninkrijk van God zien (Johannes 3:3,5). Dan zien we hoe de wil van God werkelijkheid wordt door wat we doen en wat we zeggen. Dan worden we verrast door de gevolgen van de meest eenvoudige daden van medemenselijkheid, van de kleinste woorden van liefde. Dan zien we wonderen die we niet hadden kunnen organiseren, blijvende veranderingen die we niet van te voren konden verwachten. Dan breken we niet onder de last van de gerechtigheid, maar vinden we rust voor onze zielen, en gaan we voort van kracht tot kracht, tot we voor God verschijnen in Sion, tot Gods koninkrijk wereldwijd werkelijkheid wordt (vergelijk Psalm 84:8).
Dit is pas werkelijk goed nieuws.