zondag 18 september 2011

Lessen uit Amerika 2: Mutaties en meesterwerken

En een maand na deel een over mijn avonturen in de Verenigde Staten volgt hier dan eindelijk deel twee, maar goed, ik heb al uitgelegd waarom het weinig van schrijven voor mijn blog komt de laatste tijd. En meerdere vriendelijke volgers van mijn blog hebben me verzekerd mijn argumenten te begrijpen en niet met toortsen en hooivorken voor de deur van mijn appartement te verschijnen om mij tot schrijven te dwingen. Dank voor jullie geduld!
Met het kijken van de film Kung Fu Panda 2 was mijn spirituele reis namelijk nog niet afgelopen. Mijn vriend en ik zaten in het midden van de Verenigde Staten en hadden nog een week van avonturen voor de boeg. We bezochten eerst het Badlands National Park in South Dakota, een prachtig park met interessante rotsformaties, en een vindplaats van fascinerende zoogdierfossielen (ik vermaakte me zeer in een expositie van de daar teruggevonden soorten). We overnachtten vrijdagavond in Sioux Falls en reden de volgende dag naar Minneapolis in Minnesota om goede vrienden op te zoeken. Dat was nog een hele rit (de afstanden in de Verenigde Staten zijn van een wat andere orde dan die in Nederland). We wilden op tijd in de middag aankomen om een dansrecital mee te maken, dus we moesten vroeg vertrekken. Nadat ik nog een uurtje met mijn hoed over mijn ogen (ja, een hoed heeft heel veel voordelen!) had liggen soezen, pakte ik mijn moleskine schrift erbij (een beetje reclame maken moet kunnen), om naar God te luisteren.
Ik heb er een gewoonte van gemaakt al schrijvend naar God te luisteren - ik probeer op te schrijven wat uit het diepst van mijn hart opkomt, en vervolgens probeer ik te luisteren naar de woorden die God in mij laat opkomen als antwoord. Omdat ik schrijf, word ik minder snel afgeleid dan als ik alleen maar stil ben. Het helpt me te concentreren. Ik zou het eigenlijk vaker willen doen, maar als bij zoveel mensen het geval is, wordt mijn tijd opgeslokt door allerlei verplichtingen en passiviteit dat ik er maar zelden voor ga zitten. Maar als ik de tijd neem om naar God te richten, kom ik in contact met wat er diep in mijn hart leeft, en ontvang ik ook woorden die te bemoedigend zijn om niet van God afkomstig te zijn. Vaak wordt ik erdoor verrast, en schrijf ik zinnen op en beelden die ik (vanuit mijn bewuste denken) nooit over mezelf zou hebben durven zeggen. Ik vind het ook erg mooi om af en toe terug te lezen wat ik heb opgeschreven en mezelf aan de waarheden over God en over mij te herinneren. Daarom gebruik ik graag een stevig en kwalitatief goed schrift.
Een van de dingen die ik me ten doel had gesteld voor de reis naar Amerika, was om de bovengenoemde gewoonte weer op te pakken, en God de gelegenheid te geven tot mij te spreken. En ik heb ondertussen ontdekt dat de schrijfmethode ook prima in praktijk is te brengen op de passagiersplaats van een camper (mits ik mijn wagenziektemedicatie heb ingenomen). Dus deze morgen ging ik er weer voor zitten.

Ik had me eerder tijdens de reis gerealiseerd dat ik het moeilijk vind om op te komen voor wat ik belangrijk vind en graag wil. Ik ben geneigd om wat de ander wil automatisch al belangrijker en waardevoller in te schatten. Ik verontschuldig me (helaas nog steeds) voor mijn enthousiasme over vissen en boeken, en nuanceer mijn eigen prestaties en verworvenheden. Ik heb er bijvoorbeeld lang moeite mee gehad mijn schrijven te zien als mijn roeping - en dat terwijl er drie boeken van me verschenen zijn. Ik vind wat ik zelf doe minder waardevol dan wat anderen doen. Tegelijk verwijt ik het mezelf dat ik niet kan wat andere mensen kunnen. Ik zie iemand als mijn reisgenoot, die makkelijk met wildvreemden een praatje maakt, en ik denk dat ik dat eigenlijk ook zou moeten kunnen. Ik voel me tekortschieten omdat ik me wat afzijdig houd. Ik weet ook dat ik me vergelijk met mijn collega’s. Ik zie ze met het grootste gemak telefoneren, of een congres regelen, of een administratief systeem bijhouden en ik voel me een mislukkeling omdat ik dat niet kan of wil. Ik veracht mezelf om mijn vermeende tekortkomingen (want ik ben alleen anders, niet minder, dan anderen). Als er iets een recept is om ongelukkig te worden, is het deze combinatie. Ik ben door schade en schande tot de ontdekking gekomen dat zelfhaat en zelfveroordeling mijn grootste vijand zijn (en wellicht de vijand van veel meer mensen).
Dit waren de dingen die ik in mijn schrift opschreef, zo eerlijk als ik kon. Vervolgens vroeg ik God (al schrijvend) wat hij me hierover wilde zeggen. Wat ik daarna opschreef, kwam hier op neer: God had mij al uitgekozen voor de grondlegging van de wereld. Voordat de Aarde gemaakt was, bestond ik al in zijn verbeelding. Hij wilde dat ik er zou zijn, zoals ik zou zijn. God was bij het moment van de bevruchting, waarbij ik ontstond. Het was geen toeval welke eicel en welke zaadcel samensmelten. Het was ook geen toeval welke genen bij het proces van mitose terecht waren gekomen in die eicel en die zaadcel. De samenstelling van mijn genoom was geen ongelukkige dobbelsteenworp, waar ik maar mee had om te gaan in mijn latere leven. Nee, ik ben door God gewild, ik ben door God gemaakt. Ik ben Gods meesterwerk. Een kunstenaar gooit zijn meesterwerk niet in de prullenbak, en verkoopt het ook niet zomaar aan een ander. Nee, hij geeft het een ereplek in zijn huis of atelier, boven de schoorsteenmantel. Zo vindt God mij ook belangrijk - hij geeft mij een ereplaats.

De woorden drongen diep bij me binnen - nog steeds als ik erover schrijf. Ik realiseerde me dat mijn zelfbeeld drastisch zou veranderen als ik op deze manier naar mezelf zou kijken - als iemand die geen toevallige mislukking is, maar die door God al voor het begin van de schepping (13 miljard jaar geleden) gewild was. Maar goed, de cynische lezers zullen suggereren dat ik dit zelf had verzonnen, dat deze bevestigende woorden uit mijn eigen onderbewuste opkwamen. Ik houd die mogelijkheid zelf ook altijd open. Trouwens, als deze woorden uit mijn onderbewuste opkwamen, zouden ze niet minder waardevol zijn geweest. Want ze kwamen overeen met wat ik geloof dat de Bijbel zegt. Maar goed, ik heb er de gewoonte van gemaakt om, als ik zulke bemoedigende woorden van God ontvang, en het moeilijk vind die te geloven, te vragen om bevestiging. Ik weet niet meer of ik dat in dit geval ook vroeg, maar die bevestiging kwam toch. De volgende dag was het zondag en gingen we met de vrienden bij wie we logeerden naar de kerk - The Church of the Open Door vlak bij Minneapolis. Ik vond de aanbiddingsdienst al erg mooi, met liederen waarin de grootheid van God centraal stond. Daarna kwam de preek. En wat was het thema? De liefde van God, die ons actief zoekt, zoals een man zijn geliefde achterna komt. De liefde van God, die niet onze gehoorzaamheid zoekt (we zijn goed in gehoorzamen: geef ons maar regels, daar kunnen we wat mee), maar die ons hart wil. Hij wil ons helemaal. De spreker haalde onder andere C.S. Lewis aan, maar ook ‘The Sacred Romance’ van John Eldredge. (Mijn vrienden en ik hadden elkaar leren kennen op een forum over de boeken van John Eldredge, en hadden elkaar voor het eerst echt ontmoet op een conferentie van hem. Volgens mijn vrienden had hun voorganger nooit eerder iets van Eldredge aangehaald. We vonden het dus wel bijzonder). Maar het mooiste was dat de voorganger de tekst aanhaalde uit Efeze, waarin Paulus zegt dat wij zijn ‘uitgekozen van voor de grondlegging der wereld’ (Efeze 1:4). Mijn vriendin Lisa en ik keken elkaar aan. De spreker wist niet wat ik de afgelopen zaterdag van God had gehoord, maar het waren precies dezelfde woorden. God wilde mij - zoals ik ben - al voordat het heelal bestond.

Diezelfde zondag brachten we door met onze vrienden en Jeanne, een vriendin van hen en haar kinderen. Lisa en Jeanne zijn allebei enthousiast over de innerlijke genezing die God wil geven, en grijpen elke gelegenheid aan om daarvoor te bidden. Niet op een manier die je slecht over jezelf doet voelen (ik ken ook mensen die dat voor elkaar krijgen) of je schuldig laten zijn omdat je niet genoeg bidt of bijbelleest. Ze doen het op een enthousiaste, bemoedigende manier, in het vertrouwen dat het niet hun bidden is dat iets doet, maar de aanwezigheid van God. Ik had iets verteld van mijn verhaal, en vooral over mijn thuissituatie vroeger. Hoe mijn ouders op zijn zachtst gezegd weinig bemoedigend waren over mijn talenten en verlangens. Om een schrijnend voorbeeld te geven: ik schreef avonturenverhalen. Ik heb er ooit een keer een aan een van mijn ouders laten lezen. En die reageerde met de woorden: ‘Wat een onzin!’. Natuurlijk liet ik daarna nooit meer iets aan ze lezen. Dat was toen ik tiener was, maar nog steeds noemen ze mijn lezen ‘een verslaving’, en als ik enthousiast ben over schrijven, merken ze op dat er tegenwoordig toch niemand meer leest. Ik merkte tijdens mijn reis dat ik daar nog steeds boos over was. Mijn vrienden vroegen me hoe deze woorden van mijn ouders me over mezelf lieten denken. Het woord dat als antwoord in me opkwam was: waardeloos. Ikzelf, wie ik was, met mijn talenten en interesses, had geen waarde, omdat ik niet voldeed aan een bepaald ideaalbeeld. Vervolgens vroegen ze me of ze voor me mochten bidden, en of ik wilde luisteren wat God daarover tegen me wilde zeggen. Nu zou ik met Peter, de man van Lisa, die avond naar de bioscoop gaan, en wilden we op tijd zijn, dan moesten we vijf minuten later vertrekken. Dat lijkt weinig tijd voor een sessie van genezend gebed. Maar ik merkte dat mijn vrienden niet geloofden dat God altijd veel tijd nodig heeft. Dus we baden en ik luisterde. En opnieuw kwamen de woorden van de dag ervoor in me boven. Dat ik ben uitgekozen voor de grondlegging van de wereld, en dat ik Gods meesterwerk ben. De woorden die God me had gegeven waren het antwoord op de zelfbeschuldiging van waardeloosheid die ik met me meedroeg.

De tijd liet zich echter niet stopzetten en ik vertrok met Peter naar de bioscoop. De film waar we heengingen was X-men: First Class. En het zal na mijn verhaal over Kung Fu Panda geen verrassing meer voor jullie zijn, als ik vertel dat God ook door deze film tot mij leek te spreken. De film speelt zich af in een wereld waar mutanten worden geboren. Tieners ontdekken dat ze zijn geboren met het ‘X-gen’, en dat ze daardoor verschillende krachten ontwikkelen. De een kan de gedachten van mensen manipuleren, de ander heeft invloed op het magnetisme. De een heeft een supersonische schreeuw, de ander een genezingsfactor, de volgende straalt rode energiebundels uit. Sommigen kunnen hun huid in diamant veranderen, anderen beschikken over vleugels. Sommige mutaties zijn niet aan de buitenkant zichtbaar, en deze mensen kunnen leven zoals alle anderen. Andere mutaties zijn opvallender. Zo is er een meisje met een opvallende blauwe huid, die haar ware vorm altijd verborgen moet houden. En er is een jongen met de lenigheid, maar ook de grijpvoeten van een aap. Hij is altijd gepest omdat hij anders is dan anderen. En hij zoekt in het verhaal van de film naar een manier om zijn mutatie ongedaan te maken. Hij accepteert niet dat hij op deze manier geboren is. Hij wil zijn als alle andere, normale mensen. Zijn pogingen om zichzelf te laten conformeren aan de mensen buiten hem lopen (natuurlijk) uit op een mislukking - zoals mijn pogingen om op anderen te lijken leidt tot overspannenheid en depressie. In de loop van de film wordt hij door een ander karakter aangesproken. Die zegt hem: “Don’t change yourself. You are perfect the way you were born!”
Ook die woorden kwamen bij me binnen. Hoe ik ben, mijn genetische samenstelling, mijn vaardigheden en interesses, zijn geen toeval, maar zijn door God gewild. Ik hoef mezelf niet te veranderen. Ik hoef mezelf al helemaal niet meer te veroordelen. Ik mag erin rusten dat God mij heeft gekozen voor de grondlegging van de wereld, en mij ziet als zijn meesterwerk, dat hij een ereplek heeft gegeven.